Artikel 10 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:
-
a. het oprichten van niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten dienste van het openbaar nut, met een maximum oppervlakte van 40 m2 en een maximum bouwhoogte van 4 meter, zoals transformator-, regel- en schakelstations, gemalen en andere naar de aard overeenkomstige voorzieningen, voor zover deze op grond van andere bepalingen niet gebouwd kunnen worden;
-
b. een enigszins andere situering en/of begrenzing van de bouwpercelen, dan wel bebouwingsvlakken, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken, dat verschuivingen in verband met ingekomen aanvragen voor een omgevingsvergunning voor het bouwen, nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, mits de oppervlakte van het betreffende bouwperceel dan wel bouwvlak met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd;
-
c. het wijzigen van de in het plan voorgeschreven goothoogten, bouwhoogten, bebouwingspercentages, afmetingen der bebouwingen en wegprofielen, mits deze wijzigingen beperkt blijven tot ten hoogste 15% van de in het plan genoemde maten;
-
d. het overleggen van bestemmingsgrenzen tot een maximum van 20 meter.