direct naar inhoud van Artikel 26 Algemene afwijkingsregels
Plan: DRU Industriepark Ulft
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1509.BP000110-VA01

Artikel 26 Algemene afwijkingsregels

26.1 Overschrijding van bouwgrenzen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels voor het overschrijden van bouwgrenzen. De afwijking wordt toegepast onder de voorwaarden dat:

  • a. de overschrijding maximaal 2,5 meter bedraagt;
  • b. de noodzakelijkheid is aangetoond in verband met de uitmeting van het terrein of uit oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing.
26.2 Grotere bouwhoogte voor masten en kunstwerken

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels voor het overschrijden van de maximale bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde voor kunstwerken, en zend-, ontvang- en/of sirenemasten. De afwijking wordt toegepast onder de voorwaarde dat:

  • a. de bouwhoogte maximaal 40 meter bedraagt.
26.3 Grotere bouwhoogte voor bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde. De afwijking wordt toegepast onder de voorwaarde dat:

  • a. de bouwhoogte maximaal 10 meter bedraagt.
26.4 Gebouwen voor nutsdoeleinden

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken worden gebouwd voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen, transformatorhuisjes en bouwwerken ten behoeve van het rioolstelsel, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen. De afwijking wordt toegepast onder de voorwaarde dat:

  • a. de bouwhoogte maximaal 3 meter bedraagt;
  • b. de inhoud maximaal 50 m3 bedraagt, met dien verstande dat voor bouwwerken ten behoeve van het rioolstelsel geen maximale inhoud van toepassing is.
26.5 Nadere voorwaarden voor afwijken

Bij omgevingsvergunning kan enkel worden afgeweken van de regels zoals hierboven genoemd onder de voorwaarden dat:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefklimaat;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid niet onevenredig worden benadeeld;
  • c. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt benadeeld;
  • d. de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig worden benadeeld;
  • e. geen onevenredige milieutechnische of ruimtelijke belemmering plaatsvindt.