Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: De Vaert c.a.
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0983.BPL2011012DEVAERT-VA01

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

 
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen, in de vorm van grondgebonden woningen, ter plaatse van de aanduiding  'specifieke bouwaanduiding-grondgebonden[sba-gg]' , waaronder tevens begrepen kamerbewoning;
  2. aan huis gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in combinatie met de woonfunctie;
  3. tuinen, erven en onbebouwde erven;
  4. bescherming van robuuste landbouw en natuur, ter plaatse van de aanduiding 'robuuste landbouw en natuur';
  5. waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen; 

    met de daarbijbehorende:
     
  6. hoofd- en bijgebouwen, aan- en uitbouwen;
  7. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

5.2.1 Algemeen

 
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  2. het maximum aantal wooneenheden per bouwvlak mag niet meer bedragen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
  3. het bebouwingspercentage van het bouwperceel voor hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, welke hoger zijn dan 1,00 m., gemeten vanaf het aansluitend terrein mag niet meer dan 65 bedragen.
  4. de parkeernorm bedraagt twee parkeerplaatsen per woning, die binnen het plan dienen te worden gerealiseerd.
 

5.2.2 Hoofdgebouwen

 
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  1. hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-hoofdgebouw [sba-hg]'; 
  2. het bouwen van gestapelde woningen is niet toegestaan;
  3. de hoofdgebouwen dienen evenwijdig aan de voorgevelrooilijn te worden geplaatst;
  4. de goothoogte en bouwhoogte van een gebouw mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven;  
  5. de bebouwingsdiepte, respectievelijk breedte van het hoofdgebouw mag bij:
    1. aaneengesloten bebouwing wat betreft beide maatvoeringen maximaal 10,00 m. bedragen;
    2. twee-aaneengebouwde of geschakelde bebouwing maximaal 12,00 m, respectievelijk maximaal 15,00 m. bedragen;
    3. vrijstaande bebouwing maximaal 15,00 m., respectievelijk maximaal 20,00 m. bedragen;
  6. ingeval van twee-aaneengebouwde en vrijstaande bebouwing dient de afstand van de vrijstaande gevel tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 3,00 m. te bedragen.

5.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

 
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:
  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen tenminste 1,00 m. achter de voorgevel van het hoofdgebouw – of het verlengde daarvan – te worden gebouwd;  
  2. in afwijking van het bepaalde onder a. dienen in hoeksituaties aan- en uitbouwen en bijgebouwen op een afstand van tenminste 3,00 m. achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw – of het verlengde daarvan – te worden gebouwd;  
  3. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag, voor zover gelegen buiten het maximale bouwvlak van het hoofdgebouw zoals bepaald in lid 5.2.2 sub e., niet meer bedragen dan:
    1. 70 m² bij een bouwperceel van maximaal 500 m²;
    2. 100 m² bij een bouwperceel groter dan 500 m²;

      met dien verstande dat het maximale bebouwingspercentage als bedoeld onder lid 5.2.1 sub c. niet mag worden overschreden;
  4. de goothoogte mag niet meer dan 3,30 m. bedragen en de bouwhoogte mag niet meer dan 6,00 m. bedragen;
  5. in afwijking van het bepaalde onder a. t/m d. van dit lid, mogen aan- en uitbouwen worden aangebouwd vóór de voorgevelrooilijn, met een diepte van maximaal 1,50 m., een oppervlakte van maximaal 6 m² en een bouwhoogte van maximaal 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping.

5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

 
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. erf- en terreinafscheidingen hoger dan 1,00 m., doch maximaal 2,00 m., alsmede overkappingen dienen tenminste 1,00 m. achter de voorgevel van het hoofdgebouw – of in het verlengde daarvan – te worden gebouwd;  
  2. in hoeksituaties dienen erf- en terreinafscheidingen hoger dan 1,00 m., doch maximaal 2,00 m., alsmede overkappingen, gelegen aan de naar de weg gekeerde zijdelingse perceelsgrens, op een afstand van tenminste 3,00 m. achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw – of het verlengde daarvan – te worden gebouwd;  
  3. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 3,00 m bedragen, met uitzondering van:
    1. vlaggenmasten, waarvan de hoogte niet meer dan 5,00 m. mag bedragen;
    2. speeltoestellen, waarvan de hoogte niet meer dan 5,00 m. mag bedragen;
    3. erf- en terreinafscheidingen, waarvan de hoogte niet meer dan 2,00 m. mag bedragen.
  4. het onder lid 5.2.1 sub c. aangegeven bebouwingspercentage mag ten gevolge van het oprichten van andere bouwwerken welke hoger zijn dan 1,00 m., gemeten vanaf het aansluitende terrein, niet worden overschreden.

5.2.5 Ondergronds bouwen

 
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-hoofdgebouw' mag eveneens ondergronds gebouwd worden tot een diepte van 3,00 meter beneden maaiveld; direct aansluitend mogen in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd, mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden verstoord.
 

5.3 Nadere eisen

 
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en/of afmetingen van de bebouwing ter voorkoming van onevenredige aantasting van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de woonsituatie (wooncomfort kwaliteit woongenot van de directe omgeving);
  3. de gebruiksmogelijkheden (op eigen terrein en op aangrenzende gronden);
  4. de milieusituatie;
  5. de verkeersveiligheid;
  6. de parkeerruimte op eigen terrein;
  7. de sociale veiligheid;
  8. de brandveiligheid.
   

5.4 Afwijken van de bouwregels

5.4.1 Ondergronds bouwen buiten hoofdgebouwvlak

 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het plan voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder het hoofdgebouw mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangepast.
 

5.5 Specifieke gebruiksregels

5.5.1 Opschorting gebruik van gronden en opstallen voor het wonen

 
Ten aanzien van de voor ‘Wonen’ aangewezen gronden in deelgebied De Vaert geldt dat gronden en opstallen pas dan mogen worden gebruikt voor het wonen, nadat de realisatie van de compensatieverplichting van de percelen K 1391 en F 2256 in de deelgebieden Kamperdwarsweg 9 en Beckersweg 39 is afgerond. Deze compensatieverplichting houdt in:
  1. de sloop van de bestaande varkensstal ter plaatse van de Kamperdwarsweg 9;
  2. de sloop van een tuinbouwkas en het bedrijfsgebouw aan de Beckersweg 39.

5.5.2 Strijdig gebruik

 
Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan het gebruik van:
  1. vrijstaande bijgebouwen voor permanente of tijdelijke bewoning;
  2. woningen voor kamerbewoning voor meer dan vier personen;
  3. gronden vóór de voorgevel bij aaneengesloten woonbebouwing ten behoeve van het parkeren;
  4. gronden en opstallen indien niet voldaan is aan de in artikel 5 lid 5.1 opgenomen compensatieverplichting.

5.5.3 Aan huis gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

 
Gronden en bouwwerken mogen tevens worden gebruikt voor het in combinatie met het wonen uitoefenen van een aan huis gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten mits:  
  1. de bedrijfsactiviteit is opgenomen in de bij deze regels gevoegde bijlage "Bedrijvenlijst woongebied";
  2. de woonfunctie overwegend behouden blijft;
  3. de beroeps- en/of bedrijfsoppervlakte niet meer bedraagt dan 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de aan-, uit- en/of bijgebouwen, met een maximum van 50 m²;  
  4. de beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten door de bewoners van het hoofdgebouw zelf worden uitgeoefend;
  5. door beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast;
  6. de beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten geen parkeeroverlast voor de directe (woon)omgeving veroorzaken of dat hierdoor geen extra par-keervoorzieningen noodzakelijk zijn;
  7. geen detailhandel wordt uitgeoefend, met uitzondering van detailhandel die ondergeschikt is aan en verband houdt met de ter plekke uitgeoefende kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  8. geen (overig) gevaar, schade, hinder of overlast voor de (woon)omgeving ontstaat;
  9. geen horeca-activiteiten worden uitgeoefend;
  10. geen prostitutiebedrijf, seksinrichting of aanverwante activiteiten op erotisch en/of pornografisch gebied wordt/worden uitgeoefend.

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

5.6.1 Bed and breakfast

 
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.1 ten behoeve van de vestiging van een bed and breakfast-voorziening, mits:
  1. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
  2. bedoeld gebruik geen hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
  3. bedoeld gebruik geen belemmering voor de omliggende bedrijven mag opleveren;
  4. het gebruik naar de aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming is;
  5. het gebruik de woonfunctie ondersteund, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  6. er geen duurzame ontwrichting van de evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur ontstaat;
  7. het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van verkeer;
  8. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein; 
  9. de bed and breakfast-voorziening in bestaande bebouwing wordt gerealiseerd;
  10. maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van een bed and breakfast in gebruik is, zulks met een absoluut maximum van 60 m².

5.6.2 Kamerverhuurbedrijf

 
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.1 ten behoeve van de vestiging van een kamerverhuurbedrijf, mits:
  1. het gebruik geen overlast voor het woonmilieu oplevert en geen onevenredige afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
  2. het gebruik naar de aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming is;
  3. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Indien niet op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien, dient te worden aangetoond dat elders in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien.