direct naar inhoud van 2.4 Gemengd
Plan: Lelystad Midden-West (gedeeltelijk)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0995.BP00036-VG01

2.4 Gemengd

In veel delen van het plangebied zijn maatschappelijke functies aanwezig, die gecombineerd zijn met andere functies, bijvoorbeeld groenvoorzieningen, sport en onderwijs. Deze hebben de bestemming "Gemengd" in dit bestemmingsplan.

2.4.1 Doel van de bestemming

Binnen deze bestemming zijn gebieden met gemengde functies en de daarbij horende bebouwing mogelijk.

2.4.2 Toelichting op de regeling

Functionele mogelijkheden

Op de gronden en in de gebouwen binnen deze bestemming mogen gemengde functies een plaats hebben. Het gaat daarbij onder meer om de menging van de functies maatschappelijke voorzieningen, welzijnsdoeleinden en andere (ondergeschikte) voorzieningen als groen en water. Door dit mogelijk te maken kunnen de gronden en gebouwen maximaal benut worden voor de hoofdfunctie.

Enkele specifieke functies zijn aangeduid, bijvoorbeeld wonen. In de specifieke gebruiksregels zijn voor de mogelijke vormen van gebruik extra regels opgenomen. Hiermee kunnen de hoofdfuncties gehandhaafd blijven.

De specifieke aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geen geluidgevoelige objecten' is binnen deze bestemming gelegd op het gebied in het uiterst noordelijke deel van het plangebied. Hoewel de bestemming geluidgevoelige bebouwing (wonen) mogelijk maakt, is dat in dit gebied uitgesloten. Dit heeft te maken met voorkoming van geluidsoverlast op daarvoor gevoelige bebouwing. Dit deel van het plangebied is ingeklemd tussen spoorweg en Zuigerplasdreef (70 km/uur).

Bouwmogelijkheden

Binnen de bestemming zijn de volgende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

Algemeen geldt dat, voor de realisatie van alle bouwwerken, voldaan moet zijn aan de parkeernormen. Daarnaast moeten alle gebouwen binnen het bouwvlak worden gebouwd. Hierdoor blijft voldoende openbare ruimte voor parkeren aanwezig. Voor gebouwen is verder de maximale bouwhoogte en/of een maximaal bebouwingspercentage aangeduid. Hierdoor kan de bestaande situatie gehandhaafd blijven.

Bij bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gaat het in deze bestemming om erf- en terreinafscheidingen, palen en masten en overige. De erf- en terreinafscheidingen mogen maximaal 2,00 meter hoog worden, zodat ze voldoende afscherming bieden voor de nutsvoorziening.

Palen en masten mogen maximaal 6,00 meter hoog worden. Deze hoogte is afgestemd op het gebruik, bijvoorbeeld in de vorm van licht- of vlaggenmasten.

Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen maximaal 5,00 meter hoog worden. Deze bouwwerken zijn dusdanig kleinschalig in omvang dat een dergelijke hoogte te verantwoorden is.

Flexibiliteitsbepalingen

Bij de bestemming zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Hierbij gaat het om de mogelijkheden voor het - met een omgevingsvergunning - afwijken van de bouw- en gebruiksregels van de bestemming. Het gaat onder meer om afwijking voor een verkleining van de afstand tot de bestemmingsgrens. Of voor het gebruik van bestaande bebouwing voor de uitoefening van dienstverlenende bedrijven en/of instellingen. Aan de afwijkingsregels zijn voorwaarden gebonden, waaraan voldaan moet worden op het moment van aanvraag van een omgevingsvergunning voor afwijking.

Hierdoor is het mogelijk om, door toepassing van een relatief korte planologische procedure, ruimte te bieden aan nieuwe ontwikkelingen op de gronden of in de gebouwen in deze bestemming.

2.4.3 Uitgangspunten
  • mogelijk maken van een combinatie van verschillende (maatschappelijke) voorzieningen en welzijnsfuncties;
  • afwijkende functies alleen toestaan wanneer deze daadwerkelijk aanwezig zijn;
  • bij de hoofdfunctie horende, maar ondergeschikte, voorzieningen bij recht mogelijk maken;
  • flexibelere regeling voor de situering van de bebouwing, binnen bouwvlakken;
  • alleen bouwen wanneer het parkeren voldoende geregeld is, zodat geen parkeeroverlast optreedt door nieuwe ontwikkelingen;
  • geen uniforme bouwregeling, bouwmogelijkheden per gebouw regelen.

2.4.4 Huidige situatie

In het plangebied zijn grote gebieden aanwezig waar een menging van functies plaatsvindt. Dit zijn in eerste instantie de gebieden tussen het spoor en Zuigerplasdreef, ten noorden en zuiden van het Stadshart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0995.BP00036-VG01_0005.jpg"

Tussen spoor en Zuigerplasdreef

Functies die in dit gebied voorkomen zijn scholen, sportvoorzieningen, winkels (dagelijks en niet-dagelijks), horecagelegenheden, een brandweerkazerne, een politiebureau, kantoren en een ziekenhuis. Daarnaast zijn verspreid over het plangebied kleinere gebieden aanwezig waar sprake is van functiemenging; voorbeelden zijn het wijkwinkelcentrum Botter en het winkelcentrum De Meent. Het gaat daarbij om zowel gebouwde, als niet gebouwde voorzieningen, al dan niet in combinatie met groen. Parkeren vergt in de gebieden met functiemenging aandacht.

In verband met de grote verscheidenheid aan functies, is de bijbehorende bebouwing divers in architectuur en afmetingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0995.BP00036-VG01_0006.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0995.BP00036-VG01_0007.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0995.BP00036-VG01_0008.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0995.BP00036-VG01_0009.jpg"

Functiemenging in het gebied tussen het spoor en de Zuigerplasdreef

2.4.5 Beleid

Hieronder is beleid opgenomen dat een direct verband heeft met de bestemming en daarvoor uitgangspunten biedt.

Provinciaal Omgevingsplan Flevoland

In het Omgevingsplan Flevoland 2006 is het beleid gericht op een evenwichtige groei van Flevoland. De provincie richt zich hierin op diverse beleidsgebieden, waaronder bedrijventerreinen en overige werklocaties. De voor het plangebied van belang zijnde beleidsgebieden staan hierna beschreven.

De ontwikkeling en realisatie van werklocaties is een verantwoordelijkheid van gemeenten en private partijen en is sterk afhankelijk van marktontwikkelingen. In het provinciaal beleid gaat het om de afstemming van ontwikkelingen op de bedrijven en kantorenmarkt. De provincie heeft hiervoor locatiebeleid opgesteld. Dit beleid is gericht op een voldoende gedifferentieerd aanbod van werklocaties in Flevoland. Daarbij wordt gestreefd naar een zodanige vestiging van bedrijven, kantoren en voorzieningen, dat een optimale bijdrage wordt geleverd aan de vitaliteit van steden en dorpen. Lelystad valt binnen het gebied van het provinciale locatiebeleid. Het provinciaal beleid is verder uitgewerkt in de Gemeentelijk Visie Vestigingsbeleid, deze is hierna nader toegelicht.

Gemeentelijke visie vestigingsbeleid

De Gemeentelijke Visie Vestigingsbeleid (GVV) biedt inzicht in de manier waarop de gemeente invulling geeft aan de bestaande en toekomstige werklocaties en het beleid waarmee dit gepaard gaat. Het locatiebeleid wordt onderverdeeld naar werklocaties. De verdeling onderscheid drie koepelmilieus: centrummilieus, gemengde milieus en specifieke milieus. Deze drie zijn in de GVV verder opgesplitst naar een zevental vestigingsmilieus.

In het GVV is het wijkwinkelcentrum Botter aangemerkt als een “voorziening” binnen het koepelmilieu “Specifiek werkmilieu”. Het bestaat voornamelijk uit een supermarkt en maatschappelijke voorzieningen. Het is bedoeld voor dagelijkse aankopen in de food-sector, voor de lokale bevolking. De uitstraling is kleinschalig. Functiemenging met wonen, horeca, voorzieningen en kantoren die naar de aard en schaal passend zijn, is mogelijk. In principe is functiemenging met overige bedrijvigheid niet toegestaan, tenzij de bedrijvigheid naar aard en schaal passend is en een milieucategorie 1 of 2 heeft.

Structuurplan Lelystad 2015

Het structuurplan is vastgesteld op 7 april 2005 en bevat een visie op de integrale leefomgeving, waarbij behalve het ruimtelijk beleid, ook bijvoorbeeld duurzaamheid, milieu en verkeer deel van uitmaken.

Het gebied tussen spoor en Zuigerplasdreef, zuidelijk van het Stadshart, wordt in het structuurplan aangeduid als een gebied waar clustering van voorzieningen plaatsvindt. In dit gebied ligt in eerste instantie een opgave voor de verdere ontwikkeling van de bestaande voorzieningen, specifiek is daarbij de uitbreiding van het ziekenhuis genoemd. Andere ontwikkelingen die voorzien worden is een uitbreiding van sportfaciliteiten en de huisvesting van (hoger) onderwijs. Bij de verdere (her)ontwikkeling is vooral de verkeersafwikkeling een aandachtspunt, zodat de (omliggende) woonomgeving geen (verkeer- en parkeer)overlast ervaart.

Algemeen is voor het onderdeel voorzieningen het beleid gericht op het handhaven van de belangrijke voorzieningen in de wooneilanden. Dit houdt in dat elk eiland of cluster van eilanden haar eigen centrum en basisvoorzieningen heeft op het gebied van bijvoorbeeld onderwijs en eerstelijns zorgvoorzieningen, zoals een huisarts en een fysiotherapeut. De koppeling van wonen, zorg, welzijn en sociale veiligheid is daarbij een punt van aandacht.

Nota Winkelstructuur

In juli 2011 heeft de gemeenteraad van Lelystad detailhandelsbeleid vastgesteld. Dit beleid geeft handvatten voor toekomstige ontwikkelingen binnen de detailhandel van de gehele gemeente.

Lelystad zet in op een evenwichtige voorzieningenstructuur, waarbij de verschillende winkelgebieden complementair zijn en ieder een eigen taak binnen de structuur vervult. Kwaliteit gaat boven kwantiteit en nieuwe ontwikkelingen leveren altijd een bijdrage aan de verbetering van de winkelstructuur. Open staan en ruimte bieden voor de dynamiek in de detailhandel en het accommoderen van schaalvergroting leiden tot een sterkere concurrentiepositie en opent de deuren naar een sterkere bovenregionale functie. Echter, altijd centraal moeten de begrippen leefbaarheid en levensvatbaarheid staan.

Om te komen tot de detailhandelsvisie zijn de volgende doelstellingen in het beleid opgenomen:

  • Het bieden van een in kwalitatief en kwantitatief opzicht zo compleet, gevarieerd en attractief mogelijk pakket van winkels en andere publieksgerichte commerciële voorzieningen voor zowel de inwoners als de recreatieve bezoekers.
  • De versterking van vooral de lokale verzorgingsfunctie van het voorzieningenapparaat als geheel en het Stadshart in het bijzonder.
  • Het versterken van de bovenlokale aantrekkingskracht van Palazzo.
  • Streven naar een ondersteunend cluster voor perifere detailhandel met een lokale verzorgingsfunctie.
  • Het versterken van de bovenregionale en unieke functie van Batavia Stad.
  • Streven naar een duurzame aanbodstructuur, bestaande uit ook op langere termijn levensvatbare, elkaar aanvullende winkelgebieden. Waar mogelijk moet synergie tussen centra worden opgezocht.

Een belangrijk uitgangspunt is de detailhandelsstructuur, zodat elk winkelgebied een eigen profiel en taak krijgt. Zo vormt het koopmotief een belangrijk fundament voor toekomstige ontwikkelingen, evenals het verzorgingsgebied. Ontwikkelingen die het recreatief winkelen ondersteunen, behoren in eerste instantie in het Stadshart een plek te krijgen. In diezelfde lijn worden aanvragen voor laagfrequente aankopen ondergebracht op Palazzo, Westerdreef of de daarvoor aangewezen bedrijventerreinen.

Integraal horecabeleid Lelystad

Met het horecabeleid wil de gemeente Lelystad de kwaliteit en aantrekkelijkheid van de horeca in Lelystad verbeteren. Hierdoor moet een kwaliteitsslag van de stad als geheel en de horecasector in Lelystad plaatsvinden. Concreet worden maatregelen en projecten op een rij gezet, die uitvoering moeten geven aan het in de nota verwoorde beleid. Uitgangspunten voor het toekomstbeleid zijn:

  • een concentratie van de horeca rond één of meer locaties;
  • het creëren van meer diversiteit in het gehele aanbod in Lelystad, gericht op specifieke doelgroepen;
  • rekening houden met randvoorwaarden die vanuit milieu en openbare orde, zodat het leefmilieu niet onevenredig wordt aangetast.

Voor het plangebied en de daarin gelegen deelgebieden, is in het horecabeleid

geen concreet beleid geformuleerd.