direct naar inhoud van 5.1 Milieu
Plan: Kom Megchelen 2010
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1509.BP000041-DE01

5.1 Milieu

Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien de beleidsvelden naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling dient onderzocht te worden welke milieuaspecten daarbij een rol kunnen spelen. Het is daarnaast van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals wonen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.

5.1.1 Bodem
5.1.1.1 Algemeen

In het kader van de onderzoeksplicht van artikel 9 Bro dient onder andere de bodemgesteldheid in het plangebied in kaart gebracht te worden. Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Een bodemonderzoek heeft doorgaans een geldigheid van twee tot drie jaar als het gebruikt wordt ten behoeve van een bouwaanvraag. In veel gevallen kan deze termijn worden verruimd naar een periode van vijf jaar. Hierbij mag geen wezenlijke verandering in het gebruik of bodemgesteldheid van de locatie hebben plaatsgevonden. Het bestemmingsplan Kom Megchelen 2010 is een herziening van de vigerende bestemmingsplannen in het plangebied. Dit bestemmingsplan bevat geen nieuwe ontwikkelingen (behoudens de uitbreiding van het bedrijf aan de Julianaweg 12) en legt alleen de bestaande situatie vast. Om deze reden kan er van worden uitgegaan, dat de bodem in het plangebied geschikt is voor het beoogde gebruik. Het uitvoeren van een onderzoek naar de bodemgesteldheid is daarom niet noodzakelijk.

5.1.1.2 Bodemsituatie Julianaweg 12

Op de locatie Julianaweg 12 zijn 2 bodemonderzoeken uitgevoerd. In juli 1997 is een verkennend onderzoek uitgevoerd op het gehele terrein. Hierbij zijn op enkele plekken verontreinigingen aangetroffen. Hierna is in juli 1998 een nader onderzoek uitgevoerd naar de aangetroffen verontreiniging. Op de locatie zijn op verschillende plekken verontreinigingen aangetroffen met minerale olie en vluchtige aromaten in grond en grondwater. Op het achterterrein (bovengrondse opslagtank, noordelijk terrein deel) is een spot aanwezig waarbij de sterke verontreiniging een omvang heeft van ongeveer 45 m3 en op het voorterrein (diverse deellocaties zuidelijk terreindeel) zijn enkele vlekken met minerale olie aanwezig die samen ongeveer een omvang van 200 m3 hebben. Niet alle verontreinigingen zijn volledig afgeperkt maar de onderzoeken geven een goed beeld van de plek en diepte van de aanwezig verontreinigingen. Op 15 augustus 2003 is hierover door de Provincie Gelderland een beschikking ernst en urgentie vastgesteld. De Provincie heeft bepaalt dat het hier gaat om een ernstig, niet urgent geval van verontreiniging. Er is geen spraken van actuele humane, ecologische of verspreidingsrisico's. Hiervoor is er geen saneringsdatum vastgesteld. Wel moet bij andere zaken waaronder bouw, verkoop e.d. gesaneerd worden. Voordat met de beoogde uitbreiding wordt begonnen moet met een saneringsplan worden aangetoond dat de bodem voor het beoogde gebruik geschikt gemaakt wordt.

Conclusie: het aspect bodem vormt geen belemmering voor onderhavig initiatief, mits aan het bovenstaande wordt voldaan.

5.1.1.3 Bodemsituatie Oranjeplein 1

Omdat wordt uitgegaan van de bestaande situatie is er geen bodemonderzoek noodzakelijk.

5.1.2 Geluid
5.1.2.1 Algemeen

Per 1 januari 2007 is de gewijzigde Wet geluidhinder (Wgh) in werking getreden. Hierin staat dat voor een bestemmingsplan inzichtelijk moet worden gemaakt welke geluidsbronnen in het gebied aanwezig zijn en wat de geluidsbelasting is voor woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen zoals onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen. Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeer-, railverkeer- en industrielawaai.

Artikel 76 Wgh verplicht ertoe om bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen een geluidzone terzake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen. Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar de geluidbelasting. Op grond van artikel 74 Wgh heeft iedere weg van rechtswege een geluidzone, met uitzondering van:

  • wegen die liggen binnen een tot woonerf bestemd gebied;
  • wegen waarop een wettelijke snelheid geldt van ten hoogste 30 km/uur.

In de hele kern van Megchelen geldt een snelheid van 30 km/uur. Daarom kan onderzoek naar de geluidsbelasting vanwege wegverkeer achterwege blijven.

5.1.2.2 Geluidsonderzoek locatie Julianaweg 12

In het kader van de Wet milieubeheervergunning heeft er een akoestisch onderzoek plaatsgevonden. Het akoestisch onderzoek is er op gericht de geluidsbelasting in de omgeving van fa. Tillman in beeld te brengen. Het akoestisch onderzoek van het buro Tideman is in een rapport d.d. 20 april 2007 nr. 06.113.03 vastgelegd. In het rapport is tevens rekening gehouden met het aspect indirecte hinder. Spoorweglawaai is in dit gebied niet van toepassing. Het geluidsaspect op de geluidsgevoelige gebouwen is getoetst aan de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening. Het aspect indirecte hinder is getoetst aan de circulaire “Geluidhinder veroorzaakt door wegverkeer van en naar de inrichting; beoordeling in het kader van de vergunningverlening op basis van de WM ”van 29 februari 1996.

Ter onderbouwing van het geluidaspect is door Wensink akoestiek & milieu het referentieniveau van het omgevingsgeluid voor Tillman Chemische Bouwstoffen gemeten. Op 4 april 2007 is onder nr. 2007127.RO1 het geluidrapport ontvangen betreffende de referentiemeting van het omgevingsgeluid voor Tillman B.V. Tillman is gelegen in de bebouwde kom van het dorp Megchelen. Het gebied is conform de Handreiking te typeren als “rustige woonwijk, weinig verkeer”. De richtwaarden voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) voor dit type woonomgeving bedragen 45, 40 en 35 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode. Als hoogst toelaatbare grenswaarden voor het maximale geluidsniveau (LAmax), gemeten in de meterstand “fast”voor de gevels van woningen of geluidsgevoelig objecten geldt 70, 65 en 60 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode.In de vergunde situatie was voor het LAr,LT een waarde opgenomen van 50 - 45 – 40 dB(A) en voor Lmax 70 – 65 – 60 dB(A) voor respectievelijk de dag- avond- en nachtperiode ter plaatse van woningen van derden en andere geluidsgevoelige objecten. De berekeningsresultaten uit het akoestisch rapport geven aan dat het LAr,LT dat ter plaatse van de gekozen rekenpunten (omliggende woningen) is gemeten de gestelde richtwaarden overschrijdt. De resultaten liggen onder het vergund recht. Op basis van bestuurlijke afweging is het mogelijk hogere normen op te nemen dan het referentieniveau en de richtwaarden tot een max. van 55 dBA. Deze afweging heeft plaatsgevonden bij de milieuvergunning. In de milieuvergunning zijn met in achtneming van artikel 8.11 lid 3 van de Wet milieubeheer geluidsvoorschriften opgenomen die onacceptabel geluidhinder voorkomt. Incidenteel, op maximaal 12 dagen per jaar, wordt toegestaan dat in overmachtsituaties de vrachtwagens na 19.00 uur tot 21.00 het terrein van de inrichting mogen oprijden om de vrachtwagen voor de dockshelters te rijden.

Indirecte hinder

Verkeersbewegingen van en naar de inrichting, dat wil zeggen buiten de inrichting, worden overeenkomstig aan de circulaire “Geluidhinder veroorzaakt door het wegverkeer van en naar de inrichting; beoordeling in het kader van de vergunningverlening op basis van de WM ”van 29 februari 1996 uitsluitend en apart getoetst aan de hand van het door die verkeersbewegingen veroorzaakte equivalente geluidsniveau. De beoordeling behoeft slechts te worden uitgevoerd voorzover het verkeer van en naar de inrichting is te onderscheiden van het heersende verkeersbeeld. De voorkeursgrenswaarde voor het geluidsniveau bedraagt 50 dB(A) en de maximale grenswaarde bedraagt 65 dB(A). Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat het equivalente geluidsniveau veroorzaakt door het verkeer van en naar de inrichting maximaal 45.7 dB(A) etmaalwaarde bedraagt (dagperiode maatgevend). Hiermee wordt voldaan aan de voorkeurswaarde uit de circulaire.

Conclusie
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de uitvoering van onderhavig initiatief.

5.1.2.3 Geluidsonderzoek locatie Oranjeplein 1

In het kader van dit bestemming heeft er een akoestisch onderzoek plaatsgevonden bij café restaurant Jan ter Voert gelegen aan het Oranjeplein 1 te Megchelen. Het akoestisch onderzoek is er op gericht de geluidsbelasting ten gevolge van de gehele inrichting ter plaatse van nabijgelegen woningen in beeld te brengen. Het akoestisch onderzoek van het bureau Munsterhuis geluidsadvies is in een rapport d.d. 12 juli 2010 nr. 10.032 vastgelegd.

In het rapport is tevens rekening gehouden met het aspect indirecte hinder. Het geluidsaspect op de geluidsgevoelige gebouwen is getoetst aan de geluidsnormen die in het Activiteitenbesluit is opgenomen en een aanvullend maatwerkvoorschrift. De berekeningen zijn uitgevoerd overeenkomstig de 'Handleiding meten en rekenen industrielawaai 1999'. Het aspect indirecte hinder is getoetst aan de circulaire “Geluidhinder veroorzaakt door wegverkeer van en naar de inrichting.

Normering Activiteitenbesluit

Ter Voert is gelegen in de bebouwde kom van het dorp Megchelen. De activiteiten die Ter Voert ontplooid vallen onder het Activiteitenbesluit. De geluidsvoorschriften uit dit Besluit zijn van toepassing. Het langtijdbeoordelingsniveau (LAr,LT) bedraagt 50, 45 en 40 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode. Als hoogst toelaatbare grenswaarden voor het maximale geluidsniveau (LAmax) geldt 70, 65 en 60 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode. Op de woning aan de Pastoor Molderstraat 1 is een maatwerkvoorschrift van toepassing.

Conclusies akoestisch rapport

Wanneer het binnenniveau (geluid) in het café < 90 dB(A) en in de zaal < 85 dB(A) blijft dan worden de geluidsgrenswaarden uit het Activiteitenbesluit niet overschreden. Bij activiteiten (bijv. bruiloft met livemuziek) waarbij een hoger binnenniveau aanwezig zal zijn kan niet worden voldaan aan de grenswaarden. In dat geval kan gebruik gemaakt worden van de regeling m.b.t. de incidentele activiteiten. Het Activiteitenbesluit en de APV (Algemeen Plaatselijke Verordening) maken het mogelijk 12 x per jaar gebruik te maken van een incidentele activiteit (meldingsplicht). Op dat moment zijn de geluidsvoorschriften uit het Activiteitenbesluit niet van toepassing.

Uit het geluidrapport is duidelijk geworden dat indien muziekgeluid waarneembaar is bij woningen van derden er een strafcorrectie toegepast moet worden van 10 dB(A). Indien dat het geval is kan niet aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit worden voldaan.

Uit het rapport blijkt dat de geluidsnormen voor de maximale geluidniveaus niet worden overschreden. De maximale niveaus worden veroorzaakt door de mobiele bronnen (auto,s).

Indirecte hinder

Verkeersbewegingen van en naar de inrichting, dat wil zeggen buiten de inrichting, worden overeenkomstig de circulaire “Geluidhinder veroorzaakt door het wegverkeer van en naar de inrichting; beoordeling in het kader van de vergunningverlening op basis van de WM ” van 29 februari 1996 uitsluitend en apart getoetst aan de hand van het door die verkeersbewegingen veroorzaakte equivalente geluidsniveau. De beoordeling behoeft slechts te worden uitgevoerd voor zover het verkeer van en naar de inrichting is te onderscheiden van het heersende verkeersbeeld. De voorkeursgrenswaarde voor het geluidsniveau bedraagt 50 dB(A) en de maximale grenswaarde bedraagt 65 dB(A). Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat het equivalente geluidsniveau veroorzaakt door het verkeer van en naar de inrichting 51 dB(A) etmaalwaarde bedraagt. De voorkeursgrenswaarde wordt met 1 dB(A) overschreden maar de maximale grenswaarde wordt niet overschreden.

Conclusie
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de bestemmingsplanwijziging

5.1.3 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Dit is feitelijk een wijziging van titel 5.2 van de Wet milieubeheer. De Wet milieubeheer bevat de wettelijke grens- en richtwaarden voor de luchtkwaliteit in Nederland. Onderzoek naar de luchtkwaliteit is alleen noodzakelijk in het kader van ruimtelijke plannen, die voorzien in de bouw van nieuwe woningen of andere objecten waar mensen gedruende een lange tijd verblijf houden. Het bestemmingsplan Kom Megchelen 2010 voorziet daar niet in (behoudens de uitbreiding van het perceel Julianaweg 12), daarom is een onderzoek van de luchtkwaliteit niet noodzakelijk.

5.1.3.1 Luchtkwaliteitstoets locatie Julianaweg 12

Om voldoende kwaliteit van de buitenlucht in de leefomgeving te waarborgen zijn regels opgesteld die de uitstoot van verontreinigde stoffen door industriële en agrarische inrichtingen en het gemotoriseerde verkeer beperken. Er zijn grenswaarden opgesteld waaraan de kwaliteit van lucht moet voldoen. Ruimtelijke plannen moeten zodanig ontworpen worden of zodanige maatregelen bevatten dat aan de normen voor luchtkwaliteit wordt voldaan of de luchtkwaliteit niet in betekende mate verslechtert.Het wettelijk kader m.b.t. de luchtkwaliteit is de Wet milieubeheer waarin milieukwaliteitseisen zijn opgenomen

In de milieuvergunning van 2007 is het luchtaspect getoetst. In de milieuvergunning zijn resultaten van een fijn stof berekening gevoegd. De conclusie was dat de geldende normen niet worden overschreden.

Daarnaast is gebleken dat de inrichting voldoet aan de algemene eisen uit de Nederlandse emissie Richtlijn (NeR). Men voldoet aan de Stand der Techniek. En zijn er maatregelen genomen zodat er zo min mogelijk stof vrij komt

De stoomketel valt deze onder het Besluit emissie-eisen stookinstallatie – B milieubeheer. (kortweg Bees B). Daarin zijn rechtstreeks werkende eisen (o.a. NOx-emissiegrenswaarden, frequentie van meting) gesteld die van toepassing zijn op de betreffende ketelinstallatie. Uit een meetverslag blijkt dat de installatie voldoet aan de gestelde norm.

Conclusie
Het aspect lucht vormt geen belemmering voor de uitvoering van onderhavig initiatief.

5.1.4 Externe veiligheid
5.1.4.1 Algemeen

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven. Ook kleinere bedrijven als LPG-stations, opslagen van bestrijdingsmiddelen, buisleidingen, transportactiviteiten en luchtverkeer zijn als potentiële gevarenbron aangemerkt. Het Bevi legt het plaatsgebonden risico vast en geeft een verantwoordingsplicht voor het groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-5 (één op 100.000) en een contour waarbinnen deze kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt. Kwetsbare objecten zoals bijvoorbeeld woningen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, grote (kantoor)gebouwen en grotere recreatieterreinen zijn niet toegestaan binnen de 10-6 contour. Beperkt kwetsbare objecten zoals bijvoorbeeld grotere winkels, restaurants, sporthallen, grote gebouwen en speeltuinen zijn in principe niet toegestaan binnen de 10-6 contour.

Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt tengevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een Bevi-bedrijf geldt een verantwoordingsplicht voor de gemeente voor het toelaten van gevoelige functies.

Voor een hogedruk-aardgastransportleiding gelden risicoafstanden. Deze zijn opgenomen in de richtlijn Regels inzake zonering langs hogedruk-aardgastransportleidingen uit 1984 van het ministerie van VROM. Op grond van deze richtlijn geldt, afhankelijk van het type aardgasleiding (diameter en druk), een veiligheidsafstand tot te beschermen objecten. Als te beschermen objecten worden in de richtlijn de volgende objecten gehanteerd: woonbebouwing, incidentele bebouwing, bijzondere objecten, recreatieterrein en industrieterrein.

5.1.4.2 Chemisch bedrijf aan de Julianaweg 12

De grootte van het chemisch bedrijf aan de Julianaweg 12 is niet zodanig, dat deze onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) valt.

5.1.5 Bedrijven en milieuzonering

In en aan de randen van Kom Megchelen zijn agrarische en niet-agrarische bedrijven gevestigd. Op basis van hun bedrijfsactiviteiten kunnen de bedrijven overlast veroorzaken voor milieugevoelige functies zoals wonen.

Voor niet-agrarische bedrijven wordt voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruik gemaakt van de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering uit 2009. Per milieuaspect (geur, stof, geluid, gevaar, lucht-, water- en bodemverontreiniging, verkeersaantrekkende werking en visuele hinder) is in deze brochure voor deze inrichtingen een afstand genoemd, welke tot de dichtsbijzijnde milieugevoelige bebouwing in beginsel in acht moet worden genomen. Zonering op basis van de VNG-methode gebeurt aan de hand van een categorie-indeling. Bedrijven zijn in categorieën ingedeeld, waarbij de categorie is gekoppeld aan een afstand die aangehouden dient te worden tot gevoelige functies. Bepalend is de afstand van het meest hinderlijke milieuaspect, hetgeen resulteert in de zogenaamde grootste afstand. De grootste afstand is de afstand, die tenminste in acht dient te worden genomen ten opzichte van een rustige woonwijk. Binnen de grootste afstanden dient te worden afgewogen in hoeverre de functies passend zijn ten opzichte van elkaar. Uit specifiek milieuonderzoek in het kader van het milieuvergunningstraject kan blijken dat de grootste afstand voor het betreffende bedrijf kleiner is dan op basis van de VNG-lijst is aangegeven, bijvoorbeeld door de omvang en/of aard van de activiteiten en/of technische vooruitgang.Op de nadere afweging omtrent de milieucategorieën wordt in hoofdstuk 7 Juridisch bestuurlijke aspecten verder ingegaan.

5.1.5.1 Milieuvergunning Julianaweg 12

Op 13 november 2007 is een milieuvergunning afgegeven voor het in werking hebben van productie, handel en distributie van chemische bouwstoffen.

5.1.5.2 Activiteitenbesluit locatie Oranjeplein 1

Op 1 januari 2008 is het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (het Activiteitenbesluit) in werking getreden. In het Activiteitenbesluit worden een drietal types inrichtingen (A, B en C) genoemd. Type A-inrichtingen zijn niet meldingsplichtig maar moeten wel aan de regels uit het Activiteitenbesluit voldoen. Type B-inrichtingen zijn meldingsplichtig en Type C-inrichtingen zijn over het algemeen vergunningplichting. De inrichting op de locatie Oranjeplein 1 is getoetst aan het Activiteitenbesluit en wordt aangemerkt als een Type B-inrichting. De inrichting op de locatie Oranjeplein 1 dient zich te houden aan de voorschriften uit het Activiteitenbesluit en de daarbij behorende Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer.