direct naar inhoud van 4.3 Flora en fauna
Plan: Herman van Velzenstraat locatie Velzengaarde
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1509.BP000062-DE01

4.3 Flora en fauna

In het kader van de eerder doorlopen artikel 19.2 WRO procedure is het aspect flora en fauna onderzocht.

Voor een ruimtelijke ingreep mag plaatsvinden, moet eerst een onderzoek plaatsvinden in het kader van de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet. Ter voldoening aan deze wet is een onderzoek gedaan door Econsultancy bv d.d. 26 juli 2007. Het onderzoek heeft de vorm van een quick scan, waarbij door middel van het verrichten van een literatuurstudie, een veldbezoek en twee veldrondes inzicht is verkregen over de aanwezigheid van geschikte biotopen en de daarbij te verwachten beschermde soorten, gesitueerd in of rond het plangebied.

De begroeiing op onderzoekslocatie biedt onderkomen aan diverse algemene broedvogels, vooral het bosperceel en de hazelaarbegroeiing. Waargenomen vleermuizen gebruiken de projectlocatie als vliegroute en/of foerageergebied. Er zijn geen verblijfplaatsen van vleermuizen te verwachten op de onderzoekslocatie. De eekhoorn maakt intensief gebruik van de onderzoekslocatie en dan met name van het bosperceel om te verblijven en in het najaar van de begroeiing met hazelaar als voedselvoorziening. maatregelen ter voorkoming van negatieve effecten Negatieve effecten op broedende vogelsoorten worden voorkomen door de kapwerkzaamheden buiten het broedse broedseizoen te starten of geheel buiten het broedseizoen uit te voeren. Negatieve effecten ten aanzien van de eekhoorn kunnen, met uitzondering van het verlies van nestgelegenheid, voorkomen worden door de werkzaamheden in de minst gevoelige periode uit te voeren (half september tot november). De werkzaamheden zullen zeer weinig tot geen (permanente) negatieve effecten hebben op de nachtelijke activiteiten van vleermuizen. Het aanbieden van nieuwe bomen (circa vanaf 8 cm diameter) en struiken en het bewust omgaan met verlichting (zo min mogelijk, geel licht en niet naar boven gericht), draagt er wel aan bij dat de locatie na de herinrichting wederom als geschikte verbinding gebruikt kan worden en aansluit op de omliggende woonwijk.

Nader onderzoek naar het voorkomen van beschermde planten- of diersoorten wordt niet noodzakelijk geacht. Voorafgaand aan de kap van het bosperceel dient er wel een controle plaats te vinden om vast te stellen of er in de te kappen bomen een nest van de eekhoorn aanwezig is of gebruikt wordt.

Vanwege het kappen van de bomen in het bosperceel, waarin zeer waarschijnlijkheid zomer- en of winternesten zitten van eekhoorns, diende voor het verlies van deze vaste rust- en verblijfplaatsen een ontheffing aangevraagd te worden. Op 13 mei 2008 is door het ministerie van LNV deze noodzakelijke ontheffing verleend.

Ten aanzien van de Natuurbeschermingswet en de ecologische hoofdstructuur (EHS) zijn geen overtredingen of negatieve effecten te verwachten en is er geen reden voor vervolgstappen in het kader van gebiedsbeschermende wetgeving en beleid.