direct naar inhoud van Artikel 5 Bedrijventerrein
Plan: Kom Varsseveld 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1509.BP000030-DE01

Artikel 5 Bedrijventerrein

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding:
    'bedrijf tot en met bedrijfscategorie 2'   Bedrijven in de categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - bedrijventerrein  
    'bedrijf tot en met bedrijfscategorie 3.1'   Bedrijven in de categorie 1 tot en met 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - bedrijventerrein  
    'bedrijf tot en met bedrijfscategorie 3.2'   Bedrijven in de categorie 1 tot en met 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - bedrijventerrein  
    'bedrijf tot en met bedrijfscategorie 4.1'   Bedrijven in de categorie 1 tot en met 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - bedrijventerrein  
  • b. productiegebonden detailhandel als nevenactiviteit;
  • c. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • d. perifere detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel perifeer';
  • e. een sportcentrum ter plaatse van de aanduiding 'sportcentrum';
  • f. verkoop van motorbrandstoffen zonder lpg ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
  • g. een nierdialysecentrum ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - nierdialysecentrum';
  • h. buitenopslag;
  • i. bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • j. parkeer-, speel-, groenvoorzieningen en kunstwerken;
  • k. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • l. straatmeubilair, en nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
  • a. Het bebouwingspercentage mag niet meer zijn dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  • b. Gebouwen, bedrijfswoningen, bijbehorende gebouwen bij een bedrijfswoning en bouwwerken geen gebouwen zijnde moeten, conform de aangegeven aanduiding, binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. Langs de zijdelingse bouwperceelsgrenzen moet van dat perceel over de volle lengste van die grenzen een aaneengesloten strook grond met een breedte van ten minste 3 meter onbebouwd blijven.
  • d. De omvang van een bouwperceel bedraagt maximaal 10.000 m2.
5.2.2 Bedrijfsgebouwen
  • a. De goothoogte mag niet meer zijn dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goothoogte (m)’ is aangegeven;
  • b. De bouwhoogte mag niet meer zijn dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ is aangegeven;
  • c. In afwijking van het bepaalde onder 5.2.2.a mogen bedrijfsgebouwen van ondergeschikte aard, zoals een fietsenberging, stalling en dergelijke, buiten het bouwvlak worden gebouwd tot een gezamenlijke oppervlakte van 50 m2 per bouwperceel met een bouwhoogte van maximaal 3 meter.
5.2.3 Bedrijfswoningen
  • a. De goothoogte van niet- inpandige bedrijfswoningen is maximaal 7 meter;
  • b. De bouwhoogte van niet- inpandige bedrijfswoningen is maximaal 10 meter.
5.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. De bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen, is maximaal 2,75 meter;
  • b. De bouwhoogte voor masten, is maximaal 10 meter;
  • c. De bouwhoogte voor silo's, is maximaal 16 meter;
  • d. De bouwhoogte voor windmolens, is maximaal 15 meter;
  • e. De bouwhoogte voor antennemasten voor zendinstallaties, is maximaal 40 meter;
  • f. De bouwhoogte voor bedrijfsinstallaties, is maximaal 8 meter;
  • g. De bouwhoogte voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is maximaal 5 meter.
5.2.5 Ondergronds bouwen
  • a. Ondergronds bouwen is alleen toegestaan onder hoofd- en bijgebouwen;
  • b. De verticale diepte is maximaal 3,50 meter.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Zijdelingse bouwperceelsgrens

Bij omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde van artikel 5.2.1 onder c voor het toestaan van bebouwing op minder dan 3 meter van de zijdelingse bouwperceelsgrens. De afwijking kan worden toegestaan onder de voorwaarden dat:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad;
  • b. de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. er geen milieutechnische belemmeringen zijn;
  • e. de overige regels genoemd in het tweede lid in acht worden genomen.
5.3.2 Omvang bouwperceel

Bij omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde van artikel 5.2.1 onder d voor het toestaan van een bouwperceel groter dan 10.000 m2. De afwijking kan worden toegestaan onder de voorwaarden dat:

  • a. de afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en een efficiënt gebruik van het bouwperceel of de bouwpercelen;
  • b. de functionele en ruimtelijke structuur niet onevenredig worden aangetast;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • d. de verkeersveiligheid, brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding is gewaarborgd;
  • e. op het bouwperceel parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang aanwezig is.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Buitenopslag
  • a. Buitenopslag is alleen toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. Voor zover onbebouwde gronden binnen een bouwvlak worden gebruikt voor opslag is de totale oppervlakte die hiervoor mag worden gebruikt maximaal 1500 m2.
5.4.2 Productiegebonden detailhandel als nevenactiviteit
  • a. De oppervlakte van de ruimte voor productiegebonden detailhandel is 30% is van het bedrijfsvloeroppervlak met een maximum van 100 m2;
  • b. Een zelfstandige vorm van detailhandel is niet toegestaan.
5.4.3 Detailhandel en horeca bij verkoop van motorbrandstoffen zonder lpg
  • a. De op grond van lid 5.1.e toegestane bebouwing mag worden gebruikt als technische ruimte, zoals werkplaatsen en als servicegebouw, waaronder in ieder geval begrepen detailhandel, magazijn en sanitaire ruimten, zulks ten dienste van het verkooppunt motorbrandstoffen;
  • b. Binnen het onder a genoemde servicegebouw zijn afzonderlijke ruimten voor detailhandel toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 75 m²;
  • c. Al dan niet zelfstandige horecaruimten in de zin van café/bar, restaurant, snackbar et cetera zijn niet toegestaan. Buffetverkoop en verkoop uit automatiek zijn, als onderdeel van de detailhandelsactiviteiten, wel toegestaan;
  • d. Bij beëindiging van het verkooppunt motorbrandstoffen dienen ondergeschikte nevenactiviteiten in de zin van detailhandel eveneens te worden beëindigd.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Detailhandel buiten winkelcentra

Het bevoegd gezag kan afwijken van de regels voor het toestaan van detailhandel in goederen waarvan de verkoop in winkelcentra niet past in verband met de verstoring van het aldaar gewenste milieu, zoals de verkoop van brand- en explosiegevaarlijke of andere milieubelastende stoffen en goederen.

5.5.2 Detailhandel in volumineuze goederen

Het bevoegd gezag kan afwijken van de regels voor detailhandel in volumineuze goederen.

5.5.3 Nadere voorwaarden voor afwijken

Het bevoegd gezag wijkt enkel af van de regels zoals hierboven genoemd onder de voorwaarden dat:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefklimaat;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid niet onevenredig worden benadeeld;
  • c. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt benadeeld;
  • d. de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • e. er geen milieutechnische belemmeringen zijn.