Plan: | Herman van Velzenstraat locatie Velzengaarde |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1509.BP000062-DE01 |
Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien de beleidsvelden naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling dient onderzocht te worden welke milieu aspecten daarbij een rol kunnen spelen. Het is daarnaast van belang om milieubelastend functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieu gevoelige functies zoals wonen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastend situaties moeten voorkomen worden.
In het kader van de eerder doorlopen artikel 19.2 WRO procedure is het aspect bodem onderzocht.
Voordat een bestemmingsplan kan worden vastgesteld, dient te worden aangetoond dat de bodem en het grondwater vrij zijn van verontreinigingen. Hiertoe zijn de volgende bodemonderzoeken uitgevoerd:
Naam onderzoek |
Conclusie |
Inventariserend bodemonderzoek Terborgseweg 73 te Silvolde Gemeente Wisch (Econsultancy, 22 november 2001) |
De grond ter plaatse van deellocatie A (voormalige werkplaats) is sterk verontreinigd met lood, zink en minerale olie. De PAK-verontreiniging houdt hoogstwaarschijnlijk verband met de organoleptische verontreinigingen, welke in de ondergrond van boring 2 aangetroffen zijn. Het grondwater is licht verontreinigd met koper. Ter plaatse van deellocatie B (voormalig tankcluster en pompeiland) is de organoleptisch verontreinigde bovengrond licht verontreinigd met koper en minerale olie. In de ondergrond zijn geen verontreinigingen aangetoond. In het grondwater zijn geen verontreinigingen geconstateerd. Geadviseerd wordt om op termijn de aard en de omvang van de vastgestelde grondverontreiniging ter plaatse van deellocatie A (boring 2) nader te onderzoeken. |
Nader bodemonderzoek Terborgseweg 73 te Silvolde Gemeente Wisch (Econsultancy, 9 juli 2002) |
Uit het onderzoek kan worden geconcludeerd dat afgezien van de potentiële bronnen voor een grond- en/of grondwaterverontreiniging, welke middels het vooronderzoek zijn geïdentificeerd, er tijdens de terreininspectie geen mogelijke bronnen voor een grond- en/of grondwaterverontreiniging aangetroffen. De bodem bestaat voornamelijk uit zwak siltig, plaatselijk zwak tot matig grindig, matig fijn zand. Plaatselijk is zowel de boven- als de ondergrond zwak humeus. In de grond van de gehele onderzoekslocatie zijn in verschillende gradaties puin- en kooldelen aangetroffen. Tevens zijn plaatselijk slakken, resten bitumen en metaalresten aangetroffen. Zowel de boven- als de ondergrond is plaatselijk licht tot sterk verontreinigd met PAK. De gehalten en de plaats van voorkomen zijn sterk wisselend. De verontreiniging is niet geheel afgeperkt. Het volume licht tot sterk verontreinigde grond kan niet worden bepaald. Derhalve kan geen uitspraak worden gedaan of de geconstateerde verontreiniging een geval van ernstige bodemverontreiniging betreft. In een later stadium zal de locatie aanvullend nader onderzocht moeten worden. |
Verkennend bodemonderzoek Terborgseweg 77 en 79/79a te Silvolde. Gemeente Oude IJsselstreek (Econsultancy, 12 april 2006) |
Uit het onderzoek kan worden geconcludeerd dat op de onderzoekslocatie geen mogelijke bronnen voor een grond- en/of grondwaterverontreiniging zijn aangetroffen. De bovengrond bestaat voornamelijk uit matig humeus, zwak siltig, matig fijn zand. De ondergrond bestaat uit zwak siltig, matig grof zand. In het opgeboorde materiaal zijn zintuiglijk geen verontreinigingen waargenomen. Opgemerkt wordt dat tijdens de veldwerkzaamheden een aantal asbestverdachte golfplaten tegen een boom in het bosperceel zijn gevonden. De platen waren nog geheel intact. Naar aanleiding van deze platen, is het maaiveld van de gehele locatie geïnspecteerd op de aanwezigheid van asbestverdacht materialen. Tijdens deze inspectie, alsmede in het opgeboorde materiaal zijn geen asbestverdachte materialen aangetroffen. In de bovengrond en de ondergrond zijn lichte verontreinigingen met PAK aangetoond. In het grondwater zijn geen verontreinigingen geconstateerd. De vooraf gestelde hypothese, dat de onderzoekslocatie als “onverdacht” kan worden beschouwd wordt, op basis van de lichte verontreiniging, verworpen. Echter, gelet op de aard en mate van verontreiniging, bestaat er geen reden voor een nader onderzoek en bestaan er geen milieuhygiënische belemmeringen voor de voorgenomen nieuwbouw op de onderzoekslocatie. |
Nader bodemonderzoek Terborgseweg 73 te Silvolde Gemeente Oude IJsselstreek (Econsultancy, 26 mei 2006) |
Uit het onderzoek kan worden geconcludeerd dat het oppervlak dat sterk verontreinigd is met PAK circa 120 m2 bedraagt. De totale omvang van de sterke verontreiniging in de grond bedraagt globaal 75 m3 (120 m2 x gemiddeld 0,6 m). Verspreid over de onderzoekslocatie komen in zowel de bovengrond als de ondergrond nog lichte tot matige verontreinigingen met PAK voor. Slechts plaatselijk bevinden de gehalten aan PAK zich onder de streefwaarde. De lichte tot matige PAK-verontreiniging is mogelijk perceelsoverschrijdend en is buiten de perceelsgrenzen niet in kaart gebracht. Uitgaande van de mate en het volume van de geconstateerde verontreinigingen kan gesteld worden dat het hier een geval van ernstige (> 25 m3) bodemverontreiniging in het kader van de Wet bodembescherming betreft. Op grond van de risicobeoordeling is er geen sprake van onaanvaardbare humane, ecologische en verspreidingsrisico’s. Per saldo is er sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging, waarbij de locatie niet met spoed gesaneerd hoeft te worden. Geadviseerd wordt de met PAK verontreinigde grond op de locatie Terborgseweg 73 op een “natuurlijk moment” te saneren conform een door het bevoegd gezag (provincie Gelderland) goedgekeurd saneringsplan. |
Verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740 Terborgseveld 58 te Silvolde (Rouwmaat groep, 17 mei 2006) |
In de bovengrond zijn licht tot sterk verhoogde gehalten aan arseen aangetroffen, welke waarschijnlijk de (natuurlijke) achtergrondwaarden in het gebied weerspiegelen. Een nader onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht. Aanbevolen wordt om eventueel vrijkomende grond zoveel mogelijk op de locatie te laten. |
Verkennend bodemonderzoek Terborgseweg (ong.) te Silvolde. Gemeente Oude IJsselstreek (Econsultancy, 8 november 2007) |
De bovengrond van deellocatie A (onverdachte terreindeel) is zintuiglijk plaatselijk zwak tot matig puinhoudend. In het overige opgeboorde materiaal zijn zintuiglijk geen verontreinigingen aangetroffen. De bovengrond is licht verontreinigd met PAK. Het PAK-gehalte bevindt zich lokaal boven de voor het gebied geldende achtergrondwaarde. In de ondergrond zijn geen verontreinigingen aangetoond. Het grondwater is licht verontreinigd met chroom. De aangetoonde lichte chroomverontreiniging is hoogstwaarschijnlijk te relateren aan het regionaal voorkomen van verhoogde concentraties van metalen in het grondwater. Zintuiglijk is de boven- en ondergrond van deellocatie B (perceelsgrens met Terborgseweg 73) zwak tot matig puinhoudend. De zintuiglijk verontreinigde boven- en ondergrond is licht verontreinigd met PAK. Het PAK-gehalte bevindt zich boven de voor het gebied geldende achtergrondwaarde. Het grondwater ter plaatse is, gezien het immobiele karakter van de verwachte parameter, niet onderzocht. De aangetoonde PAK-verontreinigingen ter plaatse van de deellocaties A en B zijn hoogstwaarschijnlijk grotendeels te relateren aan de zwak tot matig puinhoudende boven- en ondergrond. Het is niet waarschijnlijk dat de lichte PAK-verontreiniging ter plaatse van deellocatie B een geheel vormt met de sterke PAK-verontreiniging op het naastgelegen perceel (Terborgseweg 73). De aangetoonde sterke PAK-verontreiniging op het perceel Terborgseweg 73 kan derhalve aan de zijde van de huidige onderzoekslocatie, als niet perceelsgrensoverschrijdend worden aangemerkt. Met het uitgevoerde bodemonderzoek is de milieuhygiënische bodemkwaliteit van de onderzoekslocatie vastgelegd. De vooraf gestelde hypothese dat de onderzoekslocatie ter plaatse van deellocatie A als “onverdacht” en voor deellocatie B als “heterogeen verdacht” kan worden beschouwd, wordt voor deellocatie A verworpen en voor deellocatie B aanvaard. Echter, gelet op de aard en mate van de aangetroffen verontreinigingen bestaat er geen reden voor een nader onderzoek. |
Verkennend bodemonderzoek Terborgseweg 73 te Silvolde. Gemeente Oude IJsselstreek (Econsultancy, 6 mei 2008) |
De bodem bestaat voornamelijk uit zwak tot matig siltig, zeer fijn tot matig grof zand en is veelal grindig. In de ondergrond van de gehele onderzoekslocatie zijn in verschillende gradaties beton, puin, en kolengruis aangetroffen. In de bovengrond direct onder de betonvloer zijn geen verontreinigingen geconstateerd. De ondergrond is licht verontreinigd met lood, zink, PAK en minerale olie. Het lood-, zink- en PAK-gehalte bevindt zich boven de voor het gebied geldende achtergrondwaarde. De lichte lood- en zink-verontreiniging houdt mogelijk verband met de zintuiglijke verontreinigingen (beton, puin en kolengruis), welke in de ondergrond aangetroffen zijn. Plaatselijk is de ondergrond sterk verontreinigd met PAK. Op basis van analyseresultaten en de zintuiglijke waarnemingen wordt de sterke PAK-verontreiniging in de grond als afgeperkt beschouwd. De bodem is zeer heterogeen verontreinigd met PAK. Inpandig bevindt zich in de ondergrond onder de betonvloer een sterke PAK-verontreiniging, welke te relateren is aan de bijmenging van puin en kolengruis. Gelet op de zintuiglijke waarnemingen wordt verwacht dat tot een diepte van maximaal 1,3 m -mv de bodem inpandig sterk verontreinigd is met PAK. Het oppervlak dat sterk verontreinigd is met PAK bedraagt circa 255 m2. De totale omvang van de sterke verontreiniging in de grond bedraagt globaal 156 m3 (120 m2 x gemiddeld 0,6 m, nader onderzoek 2006 en 135 m2 x gemiddeld 0,2 m, onderhavig onderzoek). De PAKverontreiniging houdt zeer waarschijnlijk verband met de ophoging van het terrein met beton, puin en kolengruis. Het overige deel van het perceel is licht tot matig verontreinigd met PAK. Het grondwater is licht verontreinigd met chroom. Deze metaalverontreiniging is hoogstwaarschijnlijk, in combinatie met de verlaagde pH, te relateren aan regionaal verhoogde achtergrondconcentraties van metalen in het grondwater. De vooraf gestelde hypothese, dat de onderzoekslocatie als “verdacht” kan worden beschouwd wordt op basis van de onderzoeksresultaten bevestigd. Geadviseerd wordt om de met PAK verontreinigde grond vooraf aan de herontwikkeling te saneren conform een door het bevoegd gezag goedgekeurd saneringsplan. Het bevoegd gezag voor de sanering is de provincie Gelderland. |
In het kader van de eerder doorlopen artikel 19.2 WRO procedure is het aspect luchtkwaliteit onderzocht.
Op 15 november 2007 is het Wet Luchtkwaliteit (een regeling in de Wet Milieubeheer) in werking getreden. Het is nu niet meer nodig om voor alle projecten onderzoek te doen naar luchtkwaliteit. Het belangrijkste kenmerk van deze nieuwe wet is, dat gekeken wordt in hoeverre een project bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.
Een project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, zolang de toename van de concentratie fijnstof of stikstofdioxide maximaal 1% bedraagt. Volgens de Regeling NIBM (niet in betekenende mate, VROM 31 oktober 2007), geldt dat de 1%-toename pas bereikt wordt bij een woningbouwproject van meer dan 500 woningen.
Het bouwplan (project), waarvoor dit bestemmingsplan is gemaakt, betreft de bouw van 24 woningen. De luchtkwaliteit wordt hierdoor niet in betekenende mate beïnvloed. Een onderzoek naar luchtkwaliteit wordt dus niet noodzakelijk geacht.
Desondanks is door SAB in augustus 2007 een onderzoek luchtkwaliteit uitgevoerd (vooruitlopend op de nieuwe wetgeving). Uit dit onderzoek kan worden geconcludeerd dat in 2007, 2010 en 2017 wordt voldaan aan alle grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10), benzeen (C6H6), zwaveldioxide (SO2), koolmonoxide (CO) en lood (Pb).
Geconcludeerd kan worden dat het voorgenomen initiatief voldoet aan de eisen gesteld in het Besluit luchtkwaliteit 2005. Dit luchtkwaliteitonderzoek is uitgevoerd volgens de oude wetgeving. Het wordt hier niet nodig geacht om hier een nieuw onderzoek te doen volgens de nieuwe wetgeving.
Gezien de concentraties stikstofdioxide en fijn stof, kan tevens worden geconcludeerd dat het aspect ‘luchtkwaliteit’ in deze situatie geen belemmering vormt het bouwplan.
In het kader van de eerder doorlopen artikel 19.2 WRO procedure is het aspect geluid onderzocht.
De mate waarin het geluid, veroorzaakt door het wegverkeer, het woonmilieu mag belasten is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De Wgh stelt dat in principe de geluidsbelasting op woningen niet de 48 dB mag overschrijden. Wanneer een bestemmingsplan nieuwe woningen of andere geluidsgevoelige bebouwing toestaat, stelt de Wgh de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting ten gevolge van alle wegen op een bepaalde afstand van die woningen. Hiertoe is door SAB Arnhem in juni 2008 een akoestisch onderzoek verricht. Uit de berekeningen van de 48 dB-contour, vrije-veldsituatie, van het Terborgse Veld blijkt dat alle woningen in het projectgebied buiten deze contour liggen. Wel liggen alle woningen binnen de 48 dB-contour, vrije-veldsituatie, van de Terborgseweg.
Nader onderzoek naar de gevelbelasting wijst uit dat bij 6 woningen de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. De hoogste gevelbelasting, inclusief correcties en afronding, ten gevolge van de Terborgseweg bedraagt 62 dB. De maximaal toelaatbare gevelbelasting voor nieuw te bouwen woningen langs een bestaande weg in stedelijk gebied bedraagt 63 dB (artikel 83 lid 2 van de Wgh). De optredende gevelbelastingen zijn hiermee lager dan de maximaal toelaatbare gevelbelasting. De aan te vragen hogere grenswaarden zijn weergegeven in de navolgende tabel.
Woningnummer (zie akoestisch rappotr) | Aangevraagde hogere grenswaarde in dB |
1 en 2 | 61 |
3 en 4 | 62 |
5 | 50 |
15 | 49 |
Voor deze 6 woningen moesten bij de gemeente Oude IJsselstreek hogere grenswaarden worden aangevraagd. In het kader van de vrijstellingsprocedure ex artikel 19.2 WRO is de noodzakelijke procedure hogere grenswaarde reeds doorlopen en onherroepelijk geworden.
In het kader van de eerder doorlopen artikel 19.2 WRO procedure is het aspect externe veiligheid onderzocht.
Sommige inrichtingen of activiteiten brengen veiligheidsrisico's met zich mee, niet alleen voor de inrichting of activiteit zelf, maar ook voor mensen die in de omgeving van de inrichting of activiteit wonen of werken. Het betreffen meestal bedrijven met gevaarlijke stoffen, zoals LPG-tankstations of opslagplaatsen van grote hoeveelheden vuurwerk. Ook het vervoer van gevaarlijke stoffen (via weg, rail of buisleidingen) kan een risico vormen.
Bij ruimtelijke plannen moet daarom goed bekeken worden in hoeverre risicovolle activiteiten (ook wel externe veiligheid genoemd) gevaar kunnen opleveren voor omwonenden. Welke inrichtingen of activiteiten gevaar kunnen opleveren is opgenomen in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI). In dit BEVI worden ook afstandsmaten genoemd, die in acht genomen moeten worden tussen risicovolle bedrijven of routes voor gevaarlijke stoffen én (beperkt) kwetsbare objecten, zoals woningen.
De navolgende afbeelding betreft een fragment van de risicokaart van de provincie Gelderland. Hieruit blijkt dat zich in, of in de nabijheid van het projectgebied, geen bedrijven bevinden waarvan de risicocontour zich uitstrekt over het projectgebied. Wat betreft het vervoer van gevaarlijke stoffen kan worden gesteld dat er niet kan worden uitgesloten dat er over de Terborgseweg geen gevaarlijke stoffen worden vervoerd, maar deze weg is niet aangegeven als knelpunt op het gebied van externe veiligheid. Gesteld kan worden dat het aspect ‘externe veiligheid’ de ontwikkeling van voorliggend project niet in de weg staat.
bron: www.gelderland.nl
In het kader van de eerder doorlopen artikel 19.2 WRO procedure is het aspect hinder onderzocht.
Volgens de Wet Milieubeheer (Wm) zijn woningen zogenaamde 'gevoelige functies'. Het is daarom bij ruimtelijke plannen belangrijk om te kijken in hoeverre de nabijgelegen bedrijven en inrichtingen een belemmering kunnen vormen voor de realisatie van een woning (het woon- en leefklimaat moet voor de nieuwe woning gewaarborgd kunnen worden). Andersom mag het ook niet zo zijn dat door de realisatie van een woning/ bedrijf de omliggende bedrijven en inrichtingen geschaad gaan worden in hun bedrijfsvoering.
De omgeving van het projectgebied wordt gekenmerkt door overwegend woonbebouwing in een lint. De nieuwe functie is dan ook een passende functie in dit gebied. Nabij het projectgebied zijn naast de woningen echter ook andere functies aanwezig. Goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkómen van hinder en gevaar. In de VNG-uitgave "Bedrijf en Milieuzonering" worden daarom indicatieve afstanden (in meters) genoemd tussen de bedrijven of instellingen en de woningen. Deze afstandsnormen gelden als richtlijn en hiervan kan afgeweken worden indien er hiertoe uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening geen bezwaren bestaan.
Nabij de projectlocatie bevindt zich de volgende bedrijvigheid:
Adres | Bedrijf | Grootste afstand volgens VNG | Afstand tot projectlocatie |
Terborgseweg 66 | Motorenrevisiebedrijf | 30 m | 25 m |
Terborgseweg 62 | Carrosseriebedrijf | 200 m | 40 m |
Terborgse Veld 79 | Sportvelden | 50 m | 100 m |
Terborgse Veld 79 | Zwembad | 200 m | 210 m |
Terborgseweg 67 | Café-restaurant | 10 m | 20 m |
Uit bovenstaande tabel blijkt dat er nabij het projectgebied meerdere bedrijven zijn gelegen die, gezien de aan te houden afstandsnormen volgens de VNG-uitgave ‘Bedrijven en milieuzonering’ te dicht bij de nieuwe woningen zouden zijn gelegen. In dit geval gaat het om een motorenrevisiebedrijf aan de Terborgseweg 66 en een carrosseriebedrijf aan de Terborgseweg 62.
De in de VNG-uitgave ‘Bedrijven en milieuzonering’ genoemde afstanden zijn echter gebaseerd op een rustige woonwijk, terwijl onderhavig projectgebied en omgeving gekarakteriseerd kan worden als een gemengd gebied. Bovendien betreffen de afstandsnormen richtlijnen, waarvan gemotiveerd afgeweken kan worden. Om die reden kan in deze situatie ook een afstandsstap lager worden aangehouden. Dit houdt in dat voor wat betreft het motorenrevisiebedrijf ook een afstand van 10 m tot het projectgebied acceptabel is. Voor het carrosseriebedrijf zou een afstand van 100 m voldoende zijn.
Aan deze afstand wordt voor wat betreft het projectgebied niet voldaan. In de huidige situatie bevinden zich echter enkele woningen dichter bij het carrosseriebedrijf dan de nieuwe woningen in het projectgebied. Aangenomen mag worden dat de milieuvergunning van het bedrijf is afgestemd op de dichtstbijzijnde woningen, waardoor de nieuwe woningen geen hinder zullen ondervinden van de aanwezige bedrijvigheid. Andersom worden de bestaande bedrijven niet in hun (ontwikkelings-)mogelijkheden beperkt door de nieuwe woningen. Dit aangezien er in de huidige situatie reeds woningen dichter bij de bedrijven zijn gelegen.
Overigens kan ten aanzien van het carrosseriebedrijf worden gesteld dat het college van burgemeester en wethouders bij besluit van 17 juni 2008 heeft besloten om in principe medewerking te verlenen aan het opstarten van een bestemmingsplanprocedure om de bouw van 49 woningen aan de Terborgseweg/Berkenlaan in Silvolde mogelijk te maken (Plan Suselbeek). Het betreft hier de locatie van het carrosseriebedrijf. Daarbij is tevens besloten om aan het bedrijf voorrang te verlenen bij het verkrijgen van een optie op het bedrijventerrein De Rieze VI.