Plan: | Kernen Klimmen, Ransdaal, Ubachsberg e.o. |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0986.BPkernenKRU-VA01 |
Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient onderzoek te worden gedaan naar de kwaliteit van de bodem. Wanneer een bestemmingsplan betrekking heeft op vastlegging van een bestaande situatie is in beginsel geen bodemonderzoek noodzakelijk. Voorliggend bestemmingsplan betreft in hoofdzaak een consoliderend beheerplan; het is in beginsel gericht op het regelen van de bestaande functies in het plangebied. Verder worden bestaande bouwrechten op grond van vigerende bestemmingsplannen in beginsel overgenomen in het nieuwe plan.
Opgemerkt wordt dat in het kader van een aanvraag om een omgevingsvergunning wordt getoetst of de bodemkwaliteit geschikt is om te bouwen. Bij nieuwe (bouw)ontwikkelingen of -initiatieven dient een bodemonderzoek uitgevoerd te worden.
De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect "geluid".
In de Wet geluidhinder is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids)eisen worden gesteld aan de milieubelastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies.
In deze paragraaf wordt ingegaan op deze afzonderlijke geluidsaspecten die relevant zijn voor het bestemmingsplan.
Wegverkeerslawaai
Ingevolge het bepaalde in de Wet geluidhinder heeft in beginsel iedere weg een geluidszone. Een dergelijke zone geldt niet voor wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangewezen gebied of wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.
Bij de voorbereiding van de vaststelling van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden binnen een dergelijke geluidszone, wordt akoestisch onderzoek ingesteld. Onderzoek naar geluidsaspecten van verkeer kan echter achterwege blijven indien op het tijdstip van de vaststelling van een bestemmingsplan een weg reeds aanwezig of in aanleg is en de woningen of andere geluidgevoelige objecten ook reeds aanwezig of in aanbouw zijn. De verplichting tot het uitvoeren van een akoestisch onderzoek geldt evenmin, indien in dat bestemmingsplan geen mogelijkheden worden geboden voor het realiseren van nieuwe woningen en andere geluidgevoelige objecten.
Omdat in het voorliggende plangebied geen nieuwe gevoelige functies worden geprojecteerd, hoeft derhalve op dit moment geen akoestische toetsing plaats te vinden.
De autosnelweg A79 en A76 zijn gezoneerde wegen en kennen een geluidscontour. Deze geluidscontouren is in dit bestemmingsplan opgenomen op de verbeelding en in de regels als signaalfunctie.
Spoorweglawaai
Conform het BGS (Besluit Geluidhinder Spoorwegen) hebben ook spoorwegen een onderzoekszone waarbinnen akoestisch onderzoek dient te worden verricht indien de bouw van geluidsgevoelige bebouwing wordt mogelijk gemaakt. Een deel van het plangebied is gelegen in de onderzoekszone van de spoorlijn Maastricht - Heerlen. In dit bestemmingsplan wordt de bestaande situatie vastgelegd. Een akoestisch onderzoek voor de beheersituatie is derhalve niet noodzakelijk.
Net als bij de autosnelwegen, wordt voor deze geluidsbron de geluidscontour op de verbeelding en in de regels van het bestemmingsplan opgenomen als signaalfunctie.
Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:
Het bestemmingsplan betreft een conserverend plan, het aspect luchtkwaliteit heeft geen concrete gevolgen voor het bestemmingsplan.
In en nabij de kernen zijn diverse bedrijven gelegen met geurhindercontouren.
Deze geurhindercontouren zijn juridisch anderszins geregeld (vergunningen) en maken geen onderdeel uit van het bestemmingsplan.