direct naar inhoud van 4.8 Natuurwaarden
Plan: Hutten Zuid, deelplan 2
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1509.BP000002-VA01

4.8 Natuurwaarden

Met de komst van de Flora- en Faunawat dient bij ruimtelijke ontwikkelingen bekeken te worden in hoeverre deze effecten hebben op beschermde soorten en of daarvoor ontheffingen ex artikel 75 van de Flora- en Faunawet zijn benodigd. Voor het gehele projectgebied Hutten Zuid is juni 2006 een natuuronderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is als bijlage aan dit bestemmingsplan toegevoegd.

4.8.1 Natuurwetgeving

De Flora- en faunawet is per 1 april 2002 van kracht. In deze wet is in artikel 2 de zorgplicht opgenomen. Deze plicht houdt in dat een ieder voldoende zorg in acht neemt voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. Deze zorgplicht houdt in ieder geval in dat iedereen die weet, of redelijkerwijs kan vermoeden, dat zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor de flora of fauna zal hebben verplicht is deze handelingen achterwege te laten voor zover zulks in redelijkheid kan worden gevergd.

Bij het verlenen van een vergunning op grond van het bestemmingsplan, dienen de verbodsbepalingen artikel 8 t/m 12 van de Flora- en faunawet in acht te worden genomen. Dat houdt in dat, voorafgaand aan de verlening van een vergunning, onderzoek dient te worden uitgevoerd naar het voorkomen van dieren- en plantensoorten die op grond van de Flora- en faunawet bescherming genieten.

4.8.2 Resultaten ecologisch onderzoek

De conclusie en aanbevelingen uit het rapport kunnen als volgt worden samengevat.

  • Verstoring van watervleermuizen aan de Oude IJssel dient te worden voorkomen door de
    verlichting van het werkterrein bij de bouw, in de openbare ruimte en rondom de nieuwe
    woningen te beperken en/of te focussen.
  • Bij de aanleg van de kademuur en andere werkzaamheden mag het waterniveau van de Oude IJssel niet zodanig worden teruggebracht dat het voortbestaan van beschermde soorten (Kleine Modderkruiper en Bermpje) in gevaar wordt gebracht. Aanbevolen wordt om een deskundige de werkzaamheden aan de oever te laten begeleiden zodat het negatieve effect van de bouwplannen op de populatie van de beschermde vissoorten tot een minimum kan worden gereduceerd;
  • Bij de aanleg van de kademuur wordt geadviseerd om gebruik te maken van de aanbevelingen uit het beschermingsplan muurvegetaties en in het bestek rekening te houden met de standplaatseisen van deze vegetatie (zie de literatuurlijst). Een van de aanbevelingen is het gebruik van kalkrijke betonmortel.
  • Om verstoring van vogelsoorten te voorkomen dient met de werkzaamheden buiten het broedseizoen te worden begonnen.

Indien aan bovenvermelde voorwaarden wordt voldaan behoeft geen ontheffing op grond van de Flora- en Faunawet te worden aangevraagd.