direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijventerrein
Plan: Kampershoek-Noord 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0988.BPKampershoekNrd-VA01

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. industriële, ambachtelijke, logistieke en groothandelsbedrijven van categorie 2, 3.1, 3.2 en 4.1, die zijn opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1 bij de regels) en/of daarmee qua milieueffecten gelijk te stellen bedrijven, met uitzondering van:
    • 1. op basis van de Wet geluidhinder geluidzoneringsplichtige inrichtingen, en;
    • 2. op basis van het Besluit externe veiligheid inrichtingen risicovolle inrichtingen;

met dien verstande dat de volgende milieuzonering in acht wordt genomen:

ter plaatse van de aanduiding:
 
zijn de volgende categorieën bedrijven, zoals opgenomen in de staat van bedrijfsactiviteiten en/of daarmee qua milieueffecten gelijk te stellen bedrijven, toegestaan:  
'bedrijf tot en met categorie 2'   categorie 2
 
'bedrijf tot en met categorie 3.1'   categorie 2 en 3.1,
voor zover door middel van akoestisch onderzoek is aangetoond dat, zonodig door het opnemen van maatwerkvoorschriften, wordt voldaan aan de normen conform de Wet geluidhinder voor de maximaal toelaatbare geluidsbelasting vanwege industrielawaai bij geluidgevoelige functies in de omgeving  
bedrijf tot en met categorie 3.2'   categorie 2, 3.1 en 3.2,
voor zover door middel van akoestisch onderzoek is aangetoond dat, zonodig door het opnemen van maatwerkvoorschriften, wordt voldaan aan de normen conform de Wet geluidhinder voor de maximaal toelaatbare geluidsbelasting vanwege industrielawaai bij geluidgevoelige functies in de omgeving  
'bedrijf tot en met categorie 4.1'
 
categorie 2, 3.1, 3.2 en 4.1,
voor zover door middel van akoestisch onderzoek is aangetoond dat, zonodig door het opnemen van maatwerkvoorschriften, wordt voldaan aan de normen conform de Wet geluidhinder voor de maximaal toelaatbare geluidsbelasting vanwege industrielawaai bij geluidgevoelige functies in de omgeving  

en met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte bouwperceel (ha)' de oppervlakte van een bouwperceel niet meer mag bedragen dan conform de aanduiding; voor zover een aanduiding ontbreekt is de oppervlakte van het desbetreffende bestemmingsvlak bepalend voor de maximum oppervlakte van het bouwperceel;

  • b. kantoren, als ondergeschikt onderdeel van het bedrijf, dan wel als onderdeel van een bedrijfsverzamelgebouw;
  • c. detailhandel, als ondergeschikt onderdeel van het bedrijf;
  • d. horeca, als ondergeschikt onderdeel van het bedrijf;
  • e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca', zelfstandige horeca gericht op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse dienen te worden genuttigd, zoals een cafetaria / snackbar, fastfood en broodjeszaak, lunchroom, restaurant, of gericht op het bieden van ruimtes voor overleg, opleiding en/of tentoonstelling;
  • f. de tijdelijke opslag van grond, welke vrijkomt bij het in ontwikkeling nemen van het bedrijventerrein Kampershoek-Noord,

met de daarbij behorende:

    • 1. (ontsluitings)wegen en voorzieningen ter ontsluiting van de bedrijven;
    • 2. parkeervoorzieningen;
    • 3. groenvoorzieningen;
    • 4. infiltratie- en bergingsvoorzieningen, inclusief benodigde voorzieningen voor voorbehandeling en risicobeperking in verband met het te infiltreren en/of te bergen water,met dien verstande dat per bouwperceel op eigen terrein in voldoende parkeervoorzieningen moet worden voorzien;met dien verstande dat ten minste 5 % van het oppervlak van de gronden binnen de bestemming voor groenvoorzieningen en/of infiltratie- en bergingsvoorzieningen moet worden gebruikt.Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 17.2.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen, ten behoeve van de in artikel 3.1 genoemde bestemming;
  • b. de daarbij behorende bijgebouwen;
  • c. de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde.
3.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak mogen gebouwen, bijgebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte ten hoogste de aangegeven waarde bedragen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'minimale-maximale bouwhoogte (m)' moet de bouwhoogte liggen tussen de aangegeven waarden;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' mag het bebouwingspercentage per bouwperceel ten hoogste de aangegeven waarde bedragen;
  • e. de afstand van gebouwen tot perceelsgrenzen gelegen binnen het bouwvlak zal ten minste 5 m bedragen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' mag bebouwing uitsluitend met de voorgevel of een representatieve zijgevel in of evenwijdig op een afstand van maximaal 5 m van de aanduiding worden gebouwd.
3.2.3 Overige regels
  • a. Buiten het bouwvlak mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd;
  • b. De hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 5 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,2 m mag bedragen en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2 m mag bedragen.
3.3 Nadere eisen
3.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van bebouwing;
  • b. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
  • d. het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan.
3.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 3.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van :

a. het stedenbouwkundig beeld;

b. de verkeersveiligheid;

c. de milieusituatie;

d. de waterhuishoudkundige situatie;

e. de sociale veiligheid;

f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken en van de

omliggende waarden.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afwijken bouwen buiten bouwvlak

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.2 onder a. voor het gedeeltelijk buiten het bouwvlak bouwen van gebouwen, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak maximaal 5% van de oppervlakte van het bouwvlak, voor zover gelegen over het bij het betreffende bedrijf behorende bouwperceel, mag bedragen;
  • b. de afstand tot de perceelsgrens minimaal 5 m zal bedragen;
  • c. de bouwhoogte blijft voldoen aan de bepalingen omtrent de minimaal en maximaal toegestane bouwhoogte binnen het bouwvlak op het bouwperceel van het betreffende bedrijf;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • het straat- en bebouwingsbeeld;
      • de verkeersveiligheid;
      • de milieusituatie;
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en opstallen.
3.4.2 Afwijken minimale bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.2 onder c. voor het bouwen van gebouwen met een bouwhoogte lager dan de minimale bouwhoogte, met dien verstande dat:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld.
3.4.3 Afwijken maximale bouwhoogte 15 m

Het bevoegd gezag kan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - afwijkingsgebied 1', met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.2onder c. voor het bouwen van gebouwen met een bouwhoogte groter dan de maximale bouwhoogte, met dien verstande dat:

  • a. de bebouwing gedienstig moet zijn aan een goede en voldoende gevarieerde overgang naar het buitengebied;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en opstallen;
  • c. de bouwhoogte ten hoogste 20 m mag bedragen.
3.4.4 Afwijken maximale bouwhoogte 8 m

Het bevoegd gezag kan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - afwijkingsgebied 2', met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.2onder c. voor het bouwen van gebouwen met een bouwhoogte groter dan de maximale bouwhoogte, met dien verstande dat:

  • a. de bebouwing gedienstig moet zijn aan een hoogwaardige en voldoende gevarieerde overgang naar het buitengebied, dan wel de bebouwing bijdraagt aan een hoogwaardige uitstraling aan de A2;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en opstallen;
  • c. de bouwhoogte ten hoogste 12 m mag bedragen.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in elk geval verstaan:

  • a. het gebruik van gronden en opstallen voor het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • b. het gebruik van gronden voor buitenopslag met een hoogte groter dan 2 m boven peil; ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein-buitenopslag niet toegestaan' is het gebruik van gronden voor buitenopslag niet toegestaan;
  • c. het gebruik van gronden en opstallen voor zelfstandig kantoor, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'kantoren;
  • d. het gebruik van gronden en opstallen voor zelfstandige horeca, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
  • e. het gebruik van gronden en opstallen voor woondoeleinden;
  • f. het gebruik van gronden en opstallen voor prostitutiedoeleinden.
3.5.2 Parkeren

Elk bedrijf dient op eigen terrein te voorzien in de behoefte aan parkeergelegenheid (zowel voor personeel als voor bezoekers) en in gelegenheid voor laden en lossen.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Afwijken milieucategorieën

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 onder a. voor het toestaan van een hogere categorie dan toegestaan conform de aanduiding, met dien verstande dat:

  • a. afwijking slechts mogelijk is voor de volgende categorieën:
    ter plaatse van de aanduiding:   is afwijking voor de volgende categorieën toegestaan:
     
    'bedrijf tot en met categorie 2'   categorie 3.1 en 3.2
     
    'bedrijf tot en met categorie 3.1'   categorie 3.2 en 4.1  
    'bedrijf tot en met categorie 3.2'   categorie 4.1
     
    'bedrijf tot en met categorie 4.1'   niet van toepassing
     
  • b. de effecten op de omgeving niet groter mogen zijn dan de effecten op de omgeving door de aangegeven ten hoogste toelaatbare categorie, hetzij door het nemen van afschermende maatregelen, hetzij door een aangepaste bedrijfsvoering.
3.6.2 Afwijken risicovolle inrichting

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 onder a. voor het toestaan van risicovolle inrichtingen die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen, met dien verstande dat:

  • a. de plaatsgebonden risicocontour beperkt dient te blijven tot het eigen bouwperceel;
  • b. er een verantwoording plaatsvindt van de toename van het groepsrisico en deze door het bevoegd gezag als aanvaardbaar wordt beschouwd;
  • c. aangrenzende waarden en functies niet onevenredig worden aangetast.
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden

Niet van toepassing.

3.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Niet van toepassing.

3.9 Wijzigingsbevoegdheid

Niet van toepassing.