1. Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van:
a. het overschrijden van de bebouwingsgrenzen door erkers, balkons, luifels en bordessen, gevel- en kroonlijsten, dakgoten en dakoversteken; bedoelde overschrijdingen mogen ten hoogste 1,50 meter bedragen;
b. Een in het eerste lid bedoelde afwijking kan niet worden verleend, indien enig aangrenzend terrein of gebouw in toestand wordt gebracht die strijdig is met de bepalingen in dit plan en/of indien op enig aangrenzend gebied de realisering van het plan wordt belemmerd en dit niet door het stellen van voorwaarden aan de vrijstelling kan worden voorkomen.
2. Een in het eerste lid bedoelde afwijking kan niet worden verleend, indien enig aangrenzend terrein of gebouw in toestand wordt gebracht die strijdig is met de bepalingen in dit plan en/of indien op enig aangrenzend gebied de realisering van het plan wordt belemmerd en dit niet door het stellen van voorwaarden aan de vrijstelling kan worden voorkomen.