Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Smakterheide
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0984.BP10004-va01

Artikel 7 Bedrijf 5

7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf 5’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. bedrijven, opslagen en installaties behorende tot de categorieën 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2 zoals opgenomen in de ‘staat van bedrijfsactiviteiten’;
  2. bedrijven, opslagen en installaties behorende tot de categorie 5.1 zoals opgenomen in de ‘staat van bedrijfsactiviteiten’, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - cat. 5.1’;
  3. kantooractiviteiten ten dienste van de onder a genoemde bedrijvigheid, met dien verstande dat per bedrijf maximaal 30% van het brutovloeroppervlak ten dienste van deze kantooractiviteiten mag worden aangewend;
  4. risicovolle inrichtingen, mits het plaatsgebonden risico op de grens van de inrichting niet meer bedraagt dan 10-6/ jaar;
  5. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  6. waterhuishoudkundige doeleinden zoals het ontvangen, bergen en zuiveren van afvalwater, inclusief de gebouwen, installaties en voorzieningen die nodig zijn voor de bedrijfsvoering van de zuiveringsinstallatie, alsmede de daarbij behorende ondergrondse leidingen, ter plaatse van de aanduiding ‘waterzuiveringsinstallatie’;
  7. motorbrandstof verkooppunten zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG’, met dien verstande dat de verkoop van lpg niet is toegestaan;
  8. detailhandel in de branches zoals beschreven in artikel 1 onder 44 sub b tot en met e, uitsluitend voor zover bestaand;
  9. ondergeschikte detailhandel in goederen welke ter plaatse zijn vervaardigd of ter plaatse een essentiële bewerking hebben ondergaan, zulks met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotsmiddelen;
met de daarbij behorende
  1. erven en tuinen;
  2. interne ontsluitingsstructuren;
  3. (voorzieningen ten behoeve van) laden en lossen en parkeervoorzieningen;
  4. voet- en rijwielpaden;
  5. groenvoorzieningen;
  6. overige bijbehorende voorzieningen;
  7.  (openbare) nutsvoorzieningen;
  8. ondergrondse en/of bovengrondse waterhuishoudkundige voorzieningen;
    met dien verstande dat binnen de bestemming ‘Bedrijf 5’ ten alle tijden ten aanzien van de ter plaatse aanwezige functie moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.
7.2 Bouwregels

7.2.1 Algemeen
  1. op of in de voor ‘Bedrijf 5’ aangewezen gronden mogen slechts die gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen;
  2. het bebouwingspercentage bedraagt per bouwperceel maximaal 70%.
7.2.2 Gebouwen
Ten aanzien van de situering en maatvoering van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden opgericht;
  2. de maximale bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ is aangegeven;
  3. de afstand van gebouwen tot de bouwperceelgrenzen bedraagt, met uitzondering van de op de openbare weg georiënteerde bouwperceelgrens, minimaal 5 m;
  4. de afstand tussen gebouwen onderling, indien niet aaneengebouwd, bedraagt minimaal 5 m.
7.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Ten aanzien van de situering en maatvoering van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
  1. de hoogte van bouwwerken zoals luifels, transportbanden, silo’s en kranen bedraagt maximaal 16 m;
  2. de hoogte van reclamezuilen en andere reclame-uitingen (ten dienste van het op het bouwperceel aanwezige bedrijf) bedraagt maximaal 5 m;
  3. de hoogte van erfafscheidingen bedraagt maximaal 2,5 m.
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de op grond van dit artikel toegelaten situering en afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken met een maximum afwijkingspercentage van 10%, indien dit noodzakelijk is, ter voorkoming van onevenredig nadelige gevolgen voor:
  1. het straat en bebouwingsbeeld;
  2. de verkeersveiligheid;
  3. de sociale veiligheid;
  4. de externe veiligheid;
  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
7.4 Afwijken van de bouwregels
 Burgemeester en Wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
  1. artikel 7.2.2 sub a voor het overschrijden van de op de openbare weg georiënteerde bouwgrens ten behoeve van de oprichting van een ondergeschikte vooraanbouw, met dien verstande dat:
    1. de breedte van de vooraanbouw maximaal de helft van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw mag bedragen, tot een maximum van 30 m;
    2. de hoogte van de vooraanbouw maximaal 9 m bedraagt, waarbij de hoogte van de vooraanbouw minimaal 3 meter lager dient te zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
    3. de afstand van de vooraanbouw tot de openbare weg minimaal 5 meter dient te bedragen; 
  2. artikel 7.2.2 sub b voor een verhoging van de maximaal toegestane bouwhoogte tot maximaal 18 m ter plaatse van bouwpercelen waar de maximale bouwhoogte van gebouwen 12 m bedraagt;
  3. artikel 7.2.2 sub c voor het oprichten van een zijgevel op een afstand kleiner dan 5 m van de zijdelingse bouwperceelgrens;
  4. artikel 7.2.5 sub a voor een verhoging van de maximaal toegestane bouwhoogte van deze bouwwerken tot 20 m;
  5. artikel 7.2.5 sub b voor een verhoging van de maximaal toegestane bouwhoogte van reclamezuilen en andere reclame-uitingen tot 10 m;
  6. artikel 7.2.5 sub c voor een verhoging van de maximaal toegestane bouwhoogte van erfafscheidingen tot 4 m;
    mits er geen afbreuk wordt gedaan aan het ter plaatse heersende of gewenste stedenbouwkundig beeld en er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de met naburige gronden en de daarop aanwezige opstallen verbonden belangen.
7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
  1. het niet voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein ten behoeve van de ter plaatse gevestigde functie(s); de gemeente Venray beschouwt in het kader van dit bestemmingsplan de parkeerkengetallen zoals deze zijn opgenomen in de meest recente CROW publicatie betreffende dit onderwerp als vigerende normstelling;
  2. detailhandel, uitgezonderd detailhandel welke is toegestaan conform de regels van dit plan;
  3. het gebruik van gronden ten behoeve van een opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van voorwerpen, stoffen en producten, met een hoogte hoger dan 4 m;
  4. permanente of tijdelijke bewoning van bebouwing, met uitzondering van een bedrijfswoning.
7.5.2 Risicovolle inrichtingen
de vestiging van nieuwe risicovolle inrichtingen waarvan de PR10-6/jaar contour is gelegen buiten de grens van de inrichting is niet toegestaan.
7.6 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en Wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
  1. artikel 7.1 sub a voor het toestaan van een bedrijf in de milieucategorie 3.1,  3.2, 4.1, 4.2, 5.1 of 5.2 dat niet voorkomt op de ‘staat van bedrijfsactiviteiten’, mits de aard en de omvang van de milieuhinder die dit bedrijf veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf als genoemd in de ‘staat van bedrijfsactiviteiten’ dat conform de bepalingen van dit plan ter plaatse wel is toegestaan;
  2. artikel 5.1 j° artikel 5.5.1 sub a, mits anderszins elders in de omgeving in voldoende parkeergelegenheid is voorzien;
  3. artikel 7.5.1 sub b voor het toestaan van volumineuze detailhandel in de branche zoals omschreven in artikel 1 onder 45 sub b;
  4. artikel 7.5.1 sub c voor het toestaan van een opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van voorwerpen, stoffen en producten tot een hoogte van 8 m, mits er geen afbreuk wordt gedaan aan het ter plaatse heersende of gewenste stedenbouwkundig beeld en er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de met naburige gronden en de daarop aanwezige opstallen verbonden belangen;
  5. artikel 7.5.2 voor het oprichten van een risicovolle inrichting waarvan de PR 10-6/jaar contour is gelegen buiten de grens van de inrichting, mits;
    1. er geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten binnen deze PR10-6/jaar contour aanwezig zijn;
    2. er geen onaanvaardbare gevolgen optreden ten aanzien van het groepsrisico. Bij een toename van het groepsrisico dient uit een advies van de bevoegde veiligheidsinstantie te blijken dat er voldoende mogelijkheden zijn tot zelfredzaamheid voor de bevolking en voldoende mogelijkheden voor de bereikbaarheid voor hulpverlening en rampbestrijding.