Artikel 22 Algemene afwijkingsregels
22.1 Algemene afwijkingsbevoegdheid
Indien hierbij geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken kunnen Burgemeester en Wethouders middels een omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffende bepalingen in het plan ten behoeve van:
- het afwijken van de voorgeschreven maatvoering ten aanzien van bouwhoogten, bebouwde oppervlakten, dakhellingen, inhoudsbepalingen, goothoogten, en hoogten van bouwwerken geen bouwwerken zijnde, met ten hoogste 10%;
- het in geringe mate, doch niet meer dan 1 meter, afwijken (ten behoeve van bebouwing of gebruik) van een bestemmingsgrens of van de ligging van de voorgevellijn, voor zover dit noodzakelijk is om het plan (en de daaraan ten grondslag liggende intenties) in te passen in de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein.
- de situering van een ondergeschikt bouwdeel buiten het bouwvlak;
- het ten aanzien van een ondergeschikt bouwdeel afwijken van de ter plaatse toegestane maximale bouwhoogte.
22.2 Afwijkingsbevoegdheid ten behoeve van de oprichting van GSM-installaties en GSM-masten
Indien hierbij geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken kunnen Burgemeester en Wethouders binnen de bestemmingen ‘Bedrijf 1’, ‘Bedrijf 2’, ‘Bedrijf 3’, ‘Bedrijf 4’ en ‘Bedrijf 5’ middels een omgevingsvergunning afwijken van de betreffende planregels voor het gebruik van gronden en opstallen voor GSM-installaties en GSM-masten gericht op het ontvangen en/of verzenden van telecommunicatiedataverkeer, met inbegrip van de daarbij behorende technische installatie(s), met dien verstande dat de navolgende criteria in acht dienen te worden genomen:
- inpassing in het landschap. Bij de plaatsing van de GSM-installatie en -masten moet zoveel mogelijk het beginsel van site-sharing en het beginsel van roaming worden gehanteerd tenzij dit, blijkens een voldoende onderbouwde motivering, technisch niet mogelijk is of in redelijkheid niet kan worden verlangd;
- inpassing in stedenbouwkundig opzicht. GSM-installaties en -masten dienen zoveel mogelijk aan het karakter van de directe omgeving te worden aangepast om te voorkomen dat het aanzicht in stedenbouwkundig opzicht te veel wordt aangetast;
- de hoogte van GSM-installaties mag niet meer dan 5 meter bedragen, de hoogte van GSM-masten mag niet meer dan 40 meter bedragen.
22.3 Randvoorwaarde parkeergelegenheid op eigen terrein
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning op grond van dit artikel of op grond van een elders in deze planregels opgenomen afwijkingsbevoegdheid dient ten behoeve van de (toekomstige) functie waarvoor de omgevingsvergunning wordt verleend te allen tijden te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, of dient anderszins elders in de omgeving in voldoende parkeergelegenheid te worden voorzien.