Plan: | In Gen Hunsch, Deelgebied 3 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0986.BPUB3002-OH01 |
Wegverkeerslawaai
Bij een procedure ten behoeve van de realisering van een bouwplan in afwijking van een bestemmingsplan, dient op grond van het bepaalde in de Wet geluidhinder een akoestisch onderzoek plaats te vinden naar wegverkeerslawaai. Bij dit onderzoek dient te worden uitgegaan van de geluidbelasting op 10 meter uit de as van de meest nabijgelegen rijstrook.
Bedraagt de geluidbelasting daar 50 dB(A) of minder, dan heeft die betreffende weg geen zone als bedoeld in artikel 74 Wet geluidhinder en behoeft geen nader akoestisch onderzoek plaats te vinden. Wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied, alsmede wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km/u geldt, hebben evenmin een zone.
Voor de Klaverweerd en de andere omliggende wegen geldt een maximum snelheid van 30 km/u. Deze wegen hebben géén zone. Andere omliggende wegen zijn, zoals uit navraag bij de gemeente Voerendaal is gebleken, niet van toepassing. Een nader akoestisch onderzoek in het kader van wegverkeerslawaai is dan ook niet aan de orde voor onderhavige projectlocatie.
In het kader van de planontwikkeling dient inzicht verkregen te worden in de bodemgesteldheid ter plaatse. Door INPIJN-BLOKPOEL is in november 2009 een grondonderzoek uitgevoerd ten behoeve van een funderingsadvies met rapportnummer VH-5573-01 (zie bijlage 2 Resultaten grondonderzoek en funderingsadvies (VH-5573-01). Daarnaast heeft er ten behoeve van het archeologisch onderzoek een verkennend booronderzoek plaatsgevonden, dit is uitgevoerd in februari 2010 door Aelmans Eco B.V. met rapportnummer 10/00847/V/E/HW (zie bijlage 3 Verkennend bodemonderzoek bouwplan In gen Hunsch aan de weg Klaverweerd ong. te Ubachsberg (10/00847/V/E/HW)).
Grondonderzoek en funderingsadvies
Hoogteligging maaiveld
De hoogte van het maaiveld ter plaatse van de onderzoekspunten varieert van ca. 184,4 m+ tot186,4 m+ NAP. Het onderzoeksterrein helt naar het oosten omlaag. Voor meer informatie over de hoogteligging wordt verwezen naar het grondonderzoek dat als bijlage aan dit bestemmingsplan is toegevoegd.
Beschrijving bodemopbouw
De toplaag tot een niveau van ca. 0,6 m- maaiveld is geroerd. Vervolgens worden tot een niveau van 179,0 m+ à 182,0 m+ NAP weke tot matig vaste löss/leemafzettingen aangetroffen. De conusweerstanden in het pakket variëren van ca. 0,5 MPa voor de weke, leemhoudende zones tot 4,0 MPa of meer voor de vaste, zandige lagen. Hieronder is een ca. 3 meter matig vaste tot zeer vaste zandlaag aangetoond. Onder deze zandlaag zijn tot de maximaal verkende diepte weinig draagkrachtige, glauconiethoudende zandlagen aanwezig. Locaal komen op verschillende niveaus in dit pakket pieken in de conusweerstand voor, die vermoedelijk worden veroorzaakt door grove zandgrindafzettingen en/of verkitte zandlagen.
Grondwaterstand
Ten tijde van het onderzoek op 10 november 2009 is in de boor- en sondeergaten naar het grondwater gepeild. Tot 5 m- maaiveld werd geen grondwater aangetroffen.
Er wordt op gewezen dat deze waarnemingen momentopnamen zijn en dat onder invloed van seizoensafhankelijke factoren grotere fluctuaties mogelijk zijn.
Verkennend bodemonderzoek
Bodemsamenstelling en hydrologische gegevens
De onderzoekslocatie is gelegen tussen de Benzenraderbreuk en de Laurensbergbreuk op een hoogte van ca. 185 m +NAP.
Aan het maaiveld bevindt zich een matig goed doorlatende deklaag van ca. 5 meter dik bestaande uit fijne leemlagen. Onder deze deklaag is een hard tot zacht, fijn tot grof korreling kalksteenpakket met een dikte van circa 45 meter aanwezig (formaties van Houthem, Maastricht en Gulpen). Onder het kalksteenpakket zijn glauconietrijke en siltige zanden (kleihoudend) met een dikte van ca. 155 meter aanwezig.
De kleilagen binnen voornoemd pakket zijn echter plaatselijk zandig ontwikkeld of erg dun (minder dan 5 meter), waardoor deze niet als geheel afsluitend worden beschouwd. Onder deze weinig doorlatende laag bevindt zich het tweede watervoerende pakket, bestaande uit kalksteen (Formaties van Houthem, Maastricht en Gulpen). De dikte van dit pakket bedraagt circa 100 meter.
Omtrent de geohydrologische situatie is bekend dat het grondwater stijghoogtes bereikt van circa 145 m+NAP. De grondwaterstand op de onderzoekslocatie bevindt zich dan ook op meer dan 5 m-mv.
Gelet op het vroegere en huidige gebruik van het terrein, het historisch onderzoek en de terreininspectie luidt de onderzoekshypothese, dat er geen bodemverontreinigde activiteiten hebben plaatsgevonden, oftewel dat de locatie als "onverdacht" kan worden beschouwd.
Conclusie onderzoek
Zintuiglijk zijn er tijdens het verrichten van de veldwerkzaamheden bodemvreemde materialen aangetroffen. Bij genoemde bodemvreemde materialen moet men denken aan sporadische bijmengingen met kooltjes.
Gelet op het vroegere en huidige gebruik van het terrein, het historisch onderzoek en de terreininspectie kan worden geconcludeerd dat er geen bodemverontreinigde activiteiten hebben plaatsgevonden, oftewel dat de locatie als "onverdacht" kan worden beschouwd.
Voor wat betreft de onderzoekslocatie zijn er geen aanleidingen om over te gaan tot het uitvoeren van een nader onderzoek.
Bovengrond
De bovengrond, van de onderzoekslocatie is onderzocht in de grondmengmonsters 1 en 2. Uit de analyseresultaten van grondmengmonster 2 blijkt, dat de concentratie cadmium de achtergrondwaarde (AW 2000) overschrijdt. De concentraties van de overige onderzochte parameters overschrijden niet de achtergrondwaarden.
De aangetroffen concentratie cadmium is van dien aard dat deze licht verhoogde concentratie als niet relevant kan worden beschouwd.
Op basis van het Besluit Bodemkwaliteit kan de kwaliteit van de bovengrond als klasse wonen beschouwd worden.
Vanuit milieuhygiënisch oogpunt vormen de aangetroffen concentraties in de bovengrond, ons inziens, geen belemmeringen voor de voorgenomen gebruik.
Ondergrond
Analytisch voldoet grondmengmonster 3 aan de achtergrondwaarden (AW2000).
Vanuit milieuhygiënisch oogpunt vormen de aangetroffen concentraties in de ondergrond, ons inziens, geen belemmeringen voor de voorgenomen gebruik.
Asbest
Tijdens het verrichten van het bodemonderzoek zijn zintuiglijk geen asbest verdachte materialen aangetoond. Op basis van de bevindingen van voornoemd zintuiglijk bodemonderzoek en het historisch bodemonderzoek is geen verder onderzoek naar asbest verricht.
Nieuwe Wet luchtkwaliteit
In hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer zijn per 15 november 2007 luchtkwaliteitseisen opgenomen (Staatsblad 2007, nummer 414, 434). De betreffende artikelen van de Wet milieubeheer worden in de regel aangeduid als “Wet luchtkwaliteit”. Met het inwerking treden hiervan is het tot dan toe geldende “Besluit luchtkwaliteit 2005” ingetrokken. In de “Wet luchtkwaliteit” zijn de Europese luchtkwaliteitseisen opgenomen. Verder voorziet de Wet in het zogenaamde Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Daarbinnen werken het rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren. De NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.
In Nederland zijn de maatgevende luchtverontreinigende stoffen stikstofdioxide (NO2 ) en fijn stof (PM10). Conform artikel 5.16 van de Wet milieubeheer zijn bestuursorganen verplicht om bij de uitoefening van hun bevoegdheden de grenswaarden van de in de Wet genoemde stoffen in acht te nemen.
Uitvoeringsregels
Gelijktijdig met de Wet luchtkwaliteit is een aantal uitvoeringsregels in werking getreden. Deze uitvoeringsregels zijn vastgelegd in algemene maatregelen van bestuur (AMvB) en ministeriële regelingen (MR), dit betreft ondermeer:
In het Besluit nibm en de Regeling nibm zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip nibm. Indien voldaan wordt aan deze regels dan kan een ruimtelijke ontwikkeling zonder verdere toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
In de NSL is de nibm (“niet in betekenende mate”) 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10 . In de Regeling nibm is in artikel 4 invulling gegeven aan artikel 4 van het Besluit nibm en een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die nibm bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen dus zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
Voor bijvoorbeeld een woonwijk bestaande uit 500 woningen en één ontsluitingsweg geldt dat deze nibm bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Aangezien er in het onderhavige geval sprake is van een woningbouwplan bestaande uit 10 woningen die gelegen zijn aan één ontsluitingsweg kan geconcludeerd worden dat het bouwplan nibm bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Het aspect luchtkwaliteit vormt derhalve géén belemmering.
In het kader van externe veiligheid zijn de volgende invalshoeken relevant:
Het bouwplan is getoetst aan de zogenaamde “Risicokaart Limburg”. De Risicokaart Limburg geeft inzicht in de in de omgeving van de planlocatie gelegen risicovolle inrichtingen en transportroutes van gevaarlijke stoffen.
Uit de Risicokaart Limburg blijkt dat de projectlocatie niet in de nabijheid van risicovolle inrichtingen danwel transportroutes van gevaarlijke stoffen is gelegen. Nader onderzoek in het kader van externe veiligheid wordt dan ook niet noodzakelijk geacht.
In de directe omgeving van het voorgestane initiatief zijn gelegen:
In onderstaande afbeelding zijn de milieucontouren in kaart gebracht. De ingetekende milieucirkels van het garagebedrijf met verfspuiterij zijn 30,0 meter en 50,0 meter. De milieucirkel van het vee- en akkerbouwbedrijg blijft voldoende van het plangebied verwijderd (zie onderstaande afbeelding).
De milieucontouren reiken niet tot aan de woningen, danwel de achtertuinen. Aangezien het plangebied van onderhavige bestemmingsplan reikt tot aan de achterzijde van de tuinen, vallen de milieucontouren van deze bedrijven tevens buiten het plangebied.
Op basis van bovenstaande kan worden geconcludeerd dat er geen sprake zal zijn van mogelijke milieuhinder van bovengenoemde bedrijven.