direct naar inhoud van Artikel 30 Aanlegvergunning
Plan: Buitengebied 2009
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0995.0000RP-0001

Artikel 30 Aanlegvergunning

30.1 Aanlegvergunningplicht

Behoudens het bepaalde in lid 30.2, is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) op en in de hierna aangegeven gronden de daarbij aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  werken en werkzaamheden*  
Gronden ter plaatse van de aanduiding:   a   b   c   d   e   f   g  
specifieke vorm van waarde - openheid               +  
               
Gronden als bedoeld in artikel:                
3 Agrarisch             +    
8 Natuur   +   +   +   +   +   +   +  
9 Natuur - Natuurpark     +     +     +    
               
* de onderstaande letters worden hierna verklaard;
in de tabel is: + = aanlegvergunning vereist  
a   aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan ten behoeve van in- en uitritten;  
b   verlagen van de bodem, afgraven van gronden, diepploegen en het ophogen en egaliseren van gronden;  
c   aanleggen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;  
d   aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur, tenzij daarvoor een bouwvergunning is vereist;  
e   vellen en rooien van houtopstanden;  
f   dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;  
g   bebossen of anderszins beplanten met hoogopgaande houtige gewassen, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters, met uitzondering van fruitbomen en erfbeplanting.  

30.2 Uitzonderingen aanlegvergunningplicht

Het in lid 30.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • 1. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • 2. werken en werkzaamheden, waarmee rechtens is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan;
  • 3. werken en werkzaamheden op en in gronden die binnen agrarische bouwpercelen zijn begrepen;
  • 4. het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- en uitritten;
  • 5. het betreft werken en werkzaamheden waarvoor een monumentenvergunning is vereist inzake de Monumentenwet 1988.

30.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 30.1 , zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in die artikelen bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen,

  • 1. niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel
  • 2. de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

30.4 In te winnen adviezen

Alvorens een aanlegvergunning te verlenen als bedoeld in lid 30.1, winnen burgemeester en wethouders advies in van een door hen aan te wijzen ter zake deskundige.