direct naar inhoud van Regels
Plan: Centrum Terborg 2018
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1509.BP000111-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Centrum Terborg 2018 van de gemeente Oude IJsselstreek.

1.2 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.3 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.4 aan huis verbonden bedrijfsactiviteit

een bedrijf dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten in of bij een woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.5 aan huis verbonden beroepsactiviteit

Een bedrijf dat enkel is gericht op het leveren van diensten in of bij een woning waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.6 aaneengebouwde woning

een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen.

1.7 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het houden van dieren en/of telen van gewassen.

1.8 archeologische waarde

waarde van een terrein in verband met de zich (mogelijk) daarin bevindende oudheidkundige zaken.

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.10 bedrijf

een onderneming gericht op het bedrijfsmatig produceren, bewerken, installeren, herstellen, opslaan en/of distribueren van goederen.

1.11 bed & breakfast

een kleinschalige verblijfsaccommodatie voor kortdurend recreatief verblijf waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.12 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale oppervlakte bedrijfsruimte die voor de bedrijfsuitoefening nodig is, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.13 bedrijfswoning/dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.14 begane grond

de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder.

1.15 bestaande situatie (bebouwing en gebruik)

bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerpplan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;

het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.

1.16 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.17 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1509.BP000111-VA01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.18 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.19 bijbehorend gebouw

een al dan niet vrijstaand gebouw, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.20 bijzondere woonvorm

een complex van ruimten bedoeld voor de huisvesting van één of meer huishoudens door hulpbehoevenden op het fysieke, psychische en/of sociale vlak eventueel met extra zorg en/of begeleiding, met bijbehorende voorzieningen, zoals een gemeenschappelijke ruimte en kantoor.

1.21 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.22 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.23 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, kelder, dakopbouw en/of zolder.

1.24 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.25 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.26 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.27 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.28 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.

1.29 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.30 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.31 differentiatielijn

aanduiding die het verschil aangeeft tussen de, binnen één bestemming geldende, bouw- en / of gebruiksregels.

1.32 extensieve dagrecreatie

recreatief (mede)gebruik van gronden bijvoorbeeld: wandelen, fietsen en paardrijden.

1.33 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.34 geluidgevoelige gebouwen en terreinen

gebouwen die gebruikt worden voor bewoning of daartoe bestemd zijn danwel andere geluidgevoelige gebouwen en terreinen als bedoeld in de geldende milieuwetgeving.

1.35 geschakelde woning

woningen met elkaar verbonden door middel van aan- of bijgebouwen.

1.36 gestapelde woning

een woning die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning is gelegen.

1.37 geurgevoelig object

gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt.

1.38 grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf waarvan de bedrijfsvoering volledig of nagenoeg volledig afhankelijk is van het producerend vermogen van de grond, zoals melkveehouderijen en akkerbouw.

1.39 groothandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop) het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, danwel instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.40 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht.

1.41 horeca

een bedrijf waar hoofdzakelijk dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, een en ander al dan niet in combinatie met elkaar niet zijnde een seksinrichting of voor gebruik ten behoeve van prostitutie.

1.42 kantoor

het bedrijfsmatig verlenen van administratieve diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.43 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.

1.44 maatschappelijke dienstverlening

culturele, medische, educatieve, sociale en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening (met uitzondering van een ziekenhuis) en dagopvang.

1.45 mantelzorg

het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.46 nevenactiviteit

een activiteit die in ruimtelijke en/of functionele zin ondergeschikt is aan en voortvloeit uit de hoofdfunctie.

1.47 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan het productieproces.

1.48 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.49 seksinrichting

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.50 verkoopvloeroppervlakte

de totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank.

1.51 vloeroppervlakte

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond.

1.52 volumineuze goederen

goederen die vanwege hun omvang een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling, zoals bouw- en doe-het-zelf producten, auto's, motorfietsen, boten, caravans, keukens, sanitair en meubelen.

1.53 vrijstaande woning

een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw.

1.54 woning

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten.

2.1 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand tussen de (zijdelingse) perceelsgrens en enig punt van een bouwwerk.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 het bebouwingspercentage:

het deel van het bouwvlak uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden.

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk:

de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf peil.

2.9 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel/bestemmingsvlak:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel/bestemmingsvlak gelegen bouwwerken tezamen.

2.10 peil:
  • a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de gemiddelde hoogte van de weg ter plaatse;
  • b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte bouwterrein;
  • c. bij de bestemming Verkeer - Railverkeer wordt onder peil verstaan: de bovenkant spoorstaaf;
  • d. vanaf het waterpeil tot het hoogtste punt van het bouwwerk.

Toepassing van maten:

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m. bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven in categorie A van bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten:
  • b. een nutsvoorziening ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
  • c. productiegebonden detailhandel als nevenactiviteit;
  • d. bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. parkeer-, groenvoorzieningen, ontsluitingswegen, kunstwerken en straatmeubilair;
  • f. water en voorzieningen voor de waterhuishouding.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
  • a. Gebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd.
3.2.2 Hoofdgebouwen en bedrijfsgebouwen
  • a. De bouwhoogte mag niet meer zijn dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ is aangegeven;
  • b. In afwijking van het bepaalde onder 3.2.1 onder a mogen bijbehorende bouwwerken van ondergeschikte aard, zoals een fietsenberging, stalling en dergelijke, buiten het bouwvlak worden gebouwd tot een gezamenlijke oppervlakte van 50 m2 per bouwperceel met een bouwhoogte van maximaal 3 meter.
3.2.3 Nutsvoorzieningen
  • a. Nutsvoorzieningen moeten worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
  • b. De bouwhoogte mag niet meer zijn dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)'is aangegeven.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen is maximaal:
    • 1. voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 1 meter;
    • 2. achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 2 meter;
  • b. De bouwhoogte van masten is maximaal 10 meter;
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is maximaal 3 meter;
3.2.5 Ondergronds bouwen
  • a. Ondergronds bouwen is alleen toegestaan onder hoofd- en bedrijfsgebouwen, alsook bijbehorende bouwwerken;
  • b. De verticale diepte is maximaal 3,5 meter.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Productiegebonden detailhandel als nevenactiviteit
  • a. De oppervlakte van de ruimte voor productiegebonden detailhandel is maximaal 30% van het bedrijfsvloeroppervlak met een maximum van 100 m2;
  • b. Een zelfstandige vorm van detailhandel is niet toegestaan.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Toestaan ander bedrijf

Bij omgevingsvergunning kan door het bevoegd gezag worden afgeweken van de regels voor het toestaan van een ander bedrijf dan in lid 3.1 sub a is aangegeven. De afwijking wordt toegepast onder de voorwaarden dat:

  • er door middel van onderzoek is aangetoond, dat er geen milieutechnische belemmeringen zijn;
  • geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefklimaat;
  • geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad;
  • de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  • het geen geluidzoneringsplichtige inrichting betreft.

Artikel 4 Centrum

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

    • 1. wonen, met dien verstande dat wonen niet is toegestaan op de eerste bouwlaag. Een uitzondering wordt gemaakt voor het deel van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vanaf een diepte van 6 meter uit de voorste perceelsgrens die aan de Hoofdstraat grenst. Vanaf hier is wonen wel toegestaan;
    • 2. detailhandel, waarbij geldt dat deze functie uitsluitend op de eerste bouwlaag is toegestaan;
    • 3. horecabedrijven van categorie 1 en 2 op de eerste bouwlaag zoals genoemd in bijlage 2 Staat van Horeca-activiteiten;
    • 4. dienstverlening;
    • 5. kantoren;
    • 6. maatschappelijke voorzieningen met dien verstande dat alleen de volgende maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan: bibliotheek, gezondheidszorg, onderwijs en naschoolse opvang, openbare dienstverlening, religie, verenigingsleven, welzijnsinstelling en zorginstelling;
    • 7. cultuur- en ontspanning met dien verstande dat alleen de volgende functies zijn toegestaan: atelier, museum, exposities, conferenties, muziek- en theatervoorstellingen;
    • 8. de uitoefening van overige bedrijven van categorie A bedrijfsactiviteiten op de eerste bouwlaag zoals genoemd in bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten, waarbij detailhandel en kantoren als ondergeschikte nevenactiviteit bij de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteiten mag plaatsvinden;
    • 9. een onderdoorgang voor het langzaam verkeer op het niveau van de eerste bouwlaag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';
    • 10. wegen en paden;
    • 11. parkeervoorzieningen;
    • 12. tuinen en erven.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
  • a. het maximum aantal wooneenheden mag niet meer zijn dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven, danwel het bestaande aantal woningen zoals dat in bijlage 3 "inventarisatie woningen Centrum Terborg" van de regels is opgenomen;
  • b. de ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp bestemmingsplan bestaande bebouwing mag worden gehandhaafd, hersteld, vervangen en uitgebreid met inachtneming van het bepaalde in dit lid, met dien verstande dat wanneer de bestaande bebouwing en bestaande maatvoering afwijken van hetgeen in de hierna volgende bouwregels is aangegeven, de afwijking niet mag worden vergroot;
  • c. voor het bouwen van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt dat het bouwperceel voor maximaal 80% bebouwd mag worden, tenzij anders op de verbeelding is weergegeven.
4.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. op de onderhavige gronden is het niet toegestaan nieuwe gebouwen geheel of ten dele ten dienste van wonen te bouwen, tenzij het vervangende nieuwbouw ter plaatse van de bestaande woning betreft, mits dit niet leidt tot woningvermeerdering;
  • b. de gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de verkaveling van de bestaande gebouwen dient in beginsel te worden gehandhaafd. Woningvermeerdering van de gebouwen in de vorm van woningsplitsing of anderszins is niet toegestaan;
  • d. de gebouwen dienen te worden gebouwd in een bouwgrens, die is gelegen aan de zijde van de openbare weg;
  • e. De goothoogte mag niet meer zijn dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goothoogte (m)’ is aangegeven;
  • f. De bouwhoogte mag niet meer zijn dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ is aangegeven.
4.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een hoofdgebouw en gelegen buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan:
  • b. 80 m² bij bouwpercelen tot 600 m²;
    120 m², bij bouwpercelen groter dan 600 m²;
  • c. de hoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw bij gebouwen mag niet meer dan 4,5 m bedragen;
  • d. de goothoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw die zijn voorzien van een kap mag niet meer bedragen dan 3 m en de bouwhoogte niet meer dan 5 m.
4.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen is maximaal:
    • 1. voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 1 meter;
    • 2. achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 2 meter;
  • b. De bouwhoogte van masten is maximaal 10 meter;
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is maximaal 3 meter.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 4.1 wordt in ieder geval gerekend de nieuwvestiging van horecabedrijven tot categorie 1 en 2 zoals genoemd in bijlage 2 Staat van Horeca-activiteiten, waarbij geldt dat de vestiging van deze bedrijven wel is toegestaan ter plaatse van de gebouwen gelegen aan de Hoofdstraat en het Sint Jorisplein.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels
4.4.1 Detailhandel op verdieping

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor de vestiging van een detailhandelsbedrijf als bedoeld in lid 4.1 op een andere verdieping dan de eerste bouwlaag, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de eerste bouwlaag is reeds volledig voor detailhandelsdoeleinden ingericht;
  • b. de in het bestemmingsplan gegeven uitbreidingsmogelijkheden zijn ten aanzien van deze laag volledig uitgeput
4.4.2 Andere functies

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 4.1 voor een andere vorm van centrumdoeleinden. De afwijking wordt toegepast onder de voorwaarden dat:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefklimaat;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad;
  • c. de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig wordt geschaad;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • e. er geen milieutechnische belemmeringen zijn;
  • f. het geen geluidzoneringplichtige inrichtingen betreft.

Artikel 5 Gemengd - 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat alleen de volgende maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan: gezondheids- en welzijnszorg, onderwijs en naschoolse opvang, openbare dienstverlening, religie, verenigingsleven;
  • b. cultuur en ontspanning, met dien verstande dat alleen de volgende functies zijn toegestaan: atelier, museum, exposities, conferenties, muziek- en theatervoorstellingen;
  • c. detailhandel;
  • d. dienstverlening;
  • e. kantoren;
  • f. horecabedrijven van categorie 1 en 2 zoals genoemd in bijlage 2 Staat van Horeca-activiteiten;
  • g. bedrijven tot en met categorie B zoals genoemd in bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • h. wegen en paden;
  • i. parkeer-; speel-, groenvoorzieningen en kunstwerken;
  • j. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • k. straatmeubilair en nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Het bouwvlak mag voor 100 % bebouwd worden.

5.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. Gebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. De bouwhoogte mag niet meer zijn dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ is aangegeven;
  • c. De goothoogte mag niet meer zijn dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' is aangegeven.
  • d. In afwijking van het bepaalde onder 5.2.2.a mogen gebouwen van ondergeschikte aard, zoals een fietsenberging en dergelijke, buiten het bouwvlak worden gebouwd tot een gezamenlijke oppervlakte van 50 m2 per bouwperceel met een bouwhoogte van maximaal 3 meter.
5.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen is maximaal 2 meter;
  • b. De bouwhoogte van masten is maximaal 10 meter;
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is maximaal 3 meter.
5.2.4 Ondergronds bouwen
  • a. Ondergronds bouwen is alleen toegestaan onder hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken;
  • b. De verticale diepte is maximaal 3,50 meter.
5.3 Afwijken van de gebruiksregels
5.3.1 Andere functies

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 5.1 voor een andere vorm van centrumdoeleinden. De afwijking wordt toegepast onder de voorwaarden dat:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefklimaat;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad;
  • c. de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig wordt geschaad;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • e. er geen milieutechnische belemmeringen zijn;
  • f. het geen geluidzoneringplichtige inrichtingen betreft.
5.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan de bestemming “Gemengd-1” wijzigen naar de bestemming “Wonen”. De wijziging wordt toegestaan onder de voorwaarden dat:

  • a. het bouwplan niet in strijd is met het regionaal en/of gemeentelijk beleid (waaronder het beleid ten aanzien van woningbouw);
  • b. de goothoogte en bouwhoogte mag maximaal 3 m respectievelijk 6 m bedragen;
  • c. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid niet onevenredig worden benadeeld;
  • d. er in de parkeerbehoefte wordt voorzien;
  • e. de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig worden benadeeld;uit onderzoek blijkt dat er verder geen (milieutechnische of ruimtelijke) belemmeringen zijn.

Artikel 6 Gemengd - 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat alleen de volgende maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan: gezondheids- en welzijnszorg, onderwijs en naschoolse opvang, openbare dienstverlening, religie, verenigingsleven;
  • c. cultuur en ontspanning, met dien verstande dat alleen de volgende functies zijn toegestaan: atelier, museum, exposities, conferenties, muziek- en theatervoorstellingen;
  • d. detailhandel;
  • e. dienstverlening;
  • f. kantoren;
  • g. horecabedrijven van categorie 1 en 2 zoals genoemd in bijlage 2 Staat van Horeca-activiteiten;
  • h. bedrijven tot en met categorie B zoals genoemd in bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • i. wegen en paden;
  • j. parkeer-; speel-, groenvoorzieningen en kunstwerken;
  • k. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • l. straatmeubilair en nutsvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Het bouwvlak mag voor 100 % bebouwd worden.

6.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. Gebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. De bouwhoogte mag niet meer zijn dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ is aangegeven;
  • c. De goothoogte mag niet meer zijn dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' is aangegeven.

In afwijking van het bepaalde onder 6.2.2.a mogen gebouwen van ondergeschikte aard, zoals een fietsenberging en dergelijke, buiten het bouwvlak worden gebouwd tot een gezamenlijke oppervlakte van 50 m2 per bouwperceel met een bouwhoogte van maximaal 3 meter.

6.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij wonen
  • a. Bijbehorende bouwwerken moeten minimaal 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
  • b. De gezamenlijke oppervlakte voor bijbehorende bouwwerken, gebouwd buiten het bouwvlak, is per woning maximaal:
    • 1. 80 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 600 m2;
    • 2. 120 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 600 m2.
  • c. De goothoogte is maximaal 3 m;
  • d. De bouwhoogte is maximaal 5 m;
  • e. In afwijking van het bepaalde onder a t/m d, mogen voor (het verlengde van) de voorgevel van de woning erkers worden gebouwd, onder de voorwaarden dat:
    • 1. de horizontale diepte maximaal 1,5 meter is;
    • 2. de diepte van de voortuin voor 2,5 meter onbebouwd blijft;
    • 3. voorzover aan de voorgevel wordt gebouwd, de breedte maximaal 2/3 van de voorgevel van de hoofdgebouw is;
    • 4. de bouwhoogte maximaal 3 meter danwel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 meter is.
  • f. In afwijking van het bepaalde onder a t/m d mogen achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning bijbehorende bouwwerken worden gebouwd, onder de voorwaarden dat:
    • 1. het bijbehorend bouwwerk per woning maximaal 2 gesloten wanden heeft;
    • 2. de wand die parallel ligt aan (het verlengde van) de voorgevel van de woning, minimaal 3 meter achter de voorgevel ligt;
    • 3. de bouwhoogte maximaal 3 meter is.
6.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen is maximaal 2 meter;
  • b. De bouwhoogte van masten is maximaal 10 meter;
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is maximaal 3 meter.
6.2.5 Ondergronds bouwen
  • a. Ondergronds bouwen is alleen toegestaan onder hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken;
  • b. De verticale diepte is maximaal 3,50 meter.
6.3 Afwijken van de gebruiksregels
6.3.1 Andere functies

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 6.1 voor een andere vorm van centrumdoeleinden. De afwijking wordt toegepast onder de voorwaarden dat:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefklimaat;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad;
  • c. de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig wordt geschaad;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • e. er geen milieutechnische belemmeringen zijn;
  • f. het geen geluidzoneringplichtige inrichtingen betreft.

Artikel 7 Maatschappelijk

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen met dien verstande dat alleen de volgende maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan: bibliotheek, gezondheidszorg, onderwijs en naschoolse opvang, openbare dienstverlening, religie, verenigingsleven, welzijnsinstelling en zorginstelling;
  • b. horeca als nevenactiviteit;
  • c. detailhandel als nevenactiviteit;
  • d. bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. wegen en paden;
  • f. parkeer-, speel-, groenvoorzieningen en kunstwerken;
  • g. water, voorzieningen voor de waterhuishouding en nutsvoorzieningen;
  • h. straatmeubilair en nutsvoorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Gebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  • a. De goothoogte mag niet meer zijn dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goothoogte (m)’ is aangegeven;
  • b. De bouwhoogte mag niet meer zijn dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ is aangegeven;
  • c. In afwijking van het bepaalde onder 6.2.1.a mogen gebouwen van ondergeschikte aard ten behoeve van de bestemming buiten het bouwvlak worden gebouwd tot een gezamenlijke oppervlakte van 50 m2 per bouwperceel met een bouwhoogte van maximaal 3 meter.
7.2.2 Bouwwerken geen gebouw zijnde
  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen is maximaal:
    • 1. voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 1 meter;
    • 2. achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 2 meter;
  • b. De bouwhoogte van masten is maximaal 10 meter;
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is maximaal 3 meter.
7.3 Specifieke gebruiksregels
7.3.1 Horeca als nevenactiviteit
  • a. Horeca als nevenactiviteit is naar aard en omvang gelijk aan categorie 1a en 1b van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • b. De oppervlakte van de ruimte voor horeca is 30% is van het bedrijfsvloeroppervlak met een maximum van 50 m2;
  • c. Een zelfstandige vorm van horeca is niet toegestaan.
7.3.2 Detailhandel als nevenactiviteit
  • a. De oppervlakte van de ruimte voor detailhandel is 30% is van het bedrijfsvloeroppervlak met een maximum van 50 m2;
  • b. Een zelfstandige vorm van detailhandel is niet toegestaan.
7.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in het eerste lid voor een andere vorm van maatschappelijke voorzieningen. De afwijking wordt toegepast onder de voorwaarden dat:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefklimaat;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad;
  • c. de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig wordt geschaad;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • e. er geen milieutechnische belemmeringen zijn.

Artikel 8 Tuin

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen;
  • b. wegen en paden;
  • c. erkers en erfafscheidingen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Erkers

Voor (het verlengde van) de voorgevel van een woning mogen erkers worden gebouwd, onder de voorwaarden dat:

  • a. de diepte van de erker maximaal 1,5 meter is;
  • b. de diepte van de voortuin voor 2,5 meter onbebouwd blijft;
  • c. voorzover aan de voorgevel wordt gebouwd, de breedte maximaal 2/3 van de voorgevel van de woning is;
  • d. de bouwhoogte maximaal 3 meter danwel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 meter is.
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen is maximaal:
    • 1. voor (het verlengde van) de voorgevel van de woning 1 m;
    • 2. achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 2 m.

b. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan.

Artikel 9 Verkeer - Verblijfsgebied

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsgebieden;
  • b. wegen en pleinen;
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. een parkeerterrein ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • e. een hellingbaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - hellingbaan'
  • f. een evenemententerrein ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein';
  • g. ondergrondse containers;
  • h. parkeer-, speel-, groenvoorzieningen en kunstwerken;
  • i. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • j. ontmoetingsplekken en straatmeubilair;
  • k. openbaar vervoersvoorzieningen en nutsvoorzieningen;
  • l. bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen
  • a. De oppervlakte van gebouwen is maximaal 50 m2;
  • b. De bouwhoogte van gebouwen is maximaal 3 meter.
9.2.2 Bouwwerken geen gebouw zijnde
  • a. De bouwhoogte van kunstwerken en bouwwerken voor verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer is maximaal 12 meter;
  • b. De bouwhoogte van masten is maximaal 10 meter.
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is maximaal 3 meter.
9.3 Specifieke gebruiksregels

Voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' gelden de volgende regels:

  • a. het maximaal aantal evenementen dat mag plaatsvinden op de betreffende gronden bedraagt 5 per jaar;
  • b. het totaal aantal dagen van de duur van de evenementen bedraagt 15 dagen per evenement, inclusief de dagen die nodig zijn voor het op- en afbouwen;
  • c. het maximaal aantal toegestane bezoekers per evenement per dag bedraagt 600 bezoekers;
  • d. onder toegestane evenementen wordt verstaan: kermissen, herdenkingsplechtigheden, feesten, muziekvoorstellingen, wedstrijden op of aan de weg, braderieën of markten, optochten en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen evenementen.

Artikel 10 Wonen

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan huis verbonden beroepsactiviteiten;
  • c. een kantoor ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  • d. uitsluitend bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • e. een onderdoorgang ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';
  • f. tuinen en erven;
  • g. parkeer-, speel- en groenvoorzieningen;
  • h. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • i. straatmeubilair en nutsvoorzieningen
10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen
  • a. Voor het bouwen van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt dat het bouwperceel voor maximaal 60% bebouwd mag worden;
  • b. Het maximum aantal wooneenheden mag niet meer zijn dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven, danwel het bestaande aantal woningen zoals dat in bijlage 3 "inventarisatie woningen Centrum Terborg" van de regels is opgenomen.
10.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. Hoofdgebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. Ter plaatse van de aanduiding:
    'vrijstaand' [vrij]   moeten woningen vrijstaand worden gebouwd;  
    'twee-aaneen' [tae]   mogen twee woningen aaneen of maximaal twee vrijstaande woningen worden gebouwd;  
    'aaneengebouwd' [aeg]   mogen woningen aaneen worden gebouwd;  
    'gestapeld' [gs]   mogen woningen gestapeld worden gebouwd;  
    'onderdoorgang' [ond]   moet een onderdoorgang worden gebouwd.  
  • c. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens is bij woningen ter plaatse van de aanduiding;
    'vrijstaand'   aan beide zijden minimaal 3 meter of niet minder dan de bestaande afstand, indien die minder dan 3 meter is;  
    'twee-aaneen'   aan één zijde minimaal 3 meter of niet minder dan de bestaande afstand, indien die minder dan 3 meter is;  
    'aaneengebouwd'   aan de niet aangebouwde zijde van de eindwoning minimaal 3 meter of niet minder dan de bestaande afstand, indien die minder dan 3 meter is.  
    'gestapeld'   tot aan de erfgrens  
  • d. De goothoogte mag niet meer zijn dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goothoogte (m)’ is aangegeven;
  • e. De bouwhoogte mag niet meer zijn dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ is aangegeven.
10.2.3 Bijbehorende bouwwerken
  • a. Bijbehorende bouwwerken moeten minimaal 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
  • b. De gezamenlijke oppervlakte voor bijbehorende bouwwerken, gebouwd buiten het bouwvlak, is per woning maximaal:
    • 1. 80 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 600 m2;
    • 2. 120 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 600 m2.
  • c. De goothoogte is maximaal 3 m;
  • d. De bouwhoogte is maximaal 5 m;
  • e. In afwijking van het bepaalde onder a t/m d, mogen voor (het verlengde van) de voorgevel van de woning erkers worden gebouwd, onder de voorwaarden dat:
    • 1. de horizontale diepte maximaal 1,5 meter is;
    • 2. de diepte van de voortuin voor 2,5 meter onbebouwd blijft;
    • 3. voorzover aan de voorgevel wordt gebouwd, de breedte maximaal 2/3 van de voorgevel van de hoofdgebouw is;
    • 4. de bouwhoogte maximaal 3 meter danwel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 meter is.
  • f. In afwijking van het bepaalde onder a t/m d mogen achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning bijbehorende bouwwerken worden gebouwd, onder de voorwaarden dat:
    • 1. het bijbehorend bouwwerk per woning maximaal 2 gesloten wanden heeft;
    • 2. de wand die parallel ligt aan (het verlengde van) de voorgevel van de woning, minimaal 3 meter achter de voorgevel ligt;
    • 3. de bouwhoogte maximaal 3 meter is.
10.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. Voor (het verlengde van) de voorgevel van de woning mogen worden gebouwd:
    • 1. Erf- en terreinafscheidingen met een bouwhoogte van maximaal 1 meter.
  • b. Achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning mogen worden gebouwd:
    • 1. Erf en terreinafscheidingen met een bouwhoogte van maximaal 2 meter;
    • 2. De bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde is maximaal 3 meter
  • c. De bouwhoogte van masten is maximaal 10 meter.
10.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in lid 10.2.2 onder b voor het toestaan van een ander woningtype bij de aanduidingen 'tweeaaneen', 'aaneengebouwd' of 'gestapeld', mits:

  • a. het aantal woningen gelijk blijft of minder wordt;
  • b. dit vanuit stedenbouwkundig en architectonisch oogpunt aanvaardbaar is;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.4 Specifieke gebruiksregels
10.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor zelfstandige bewoning of als afhankelijke woonruimte.

10.4.2 Aan huis verbonden beroep
  • a. De oppervlakte die gebruikt wordt ten behoeve van het aan huis verbonden beroep beslaat maximaal 30% van het woonoppervlak met een maximum van 50 m2;
  • b. Het aan huis verbonden beroep wordt uitgeoefend door de bewoner van de woning;
  • c. Er mag geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaan, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende beroep.
10.5 Afwijken van de gebruiksregels
10.5.1 Aan huis verbonden bedrijf

Bij omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van de regels voor het gebruik van een gedeelte van de woning ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf. De afwijking wordt toegepast onder de voorwaarden dat:

  • a. degene die de activiteiten uitvoert, tevens de bewoner van de woning is;
  • b. de oppervlakte van de voor het bedrijf uit te oefenen ruimte maximaal 30% is van het woonoppervlak, met een maximum van 50 m2.
  • c. in afwijking van het bepaalde bij sub b mag ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf aan huis' de volledig aangeduide oppervlakte gebruikt worden voor het aan huis verbonden bedrijf;
  • d. er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende beroep of bedrijf;
  • e. er geen milieutechnische belemmering zijn.
10.5.2 Bed & Breakfast

Bij omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van de regels voor het gebruik van de woning ten behoeve van de uitoefening van een bed & breakfast. De afwijking wordt toegepast onder de voorwaarden dat:

  • a. De ruimte voor bed & breakfast is toegestaan voor maximaal 6 personen;
  • b. De oppervlakte van de gehele accommodatie beslaat maximaal 30% van de woning;
  • c. De accommodatie maakt deel uit van het hoofdgebouw;
  • d. Degene die de bed & breakfast uitoefent, is tevens bewoner van de woning;
  • e. Op het eigen terrein dient in de parkeerbehoefte te worden voorzien.
10.5.3 Bijzondere woonvormen

Bij omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in lid 10.1 ten behoeve van het toestaan van bijzondere woonvormen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. het hoofdgebouw dient in overwegende mate de woonfunctie te behouden;
  • b. de woonvorm een ruimtelijke werking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

Artikel 11 Waarde - Archeologie 2

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, ook bestemd voor het behoud, bescherming en veiligstelling van te verwachten archeologische waarden in de bodem.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen

Ten aanzien van het bouwen van bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk groter dan 50 m2, en de grondbewerking dieper is dan 30 cm vanaf het maaiveld, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarde van de gronden, waarop de aanvraag betrekking heeft, in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. indien uit in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het bouwen van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; of
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; of
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige; en/of
    • 4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
  • c. het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst door de archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld, waarbij het bepaalde onder sub b van overeenkomstige toepassing is.
11.2.2 Advies archeoloog

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11.2.1 onder a, wint zij advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

11.2.3 Uitzondering bouwregels

Het bepaalde onder artikel 11.2.1 onder a geldt niet indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  • b. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of
  • c. gebouwen maximaal 2,50 m uit de bestaande fundering wordt vergroot, met behoud van bestaande funderingen.
11.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen te aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.4.1 Vergunningplicht

Onverminderd het in de Erfgoedwet bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de gronden de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 1 m;
  • b. grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm onder maaiveld over een oppervlakte van meer dan 50 m2, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen;
  • c. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • f. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
11.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 11.4.1 opgenomen verbod geldt niet:

  • a. voor werken en werkzaamheden die niet dieper reiken dan 30 cm onder het bestaande maaiveld;
  • b. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • c. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale agrarische gebruik;
  • d. voor werken en werkzaamheden binnen een afstand van maximaal 2,50 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  • e. voor werken en werkzaamheden in de bodem waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een 'omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden' in dit kader is verleend;
  • f. ingeval op grond van de Erfgoedwet een vergunning is vereist dan wel overige bepalingen van de Erfgoedwet van toepassing zijn.
11.4.3 Beoordelingscriteria

Ten aanzien van de onder 11.4.1 genoemde omgevingsvergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:

  • a. de omgevingsvergunning kan slechts worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Indien het rapport daartoe aanleiding geeft, dient op advies van de archeologisch deskundige zonodig een opgraving plaats te vinden;
  • b. het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst door de archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld.
11.4.4 Voorwaarden aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van een werk
  • a. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden onder beperkingen verlenen en zij kan voorschriften aan deze omgevingsvergunning verbinden, waaronder:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; of
    • 3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; en/of
    • 4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
  • b. Voordat het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in artikel 11.4.1 wint zij advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een dergelijke omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden , en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
11.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene bouwregels

13.1 Bestaande afmetingen

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

13.2 Bestaande afstanden

In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.

13.3 Bestaande percentages

In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentages in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

Artikel 14 Algemene gebruiksregels

14.1 Verboden gebruik

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c Wabo wordt in elk geval verstaan:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel in:
    • 1. volumineuze goederen;
    • 2. goederen waarvan de verkoop redelijkerwijs niet past in stedelijk gebied, zoals: brand- en explosiegevaarlijke stoffen.
14.2 Voldoende parkeergelegenheid
  • a. Indien wijziging in de omvang, het gebruik of de bestemming van een gebouw of terrein daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Het aantal benodigde parkeerplaatsen wordt bepaald aan de hand van de op dat moment meest actuele CROW-parkeerkencijfers.
  • b. Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder a indien:
    1. het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
    2. of voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.

Artikel 15 Algemene afwijkingsregels

15.1 Overschrijding van bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan afwijken van de regels voor het overschrijden van bouwgrenzen. De afwijking wordt toegepast onder de voorwaarden dat:

  • a. de overschrijding maximaal 2,5 meter bedraagt;
  • b. de noodzakelijkheid is aangetoond in verband met de uitmeting van het terrein of uit oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing.
15.2 Grotere hoogte voor masten en kunstwerken

Het bevoegd gezag kan afwijken van de regels voor het overschrijden van de maximale bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde voor kunstwerken, en zend-, ontvang- en/of sirenemasten. De afwijking wordt toegepast onder de voorwaarde dat:

  • a. De bouwhoogte maximaal 40 meter bedraagt.
15.3 Grotere hoogte voor bouwwerken geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan afwijken van de regels voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde. De afwijking wordt toegepast onder de voorwaarde dat:

  • a. De bouwhoogte maximaal 10 meter bedraagt.
15.4 Gebouwen voor nutsdoeleinden

Het bevoegd gezag kan afwijken van de regels voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken worden gebouwd voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen, transformatorhuisjes en bouwwerken ten behoeve van het rioolstelsel, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen. De afwijking wordt toegepast onder de voorwaarde dat:

  • a. de bouwhoogte maximaal 3 meter bedraagt;
  • b. de inhoud maximaal 50 m3 bedraagt, met uitzondering van bouwwerken ten behoeve van het rioolstelsel.
15.5 Nadere voorwaarden voor afwijken van de regels

Het bevoegd gezag wijkt enkel af van de regels zoals hierboven genoemd onder de voorwaarden dat:

  • a. Geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefklimaat;
  • b. Het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid niet onevenredig worden benadeeld;
  • c. De sociale veiligheid niet onevenredig wordt benadeeld;
  • d. De bouw- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig worden benadeeld;
  • e. er geen milieutechnische belemmeringen zijn.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning of omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
16.2 Ontheffing

Het bevoegd gezag kan eenmalig afwijken van lid 16.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 16.1 met maximaal 10%.

16.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 16.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

16.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

16.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 16.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

16.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 16.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

16.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in lid 16.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Centrum Terborg 2018.