direct naar inhoud van Artikel 5 Wonen
Plan: Woningbouw Heiveld II Geijsteren
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0984.BP10012-va01

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. de uitoefening van een beroep aan huis;

met daarbij behorende:

  • c. hoofdgebouwen;
  • d. bijbehorende bouwwerken;
  • e. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • f. tuinen en erven;
  • g. paden en verhardingen;
  • h. doeleinden van openbaar nut;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. onder- en / of bovengrondse infiltratievoorzieningen;
  • k. bijbehorende voorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
  • a. gebouwen, zoals toegestaan onder 5.1 sub c, d en e, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ongeacht het bepaalde in artikel 5.2.2, 5.2.3, 5.2.4, 5.2.5 en 5.2.6 dient tenminste 50% van het achtererf onbebouwd en onoverdekt te blijven.

5.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. vrijstaande en twee-aaneengebouwde gebouwde woningen zijn overal toegestaan;
  • b. aangebouwde woningen zijn slechts toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd';
  • c. er mogen uitsluitend grondgebonden woningen worden opgericht;
  • d. de voorgevel van een hoofdgebouw dient te worden gebouwd in dan wel maximaal 2 meter achter de gevellijn;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder d dienen de hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' in de gevellijn te worden gebouwd;
  • f. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt:
    • 1. bij vrijstaande woningen minimaal 3 meter aan beide zijden;
    • 2. bij twee-aaneengebouwde woningen en eindwoningen minimaal 3 meter aan één zijde;
  • g. de diepte van het hoofdgebouw bedraagt:
    • 1. bij aaneengebouwde woningen maximaal 10 meter;
    • 2. bij twee-aaneengebouwde woningen maximaal 15 meter;
    • 3. bij vrijstaande woningen maximaal 15 meter;
  • h. de maximale breedte van het hoofdgebouw bedraagt 12 meter;
  • i. de goothoogte van het hoofdgebouw bedraagt:
    • 1. maximaal 4,5 meter;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' maximaal 6 meter;
  • j. de bouwhoogte van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 8,5 meter;
  • k. op eigen erf of op nabijgelegen gronden dienen per woning twee parkeergelegenheden gewaarborgd te zijn en eventuele bestaande parkeergelegenheid mag niet nadelig worden beïnvloed.

5.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. daar waar sprake is van twee zijerven dient minimaal één zijerf vrij te zijn van bijbehorende bouwwerken;
  • c. bijbehorende bouwwerken dienen in de perceelgrens te worden gebouwd of op minimaal 1 meter afstand daarvan;
  • d. bijbehorende bouwwerken moeten minimaal 2,5 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw worden opgericht.
  • e. tegen de achtergevel van het hoofdgebouw mag/mogen (een) bijbehorend(e) bouwwerk(en) worden gebouwd over de volledige breedte van die achtergevel. De oppervlakte van dit/deze bijbehorend(e) bouwwerk(en) telt, voor zover niet dieper dan 4 meter niet mee bij de berekening van de oppervlakte onder f;
  • f. binnen het bouwvlak zijn bijbehorende bouwwerken toegestaan met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 50 m²;
  • g. de gezamenlijke oppervlakte als bedoeld onder f mag worden verhoogd tot maximaal 70 m², mits het achtererf ook na de bouw van de bijbehorende bouwwerken als bedoeld onder e, voor niet meer dan 40% wordt bebouwd;
  • h. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet hoger zijn dan:
    • 1. voor aangebouwde bijbehorende bouwwerken 0,25 meter boven de vloer van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, dan wel 3 meter indien het hoofdgebouw geen tweede bouwlaag heeft;
    • 2. voor vrijstaande bijbehorende bouwwerken: 3 meter;
  • i. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 4,5 meter bedragen;
  • j. bij een garage dient aan de voorzijde een opstelruimte met een diepte van minimaal 7 meter op eigen terrein vrij te blijven.

5.2.4 Ondergeschikte bouwdelen

In afwijking van het bepaalde in artikel 5.2.3 onder a gelden voor het bouwen van ondergeschikte bouwdelen buiten het bouwvlak de volgende bepalingen:

  • a. het betreft uitsluitend ondergeschikte bouwdelen van hoofdgebouwen, zoals erkers, ingangspartijen en hiermee gelijk te stellen bouwdelen;
  • b. de diepte mag maximaal 1 meter bedragen;
  • c. de breedte mag maximaal 50% bedragen van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw waaraan het bouwdeel wordt gebouwd;
  • d. de hoogte mag maximaal 3 meter bedragen.

5.2.5 Carports

Voor het bouwen van carports gelden de volgende bepalingen:

  • a. de oppervlakte mag maximaal 20 m2 bedragen;
  • b. de bouwhoogte mag maximaal 3 meter bedragen;
  • c. een carport moet met minimaal één zijde of een deel daarvan tegen de zijgevel van het hoofdgebouw of aan een voorgevel of zijgevel van een bijbehorend bouwwerk worden gebouwd;
  • d. carports mogen maximaal 2,5 meter voor de voorgevel van een woning uitsteken.

5.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen vóór de gevellijn maximaal 1 meter mag bedragen;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mag de hoogte van erf- en terreinafscheidingen aan de zijgevel bij hoekwoningen voor de gevellijn maximaal 2 meter bedragen mits:
    • 1. de afstand tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 0,5 meter bedraagt;
    • 2. de afstand tot de voorgevel minimaal 3 meter bedraagt;
    • 3. het verkeersbelang niet onevenredig aangetast wordt.
  • c. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter.

5.3 Nadere eisen

Ten aanzien van het bepaalde in artikel 5.1 zijn Burgemeester en wethouders bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • b. de situering en afmetingen van de bouwpercelen, mits deze eisen blijven binnen de in het plan neergelegde begrenzingen en indien zulks noodzakelijk is in verband met:
    • 1. de woonsituatie;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 3. het verkeers-, sociale en brandveiligheid;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden in aangrenzende bestemmingen.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. zelfstandige bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  • b. zelfstandige bewoning van (een gedeelte van) woningen, waaronder begrepen aan-, uit- of bijgebouwen, in het kader van mantelzorg;
  • c. seksinrichtingen.
  • d. bedrijf aan huis;
  • e. de uitoefening van detailhandel, behoudens de uitoefening van detailhandel in beperkte mate die verband houdt met de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Bedrijf aan huis

Het college van Burgemeester en Wethouders is bevoegd bij een aanvraag om een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo af te wijken van het bepaalde in 5.4 onder d voor de uitoefening van een bedrijf aan huis in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk, met dien verstande dat:

  • a. de primaire woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate wordt gehandhaafd;
  • b. het woonmilieu niet onevenredig wordt aangetast;
  • c. de parkeerbalans en verkeersafwikkeling in de directe omgeving niet onevenredig worden benadeeld;
  • d. detailhandel slechts plaatsvindt voor zover deze beperkt blijft tot een verkoop in direct verband met het aan huis gebonden beroep of bedrijf;
  • e. maximaal 30 % van het vloeroppervlak van de woning inclusief de bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 40 m2 als zodanig wordt gebruikt.

5.5.2 Mantelzorg

Het college van Burgemeester en Wethouders is bevoegd bij een aanvraag om een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo af te wijken van het bepaalde in 5.4 onder b ten behoeve van bewoning van een gedeelte van een woning, of een aan-, uit- of (vrijstaand) bijgebouw bij een woning in het kader van mantelzorg, met dien verstande dat:

  • a. er sprake moet zijn van een mantelzorgindicatie;
  • b. ten behoeve van mantelzorg ingerichte vloeroppervlakte maximaal 70 m² bedraagt, met dien verstande dat maximaal 40% van het achtererf wordt bebouwd;
  • c. de voorziening stedenbouwkundig aanvaardbaar moet zijn;
  • d. er moet sprake zijn van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  • e. de ter plaatse aanwezige ecologische en cultuurhistorische waarden mogen niet worden geschaad;
  • f. het gebruik voor zelfstandige bewoning stopt wanneer geen sprake meer is van de bij het verlenen van de ontheffing bestaande behoefte aan mantelzorg.