direct naar inhoud van Artikel 5 Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden
Plan: Bedrijventerreinen 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0988.BPBedrijventerrein-VA01

Artikel 5 Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch gebruik;
  • b. behoud en ontwikkeling van de bestaande landschappelijke karakteristiek en cultuurhistorische en archeologische waarden;
  • c. realiseren en in stand houden van natuur- en landschapselementen zoals houtopstanden, houtwallen, houtsingels, poelen, sloten, beken, waterlopen en overige waterpartijen, water- en oevervegetaties.

met daaraan ondergeschikt:

  • 1. agrarisch hobbymatig gebruik;
  • 2. perceelsontsluitingswegen;
  • 3. recreatief medegebruik.
5.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 30.5.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op de voor 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

5.2.2 Overige bouwregels

Op de voor 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' aangewezen gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. omheiningen overeenkomstig het beeldkwaliteitsplan 'Schuilgelegenheden, omheiningen en paardenbakken gemeente Weert' d.d. (datum), met dien verstande dat de hoogte maximaal 2,00 m mag bedragen;
  • b. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals voederruiven, waarbij de bouwhoogte maximaal 2,00 m mag bedragen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van recreatief medegebruik, zoals kleinschalige picknickplaatsen, wegwijzers, informatieborden, zitbanken, afvalemmers, e.d. met een bebouwingshoogte van maximaal 2,00 m;
  • d. observatie-/uitkijkhutten met een bebouwingshoogte van maximaal 6,00 m.
5.3 Nadere eisen
5.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van bebouwing;
  • b. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
  • d. de aard, situering en oppervlakte van verhardingen.
5.3.2 Toepassingscriteria

De onder artikel 5.3.1 genoemde onderwerpen voor het stellen van nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de landschappelijke inpassing;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. verbetering van de gebiedskwaliteit;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken en van omliggende waarden.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van schuilgelegenheden

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.1 ten behoeve van een schuilgelegenheid voor vee, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan het agrarisch gebruik en de belangen van natuur en landschap, met dien verstande dat:

  • a. er uitsluitend sprake is van hobbymatig gebruik;
  • b. de oppervlakte per schuilgelegenheid maximaal 15 m² mag bedragen;
  • c. de goothoogte maximaal 2,00 m mag bedragen;
  • d. de bouwhoogte maximaal 3,00 m mag bedragen;
  • e. gebouwen met een kap van minimaal 20° en maximaal 45° worden afgedekt en minimaal aan één zijde open zijn;
  • f. per weiland maximaal één schuilgelegenheid mag worden opgericht;
  • g. voldaan wordt aan het beeldkwaliteitsplan 'schuilgelegenheden, omheiningen en paardenbakken gemeente Weert';
  • h. er sprake moet zijn van een landschappelijke inpassing van de schuilgelegenheid;
  • i. bij of in het gebouw geen opslag van mest, gereedschappen, materialen of stalling van voertuigen plaatsvindt;
  • j. op grond van het bepaalde in artikel 31 inzicht wordt geboden in de wijze waarop een afdoende kwaliteitsbijdrage wordt geleverd.
5.4.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van paardenbakken en/of stapmolens

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.2 voor het aanleggen van paardenbakken en niet-overdekte stapmolens, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de belangen van natuur en landschap, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte van de paardenbak en/of niet-overdekte stapmolen tesamen maximaal 1.000 m² per perceel mag bedragen;
  • b. de hoogte van omheiningen maximaal 2,00 m mag bedragen;
  • c. eventuele lichtmasten maximaal 4,00 m hoog mogen zijn en op minimaal 50,00 m van woningen van derden zijn gelegen;
  • d. de paardenbak en/of stapmolen minimaal 50,00 m van woningen van derden moet zijn gelegen;
  • e. voldaan wordt aan het beeldkwaliteitsplan 'Schuilgelegenheden, omheiningen en paardenbakken van de gemeente Weert' d.d. (datum);
  • f. er sprake moet zijn van een landschappelijke inpassing;
  • g. op grond van het bepaalde in artikel 31 inzicht wordt geboden in de wijze waarop een afdoende kwaliteitsbijdrage wordt geleverd.
5.4.3 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.2 ten behoeve van het bouwen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, met dien verstande dat:

  • a. omliggende waarden en functies niet onevenredig worden aangetast;
  • b. zoveel mogelijk moet worden aangesloten bij de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf', tenzij aangetoond wordt dat dit op grond van agrarische en/of landschappelijke motieven niet mogelijk is;
  • c. de tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen maximaal 6 maanden per jaar aanwezig zijn;
  • d. de tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen na afloop van de termijn in zijn geheel worden verwijderd;
  • e. rekening gehouden wordt met de milieukwaliteit, met name de waterhuishouding en de ecologische waarden in het gebied;
  • f. in het geval de oppervlakte van tijdelijke boogkassen en tijdelijke regenkappen na de afwijking meer dan 10% van de totale teeltoppervlakte van een bedrijf uitmaakt, vooraf advies dient te worden ingewonnen bij de regionale kwaliteitscommissie;
  • g. voor het overige voldaan aan de 'Beleidsregels teeltondersteunende voorzieningen', zoals vastgesteld door gedeputeerde staten van Limburg op 13 december 2011.
5.4.4 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van oprichten hagelnetten en/of containervelden

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.2, ten behoeve van het oprichten van hagelnetten en/of containervelden, met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond middels een bedrijfsontwikkelingsplan;
  • b. rekening gehouden wordt met de milieukwaliteit, met name de waterhuishouding en de ecologische waarden in het gebied;
  • c. en moet sprake zijn van een goede landschappelijke inpassing van de hagelnetten;
  • d. voldaan wordt aan de 'Beleidsregels teeltondersteunende voorzieningen', zoals vastgesteld door gedeputeerde staten van Limburg op 13 december 2011;
  • e. op grond van het bepaalde in artikel 31 inzicht wordt geboden in de wijze waarop een afdoende kwaliteitsbijdrage wordt geleverd.
5.4.5 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van recreatief medegebruik

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.2 voor het oprichten van geringe bouwwerken ten behoeve van het recreatief medegebruik, zoals speel- en schuilgelegenheden, informatieborden en bewegwijzering, met dien verstande dat:

  • a. het bestaande agrarisch gebruik van de gronden niet onevenredig wordt belemmerd;
  • b. de voorzieningen aansluiten op de bestaande recreatieve routestructuur;
  • c. het bebouwd oppervlak maximaal 20 m² mag bedragen;
  • d. de goothoogte maximaal 3,00 m mag bedragen;
  • e. de bouwhoogte maximaal 5,00 m mag bedragen;
  • f. het geen aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer- of vaartuig betreft;
  • g. voor gebouwen dienen voorts de volgende afstanden in acht te worden genomen tot de volgende bestemmingen en aanduidingen:
  • 1. bos en natuur: 10,00 m;
  • 2. landschapswaarden en waardevolle boom: 10,00 m;
  • 3. karakteristiek, specifieke vorm van waarde – veldkapel, specifieke vorm van waarde - veldkruis: 10,00 m;
  • 4. water: 5,00 m;
  • h. de landschappelijke waarden als benoemd onder 5.1.1 niet worden aangetast.
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. standplaats van onderkomens en als standplaats van kampeermiddelen;
  • b. permanente bewoning en bewoning door buitenlandse werknemers van onderkomens en kampeermiddelen;
  • c. buitenmanege, terras, tennisbaan of zwembad;
  • d. het beproeven van en/of racen met voertuigen, al dan niet in wedstrijdverband;
  • e. het plaatsen van opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, waaronder reclame-uitingen;
  • f. het aanbrengen van foliemestbassins;
  • g. het aanbrengen van permanente en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, zoals boogkassen, platglas, containervelden en hagel- en hopschermen, behoudens uitgespreid afdekmateriaal zoals bijvoorbeeld folies;
  • h. het amoveren van paden en wegen alsmede het aanbrengen van verharde wegen;
  • i. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest;
  • j. het gebruik van de grond voor de beoefening van lawaaisporten;
  • k. reclamedoeleinden;
  • l. het innemen of hebben van een standplaats, met een voertuig, een kraam, een tafel of enig ander middel, teneinde in de uitoefening van de handel goederen te koop aan te bieden, te verkopen of te verstrekken, dan wel diensten aan te bieden, dan wel anderszins goederen uit te stallen of uitgestald te hebben om deze te koop aan te bieden, te verkopen of te verstrekken aan publiek;
  • m. buitenopslag, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
  • n. militair oefenterrein.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels

Niet van toepassing

5.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.7.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verharden van onverharde paden;
  • b. het aanbrengen van overige verhardingen;
  • c. het graven, verbreden, uitdiepen, dempen en/of verleggen van watergangen;
  • d. het aanleggen van boomgaarden binnen een afstand van 50,00 m van de bestemming 'Bedrijventerrein' of 'Bedrijf';
  • e. het dempen van wateren.
5.7.2 Uitzonderingen

Het in artikel 5.7.1 vervatte verbod geldt niet voor:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;
  • d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn en waarvoor tot het van kracht worden van het plan geen vergunning vereist was dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning/afwijking of anderszins mogen worden uitgevoerd;
  • e. behoud, herstel en/of ontwikkeling van natuurwaarden;
  • f. verharding die noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • g. verharding die noodzakelijk is voor de ontsluiting van een woning.
5.7.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 5.7.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in artikel 5.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden, niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind. Hierbij gelden de volgende toetsingscriteria:

Omgevingsvergunningplichtige werken/werkzaamheden   Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning  
5.7.1 sub a.
het verharden van onverharde paden  
- verharding van fietspaden is toegestaan over een strook van ten hoogste 50% van het onverharde pad tot - een maximum van 1,50 m
de recreatieve belevingswaarde mag niet onevenredig worden aangetast  
5.7.1 sub b.
het aanbrengen van overige verhardingen  
- de verharding is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering
- de verharding mag slechts een zeer ondergeschikt deel van het perceel betreffen  
5.7.1 sub c.
het graven, verbreden, uitdiepen, dempen en/of verleggen van watergangen  
- de werken moeten noodzakelijk zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsuitoefening
- een dicht stelsel aaneengesloten liggende kleine wateren (sloten, poelen) met geleidelijke oevers in het desbetreffende gebied dient behouden te blijven. In verband daarmee kunnen compenserende maatregelen worden vereist.  
5.7.1 sub d.
het aanleggen van boomgaarden binnen een afstand van 50 m van de bestemming 'Bedrijventerrein' of 'Bedrijf'  
- er mag geen onevenredige aantasting van het op dat moment aanwezige woon- en leefklimaat optreden
 
5.7.1 sub e.
het dempen van wateren  
- het dempen moet noodzakelijk zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsuitoefening
- een dicht stelsel aaneengesloten liggende kleine wateren (sloten, poelen) met geleidelijke oevers in het desbetreffende gebied dient behouden te blijven. In verband daarmee kunnen compenserende maatregelen worden vereist  

5.8 Wijzigingsbevoegdheid
5.8.1 Wijziging in de bestemming 'Water' en/of 'Waterstaat - Waterlopen met een waterhuishoudkundige en/of waterstaatkundige functie'

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Water', 'Waterstaat - Waterlopen', ten behoeve van het aanleggen van watergangen, waaronder regenwaterbuffers, en het herinrichten van bestaande watergangen, met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak daartoe in het kader van een adequaat waterhuishoudkundig beheer is aangetoond;
  • b. natuurlijke en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • c. ruimtelijke inpassing in het landschap verzekerd is;
  • d. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;

met dien verstande dat:

bij de wijziging in de bestemming 'Water', 'Waterstaat - Waterlopen' , voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 14 en 24 van deze regels.

5.8.2 Wijziging in de bestemming 'Natuur'

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Natuur', ten behoeve van de ontwikkeling van een ecologische verbindingszone, met dien verstande dat:

  • a. de inrichting van de gronden tot bos of natuur geen onevenredige belemmering vormt voor het agrarisch gebruik van de belendende agrarische percelen;
  • b. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik.

met dien verstande dat:

bij wijziging in de bestemming 'Natuur' de regels in artikel 10 in acht worden genomen.