direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Centrum Terborg 2018
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1509.BP000111-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Oude IJsselstreek heeft besloten om een bestemmingsplan op te stellen voor het centrum van Terborg. Dit plan borduurt voort op de ''Structuurvisie centrum Terborg'' op basis waarvan in de afgelopen jaren tal van projecten zijn gerealiseerd ter verbetering van de ruimtelijke, verkeerstechnische en functionele structuur. Het bestemmingsplan voorziet in een planologische regeling van de actuele bestaande situatie.

1.2 Doel van het bestemmingsplan

Het voornaamste doel van het bestemmingsplan is om een integrale planologische regeling te bieden die kan dienen als een gericht beleids- en toetsingskader voor het hele centrumgebied van Terborg. Deels worden hiervoor conserverende regelingen opgenomen om bestaande waarden vast te leggen, deels zorgen flexibele bepalingen voor de gewenste ontwikkelingsmogelijkheden.

1.3 Opzet van het bestemmingsplan

Het bestemmingsplan legt de bestaande situatie vast in een planologisch juridische regeling.

1.4 Plangebied

Terborg ligt in het zuiden van de regio de Achterhoek in de provincie Gelderland. Ten noordwesten van Terborg ligt Gaanderen. Ten zuidwesten van Terborg liggen Zeddam en 's Heerenberg. Ten zuiden van Terborg liggen Ulft en Gendringen. Ten oosten van Terborg ligt Varsseveld. Terborg is min of meer vastgegroeid aan drie andere kernen, namelijk Etten ten zuidwesten, Silvolde ten zuidoosten en Gaanderen (de grootste kern) ten noorden van Terborg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1509.BP000111-VA01_0001.jpg"

Afb. 1 Luchtfoto centrum Terborg

Het centrum, het plangebied van dit bestemmingsplan, omvat de Hoofdstraat, de historische route van Terborg. De westelijke grens ligt bij de aantakking op de Walstraat, de oostelijke ter hoogte van het St. Jorisplein. Ten zuiden ligt de plangrens bij het Gravenpad en de Laan van Wisch. Ten noorden wordt de Walstraat inclusief de bebouwing aan de zuidzijde van deze straat meegenomen in het plangebied. Voor de exacte planbegrenzingen zie onderstaande afbeelding. afbeelding "i_NL.IMRO.1509.BP000111-VA01_0002.jpg"

Afb. 2 begrenzing plangebied

1.5 Leeswijzer

Deze toelichting bestaat uit een aantal hoofdstukken. Allereerst geeft hoofdstuk 2 een beschrijving van het plangebied. Hoofdstuk 3 geeft een overzicht van het ruimtelijk relevante beleid op verschillende schaalniveaus ten aanzien van diverse facetten. Hoofdstuk 4 behandeld een groot aantal planologisch relevante (milieu)aspecten. Hoofdstuk 5 bevat de verplichte waterparagraaf. In hoofdstuk 6 volgt een toelichting op de juridische vormgeving van de bestemmingsplanregels. In Hoofdstuk 7 zijn de resultaten van inspraak en vooroverleg opgenomen.

Hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied

2.1 Ontstaansgeschiedenis

Ter verdediging van de Oude IJssel en de oost - west gelegen handelsroute wordt er, eerst nabij Etten en later op de plek van het huidige huize Wisch, een burcht gebouwd. Voor de hofhorigen en het personeel ontstaat er buiten de burcht een nederzetting, 'Ter Borch' genoemd. In de 14e eeuw wordt de nederzetting voorzien van een gracht, wallen en twee poorten. De Molenpoort biedt toegang aan de stad vanaf de kant van Etten, de Bergpoort vanaf Silvolde en Doetinchem. Tussen de twee poorten ligt de (huidige) Hoofdstraat. Aan weerszijden van de Hoofdstraat vindt er verdichting plaats.

De ontstaansgeschiedenis van Terborg is in haar structuur nog goed afleesbaar. Huize Wisch met bijbehorende tuinen vormt een karakteristiek groenelement aan de Oude IJssel. De dichtbebouwde Hoofdstraat vormt de bebouwde tegenhanger van het landgoed en vormt het centrum van de stad. Winkels, cafés en andere openbare voorzieningen bepalen het beeld. De N.H. Kerk en R.K. St. Georgius vormen in deze straat beeldbepalende elementen. De historische structuur is in de loop der tijd vervaagd door het verdwijnen van de toegangspoorten en de verdedigingswerken rondom het historisch centrum.

2.2 Hoe ziet het gebied er nu uit?

2.2.1 Inleiding

Het centrum van Terborg nam van oorsprong een vooraanstaande plaats in de regio. De detailhandel kende een aanzienlijk verzorgingsgebied van bovenlokale betekenis en daarnaast telde Terborg tal van bovenlokale openbare voorzieningen als het St. Antonia ziekenhuis, het kantoor van het Waterschap van de Oude Ijssel en een Kantongerecht. Door tal van factoren geraakte het centrum de laatste decennia evenwel in een ernstig neerwaartse spiraal en uiteindelijk op meerdere locaties deplorabele staat. Tegen deze achtergrond is aan de hand van de Structuurvisie Centrum Terborg nadrukkelijk ingezet op:

1. Kwalitatieve versterking van het centrum;
2. Duidelijke begrenzing van het centrum;
3: Structuurversterking van het centrum door een duidelijke geleding.

Het Sint Jorisplein, de Walstraat, het Gravenpad en de locaties Plein Kaak, Walstaete en Gravenplein/Pand Deurvorst/Trinity zijn daarbij specifiek als te herontwikkelen benoemd.

2.2.2 Ruimtelijke structuur

Hoofdstraat

Het ruimtelijk beeld wordt in het centrum van Terborg in hoofdzaak bepaald door de Hoofdstraat. Van oudsher de centrale straat in Terborg waaraan de belangrijkste bebouwing ligt en waar zich het winkelgebied concentreert. De bebouwing in deze straat heeft een stedelijk karakter en is vrij dicht. De straat heeft hierdoor een besloten karakter.

De in de Structuurvisie Centrum Terborg en in bovenstaande paragraaf genoemde herontwikkelingen zijn in de afgelopen jaren successievelijk daadwerkelijk gerealiseerd en aldus overgenomen in het voorliggende conserverende bestemmingsplan Centrum Terborg 2018. Ze worden hierna benoemd en beschreven:

Sint Jorisplein

Het ruimtelijk beeld aan het Sint Jorisplein werd bepaald door de erg grote verkeersruimte. De inrichting was veel te grootschalig voor Terborg en daarnaast onaantrekkelijk. Het Sint Jorisplein is daarom in 2009 heringericht, waarbij is ingezet op afremming van het doorgaande verkeer. De doorgaande weg is versmald en de aansluiting Walstraat/Doetinchemseweg is verkeerstechnisch luw gemaakt. Het verkeer in de Hoofdstraat (als verblijfsgebied) is ontkoppeld van het Sint Jorisplein en sluit nu aan op de Walstraat. Met de vrijgekomen ruimte is de verblijfsruimte vergroot. De aan het plein liggende bebouwing is bijzonder, zoals het vanuit oostelijke en noordelijke richting duidelijk zichtbare karakteristieke pand van het voormalige postkantoor en het café-restaurant/hotel “De Roode Leeuw”. In het verlengde van de as van de Hoofdstraat is op het Sint Jorisplein een ornament geplaatst dat de vroegere situering van de Bergpoort markeert. Het merendeel van de horecabedrijven in Terborg is geconcentreerd aan het St. Jorisplein dat met de beschikbare ruimte voor horeca-terrassen de verblijfsfunctie nadrukkelijk faciliteert en versterkt. Met de geslaagde herontwikkeling van het St. Jorisplein is er op de kop van de Hoofdstraat een aantrekkelijk verblijfsgebied ontstaan met de gewenste ruimtelijke kwaliteit.

Walstraat (straatbeeld)

Het straatbeeld aan de zuidzijde van de Walstraat werd gekenmerkt door allerlei verschillend ingerichte achtererven van aan de Hoofdstraat gelegen panden, openbare of particuliere parkeerplaatsen en schuren maar ook op de straat zelf gerichte woningen en winkels. Een rommelig, onsamenhangend en ruimtelijk oninteressant beeld met storende open gaten in de bebouwing.

afbeelding "i_NL.IMRO.1509.BP000111-VA01_0003.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.1509.BP000111-VA01_0004.jpg"

Afb. 3: oude situatie locatie Coop en belendingen Walstraat

Er is met de oude walstructuur als aanknopingspunt ingezet op het creëren van een sterk stenen front dat de grens van het centrum benadrukt. De beoogde nieuwe wandvorming aan de zuidzijde van de Walstraat heeft in de afgelopen jaren nadrukkelijk gestalte gekregen met de realisering van de appartementengebouwen Ni”je Borch, Baakmanstaete en het project Walstaete, De Walstaete beslaat de herontwikkeling van het gebied gelegen tussen de Walstraat, Hoofdstraat en Gasthuisstraat, bestaande uit de bouw van een nieuwe supermarkt en verdere commerciële ruimten in combinatie met grondgebonden stadswoningen, appartementen, met in aansluiting daarop de aanleg van parkeerplaatsen aan de Walstraat, tussen de Gasthuisstraat en het appartementengebouw Baakmanstaete.

afbeelding "i_NL.IMRO.1509.BP000111-VA01_0005.jpg"

Afb. 4 Nieuwe situatie Walstraat, plan Ni'je Borch

Walstraat (verkeersfunctie)

De Walstraat fungeert (met de Doetinchemseweg-Silvoldseweg) mede voor de afwikkeling van het doorgaande verkeer. De weg kende een zeer ruime inrichting. De kruising Walstraat-Vulcaanstraat-Elsensohnstraat was onhelder en minder wenselijk en ook de aansluiting Walstraat-St. Jorisplein verlangde de nodige aanpassingen. Dit heeft geleid tot een volledige reconstructie, gericht op een duurzame, veilige inrichting, verblijfskwaliteit, het tegengaan van ongewenst verkeersgebruik en het afremmen van het doorgaande verkeer. De verkeersruimte is daartoe, met name voor de auto, verkleind.

De voorgestane nieuwe wandvorming aan de zuidzijde van de Walstraat heeft in samenhang met de integrale reconstructie van de weg tot een ware metamorfose geleid, Het dominante beeld van rommelige achtererven is door de gerealiseerde nieuwbouw in hoogwaardige architectuur getransformeerd in een volledig nieuw straatbeeld, met een duidelijk herkenbaar stadsfront van hoge ruimtelijke kwaliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.1509.BP000111-VA01_0006.jpg"

Afb. 5 nieuwe verkeerssituatie Walstraat ter hoogte van Walstaete

Gravenpad

Het Gravenpad was van oorsprong onderdeel van Landgoed Wisch, was onverhard en niet openbaar en bood op privaatrechtelijke basis beperkte ontsluiting van de achterterreinen van de panden aan de Hoofdstraat. Ter uitvoering van het Structuurbeeld en de Structuurvisie c.q. de realisering van het Centrumplan Terborg werd in 2005 onder condities overeenstemming bereikt over de aankoop van gronden voor de realisering van een nieuw tracé van het Gravenpad, met openbare status. Dat nieuwe tracé, waarin ook een noodzakelijke reconstructie van de riolering is uitgevoerd, voorzag in openbare ontsluiting van voornoemde achterterreinen, markeert het centrum aan de zuidzijde en vormt tevens de begrenzing en afscheiding van het Landgoed Wisch.

afbeelding "i_NL.IMRO.1509.BP000111-VA01_0007.jpg"

Afb. 6 het Gravenpad

In het Structuurbeeld en de Structuurvisie is als contramal van de wandvorming aan de zuidzijde van de Walstraat ook uitgegaan van wandvorming door nieuwe in het beeld passende halfopen bebouwing, bestaande uit woningen en/of manshoge (stads)muren. In de planvorming voor de grootste knelpuntlocaties Plein Kaak en Trinity/Deurvorst/Gravenplein is dan ook duidelijk ingezet op bedoelde wandvorming. De vergunde nieuwbouw van 18 appartementen aan het Gravenpad als onderdeel van de herontwikkeling van de locatie Plein Kaak door Woningcorporatie Wonion bleek in de praktijk uiteindelijk echter onvoldoende vraag te ontmoeten. Mede tegen de achtergrond van de krimp problematiek in de Achterhoek en de daaruit voortkomende drastische bijstelling van de gemeentelijke woningbouwprogramma's heeft Wonion uiteindelijk definitief moeten besluiten om het vergunde bouwplan geen doorgang meer te laten vinden. Ook de op een specifieke doelgroep gerichte herontwikkeling van de locatie Trinity/Deurvorst/Gravenplein bleek in de aanvankelijke planopzet met circa 55 appartementen onvoldoende vraag te ontmoeten en aldus niet tot uitvoering te kunnen komen. In dat licht heeft Wonion vervolgens ook in het Project Gildehof afgezien van nieuwbouw aan het Gravenpad.

In het voorliggende bestemmingsplan zijn de nieuwbouwontwikkelingen aan het Gravenpad – mede gelet op de woningbouwprogrammering – aldus beperkt tot de in voorjaar 2018 vergunde nieuwbouw van 12 appartementen op de locatie Trinity/Deurvorst/Gravenhuis en de in 2005 aan de aankoop van de gronden voor het nieuwe tracé van het Gravenpad contractueel verbonden mogelijkheid voor de bouw van maximaal 2 woningen op de hoek Laan van Wisch – aansluiting Gravenpad.

Het in de Structuurvisie gesignaleerde ruimtelijk weinig aantrekkelijke en rommelige beeld aan de noordkant van het Gravenpad, gevolg van het verschillende gebruik en de veelheid aan meestal matig onderhouden opslagruimten en schuren heeft de laatste jaren toch duidelijke verbetering ondergaan. De vernieuwing van de parkeervoorzieningen van de apotheek, de herontwikkeling van de knelpuntlocatie Plein Kaak, met verbinding (de Haagjeslaan) naar het Gravenpad, de realisering van De Gildehof en de daaraan verbonden sanering van de bebouwing op de betreffende achtererven onder andere hebben in deze tot de nodige verbetering geleid. De recente sloop van de voormalige discotheek Trinity en Het Gravenhuis heeft eveneens zijn positieve uitwerking niet gemist en het beeld op deze prominente locatie zal met de aanstaande realisering van het appartementengebouw op de plek van het Gravenhuis worden geoptimaliseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1509.BP000111-VA01_0008.jpg"

Afb. 7: woningen van Wonion aan de Haagjeslaan

Plein Kaak

Het vroegere perceel Hoofdstraat 39, in het hart van de Hoofdstraat, behoorde tot de grootste knelpunten in het centrum.

afbeelding "i_NL.IMRO.1509.BP000111-VA01_0009.jpg"

Afb. 8: oude situatie Hoofdstraat 39/Plein Kaak

De plannen voor herontwikkeling bleken uiteindelijk tussen marktpartijen niet tot uitvoering te kunnen komen. Corporatie Wonion onderkende ten zeerste het belang van het doorbreken van de neerwaartse ontwikkeling en nam het initiatief voor herontwikkeling in de vorm van een bouwplan voor 21 sociale huurwoningen en commerciële ruimtes. Wonion borduurde daarmee overigens voort op haar eerste initiatieven in het centrum door de realisering van de HOED / huisartsenondereendakpraktijk aan het begin van de Hoofdstraat en het achterterrein daarvan aan het begin van Walstraat gerealiseerde appartementencomplex Ni'je Borch. Ook het initiatief ten aanzien van Plein Kaak resulteerde in een uiterst geslaagd nieuw straatbeeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.1509.BP000111-VA01_0010.jpg"

Afb. 9: Plein Kaak

Nagenoeg aansluitend aan Plein Kaak heeft Wonion naderhand eveneens de vervangende nieuwbouw onder de noemer “Gildehof “. gerealiseerd. Genoemde nieuwbouw is eveneens conform de bestaande situatie in het plan opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1509.BP000111-VA01_0011.jpg"

Afb. 10: plan Gildehof aansluitend aan de bebouwing van Plein Kaak

Walstaete

Het project Walstaete betreft vervangende nieuwbouw van de Coop supermarkt, overige commerciële ruimtes, 43 appartementen met 55 interne parkeerplaatsen 12 stadswoningen. Een totale herontwikkeling van het gebied gelegen tussen de Walstraat, de Hoofdstraat en de Gasthuisstraat. De beoogde en vergunde herontwikkeling van deze locatie in particuliere projectontwikkeling bleek nadat de supermarkt tijdelijk op het bedrijventerrein Akkermansweide was ondergebracht, niet van de grond te kunnen komen doordat de beoogde woningbouw in de vrije sector onvoldoende concurrerend bleek en geen kopers vond. Een uiterst problematische situatie voor het centrum en de middenstand, waarvoor de supermarkt van grote invloed was. Hiervoor werd uiteindelijk een oplossing gevonden door inzet op een gewijzigde bebouwingsopzet, met bovengronds in plaats van ondergronds parkeren en in plaats van de geplande woningbouw in de vrije sector, sociale bouw door Wonion. Gekenmerkt door hoogwaardige architectuur en ruimtelijke kwaliteit, van grote waarde en betekenis voor het centrum van Terborg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1509.BP000111-VA01_0012.jpg"

Afb. 11: Walstaete

Locatie Trinity/Deurvorst/Gravenhuis

Door de leegstand en onderhoudstoestand van de voormalige discotheek Trinity, de monumentale villa Deurvorst en de voormalige gymzaal en gemeenschapsruimte Het Gravenhuis, op de hoek Laan van Wisch, Hoofdstraat behoorde deze locatie met Plein Kaak tot de grootste knelpunten in het centrum van Terborg. De langjarige inzet op een herontwikkeling voor een woon/zorgcomplex met ca. 55 woonzorgeenheden, in samenhang met restauratie van het pand Deurvorst, voor een specifieke doelgroep, bleek ondanks alle optimistische verwachtingen voor partijen uiteindelijk niet uitvoerbaar. Dit heeft tenslotte geleid tot aankoop van de percelen Trinity/Deurvorst door de gemeente, als eigenaar van het Gravenhuis en de daaraan grenzende panden Hoofdstraat 81 en 83. Met inzet op sloop van discotheek Trinity en het Gravenhuis, restauratie van het pand Deurvorst, renovatie van de panden Hoofdstraat 81 en 83, een nieuwbouwplan voor 12 appartementen op de plek van het Gravenhuis werd de locatie vervolgens overgenomen door een lokaal investeerder. De ingrijpende restauratie van het pand Deurvorst is medio 2018 voltooid. De al eerder vergunde nieuwbouw van de 12 appartementen op de plek van het Gravenhuis zal in aansluiting daarop zo spoedig mogelijk in aanbouw worden genomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1509.BP000111-VA01_0013.jpg"

Afb. 12: het gerestaureerde pand Deurvorst

2.2.3 Functionele structuur

Van oorsprong domineerde in de Hoofdstraat, van begin tot eind, de detailhandel. Praktisch de hele straat gold als winkelstraat, vormde een aaneengesloten winkelfront. Slechts op een zeer beperkt aantal plekken werd het winkelfront onderbroken door woonbebouwing aan de straatzijde, horeca, maatschappelijke voorzieningen als de RK kerk en het Gravenhuis, en de Marktstraat en de Gasthuisstraat als verbindingen naar de Walstraat. De ondernemers woonden boven de winkels en deels ook achter de winkel op de begane grond.

In de afgelopen decennia heeft de detailhandel zoals overal met de nodige teruggang te kampen gekregen. Leegstand, achterstallig onderhoud en nog andere factoren lagen ten grondslag aan de in de Structuurvisie benoemde knelpunten en voor herontwikkeling aangewezen locaties, zoals in paragraaf 2.2.2 is beschreven. Hierdoor is er meer "wonen" gekomen op locaties waar voorheen winkels gevestigd waren. Dat neemt niet weg dat onverminderd aandacht geboden blijft voor behoud en verbetering van de ruimtelijke kwaliteit in de Hoofdstraat, primair de verantwoordelijkheid van de eigenaren van de panden. De algemene terugloop in de detailhandel manifesteert zich ook in de Hoofdstraat met toenemende leegstand van winkelpanden. Ruimtelijk en functioneel gezien zijn er geen aanknopingspunten om de detailhandels- en centrumfuncties maar te beperken tot een deel van de Hoofdstraat. Anderzijds is het niet realistisch om vast te houden aan handhaving van een aaneengesloten winkelfront in de gehele Hoofdstraat van voor tot eind. Vanaf het Sint Jorisplein tot en met Plein Kaak blijft de insteek gericht op handhaving en zo mogelijk uitbreiding van het bestaande winkelfront en de centrumfunctie. Voor het deel tussen Plein Kaak en het eind van de Hoofdstraat is een andere regeling opgenomen en is wonen op de begane grond aan de straatzijde wel mogelijk. N.B. Door een geamendeerd voorstel van de gemeenteraad d.d. 16 oktober 2018 zijn bovenstaande opmerkingen niet meer van toepassing, vandaar dat deze zijn doorgehaald bij de vaststelling van het bestemmingsplan.

De horeca is met name geconcentreerd aan het St. Jorisplein. Aan dit plein liggen meerdere horecabedrijven (incl. hotelfunctie). Deze horecabedrijven vervullen duidelijk een streekfunctie.

Maatschappelijke voorzieningen liggen voornamelijk in de Hoofdstraat, zijnde de twee kerken. Aan het Gravenpad ligt een pand dat door de plaatselijke harmonie wordt gebruikt. Dienstverlening komt voor aan de Hoofdstraat en de Walstraat.

Wonen komt in het gehele plangebied voor, ook in de Hoofdstraat. De menging van de functies, waarbij woningen naast winkels, kantoren, bedrijven en maatschappelijke voorzieningen voorkomen, kenmerkt vanouds het centrum van Terborg. Woningen komen voornamelijk voor boven de winkels en deels op de begane grond achter de winkels en daarnaast hier en daar ook op de begane grond aan de straatzijde.

Aan de hand van de Basisadministratie Adressen en Gebouwen (BAG), een rondgang ter plaatse en informatie van ondernemersvereniging en belangenvereniging is een inventarisatie opgesteld van de aanwezige functies in het plangebied ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan. Deze inventarisatie is als bijlage 1 opgenomen bij de toelichting.

2.2.4 Verkeer en parkeren

Op bovenlokaal niveau is de belangrijkste wegverbinding in de buurt van Terborg de snelweg A18. Deze loopt van de aantakking op de A12 via Doetinchem richting Varsseveld. Belangrijk in de regionale verkeersafwikkeling is ook de N317 (de Slingerparallel) die zuidelijk van Terborg en de Oude IJssel van Doetinchem richting Ulft en Gendringen voert.

Terborg is eveneens aangesloten op het spoorwegennet met verbindingen naar Doetinchem en Winterswijk.

Het centrum van Terborg wordt doorsneden door twee bovenlokale wegen. Ten eerste de weg van Zeddam via Terborg naar Silvolde en Ulft (N335), die bestaat uit de volgende opvolging van wegen: Ettenseweg, Walstraat, St. Jorisplein. De tweede doorgaande verbinding, de weg vanuit Doetinchem via Terborg naar Varsseveld (N818), die bestaat uit de volgende opeenvolging van wegen: Doetinchemseweg, St. Jorisplein en Silvoldseweg.

De Walstraat en de Doetinchemseweg-Silvoldseweg hebben betekenis voor het doorgaande verkeer. De overige wegen binnen het gebied kunnen ingeschaald worden als routes met een beperkte verkeersfunctie.

De Hoofdstraat is de hoofdwinkelstraat. In de straat zijn zowel de verkeersruimte als de verblijfsruimte belangrijk. Het kan worden gekarakteriseerd als “winkelerf”. In de straat geldt een éénrichtingsverkeer-regime. De Hoofdstraat is als één verblijfsgebied ingericht. Dit betekent dat er geen onderscheid is in de bestrating tussen trottoir en straat. Hierdoor is de auto in deze straat duidelijk “te gast”. Parkeren vindt over het algemeen binnen het centrum plaats. In de Hoofdstraat zelf kan op vele plekken langs de straat, afwisselend langs beide zijden, worden geparkeerd. Verder bevinden zich grote parkeerterreinen aan de Walstraat, het Gravenpad en op de Markt.

Het Gravenpad is verlegd, openbaar geworden en verhard. Het heeft geen functie voor doorgaand verkeer, is daar ook niet op ingericht, maar dient uitsluitend voor de ontsluiting van de aanliggende achtererven van de bebouwing aan de Hoofdstraat, de parkeerterreinen van de apotheek en Plein Kaak, het verenigingsgebouw van Harmonie Terborg en de vergunde nieuwbouw op de locatie van het voormalige Gravenhuis.

2.3 Wijzigingen en ontwikkelingen

Centrum

Wat treft de functies en de bestemmingen blijft het beleid primair gericht op behoud en verdere verbetering van de aantrekkelijkheid van het centrum van Terborg. De toenemende leegstand van winkels en ook de onderhoudstoestand van een deel van de bebouwing - primair de verantwoordelijkheid van de eigenaren -, is een bron van zorg en blijft de aandacht vragen.
Voor de functies dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen en kantoren is geen specifiek beleid noodzakelijk. Als beleidsuitgangspunt dient te gelden dat deze functies binnen het centrumgebied passend zijn en hierbinnen zijn toegestaan. Concentratie van deze functies aan de Hoofdstraat is wenselijk en dient het uitgangspunt te zijn.

Horeca

De horecastructuur in Terborg is redelijk uitgebreid en geconcentreerd. Nieuwvestiging van horecabedrijven is alleen mogelijk aan het St. Jorisplein en in de Hoofdstraat.

Bedrijven

Uitgangspunt is dat de aanwezigheid van bedrijven in het centrum van Terborg weliswaar mogelijk is, maar dit beperkingen geeft in het soort bedriijf, gezien de combinatie met inpandige woningen. Het verdere beleid inzake bedrijven dient dan ook in principe gericht te zijn op het niet toelaten van nieuwvestiging van bedrijfsfuncties met een milieucategorie hoger dan categorie A.

Wonen

In de Hoofdstraat zelf moet ook het wonen een belangrijke functie blijven. Het gaat hier dan wel om wonen boven winkels. Wonen op de begane grond is aan de straatzijde (de eerste 6 meter) niet wenselijk. tussen het St. Jorisplein en Plein Kaak/Gildenhof niet wenselijk. Uitbreiding van de bestaande reeds aanwezige woonfuncties op de begane grond is wel mogelijk in het deel van de Hoofdstraat vanaf Plein Kaak. Uitgangspunt is dat het bestaande aantal woningen niet mag toenemen, tenzij anders op de verbeelding wordt vermeld.
N.B. Door een geamendeerd voorstel van de gemeenteraad d.d. 16 oktober 2018 zijn bovenstaande opmerkingen niet meer van toepassing, vandaar dat deze zijn doorgehaald bij de vaststelling van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt het relevante rijks-, provinciaal-, regionaal en gemeentelijk beleid ten aanzien van de ruimtelijke structuur en de functionele structuur opgenomen. Ook wordt aandacht besteed aan relevant Europees beleid.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Omgevingswet

Met de nieuwe Omgevingswet in aantocht wordt het in de toekomst makkelijker om ruimtelijke projecten te starten. Met de Omgevingswet wordt het omgevingsrecht vereenvoudigd en gemoderniseerd. Regels op het gebied van omgevingsrecht worden gebundeld en vereenvoudigd. Hierdoor is er bijvoorbeeld meer ruimte voor maatwerk en zijn er minder regels. Op 12 juli 2013 heeft de ministerraad ingestemd met het wetsvoorstel Omgevingswet. De nieuwe wet treedt echter niet vóór 1 januari 2021 in werking.

3.1.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Deze structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de agenda landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. Daarmee is de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Wel zijn er 13 nationale belangen opgenomen in de SVIR, die nader zijn uitgewerkt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Daarnaast wordt in de SVIR de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Het is van belang om bij de vaststelling van bestemmingsplannen e.d. de ladder voor duurzame verstedelijking juist toe te passen. Maar voordat daaraan wordt toegekomen, moet worden bezien of de ladder wel van toepassing is. Dit zal aan de orde zijn, wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Voor het bestemmingsplan Centrum Terborg 2018 kan worden geconcludeerd, dat de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing is, omdat er geen nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt met dit bestemmingsplan, die hieraan getoetst dienen te worden.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie en omgevingsverordening

Vooruitlopend op de Omgevingswet hebben Provinciale Staten van Gelderland d.d. 9 juli 2014 de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. De titel “Gelderland anders”, die hier aan meegegeven is, duidt op de wijze van totstandkoming van de visie: in cocreatie met partners. Daarnaast betekent “Gelderland anders” een andere manier van sturen door de provincie. De Omgevingsvisie beschrijft hoe de provincie de komende tien jaar wil omgaan met ontwikkelingen en initiatieven rond economische structuurversterking, duurzaamheid, innovatie en bereikbaarheid. Maar ook met natuur, landschap, cultuurhistorie en ruimtelijke kwaliteit. Daarbij is er sprake van regionale diversiteit en een andere wijze van werken door de provincie: minder vooraf vastleggen wat wel of niet mag. Wel vanuit heldere doelen over economische structuur en kwaliteit van de leefomgeving ruimte bieden voor initiatieven in een veranderende omgeving. De visie kent drie hoofdthema's. Dynamisch duidt op economische structuurversterking, duurzaamheid, innovatie en bereikbaarheid. Mooi verwijst onder meer naar de opgaven op terrein van natuur, landschap, cultuurhistorie en ruimtelijke kwaliteit. Divers duidt op de regionale diversiteit en de andere wijze van werken. De Omgevingsvisie integreert en vervangt vijf plannen die voorheen separaat waren: de Structuurvisie, het Waterplan, Milieubeleidsplan, de Reconstructieplannen en het Verkeer- en vervoersplan.

Naast de Omgevingsvisie is ook de Omgevingsverordening van belang. Provinciale Staten hebben op 24 september 2014 de Omgevingsverordening vastgesteld. De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, mobiliteit en bodem. De Omgevingsverordening heeft daarmee de status van èn Ruimtelijke verordening èn Milieuverordening èn Waterverordening èn Verkeersverordening.

Het bestemmingsplan "Centrum Terborg 2018" is conserverend van aard, hetgeen betekent dat er geen nieuwe ontwikkelingen bij rechte mogelijk worden gemaakt. Derhalve is de Omgevingsvisie en -verordening in dit kader niet relevant.

3.2.2 Woonvisie Gelderland- Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019

Steeds meer gemeenten en regio's krijgen de komende jaren te maken met een afname van het aantal inwoners, huishoudens en potentiële beroepsbevolking. Deze demografische krimp heeft gevolgen voor de woningmarkt, arbeidsmarkt en bedrijvigheid. De provincie Gelderland heeft daarom in samenspraak met gemeenten en woningcorporaties een woonvisie opgesteld waarin voor een regionale aanpak is gekozen. Mensen zijn immers steeds minder gebonden aan een bepaalde gemeente. De provincie zorgt ervoor dat het regionale aanbod van woningen zo goed mogelijk aansluit op de vraag.


Het motto van de woonvisie is "woonbeleid met kwaliteit". In deze woonvisie wordt ingegaan op de thema's "keuzevrijheid en zeggenschap", "passend aanbod aan woonmilieus", "wonen, zorg en welzijn", "identiteit en ruimtelijke kwaliteit"en "duurzaamheid". Aan de hand van deze thema's worden in de woonvisie drie centrale doelen van beleid geformuleerd:

  • bewoners meer vrijheden en meer kansen bieden om hun woonwensen te realiseren;
  • een aanbod aan woningen en woonmilieus, dat beter aansluit bij de voorkeuren van bewoners;
  • de provincie optredend als partner in wonen: stimulerend, ondersteunend en in dialoog met andere actoren in het veld.

Om hieraan handen en voeten te geven is in de woonvisie een actieprogramma opgenomen, waarover jaarlijks aan Provinciale Staten de stand van zaken wordt gerapporteerd. Zo nodig worden daarbij voorstellen gedaan het actieprogramma te actualiseren.


Kwalitatief Woonprogramma 2010 - 2019

Op basis van de Woonvisie Gelderland is per regio een prognose gemaakt van de kwalitatieve woningbehoefte. Op basis daarvan zijn met gemeenten en woningcorporaties afspraken gemaakt over de uitbreiding en aanpassing van de woningvoorraad en over de regionale kwalitatieve woonprogramma's. Het regionale woonprogramma en het afsprakenkader wordt aangeduid als het Kwalitatief Woonprogramma. Op dit moment geldt het Kwalitatief Woonprogramma 2010 t/m 2019 (KWP3).

Het KWP3 is als uitwerking van het Gelderse streekplan vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 12 januari 2010. Doordat het streekplan inmiddels de status van provinciale ruimtelijke structuurvisie heeft gekregen, maakt het KWP daar onderdeel van uit.

Het KWP heeft als doel het woningaanbod op regionaal niveau, zowel kwantitatief als kwalitatief, zo goed mogelijk af te stemmen op de behoefte (de vraag) aan woningen. Het KWP3 beschrijft per regio de programmatische opgave op basis van de geconstateerde regionale woningbehoefte en is daarmee richtpunt voor woningbouwbeleid van gemeenten in de regio.

Voor de regio Achterhoek houdt de afspraak in het KWP3 in, dat in de periode 2010 tot en met 2019 aan de woningvoorraad 5.900 woningen kunnen worden toegevoegd.

De uitgangspunten van het KWP zijn verwerkt in een regionale en gemeentelijke woonvisie. In de volgende paragrafen wordt hier verder op ingegaan.

3.3 Regionaal beleid

3.3.1 Regionale woonvisie 2010-2020

De 7 Achterhoekse gemeenten hebben samen met de woningcorporaties en de provincie onder het motto "Alleen ga je sneller, samen kom je verder', een gezamenlijke visie op het wonen in de Achterhoek neergelegd voor de periode 2010-2020. De ambitie van de regio Achterhoek luidt daarbij als volgt:

  • Iedereen die wil, kan zijn woonwens in de Achterhoek waarmaken.
  • De Achterhoek is onderscheidend in kwaliteit.
  • Het aantal woningen past bij de kwantitatieve woningvraag.
  • Ontspanning op de woningmarkt betekent kansen benutten en risico's beperken.

De grootste opgave is het realiseren van een omslag in denken: van decennia van groei van de bevolking naar stabilisatie en uiteindelijk krimp. De woningvoorraad wordt maximaal afgestemd op de veranderende lokale vraag van woningzoekenden. De locatie en woonomgeving zijn essentiële kwaliteitskenmerken waarop de Achterhoek zich kan onderscheiden. Centrumplannen voor de grotere kernen dragen bij aan vitale kernen en voegen hiermee kwaliteit toe aan de regio. Deze plannen krijgen prioriteit. Grootschalige uitlegplannen passen niet bij een situatie van krimp.

Om de kwalitatieve uitgangspunten in de regionale woonvisie waar te maken zijn de gemeenten met elkaar een binnenregionale verdeling overeengekomen. Voor de gemeente Oude IJsselstreek betekent deze verdeling dat de lokale woningvoorraad tot 2020 met 685 woningen mag toenemen. Bij de evaluatie van de woonvisie in 2013 is inmiddels afgesproken dat het aantal woningen niet tot 2020 geldt maar zelfs tot 2025.

3.3.2 Regionale Woonagenda Achterhoek 2015-2025

Op 24 september 2015 heeft de gemeenteraad de Regionale Woonagenda 2015-2025 vastgesteld. Hiermee is er een opvolger van de regionale woonvisie Achterhoek 2010-2020, waarin afspraken zijn gemaakt over woningvoorraad in de Achterhoek. In de nieuwe woonagenda is afgesproken het aantal woningbouwplannen verder terug te brengen. Met de Regionale Woonagenda willen de samenwerkende gemeenten, corporaties en provincie de volgende doelstellingen en ambities bereiken:

  • 1. Er zijn in 2025 voldoende woningen van een door bewoners en woningzoekenden gewenste prijs en kwaliteit voorhanden in de bestaande woningvoorraad.
  • 2. Het eerder afgesproken aantal netto toe te voegen woningen op regioniveau (5.900) wordt met 10% verlaagd. Dit betekent dat er tussen 2015 en 2025 netto nog slechts 3.145 woningen worden toegevoegd. De woningcorporaties zijn van mening, dat er nog veel minder woningen toegevoegd moeten worden (nog slechts tussen 1.700 en 2.300 woningen). Meer bouwen vergroot de kans op leegstand en leidt tot een grotere sloopopgave (met name in de particuliere markt) vanaf het moment dat er sprake is van huishouden daling. Uitgaande van de feitelijke huishouden ontwikkeling en recente prognoses is het aannemelijk dat de hier genoemde verlaging niet de laatste zal zijn. Het is dus van belang hier RO-technisch rekening mee te houden.
  • 3. Op termijn zal sloop van woningen meer dan ooit noodzakelijke worden. Sloop/nieuwbouw is een gezamenlijke regionale opgave en levert een belangrijke bijdrage aan het instandhouden van de woonkwaliteit van de regio. Het draagt tevens bij aan het realiseren van de energiedoelstellingen en aan het vergroten van de woningvoorraad die levensloopbestendig is.
  • 4. Bij de monitoring van de leegstand van woningen hanteren we de grens van maximaal 2%. Hierbij maken we onderscheid tussen huur en koop: huur maximaal 1% en koop maximaal 3%. Als de werkelijke leegstand hoger is dan genoemde percentages wordt aan de hand van een nadere analyse bepaald of maatregelen nodig zijn.
  • 5. Binnen de bestaande woningvoorraad is enerzijds sprake van waardevermindering en anderzijds van waardetoevoeging. Per saldo streven we zowel op regionaal als op lokaal niveau op waardebehoud.
  • 6. De leefbaarheidsaspecten worden door bewoners gewaardeerd met eenzelfde oordeel als uit het Achterhoeks Woonwensen en Leefbaarheidsonderzoek 2013 naar voren kwam.
  • 7. Er zijn voldoende kwalitatief hoogwaardige en bereikbare voorzieningen (ontmoeting, onderwijs, sport, zorg) om in de behoefte van de inwoners te voorzien.
  • 8. In het Akkoord van Groenlo is afgesproken toe te werken naar een energieneutrale Achterhoek in 2030. Een van de onderdelen hierbij vormt het verduurzamen van de bestaande woningvoorraad.

De afgelopen jaren hebben gemeenten, corporaties en provincie samen de schouders gezet onder de aanpak van de activiteiten, voortkomende uit de Regionale Woonvisie 2010-2020. Ditzelfde wordt nu opnieuw gevraagd bij de aanpak van de activiteiten uit de Regionale Woonagenda 2015-2025. In paragraaf 3.4.4. wordt nader ingegaan vertaling van de Regionale Woonagenda in het gemeentelijk woningbouwbeleid.

3.3.3 Regionale structuurvisie Achterhoek

In de regionale structuurvisie voor de Achterhoek zijn twee doelstellingen met elkaar vervlochten, namelijk:

  • een grotere dynamiek in de regio (door onder andere versterking van de regionale economie en het regionale woning- en voorzieningenaanbod);
  • het behoud van de eigen ruimtelijke kwaliteiten (zoals rust, ruimte en groen en kleinschaligheid).

De spanning die tussen beide bovengenoemde doelstellingen bestaat, maakt dat een zekere mate van concentratie en sturing van de stedelijke ontwikkelingen noodzakelijk is om bestaande kwaliteiten (zoals beleving van 'rust en ruimte') te behouden en ongewenste effecten (bijvoorbeeld verkeershinder en onveiligheid, afkalving voorzieningenniveau) te voorkomen. Dit is gevat in het gelaagd principe van concentratie. Hiervoor is onderscheid gemaakt in drie lagen, namelijk het landelijk gebied, het dorpenlandschap en de dragerzone. Het gelaagd principe heeft meerdere doelen, zoals:

  • de karakteristieke, relatief kleine schaal van zoveel mogelijk kernen in de Achterhoek behouden;
  • de leefbaarheid in dorpen en kleine kernen verbeteren.

Het nederzettingenpatroon van de Achterhoek wordt gezien als een dorpenlandschap, waarbij vitale dorpen de basis vormen voor de regionale werkgelegenheid, het voorzieningenaanbod en de leefbaarheid op het platteland. In de dorpen wordt ruimte geboden voor een toename van de woningvoorraad en voor het wijzigen van de woningvoorraad om deze beter op de vraag toe te snijden. In zijn algemeenheid geldt dat de groei van de woningvoorraad de ontwikkeling van de plaatselijke bevolkingsgroei zal volgen, rekening houdend met een eventuele verdergaande afname van de gemiddelde woningbezetting. Locaties voor de toevoeging van bebouwing voor wonen, werken, voorzieningen of recreatie en toerisme dienen in eerste instantie binnen de bestaande kernen te worden gezocht (inbreiden). De inbreiding mag echter niet zover gaan dat de voor dorpen karakteristieke groene gebiedjes uit het dorp verdwijnen.

Er worden bij rechte geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan "Centrum Terborg 2018", zodat het plan niet in strijd is met het beleid, zoals neergelegd in de regionale structuurvisie Achterhoek.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Structuurvisie Oude IJsselstreek 2025

De gemeenteraad van Oude IJsselstreek heeft op 12 mei 2011 de Structuurvisie Oude IJsselstreek 2025 vastgesteld. De Structuurvisie geeft richting aan het ruimtelijke, economische en maatschappelijke beleid van de gemeente en laat in grote lijnen zien hoe Oude IJsselstreek zich tot het jaar 2025 zal gaan ontwikkelen. De gemeente Oude IJsselstreek wil zich graag verder ontwikkelen als een dynamische gemeente. Deze boodschap blijft voor de komende jaren een belangrijk uitgangspunt voor het gemeentelijke woonbeleid. Hierbij zijn het Kwalitatief Woon Programma (KWP3), en de opvolger van de regionale woonvisie en de lokale vertaling daarvan kaders voor wonen in de gemeente. Naast het motto “de juiste woning op de juiste plaats”, spelen onder andere kwaliteit van de leefomgeving en de leefbaarheid hierbij een belangrijke rol. Achteruitgang en verloedering van de woon- en leefomgeving moet worden tegengegaan. De bijstelling van de bouwopgave voor de gemeente vraagt om aanpassing van beleid en bestaande bouwplannen. De juiste woning op de juiste plek is hierbij leidend.

Het economisch beleid is er op gericht dat de capaciteit aan bedrijventerreinen binnen de gemeente gelijk blijft. Uitbreiding van bedrijventerreinen is hiermee vooralsnog niet te verwachten. Binnen het plangebied van dit bestemmingsplan zijn geen gebieden voor industriële ontwikkeling gelegen.

De gemeente zet in op centrumplannen/centrumvisies voor de kernen Ulft, Terborg, Varsseveld, Gendringen en Silvolde. De centrumplannen worden als instrument ingezet om de centra ook voor de toekomst aantrekkelijk te houden voor de bewoners, het winkelend publiek en de mensen die er werken. De plannen zullen moeten leiden tot een versterking van de detailhandelsfunctie, in combinatie met het verhogen van de levendigheid van de centra.

Het bestemmingsplan "Centrum Terborg 2018" is conserverend van aard, hetgeen betekent dat er geen nieuwe ontwikkelingen bij rechte mogelijk worden gemaakt. Hiermee is er geen strijd met de structuurvisie Oude IJsselstreek 2025.

3.4.2 Omgevingsvisie

Eind 2014 is het traject gestart voor het opstellen van een nieuwe omgevingsvisie, die de Structuurvisie Oude IJsselstreek 2025 zal vervangen. Deze structuurvisie is namelijk niet meer toereikend in de huidige tijd. De gemeente heeft te maken met ontwikkelingen zoals de decentralisaties, veranderende bevolkingssamenstelling en de omgevingswet. Aanleiding genoeg om te werken aan een nieuwe ruimtelijke structuurvisie (omgevingsvisie) voor de gemeente Oude IJsselstreek.

Waarom is het tijd voor een nieuwe structuurvisie, de omgevingsvisie?

  • De eerdere visie is ingestoken vanuit een nadrukkelijke gemeentelijke visie op diverse sectorale thema's en sluit daarbij niet aan bij hoe wij nu als gemeente kijken naar de netwerksamenleving. Het vraagt immers van de gemeente om meer faciliterend te zijn in plaats van puur kaderstellend. Dus van een visie – ingestoken vanuit de maakbaarheid van de samenleving – naar een visie dat echt uitgaat van waar de samenleving om vraagt. Er wordt dan ook meer de aansluiting gezocht bij de wensen, ideeën en uitgangspunten vanuit de samenleving.
  • De huidige structuurvisie is opgesteld in een tijd waarin de gevolgen van de krimp nog onvoldoende werden onderkend. Dit houdt in dat het huidige beleidskader onvoldoende inspeelt op de gevolgen van de demografische veranderingen voor de leefbaarheid van de kernen, de woningmarkt, de voorzieningen, etc.

De omgevingsvisie geeft richting aan de gewenste ruimtelijke inrichting van een gebied, waardoor voor een ieder in algemene zin duidelijk is of bepaalde initiatieven daarbinnen passen. De gemeenteraad zal de omgevingsvisie vaststellen. Hiervoor zal eerst een inventarisatie plaatsvinden van de huidige stand van zaken, alvorens de hoofdlijnen voor het toekomstig ruimtelijk beleid beschreven kunnen worden. Ook wordt beschreven op welke wijze inwoners, ondernemers en maatschappelijke organisaties zullen worden betrokken bij het proces.

3.4.3 GVVP 2012-2020

In december 2011 heeft de gemeente Oude IJsselstreek het Gemeentelijke Verkeer- en Vervoerplan 2012 - 2020 vastgesteld. Het GVVP bestaat uit twee stukken: het beleidskader GVVP 2012-2020 en het bijbehorend rapport GVVP 2012-2020. Het rapport GVVP 2012-2020 heeft het karakter van een uitvoeringsplan op hoofdlijnen, dat jaarlijks zal worden vertaald naar een concreet uitvoeringsprogramma.

In het GVVP wordt, op basis van een analyse van de huidige en toekomstige verkeerssituatie, een visie ontwikkeld op het functioneren van het verkeers- en vervoerssysteem in de gemeente. Een eigen gemeentelijke mobiliteitsaanpak maakt duidelijk wat de gemeentelijke ambities zijn en op welke wijze deze worden gerealiseerd. De visie en mobiliteitsaanpak zijn vertaald in beleid, dat in hoofdlijnen is gericht op

  • het goed functioneren van de verkeersnetwerken voor (vracht)auto, fiets en openbaar vervoer;
  • de bereikbaarheid van de kernen;
  • parkeren en
  • het beïnvloeden van keuzegedrag door reizigers.

De rode draad binnen de verkeersnetwerken is de wegencategorisering. Deze bestaat uit een func- tietypering van de wegen, zowel binnen als buiten de bebouwde kom, en de bijbehorende voorkeurs- netwerken. De wegencategorisering is aangevuld voor vrachtverkeer (hoofdroutes), hulpdiensten (uitruk- routes) en landbouwverkeer (voorkeursroutes).

Met deze wegencategorisering worden de randvoorwaarden gecreëerd voor:

  • een duurzaam veilig wegennet met een lager aantal verkeersslachtoffers;
  • een hiërarchisch opgebouwd, maar samenhangend wegennet, met een goede bereikbaarheid voor woon-, werk- en winkelgebieden;
  • bundeling van doorgaand verkeer daar waar het hoort (op de hoofdwegen), waardoor de overlast van het doorgaande verkeer tot een minimum wordt beperkt.

Om deze uitgangspunten te bereiken zijn diverse maatregelen nodig. Het beleidskader wordt dan ook verder uitgewerkt in een jaarlijks uitvoeringsprogramma. De keuze, welke projecten in welk jaar worden opgenomen in het uitvoeringsprogramma, is afhankelijk van:

  • prioriteit in uitvoering
  • regionale mobiliteitsagenda
  • geplande (onderhoud)werkzaamheden en
  • financiering.

Het gaat zowel om fysieke- als gedragsmaatregelen. In het eerste geval gaat het om projecten die daad- werkelijk zichtbaar zijn in de openbare ruimte, zoals herinrichting van kruispunten. Deze maatregelen richten zich vooral op het realiseren van verkeersnetwerken en de uitvoering van het parkeerbeleid. Uitgangspunt van het parkeerbeleid is, dat er voldoende parkeergelegenheid is, zodat de hinder als gevolg van zoekgedrag en/of foutief geparkeerde auto's wordt voorkomen.

In het bestemmingsplan "Centrum Terborg 2018" zijn flexibele bestemmingen opgenomen met ruime mogelijkheden, zodat de indeling van wegen en het verblijfsgebied waar nodig kan worden aangepast.

3.4.4 Beleidsnotitie Woningbouwplanning Oude IJsselstreek

Volgens de Regionale Woonvisie mocht de gemeente Oude IJsselstreek voor de periode 2010-2020 maximaal 685 nieuwe woningen toevoegen. Inmiddels zijn sinds 2010 bijna 400 woningen gebouwd of in aanbouw. In de nieuwe Regionale Woonagenda is afgesproken het aantal van 685 met 10% te verlagen. Dat betekent dat er binnen de gemeente tot 2025 nog ruimte is voor 220 nieuwe woningen.

Regionaal is afgesproken dat er een stoplichtmodel wordt gebruikt waarbij iedere gemeente de woningbouwplanning gaat rubriceren. Het uiteindelijke doel is om de woningbehoefte en de omvang van de woningvoorraad beter in evenwicht te brengen. Met het vaststellen van de Regionale Woonagenda in september 2015 heeft de gemeenteraad ook ingestemd met de uitgangspunten van het stoplichtmodel.

In de gemeente Oude IJsselstreek heeft een analyse plaats gevonden van de huidige plancapaciteit op basis van het regionaal geformuleerde stoplichtmodel. In de beleidsnotitie Woningbouwplanning Oude IJsselstreek is dit nader uitgewerkt. Doel van deze beleidsnotitie is om de juiste woning op de juiste plek te realiseren, waarbij gezocht is naar een aanvulling op de bestaande woningvoorraad. Het doel is om flexibel in te kunnen spelen op kansen die zich voordoen in de woningmarkt. Een van de belangrijkste overwegingen voor het terugbrengen van de plancapaciteit is om leegstand in de bestaande woningvoorraad te voorkomen. Door nieuwe woningen te bouwen komen niet zozeer nieuwe woningen leeg te staan, maar heeft vooral effect op de oudere woningen aan de onderkant van de woningmarkt. Dit kan leiden tot verpaupering en heeft daarmee een negatieve invloed op de leefbaarheid. Naast leefbaarheid hebben deze gevolgen ook effect op de waardeontwikkeling van de bestaande voorraad. De beleidsnotitie Woningbouwplanning Oude IJsselstreek is op 24 november 2016 door de gemeenteraad vastgesteld.

In het bestemmingsplan Centrum Terborg 2018 is rekening gehouden met dit beleidskader, doordat door middel van een inventarisatie de bestaande/toegestane woningen zijn vastgelegd.

3.4.5 Woonvisie Oude IJsselstreek "flexibel reageren op nieuwe en andere woonvragen"

De vorige Woonvisie dateert uit 2008. Een aantal thema's van de oude Woonvisie zijn nog steeds actueel, maar de omstandigheden zijn anders: het is nu tijd voor een nieuwe Woonvisie. Met de nieuwe Woonvisie wordt een basis geschapen voor het maken van prestatieafspraken met onze corporaties (volgens de Woningwet 2015 kan dat alleen indien de gemeente een Woonvisie heeft vastgesteld).

Door afspraken met de corporaties en huurders te maken wordt een deel van de belangrijkste ambitie in deze Woonvisie gerealiseerd: het klaar maken van de woningvoorraad voor een duurzame toekomst. Echter de corporaties bezitten slechts een kwart van de woningen in onze gemeente. Dit betekent dat de grootste opgave in de particuliere voorraad ligt, niet alleen kwantitatief, maar ook qua aanpak. Hierin ligt het grootste verschil met de Woonvisie uit 2008.

Met het vaststellen van deze Woonvisie op 14 december 2017 door de gemeenteraad wordt besloten dat:

  • 1. De gemeente over de sociale huursector met de corporaties prestatieafspraken maakt over:
    • a. de wachttijd voor woningzoekenden (streven naar maximaal 1 jaar)
    • b. het monitoren van de omvang en samenstelling van de doelgroep sociale huur
    • c. het onderzoeken van belemmeringen voor doorstroming van senioren
    • d. het onderzoeken van de mogelijke rol van corporaties bij de aanpak van leegstand.
  • 2. De gemeente de inzet van de Blijverslening onderzoekt.
  • 3. De gemeente een Tafel Woonzorg organiseert waaraan regelmatig met stakeholders de ontwikkeling van vraag en aanbod wordt besproken en initiatieven worden afgestemd.
  • 4. De gemeente samen met de regio bij het rijk en de provincie pleit voor het opheffen van de ongewenste effecten van de scheiding tussen wonen en zorg door extra contingent voor Woonzorg-woningen beschikbaar te stellen.
  • 5. Eigen woningbezitters te stimuleren hun woning energieneutraal te maken door:
    • a. een intensievere inzet van het Energie Loket
    • b. het beschikbaar stellen van de Duurzaamheidslening
    • c. het stimuleren van collectieve energie opwekking
  • 6. De gemeente het gedachtengoed van de circulaire economie uitdraagt en verder uitwerkt t.b.v. toepassing in de eigen activiteiten.
  • 7. De gemeente flexibel om gaat met de bestaande nieuwbouwcapaciteit door:
    • a. plannen naar voren te halen
    • b. tijdelijk meer te bouwen
    • c. bezitters van bouwopties te vragen nieuwbouw voor kleine huishoudens te realiseren
    • d. tijdelijke woonvormen te stimuleren
    • e. mogelijkheden voor woningsplitsing in het buitengebied te onderzoeken
    • f. nieuwbouw waar mogelijk evenwichtiger te verdelen tussen de kernen.
  • 8. De gemeente initiatieven neemt voor nieuwe gebiedsontwikkelingen.
  • 9. De gemeente samen met de regio bij rijk en provincie pleit voor een regionaal sloopfonds.

Dit beleidskader heeft geen rechtstreekse consequenties voor het bestemmingsplan Centrum Terborg. Tijdelijke woonvormen kunnen door middel van een tijdelijke omgevingsvergunning worden toegestaan, waarbij het afhankelijk is van de locatie of hieraan medewerking wordt verleend.

3.4.6 Beleidskader "groen groeien naar 2020"

De gemeente maakt een omslag in het denken over groen. Groen zal een kernkwaliteit van de gemeente in de regio zijn. Groen is behalve voor de ecologie, ook belangrijk voor economische en sociale ontwikkeling. Groen en natuur benaderen we dus niet als iets wat op zichzelf staat, maar vanuit zijn betekening voor maatschappij, mens en milieu.

Een duurzame groenstructuur is kwalitatief hoogwaardig en zorgt voor een aantrekkelijke groene woon- en werkomgeving. De Oude IJsselstreek wil een gemeente zijn met levenskrachtige groene aders. Dit is het perspectief: wie over tien jaar de naam Oude IJsselstreek hoort, denkt direct aan de groenste hoek van Gelderland. Het mag ook eerder, maar groen moet groeien.

In 2020 moet er ecologische, recreatieve, cultuurhistorische en ruimtelijke samenhang zijn in het gemeentelijk groen in en om de gemeente Oude IJsselstreek. Juist daardoor kunnen groen en natuur meerdere functies hebben, houden en krijgen - soms ook tegelijk. Het beleidskader groen moet nog nader worden uitgewerkt in een groenstructuurplan en een groenbeheersplan.

Dit beleidskader heeft geen rechtstreekse consequenties voor het bestemmingsplan Centrum Terborg. Groenvoorzieningen zijn toegestaan binnen de bestemming Verkeer- en Verblijf.

3.4.7 Welstandsnota

Het welstandsadvies in de gemeente Oude IJsselstreek wordt verstrekt door een onafhankelijke commissie van het Gelders Genootschap. Bij de toetsing wordt rekening gehouden met het gemeentelijk welstandsbeleid dat voor het betreffende gebied of bouwwerk is vastgesteld en is vastgelegd in de Welstandsnota. Toekomstige bouwplannen moeten wat betreft het uiterlijk en de plaatsing van het bouwwerk getoetst worden aan het welstandsbeleid. In de nota worden algemene criteria gegeven waar bouwwerken aan moeten voldoen. Per gebied is specifiek welstandsbeleid opgesteld. Het historische stadsgebied vormt het hart van Terborg en maakt deel uit van de hoofdstructuur van de stad. Hier is welstandsniveau 1 van toepassing. Het historische stadsgebied straalt namelijk een hoge ruimtelijke kwaliteit uit, er komen relatief veel panden met een historisch karakter voor en er wordt een hoog ambitieniveau nagestreefd.

3.4.8 Samenvatting

Geconcludeerd kan worden dat het bestemmingsplan "Centrum Terborg 2018" past binnen het rijks-, provinciale-, regionale en gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

In dit hoofdstuk worden de relevante omgevingsaspecten aan de orde gesteld. Met betrekking tot milieu komen hierbij aan de orde: bodem, luchtkwaliteitseisen, geluid, externe veiligheid en milieuhinder en bedrijvigheid. Daarnaast wordt een beschrijving gegeven van de in het plangebied aanwezige cultuurhistorische en archeologische waarden. Tenslotte wordt ingegaan op aspecten van verkeer en parkeren.

4.1 Milieu

Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien de beleidsvelden naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling dient onderzocht te worden welke milieuaspecten daarbij een rol kunnen spelen. Het is daarnaast van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals wonen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.

4.1.1 Bodem
4.1.1.1 Beoordelingskader

Er is plicht om onderzoek te doen naar onder andere de bodemgesteldheid in het plangebied. Er moet onderzocht worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming.

Een bodemonderzoek heeft doorgaans een geldigheid van twee tot drie jaar als het gebruikt wordt ten behoeve van een bouwaanvraag. In veel gevallen kan deze termijn worden verruimd naar een periode van vijf jaar. Hierbij mag geen wezenlijke verandering in het gebruik of bodemgesteldheid van de locatie hebben plaatsgevonden.

De provincie Gelderland heeft als doel gesteld dat er in 2030 geen Gelderse inwoners meer in hun woonomgeving worden blootgesteld aan ernstige bodemverontreinigingen. Dit is conform het landelijke bodemsaneringsbeleid. De provincie geeft voorrang aan het schoonmaken van locaties in woongebieden en grondwaterbeschermingsgebieden. Gedeputeerde Staten van de provincie zullen alleen in uitzonderlijke gevallen de sanering zelf ter hand nemen. Zij willen hun budget in de toekomst vooral inzetten voor financiële bijdragen aan derden om zo de bodemsanering een impuls te geven. Het is de bedoeling dat de markt een groot deel van de saneringen financiert, op momenten dat er ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden op de locaties.

De gemeenten in Gelderland hebben samen met de provincie alle verdachte locaties in Gelderland in beeld gebracht. Voor de verontreinigde locaties gelden dat er bij gemeenten nog meer of andere locaties bekend kunnen zijn dan bij de provincie. Dat komt doordat de provincie alleen betrokken wordt bij een verontreiniging als uit onderzoek blijkt dat deze verontreiniging (vermoedelijk) ernstig is. Voor niet-ernstige verontreinigingen is de geldende gemeentelijke regelgeving van toepassing.

4.1.1.2 Overwegingen

Het voorliggende bestemmingsplan heeft een beheersmatig karakter. De voorliggende bestemmingsplanregeling gaat uit van de bestaande rechten en situatie, waardoor ten behoeve van het voorliggende bestemmingsplan geen onderzoek naar de milieukundige bodemkwaliteit is vereist. Voor nieuwbouwsituaties zal specifiek onderzoek verricht worden naar de bodemkwaliteit. Voorts maakt de bodemgeschiktheidsverklaring onderdeel uit van het bouwverordening, zodat dit bij een eventuele omgevingsvergunningverlening is afgedekt. Daarmee kan worden zeker gesteld dat vóór de bouw een onderzoek wordt verricht naar de gesteldheid van de bodem. Nu in dit bestemmingsplan sprake is van voortzetting van de bestaande (legale) situatie, hoeft niet getoetst te worden aan het aspect bodem.

Conclusie

Het aspect bodem werpt geen belemmeringen op voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

4.1.2 Geluid
4.1.2.1 Beoordelingskader

Voor de beoordeling van het onderdeel geluid moet in algemene zin aan de volgende punten worden voldaan:

  • de normen uit de Wet geluidhinder worden in acht genomen;
  • bedrijven in de omgeving worden niet in hun bedrijfsvoering belemmerd;
  • op en rond het plangebied blijft sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • het geluidbeleid wordt in acht genomen. Dit is niet van toepassing in Oude IJsselstreek.

1: Normen Wet geluidhinder (Wgh)

Bij het opstellen van ruimtelijke plannen binnen een geluidzone waarbij geluidgevoelige bestemmingen (zoals woningen) zijn betrokken is de Wgh van toepassing. De Wgh kent drie geluidbronnen waarvoor geluidzones gelden:

  • railverkeerslawaai;
  • wegverkeerslawaai:
  • industrielawaai.

Wanneer een ontwikkeling in een zone valt zoals aangegeven in de Wgh, zal akoestisch moeten worden aangetoond dat aan de grenswaarden in deze wet wordt voldaan. Kan niet worden voldaan aan deze grenswaarden, dan bestaat onder voorwaarden de mogelijkheid hogere grenswaarden vast te stellen. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd om deze hogere grenswaarden vast te stellen.

2: Bedrijven in de omgeving

Door een ruimtelijke ontwikkeling kunnen geluidgevoelige objecten dichter naar bedrijven toe komen. Omdat bedrijven ten aanzien van deze objecten geluidsnormen zijn opgelegd, zal het realiseren van geluidsgevoelige objecten dichter naar de bedrijven toe altijd een beperking voor de bedrijven betekenen. Of deze beperking ook leidt tot directe gevolgen voor de bedrijfsvoering, dient te worden vastgesteld. In dergelijke gevallen zal akoestisch moeten worden onderzocht welke geluidsbelasting het bedrijf op het plangebied heeft. Blijkt uit het onderzoek dat de bedrijven ook in de nieuwe situatie kunnen voldoen aan de gestelde geluidsnormen, dan is in feite voldaan aan dit punt.

3: Woon- en leefklimaat

Wanneer geluidgevoelige objecten en geluidproducerende objecten als bedrijven en wegen in elkaars nabijheid worden gerealiseerd, dient bepaald en afgewogen te worden of er in en om de geluidgevoelige objecten een goed woon- en leefklimaat blijft gegarandeerd. Om hierover een goed oordeel te kunnen vormen dient te worden bepaald wanneer sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Hiervoor kunnen de normen worden gevolgd die in verschillende milieuwetten voor geluid zijn vastgelegd. Voor wat betreft rail- en wegverkeerslawaai zijn hiervoor normen opgenomen in de Wgh. Ook als er sprake is van een industrieterrein in of rond een plangebied kent de Wgh normen. Voor het overige lawaai van bedrijven kennen de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Activiteitenbesluit regels en normen.

Uit vaste jurisprudentie blijkt dat bij ruimtelijke plannen verder moet worden gekeken dan de normen uit de diverse wetten. De VNG-publicatie “bedrijven en milieuzonering” is hiervoor een hulpmiddel. Wanneer aan de richtafstanden van deze publicatie wordt voldaan is sprake van een goed woon- en leefklimaat. Wordt niet voldaan aan de richtafstanden dan dient de situatie akoestisch te worden bepaald en afgewogen.

4.1.2.2 Overwegingen

Wet geluidhinder
In de omgeving van het plan bevindt zich een spoorweg op minimaal 150 meter van de plangrens. De spoorweg is voor reizigersvervoer. De lijn Doetinchem-Winterswijk staat op de geluidplafondkaart. Het geluidregister geeft aan dat het geluidproductieplafond voor de spoorlijn te Terborg op 1 juli 2012 is vastgesteld op 52 dB. Dat betekent dat de breedte van de zone 100 meter is. Het plangebied valt buiten deze zone. De Wet geluidhinder is voor het onderdeel spoorweglawaai niet van toepassing.

In de omgeving van het plan bevindt zich een gezoneerd industrieterrein. Het plangebied ligt buiten de geluidzone. Het onderdeel industrielawaai van de Wet geluidhinder is niet van toepassing.

In de omgeving van het plan bevinden zich gemeentelijke wegen. Op grond van de Wgh zijn wegen die zijn aangewezen als 30 km/h zone uitgezonderd van zonering. De wegen in het plangebied zijn allemaal 30 km/uur wegen.

Binnen 200 meter van het plangebied bevinden zich 50 km/uur wegen. Gelet op de afstanden van het plangebied tot deze wegen wordt voldaan aan de voorkeurswaarde van 48 dB. Bovendien mogen zich zonder omgevingsvergunning geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen vestigen. Bij de toets omgevingsvergunning voor geluidgevoelige bestemmingen wordt de geluidbelasting van wegverkeerslawaai onderzocht maar ook of bestaande bedrijven in hun bedrijfsvoering worden belemmerd.

In het kader van de Wet geluidhinder hoeft geen onderzoek plaats te vinden naar de geluidsbelasting als gevolg van het wegverkeerslawaai.

4.1.2.3 Conclusie

Gezien het consoliderende karakter van dit bestemmingsplan is verder onderzoek niet aan de orde. Het bestemmingsplan biedt geen mogelijkheden voor nieuwe ontwikkelingen, die qua milieubelasting niet zonder meer passen in dit centrumgebied. De bestaande situatie is het uitgangspunt. Daarbij zijn in het verleden geen milieuknelpunten in het plangebied geconstateerd die in de komende planperiode moeten worden aangepakt.

Het aspect geluid werpt geen belemmeringen op voor dit bestemmingsplan.

4.1.3 Luchtkwaliteit
4.1.3.1 Beoordelingskader

De Nederlandse wetgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat bekend als de Wet luchtkwaliteit.

Luchtkwaliteitseisen vormen onder de Wet luchtkwaliteit geen belemmering voor ontwikkelingen als:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
  • een project “niet in betekenende mate” bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

In de Wet luchtkwaliteit staan de grenswaarden voor verschillende luchtverontreinigende stoffen. In de praktijk blijft toetsing aan grenswaarden beperkt tot de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) uit onderstaande tabel.

afbeelding "i_NL.IMRO.1509.BP000111-VA01_0014.png"

4.1.3.2 Overwegingen

Er is in het centrum van Terborg en in de directe omgeving daarvan geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde uit bijlage 2 van de Wet milieubeheer. Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die van grotere omvang zijn dan aangegeven in de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen). De luchtkwaliteit verslechtert door dit bestemmingsplan dus niet in betekenende mate.

Binnen het plangebied is sprake van gevoelige bestemmingen als bedoeld in het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen). Het plangebied bevindt zich echter op grotere afstand dan 300 meter van een rijksweg en 50 meter van een provinciale weg. Onderzoek naar de luchtkwaliteit is daarom niet nodig.

4.1.3.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit werpt geen belemmeringen op voor dit bestemmingsplan.

4.1.4 Externe veiligheid
4.1.4.1 Algemeen

Externe veiligheid heeft betrekking op situaties waar een ongeval kan plaatsvinden met gevaarlijke stoffen waardoor mensen - die verder niets met de risicodragende activiteit te maken hebben - om het leven zouden kunnen komen.

4.1.4.2 Beoordelingskader

Bij externe veiligheid wordt een onderscheid gemaakt in:

- externe veiligheid voor inrichtingen;|
- externe veiligheid voor transport van gevaarlijke stoffen in buisleidingen;
- externe veiligheid voor transport van gevaarlijke stoffen over de weg, water en spoor;

De kern van het externe veiligheidsbeleid is ruimtelijke scheiding aanhouden (zoneren) tussen (geprojecteerde) kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en risicobronnen. Hiervoor is het noodzakelijk dat te verlenen besluiten over omgevingsvergunningen en bestemmingsplannen onderling goed op elkaar zijn afgestemd. Risicobronnen voor de externe veiligheid zijn bedrijven (inrichtingen) waar grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen aanwezig zijn en transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (via weg, water, spoor, buisleidingen). De aan te houden veiligheidsafstanden zijn meestal gebaseerd op (berekende) risico's en soms op te verwachten effecten bij een calamiteit. Het huidige beleid voor inrichtingen (bedrijven) is afkomstig uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het beleid voor transportmodaliteiten staat beschreven in het besluit externe veiligheid transportroutes(Bevt) en het beleid met betrekking tot buisleiding is opgenomen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Op deze kernbegrippen wordt in hieronder ingegaan.

* Plaatsgebonden Risico (PR)

Het plaatsgebonden risico geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd op die plaats aanwezig is. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6 /jaar PR-contour (die als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen nieuwe kwetsbare objecten geprojecteerd worden.

* Groepsrisico (GR)

Het groepsrisico is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting. Het GR wordt weergegeven in een grafiek waar de kans (f) afgezet wordt tegen het aantal slachtoffers (N), de fN- curve. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt doorgaans begrensd door de 1 % letaliteitsgrens (tenzij anders bepaald), ofwel door de afstand waarop nog 1 % van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen.


Beleidsvisie

Door de gemeente Oude IJsselstreek is lokaal externe veiligheidsbeleid vastgesteld. Het externe veiligheidsbeleid van de gemeente Oude IJsselstreek is vastgesteld op 18 februari 2010. In de beleidsvisie externe veiligheid van de gemeente Oude IJsselstreek wordt een afweging gemaakt tussen twee uitgangspunten:

- veiligheid in woonwijken en

- het niet onnodig frustreren van bedrijfsactiviteiten op bedrijventerreinen.


Gekozen wordt voor een benadering met drie gebiedstypen. Er is geprobeerd een optimale mix te vinden in normen, maatregelen en hulpmiddelen, die passen bij het betreffende gebiedstype.

De beleidskeuzes laten zich als volgt samenvatten:

  Overschrijding grenswaarde plaatsgebonden risico voor kwetsbare objecten   Overschrijding richtwaarde plaatsgebonden risico voor beperkt kwetsbare objecten   Overschrijding oriënterende waarde groepsrisico   Toename groepsrisico
 
Wonen en Landelijk gebied   Niet acceptabel   Niet acceptabel (m.u.v. bestaande situaties)   Niet acceptabel (m.u.v. bestaande situaties)   Acceptabel onder voorwaarden  
Ruimte voor industrie   Niet acceptabel   Acceptabel onder voorwaarden   Acceptabel onder voorwaarden   Acceptabel onder voorwaarden  
Ruimte wonen en werken   Niet acceptabel   Acceptabel onder voorwaarden   Niet acceptabel
(m.u.v. bestaande
situaties)  
Acceptabel onder voorwaarden  

Bij een nieuwe ontwikkeling moet deze getoetst worden aan de hiervoor genoemde wetgeving.

4.1.4.3 Overwegingen

Met behulp van de signaleringskaart externe veiligheid is gekeken naar de risico's in de omgeving van het centrum van Terborg. De signaleringskaart externe veiligheid is een door de provincie Gelderland in samenwerking met de Gelderse omgevingsdiensten opgestelde verbeterde versie van de risicokaart. Een uitsnede van de risicokaart is onderstaand weergegeven, waarbij het plangebied is ingepast.

afbeelding "i_NL.IMRO.1509.BP000111-VA01_0015.png"

Zoals in bovenstaande kaart is te zien zijn er in de directe omgeving van het plangebied geen risicobronnen aanwezig met een invloedsgebied over het plangebied.

Conform de beleidsvisie van de gemeente Oude IJsselstreek is in het gebiedstype wonen niet toegestaan om risicobronnen toe te laten.

4.1.4.4 Conclusie

Het aspect externe veiligheid zorgt niet voor belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

4.1.5 Bedrijven en milieuzonering
4.1.5.1 Beoordelingskader

De VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009) is een hulpmiddel voor de beoordeling van de toelaatbaarheid van ruimtelijke ontwikkelingen. Die ontwikkelingen hebben bijvoorbeeld betrekking op nieuwe woningen in de omgeving van bedrijven of op nieuwe bedrijvigheid in de omgeving van woningen.

Voor centrumgebieden en andere gebieden met functiemenging tussen wonen en bedrijvigheid kan in het kader van bedrijven en milieuzonering een afwijkende categorie-indeling worden gehanteerd (conform bijlage 4 van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering):

  • 10. categorie A: activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aan andere woningen mogen vastzitten. De eisen uit het Bouwbesluit bieden daarbij voldoende garantie voor het tegengaan van overlast;
  • 11. categorie B: activiteiten met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies moeten zijn;
  • 12. categorie C: activiteiten zoals genoemd onder B, waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur nodig is.
4.1.5.2 Overwegingen

De bestaande bedrijven zijn op de verbeelding bestemd als “Bedrijf”, “Centrum-1”, “Centrum-2” of “Horeca” (al naar gelang de feitelijk-legaal van toepassing zijnde situatie). Binnen de bestemmingen “Bedrijf”, “Centrum-1”, “Centrum-2” zijn bedrijfsactiviteiten toegestaan in categorie A van de bij dit bestemmingsplan behorende “Staat van bedrijfsactiviteiten”. Dit zijn bedrijven met een lage milieubelasting die passen in een gebied met functiemenging. Bedrijfsactiviteiten in een hogere categorie zijn zonder gedetailleerd milieuonderzoek niet bij recht toelaatbaar.

Gezien het consoliderende karakter van dit bestemmingsplan is verder onderzoek niet aan de orde. Het bestemmingsplan biedt geen mogelijkheden voor nieuwe ontwikkelingen, die qua milieubelasting niet zonder meer passen in dit centrumgebied. De bestaande situatie is het uitgangspunt. Daarbij zijn in het verleden geen milieuknelpunten in het plangebied geconstateerd die in de komende planperiode moeten worden aangepakt.

4.1.5.3 Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering werpt geen belemmeringen op voor dit bestemmingsplan.

4.1.6 Duurzaamheid

Duurzaam bouwen, wonen en werken is een verzamelnaam voor extra aandacht voor: energie- en waterbesparing, milieuvriendelijke en herbruikbare bouwmaterialen en een gezond binnenmilieu.

In nieuwbouw wordt duurzaamheid steeds belangrijker en al vaak standaard meegenomen. Zo moeten nieuwbouw woningen aan steeds strengere eisen voldoen op energiegebied (de EPC, de energie prestatie coëfficiënt). In het Bouwbesluit zijn hiervoor normen opgenomen. De verwachting is dat in 2020 nieuwe woningen ten slotte volledig energieneutraal gebouwd worden.

Naast nieuwbouw ligt er een belangrijke opgave om de bestaande bouw te verduurzamen. De acht Achterhoekse gemeenten hebben samen met de regio Achterhoek, de provincie Gelderland, Bouwend Nederland, de Achterhoekse corporaties en verschillende onderwijsinstellingen de Stichting Achterhoek Duurzaam Verbouwen (ADV) opgericht. Dit met als doel om de bestaande bouw in de Achterhoek energiezuiniger te maken en te verduurzamen. Energiezuinige gebouwen zorgen voor meer wooncomfort en een lage energierekening. Verder helpen duurzame gebouwen de regio bij het realiseren in haar ambitie om in 2030 energieneutraal te zijn. Door minder energie te gebruiken en regionaal duurzame energie op te wekken uit wind, zon en biomassa wil de Achterhoek dit bereiken.

Energieverbruik verminderen kan door energiebesparende maatregelen toe te passen maar ook door het zelf opwekken van energie. Een bekend voorbeeld hiervan is het zonnepaneel. De laatste jaren zijn de energiekosten flink gestegen. Een investering in energiemaatregelen werkt kostenbesparend en verhoogt tegelijkertijd het comfort. De woning heeft een goed binnenklimaat; het ventilatiesysteem is automatisch geregeld, er is geen tocht en de verwarming wordt als aangenaam ervaren.

Voorbeelden van verantwoord materiaalgebruik zijn beperking van bouwafvalstoffen en het gebruik van duurzame materialen, zoals hout met het FSC-keurmerk. Een woning gebouwd met duurzame en verantwoorde materialen levert voor de bewoner een gezonde en comfortabele leefomgeving op.

4.2 Cultuurhistorie en archeologie

4.2.1 Cultuurhistorie

De erfgoedzorg zal zich de komende jaren, meer nog dan voorheen, richten op het opnemen van cultuurhistorische belangen in processen van ruimtelijke ordening en planvorming. De monumentenzorg heeft hierin een moderniseringsslag gemaakt, waarbij het aspect erfgoed in de meest brede zin van het woord uitgelegd wordt. Het gaat niet langer om alleen gebouwen en andere objecten (zoals eerst het geval was), maar nu wordt er ook aandacht besteed aan de grotere lijnen, structuren en gebieden. Ook het cultuurlandschap is daarmee een pijler van de erfgoedzorg geworden, naast gebouwen en archeologische monumenten. Het gaat echter niet om het op slot zetten (behoud) van ons landschap, want het landschap is per definitie veranderlijk en ook in gebruik door de landbouw. Maar het vraagt wel aandacht voor zichtlijnen, landgoederen, beplanting, hoogte-elementen, kavelstructuren, bebouwingsstructuren, openheid, etc.

Bij cultuurhistorische waarden gaat het dus over de positieve waardering van sporen, objecten, patronen en structuren die zichtbaar of niet zichtbaar onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. In veel gevallen bepalen deze cultuurhistorische waarden de identiteit van een plek of gebied en bieden ze aanknopingspunten voor toekomstige ontwikkelingen. Deze cultuurhistorische elementen kan men niet allemaal als beschermd monument of gezicht aanwijzen, maar zijn wel onderdeel van de manier waarop we ons land beleven, inrichten en gebruiken. De cultuurhistorische waardenkaart (vastgesteld op 5 maart 2015) geeft een duidelijk overzicht van deze bekende en zichtbare waarden. Bekende waarden omdat het om reeds geïnventariseerde waarden gaat. Zichtbare waarden omdat het om elementen of herkenbare restanten van elementen gaat die in het huidige landschap zichtbaar zijn. De archeologische en cultuurhistorische waardenkaart vormen samen een geheel overzicht van het erfgoed van de gemeente.

Te zien zijn bijvoorbeeld religieuze gebouwen, grenspalen en landweren, (voormalige) kastelen, (rijks)monumenten, historisch groen, afwateringsstructuren, oude verkavelingspatronen en bebouwingsstructuren.

Het doel van de cultuurhistorische waardenkaart is een overzichtelijk product te presenteren waarop de zichtbare bovengrondse cultuurhistorische waarden op een heldere manier zijn weergegeven en makkelijk raadpleegbaar zijn. Het gaat nadrukkelijk niet om een geschiedschrijving, maar om een ruimtelijke inventarisatie die een eerste indruk van de nog aanwezige cultuurhistorische waarden biedt. Op deze manier kan de gemeente de cultuurhistorische waarden zo mogelijk inpassen, beschermen en/of versterken via het gemeentelijk ruimtelijk beleid (bestemmingsplannen en structuurvisies).

In paragraaf 2.1 wordt nader ingegaan op de (cultuurhistorische) ontstaansgeschiedenis van Terborg en het plangebied.

4.2.2 Erfgoedverordening

Eerder kenden we de monumentenverordening. Die beschermde slechts een klein deel van ons cultureel erfgoed. De op 5 maart 2015 vastgestelde erfgoedverordening gaat breder en neemt zo ook het archeologisch erfgoed mee. Daarbij gaat de erfgoedverordening een actueel toetsingskader vormen voor aanvragen die het cultureel erfgoed in de gemeente Oude IJsselstreek betreffen en kunnen aantasten.

De erfgoedverordening is een toetsingskader bij een aanvraag om een omgevingsvergunning. Voldoet bijvoorbeeld een bouwaanvraag niet aan de regels in deze verordening omtrent monumenten of archeologie, dan moet de aanvraag worden geweigerd.

In het plangebied zijn geen rijksmonumenten aanwezig.

Gemeentelijke monumenten

Hoofdstraat 73   H. Georgiuskerk  
Hoofdstraat 83   Woonhuis  
Laan van Wisch 1/Hoofdstraat 89   Pakhuisgeveltje/ huis Deurvorst  
Sint Jorisplein 1   PTT-gebouw  
Sint Jorisstraat 1   Voormalig brandspuithuisje  
Sint Jorisstraat 3-11   Gasthuiswoningen  

4.2.3 Archeologie
4.2.3.1 Algemeen

Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen.

Met het in werking treden van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in september 2007 is het verdrag wettelijk verankerd en is de Monumentenwet 1988 herzien. Sinds 1 juli 2016 is de Erfgoedwet van kracht, die de Wamz en de Monumentenwet 1988 heeft vervangen.

Een belangrijk archeologisch doel van de Erfgoedwet is om het archeologisch erfgoed ter plekke te behouden. Daarom is het verplicht om vroegtijdig in het proces van de ruimtelijke ordening rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden en hierin een afweging te maken. Vroegtijdig onderzoek maakt namelijk ruimte om te overwegen om archeologievriendelijke alternatieven toe te passen.

Als het archeologisch bodemarchief niet kan worden ontzien, kan voorafgaande aan de bodemverstoring een archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn. Of een onderzoek nodig is en welk onderzoek dit moet zijn, wordt bepaald op basis van de aanwezige archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingreep. De kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die ook als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen.

4.2.3.2 Beoordelingskader

Een betere bescherming van de archeologie en het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om goed inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het archeologisch bodemarchief. Daarom heeft de gemeente Oude IJsselstreek een archeologische waardenkaart laten opstellen waarop de archeologische vindplaatsen en verwachtingszones zijn aangegeven. Afhankelijk van de (verwachtings)waarde in een gebied zal het beschermingsregime meer of minder streng zijn.

In 2014 heeft de gemeente Oude IJsselstreek haar archeologisch beleid vastgelegd, door de Erfgoedverordening 2014 en de gemeentelijke Archeologische waardenkaart vast te stellen. De Archeologische waardenkaart bestaat uit kaarten en een toelichting.

Hierbij is het grondgebied van Oude IJsselstreek onderverdeeld in de volgende categorieën:

  • wettelijk beschermd archeologisch monument en/of gebied of terrein van archeologische waarde; in eerdere onderzoeken is reeds aangetoond dat in deze zones hoge concentraties archeologische resten voorkomen, die als behoudenswaardig gekarakteriseerd kunnen worden. Het betreft de terreinen die zijn opgenomen in de Archeologische Monumentenkaart (AMK);
  • de oude kernen (dorpskern van voor 1850)
  • gebied met een hoge archeologische verwachting;
  • gebied met een gematigde archeologische verwachting;
  • gebied met een specifieke verwachting (geulenstelsel Oude IJssel en Oer-Rijn);
  • gebied met een lage archeologische verwachting;
  • water (geen verwachting);
  • gebied of terrein waar geen bodemarchief meer aanwezig is.

4.2.3.3 Conclusie

De in het bestemmingsplan “Centrum Terborg 2018” vastgelegde dubbelbestemming archeologie draagt in belangrijke mate bij aan het behoud van het aanwezige archeologisch erfgoed.

4.3 Flora en fauna

Bescherming van natuurwaarden vindt plaats via de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet. Op grond van de Natuurbeschermingswet wordt de gebiedsbescherming geregeld. Hierbij worden speciaal aangewezen gebieden beschermd. Het plangebied bevindt zich niet in of in de directe omgeving van een speciale beschermingszone als bedoeld in de Vogel- en/of Habitatrichtlijn of in de directe omgeving van de ecologische hoofdstructuur. Gebiedsbescherming is daarmee niet aan de orde.

In de Flora- en faunawet is de soortenbescherming vastgesteld. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, met mogelijke gevolgen voor beschermde planten en dieren, is het verplicht om vooraf te toetsen of deze plannen kunnen leiden tot overtreding van algemene verbodsbepalingen. Wanneer dat het geval dreigt te zijn, moet worden onderzocht of er maatregelen genomen kunnen worden om dit te voorkomen, of de gevolgen voor beschermde soorten te verminderen.

Conclusie

Zoals al eerder aangegeven, heeft het bestemmingsplan een conserverend karakter, nu het de reeds bestaande situatie vastlegt en geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt. Het bestaande groen wordt tevens niet aangetast. Het plan heeft daarmee een beheersgericht karakter. Toetsen aan de Flora- en faunawet is in onderhavig bestemmingsplan dus niet aan de orde, omdat er geen sprake kan zijn van negatieve effecten op eventueel voorkomende soorten.

4.4 Verkeer en parkeren

4.4.1 Infrastructuur

De bestaande infrastructuur wordt in dit plan conform het huidige gebruik van de gronden bestemd. Er zijn geen plannen om de infrastructuur binnen het plangebied te wijzigen. Er is voor gekozen om de verblijfsgebieden als 'Verkeer - Verblijfsgebied' te bestemmen.

4.4.2 Parkeren

In de Hoofdstraat is een parkeerschijfzone ingesteld, ook wel blauwe zone genoemd. De blauwe zone is ingesteld om het kort parkeren te bevorderen. De parkeerplaatsen in de Hoofdstraat zijn immers bedoeld voor winkelend publiek. Daarmee wordt voorkomen dat andere gebruikers, zoals werknemers en/of bewoners, de hele dag parkeerplaatsen bezet houden. Voor de bewoners geldt dat zij parkeren op eigen grond of bij de woning behorende parkeerplaatsen.

Door het vervallen van de stedenbouwkundige bepalingen uit de bouwverordening moet de parkeerregeling in het bestemmingsplan worden geregeld. Om bij nieuwe ontwikkelingen of bij functiewijziging toch de mogelijkheid te hebben de aanvrager te verplichten parkeerplaatsen aan te leggen, is hiervoor een bepaling opgenomen in de algemene regels van dit bestemmingsplan. In dit bestemmingsplan is dit geregeld in artikel 21.2 "Voldoende parkeergelegenheid". Voor de bepaling van het aantal parkeerplaatsen wordt gebruik gemaakt van de op dat moment meest actuele CROW-parkeerkencijfers. Het CROW is het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek. In de parkeerkencijfers is voor de verschillende functies aangegeven hoeveel parkeerplaatsen er moeten worden aangelegd.
De CROW-stedelijkheidscategorie van Oude IJsselstreek is 'weinig stedelijk' (kernen Ulft, Gendringen, Terborg, Silvolde en Varsseveld) en 'niet stedelijk' voor de overige kernen in de gemeente. De parkeernormen kennen een bandbreedte (een minimum- en een maximumnorm). In principe geldt de maximale parkeernorm. Alleen wanneer aannemelijk kan worden gemaakt dat er minder parkeerplaatsen noodzakelijk zijn kan worden toegestaan dat van dit maximum wordt afgeweken.

Hoofdstuk 5 Waterparagraaf

5.1 Inleiding

Vanuit het principe dat het waterbeheer een gezamenlijk domein is van rijk, provincies, gemeenten en waterschappen zijn de verantwoordelijkheden helder beschreven en zijn de taken verdeeld onder het motto "decentraal wat kan, centraal wat moet". Zo draagt de gemeente, als de bestuurslaag die het dichtst bij de burger staat, zorg voor een veilige en prettige leefomgeving. De gemeente heeft derhalve taken in het ruimtelijke en sociale domein. In het ruimtelijk domein gaat het om de ruimtelijke ontwikkeling van stad en platteland in brede zin, waarbij onder meer de afweging tussen milieu, natuur, water, economie en huisvesting een rol speelt. Dit beleid wordt vastgelegd in structuurvisies en bestemmingsplannen. Daarnaast zijn gemeenten verantwoordelijk voor het rioleringsbeheer en hebben de zorgplichten voor overtollig hemelwater, afvalwater en grondwater in de bebouwde omgeving.

Bij nieuwe ontwikkelingen dient te worden aangegeven op welke wijze rekening wordt gehouden met de gevolgen van de ontwikkeling voor de waterhuishoudkundige situatie. Dit vindt zijn weerslag in de zogenaamde watertoets. De watertoets wordt uitgevoerd binnen de bestaande wet- en regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en water.

5.2 Beleid

5.2.1 Waterplan Gelderland 2010-2015

Het Waterplan Gelderland 2010-2015 bevat het waterbeleid van de provincie en is de opvolger van het derde Waterhuishoudingsplan (WHP3). Het beleid uit WHP3 wordt grotendeels voortgezet. Het Waterplan Gelderland is tegelijk opgesteld met de water(beheer)plannen van het Rijk en de waterschappen. In onderlinge samenwerking zijn de plannen zo goed mogelijk op elkaar afgestemd. Het Waterplan Gelderland 2010-2015 is op 1 januari 2010 in werking getreden.

In het plan staan de doelen voor het waterbeheer, de maatregelen die daarvoor nodig zijn en wie ze gaat uitvoeren. Voor oppervlaktewaterkwaliteit, hoogwaterbescherming, regionale wateroverlast, watertekort en waterbodems gelden provinciebrede doelen. Voor een aantal functies, zoals landbouw, natte natuur, waterbergingsgebieden en grondwaterbeschermingsgebieden, zijn specifieke doelen geformuleerd.

Voor de realisatie van bepaalde waterdoelen zijn ruimtelijke maatregelen nodig. Hiervoor krijgt het Waterplan op basis van de Waterwet de status van structuurvisie en is beschreven welke instrumenten uit de Wet ruimtelijke ordening de provincie daarvoor wil inzetten.

5.2.2 Waterbeheerplan Waterschap Rijn en IJssel 2016-2021

De gemeente Oude IJsselstreek ligt in het beheersgebied van het Waterschap Rijn en IJssel.

Waterschap Rijn en IJssel heeft in 2013 de 'Watervisie 2030' opgesteld. Vanuit deze visie vult het waterschap het beleid voor de periode 2016-2021 verder in. Verbinden en samenwerken, ieder vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid, staat in hun visie centraal. De ambities uit de watervisie wil het waterschap samen met de partners verder vormgeven. Het Waterbeheerplan 2016-2021 biedt hiervoor concrete aanknopingspunten. Dit plan is in november 2015 vastgesteld en bevat het beleid op hoofdlijnen voor alle taakgebieden van het waterschap Rijn en IJssel voor de periode 2016-2021.

Het waterbeheersplan is opgesteld samen met vier andere waterschappen, die deel uitmaken van het deelstroomgebied Rijn-Oost.

Het waterbeheersplan geeft aan welke doelen het waterschap nastreeft en welke maatregelen en projecten daarvoor in de planperiode worden ingezet. De maatregelen zijn nog niet concreet in projecten of activiteiten uitgewerkt. Dat volgt in een later stadium, bij het vaststellen van de (meerjaren)begroting. Dit plan geeft dus vooral de koers aan die het waterschap gaat varen.

Het waterschap laat in dit waterbeheerplan zien welke ontwikkelingen voor het waterbeheer van belang zijn en welke accenten we in de samenwerking met onze partners willen leggen. Vanuit die omgevingsverkenning wordt vervolgens het beleid voor de planperiode 2016-2021 beschreven voor de primaire taakgebieden:

  • Bescherming tegen overstromingen en werken aan veiligheid: Veilig water.
  • Zorgen voor de juiste hoeveelheid water en passende waterpeilen: Voldoende water.
  • Zorgen voor een goede waterkwaliteit die nodig is voor mens, plant en dier: Schoon water.
  • Verwerken van afvalwater en het benutten van energie en grondstoffen daaruit: Afvalwater.
  • Zorgen voor goede randvoorwaarden voor beroepsvaart op de Oude IJssel: Vaarwegbeheer.


In het waterbeheersplan wordt extra aandacht besteed aan de focusvelden: 1) hoe in te spelen op klimaatverandering en 2) stedelijk waterbeheer. Tevens vindt er een uitwerking van maatregelen naar stroomgebieden plaats, waaronder het stroomgebied van de Oude IJssel dat van toepassing is voor de gemeente Oude IJsselstreek.

Klimaatverandering

Het klimaat verandert en zal de komende decennia grotere extremen laten zien, ook in Nederland. Voor het waterschap is dit een zeer belangrijke ontwikkeling, waar we ze actief op wil inspelen. Waterbeheerders moeten niet alleen meer aandacht besteden aan heftige pieken in de waterafvoer in de zomer en hogere afvoer in de winter, maar ook aan de drogere perioden daartussenin. De weersextremen brengen onzekerheden, maar ook kansen met zich mee.

Stedelijk waterbeheer

Het is een maatschappelijk belang dat water in stedelijk gebied op orde is en blijft, dat inwoners het water kunnen beleven en ervan kunnen genieten, en dat we nu en in de toekomst droge voeten houden. De stedelijke wateropgaven zijn opgaven waarvoor niet één partij de sleutel in handen heeft. Het waterschap hier een rol in, maar doen dit in nauwe samenspraak met gemeenten, corporaties, belangengroepen, private partijen en inwoners. Waar mogelijk koppelt het waterschap wateropgaven aan plannen en projecten van andere partijen in de stad. Samenwerken is een voorwaarde om ambities te realiseren

Uitwerking in stroomgebied Oude IJssel

Kenmerkend voor de Oude IJssel is de beroeps- en recreatievaart met bijbehorende economische en recreatieve functies. In het waterschapbeheersplan geeft het waterschap de plannen aan voor dit stroomgebied voor de aspecten van schoon water, wateroverlast en -tekort, stedelijk water en recreatief medegebruik. Tot slot beschrijft het waterschap ook de agenda voor samenwerking met partners in het stroomgebied van de Oude IJssel.

5.2.3 Gemeentelijk Waterplan

De gemeente Oude IJsselstreek en het Waterschap Rijn en IJssel hebben een gemeentelijk waterplan opgesteld. In dit waterplan wordt een integrale visie gegeven op water in Oude IJsselstreek. Deze visie geeft een doorkijk naar de middellange termijn (circa 10 jaar) en de lange termijn (2030). Aan de visie is een uitvoeringsprogramma gekoppeld voor de korte termijn (5 jaar). Het waterplan biedt handvatten voor het opstellen van ruimtelijke plannen, voor de afstemming met rioolbeheer en geeft zo inzicht in de mogelijkheden om te komen tot een duurzaam watersysteem binnen de gemeente.

Er wordt gestreefd naar een gezond, veerkrachtig, kwalitatief goed, aantrekkelijk en op de toekomst berekend watersysteem en waterketen. De toekomstvisie is gericht op vier aspecten:

  • Water is een drager voor een gezonde economie;
  • Water is een drager voor de sociale aspecten en beleving;
  • Water is een drager voor ecologische ontwikkeling;
  • Water is een drager voor volksgezondheid en veiligheid.

De volgende maatschappelijke streefeffecten verwoorden de waterambitie van de gemeente:

  • 1. Een juiste hoeveelheid water van een goede kwaliteit ten behoeve van de landbouwproductie;
  • 2. Meer recreanten in de gemeente op het gebied van waterrecreatie;
  • 3. Afname van grondwateronttrekkingen schaadt het industriële proces niet;
  • 4. Aangenaam woonklimaat waarin water een ontmoetingsplaats is;
  • 5. Balans tussen rode, groene en blauwe functies;
  • 6. Bewustwording verantwoord watergebruik en duurzaam waterbeheer;
  • 7. Het watersyteem maakt deel uit van een gezond ecosysteem;
  • 8. Verminderen areaal verdroogde gebieden in overeenstemming met het vastgestelde beleid;
  • 9. Een gezond en veilig watersyteem;
  • 10. Een gezonde en veilige waterketen.
5.2.4 Gemeentelijk rioleringsplan

Tijdens de raadsvergadering van 27 oktober 2016 is het nieuwe Gemeentelijk Rioleringsplan 2017 - 2020 vastgesteld. In dit plan geeft de gemeente aan hoe zij invulling denkt te geven aan de zorgplicht voor afvalwater, hemelwater en grondwater. Uitgangspunt daarbij is, dat als het gaat om de zorg voor hemel- en grondwater, de particulier ook een duidelijke eigen rol heeft. Bij bouwwerkzaamheden wordt er van grondeigenaren verwacht, dat het hemelwater op eigen terrein wordt verwerkt. Bij de uitwerking van bouwplannen zal hier aandacht aan moeten worden besteed.

Het gemeentelijk beleid is gericht op het scheiden van (afval)waterstromen. Relatief schoon regenwater hoeft niet te worden afgevoerd naar de zuivering, maar wordt zo lang mogelijk vastgehouden in het gebied middels retentievoorzieningen en/of infiltratie. De gemeente streeft er naar om zoveel mogelijk hemelwater af te koppelen. In centrum van Terborg ligt een gemengd rioolstelsel.

Bij vervangingswerkzaamheden van het gemengde riool, zal worden bezien in hoeverre afkoppeling van verhard oppervlak mogelijk is, eventueel door het aanleggen van een apart regenwaterriool. Daar waar afkoppeling van, in meer of mindere mate verontreinigd, regenwater leidt tot onacceptabele belasting van het oppervlaktewater zullen in eerste instantie maatregelen met een lokaal karakter worden genomen. Het aanleggen van verbeterd gescheiden stelsels zorgt voor onnodig transport van relatief schoon afvalwater naar de zuivering en heeft een negatief effect op het zuiveringsrendement.

5.3 Tabel waterthema's en vertaling in het bestemmingsplan

Het bestemmingsplan heeft, zoals al eerder aangegeven, een conserverend karakter, nu het voornamelijk de bestaande situatie vastlegt. Het bestemmingsplan heeft een beheersgericht karakter.

Watertoetstabel

Thema   Toetsvraag   Relevant   Intensiteit  
Veiligheid
 
1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade)
2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier?  
Nee


Nee  
2


2  
Riolering en Afvalwaterketen   1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1m3/uur?
2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ?
3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap?  
Nee

Nee
Nee  
2

1
1  
Wateroverlast (oppervlaktewater)
 
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500m2?
2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500m2?
3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak?
4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes?  
Nee

Nee

Ja

Nee  
2

1

1

1  
Oppervlakte-
waterkwaliteit  
1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlakte- water geloosd?
 
Nee
 
1  
Grondwateroverlast   1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond?
2. Is in het plangebied sprake van kwel?
3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren?  
Nee

Nee
Nee  
1

1
1  
Grondwater-
kwaliteit  
1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking?   Nee   1  
Inrichting en beheer   1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap?
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?  
Nee

Nee  
1

2  
Volksgezondheid
 
1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel?
2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)?  
Nee

Nee  
1

1  
Natte natuur   1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ?
2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?
3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur?
4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied?  
Nee
Nee
Nee

Nee  
2
2
1

1  
Verdroging   1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied?   Nee   1  
Recreatie   1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt?   Nee   2  
Cultuurhistorie   1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig?   Nee   1  

Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

Hoe gronden en bouwwerken mogen worden gebruikt en wat er mag worden gebouwd staat in de regels en verbeelding.

De basis voor de verbeelding (de tekening), is een recente kadastrale ondergrond en topografische gegevens. Op de verbeelding is de grens van het bestemmingsplangebied aangegeven.

Binnen die grens zijn de verschillende bestemmingen aangegeven. De bestemmingen worden met verschillende kleuren en letteraanduidingen weergegeven. Verder zijn aanduidingen opgenomen, waarnaar in de regels wordt verwezen.

Het uitgangspunt voor het nieuwe bestemmingsplan, zijn de nieuwste bestemmingsplannen binnen de gemeente. Deze is wel aangepast aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

Het bestemmingsplan 'Centrum Terborg 2018' is een overwegend conserverend plan. Dit betekent dat overwegend het huidige gebruik en de huidige verschijningsvorm als uitgangspunt dienen.

Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de systematiek van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening, welke van kracht zijn per 1 juli 2008.

Voor de bestemmingen en regels is gebruik gemaakt van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012).

De SVBP2012 regelt de standaardisering en uniformering van bestemmingen en regels. In het kader van de Wro is dit bestemmingsplan ook digitaal opgesteld. In dit hoofdstuk wordt inhoudelijk ingegaan op de afzonderlijke bestemmingen binnen voorliggend bestemmingsplan.

6.1 Wat is een bestemmingsplan

Het gemeentelijke bestemmingsplan is een middel waarmee functies aan gronden worden toegekend. Het gaat dus om het toekennen van gebruiksmogelijkheden. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder etc.) toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft uit te oefenen. Dit houdt in dat:

  • de grondgebruiker niet kan worden verplicht om een in het bestemmingsplan aangewezen bestemming ook daadwerkelijk te realiseren,
  • en de grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen in strijd met de gegeven bestemming (het overgangsrecht is hierbij mede van belang).

Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmingsplan zijn regels voor bebouwing (omgevings- vergunning voor het bouwen) en regels voor het verrichten van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden (omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden).

Een bestemmingsplan regelt derhalve:

  • het toegestane gebruik van gronden (en de bouwwerken en gebouwen);

en een bestemmingsplan kan daarbij regels geven voor:

  • het bebouwen van de gronden;
  • het verrichten van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden.

Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument voor het voeren van ruimtelijk beleid, maar het is zeker niet het enige instrument. Andere ruimtelijke wetten en regels zoals bijvoorbeeld de Woningwet, de Algemene Plaatselijke Verordening, de Wet milieubeheer en de Bouwverordening zijn ook erg belangrijk voor het uitoefenen van ruimtelijk beleid.

6.2 Over bestemmen, dubbelbestemmen en aanduidingen

Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemming de gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Voor het op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak gelden de gebruiksmogelijkheden zoals die in de bijhorende regels worden gegeven. Die toegekende gebruiksmogelijkheden kunnen op twee manieren nader worden ingevuld:

  • 1. Via een dubbelbestemming. Een dubbelbestemming is, zoals de naam al zegt, een bestemming die óók aan de gronden wordt toegekend. Voor gronden kunnen dus meerdere bestemmingen gelden. Er geldt altijd één "enkel"bestemming (dat is dé bestemming) en soms geldt er een dubbelbestemming (soms zelfs meerdere). In de regels van de dubbelbestemming wordt omschreven wat er voor de onderliggende gronden geldt aan extra bepalingen in aanvulling, of ter beperking, van de mogelijkheden van de onderliggende bestemmingen.
  • 2. Via een aanduiding. Een aanduiding is een teken op de verbeelding dat betrekking heeft op een vlak op die kaart. Via een aanduiding wordt in de regels „iets" geregeld. Dat „iets" kan betrekking hebben op extra mogelijkheden of extra beperkingen voor het gebruik en/of de bebouwing en/of het aanleggen van werken. Aanduidingen kunnen voorkomen in een bestemmingsregel, in meerdere bestemmingsregels en kunnen ook eigen regels hebben.

6.3 Verbeelding

Voor het maken van de verbeelding wordt gebruik gemaakt van de volgende gegevens:

  • Grootschalige Basiskaart van Nederland (GBKN) voor de ondergrond,
  • Adresgegevens en gebouwen uit de gemeentelijke Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG),
  • Kadastrale gegevens,
  • Luchtfoto's,
  • Vergunningen.

De verbeelding moet helder en duidelijk leesbaar zijn. Daarom bevat de verbeelding alleen informatie die juridisch relevant is. Er is in dit bestemmingsplan voor gekozen om alle relevante informatie, voor zover mogelijk, op de plankaart aan te geven, om in een oogopslag te kunnen zien wat wel en niet toegestaan is. Wat op de verbeelding staat moet terugkomen in de planregels.

Verschil digitale en analoge verbeelding

Er is een verschil tussen de digitale en analoge verbeelding. De digitale kaart lijkt minder informatie te bevatten dan de analoge kaart. Door op de verbeelding te klikken, verschijnt de planinformatie. De digitale kaart is bindend.

De verbeelding van een digitaal bestemmingsplan is altijd noordgericht; een noordpijl staat daarom niet op de digitale verbeelding. Op de analoge verbeelding wordt de noordpijl wel aangegeven. Iedere bestemming moet op de verbeelding worden weergegeven in een andere kleur. Het gebruik van deze kleuren is volgens de SVBP 2012.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Economische uitvoerbaarheid

Wettelijke plicht
Het is verplicht om elke 10 jaar het bestemmingsplan te herzien. Dit staat in artikel 3.1 van de Wro.
Hiervoor zijn middelen opgenomen in de gemeentelijke begroting.

In dit plan wordt de bestaande feitelijke situatie vastgelegd. Met dit plan zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien die kosten meebrengen voor de gemeente. Hiermee is aangetoond dat het plan economisch haalbaar is.

7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.2.1 Overleg en inspraak

Artikel 3.1.1. Bro bepaalt dat het bestuursorgaan dat is belast met de voorbereiding van een bestemmingsplan, overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Gedeputeerde Staten onderscheidelijk Onze Minister kunnen bepalen dat onder bepaalde omstandigheden of in bepaalde gevallen geen overleg is vereist met de diensten van provincie onderscheidelijk Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening.

Provinciale en Rijksdiensten 

Provinciale Staten en Onze Minister hebben aangegeven geen vooroverleg te willen voeren bij plannen waar geen provinciaal of Rijksbelang speelt. Gelet op het schaalniveau van het plangebied en het feit dat er bij de uitvoering van dit bestemmingsplan geen provinciale of Rijksbelangen spelen of geschaad kunnen worden, wordt overleg met de diensten van provincie en Rijk niet noodzakelijk geacht.

Andere gemeenten

Er zijn geen andere gemeenten die door de uitvoering van het bestemmingsplan in hun belangen geschaad kunnen worden. Derhalve is vooroverleg met omliggende gemeenten niet nodig.

Waterschap

Het Waterschap heeft ten aanzien van het plan geen opmerkingen omdat het een conserverend bestemmingsplan betreft.

Inloopavond

Op 30 mei 2018 heeft een overleg plaatsgevonden met het bestuur van de Belangenvereniging Terborgs Belang en de Ondernemersvereniging Terborg Centraal. Vervolgens is op 12 juli 2018 een drukbezochte inloopbijeenkomst gehouden bij Grandcafé Van der Eem in Terborg. Naar aanleiding van deze bijeenkomst hebben er op het gemeentehuis nog gesprekken plaatsgevonden met eigenaren van panden in de Hoofdstraat.

7.2.2 Zienswijzen

De voorbereiding van het besluit omtrent de herziening van het bestemmingsplan vindt plaats met inachtneming van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Het ontwerpbestemmingsplan Centrum Terborg 2018 heeft van 5 juli 2018 t/m 15 augustus 2018 voor iedereen ter inzage gelegen met de mogelijkheid om zienswijzen in te dienen. Ten aanzien van het ontwerpbestemmingsplan zijn binnen de daarvoor gestelde termijn 11 zienswijzen naar voren gebracht. De ontvangen zienswijzen zijn in de Nota zienswijzen en ambtshalve wijzigingen samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien. In de Nota zienswijzen en ambtshalve wijzigingen is weergegeven of en op welke manier het plan is gewijzigd naar aanleiding van de binnengekomen zienswijzen en ambtshalve wijzigingen.

De Nota zienswijzen en ambtshalve wijzigingen is als bijlage bij het vaststellingsbesluit opgenomen.