Artikel 5 Bedrijventerrein
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. bedrijven ter plaatse van de aanduidingen:
-
1. 'bedrijf tot en met categorie 3': het uitvoeren van bedrijfsmatige activiteiten die zijn genoemd in bijlage 2 onder de categorieën 2 tot en met 3 met uitzondering van risicovolle inrichtingen en met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
-
2. 'bedrijf tot en met categorie 4´: het uitvoeren van bedrijfsmatige activiteiten die zijn genoemd in bijlage 2 onder de categorieën 2 tot en met 4 met uitzondering van risicovolle inrichtingen en met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' geluidzoneringsplichtige inrichtingen zijn toegestaan.
-
b. een afvalverwerkend bedrijf in de vorm van een bedrijf in ijzer- en metaalrecycling (opslag, uitsortering en handel), uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - afvalverwerkend bedrijf 1';
-
c. een afvalverwerkend bedrijf in de vorm van een grond en puinhandel (innemen, op- overslaan, zeven, breken, shredderen van (met stenen, puin, beton verontreinigde) grond, harde puinsoorten, korrelmix, granulaat ed, hout, asfalt, champignonmest, verpakt asbest, materialen voor infrastructuur.), uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein – afvalverwerkend bedrijf 2';
-
d. een afvalverwerkend bedrijf in de vorm van een grondverzet en transportbedrijf (op-, overslaan gemengd bouw, sloopafval, bouwstoffen, grond, A en B-hout, papier en groen) uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein – afvalverwerkend bedrijf 3';
-
e. bedrijven in milieucategorie 1 voor zover zij reeds aanwezig zijn ten tijde van de vaststelling van het plan, zoals blijkt uit als bijlage “bestaande categorie 1-bedrijven” bij de regels opgenomen bijlage;
-
f. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
-
g. kantoren bij bedrijven, mits het brutovloeroppervlakte van de kantoren kleiner is dan 1.500 m2 en met uitzondering van zelfstandige kantoren;
-
h. ter plaatse van de aanduiding 'brandweerkazerne': een brandweerkazerne;
-
i. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': een bedrijfswoning;
-
j. ter plaatse van de aanduiding 'risicovolle inrichting': een risicovolle inrichting met opslag van gevaarlijke stoffen;
-
k. ter plaatse van de aanduiding 'nutsbedrijf': uitsluitend een nutsbedrijf met transformatorstation;
-
l. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg': een tankstation zonder verkoop van lpg;
-
m. waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
en tevens voor:
-
n. de bescherming van cultuurhistorische/aardkundige waarden;
met daaraan ondergeschikt:
-
o. wegen en paden;
-
p. groenvoorzieningen;
-
q. parkeervoorzieningen. Er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
-
r. manoeuvreerruimte;
met de daarbij behorende:
-
s. gebouwen;
-
t. bedrijfswoningen;
-
u. aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen;
-
v. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen algemeen
Voor het bouwen van gebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen en aan- en uitbouwen of bijgebouwen bij een bedrijfswoning, gelden de volgende regels:
-
a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd en de afstand van een gebouw tot een weg mag niet minder dan 5 m bedragen;
-
b. de afstand van een bedrijfsgebouw tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen, niet zijnde hoekpercelen, mag niet minder dan 5 m bedragen, behoudens bij percelen met beperkte afmetingen in combinatie met gebouwen en bouwwerken tot een hoogte van maximaal 15 m. Onder voorwaarde dat de voorzijde van de gebouwen en de bouwwerken geen gebouw zijnde, van de wegzijde gezien, volledig bereikbaar zijn, gelden hiervoor de volgende afstanden:
-
1. bij percelen met een breedte tot 30 m en een diepte tot 50 m mag de afstand tot de achterste perceelsgrens worden verkleind tot 0 m en mag de afstand tot één zijdelingse perceelsgrens worden verkleind tot 0 m. De andere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 3 m te zijn;
-
2. bij percelen met een breedte en diepte tot 50 m mag de afstand tot de achterste perceelsgrens worden verkleind tot 0 m en mag de afstand tot één zijdelingse perceelsgrens worden verkleind tot 0 m of mag de afstand tot beide zijdelingse perceelsgrenzen worden verkleind tot minimaal 2,5 m;
-
3. bij percelen met een breedte tot 50 m en een diepte tussen 50 en 100 m mag de afstand tot de achterste perceelsgrens worden verkleind tot 0 en mag de afstand tot één zijdelingse perceelsgrens worden verkleind tot minimaal 2,5 m;
-
4. bij percelen met een breedte tot 50 m en een diepte van meer dan 100 m mag de afstand tot de achterste perceelsgrens worden verkleind tot 2,5 m;
-
5. bij percelen met een breedte tussen de 50 en 100 m en een diepte tot 50 m mag de afstand tot één zijdelingse perceelsgrens en de afstand tot de achterste perceelsgrens worden verkleind tot 2,5 m. Als alternatief mag de afstand tot de achterste perceelsgrens tot 0 m worden verkleind, onder voorwaarde dat de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens tenminste 5 m bedraagt;
-
6. bij percelen met een breedte en diepte tussen 50 en 100 m mag de afstand tot één zijdelingse perceelsgrens worden verkleind tot 2,50 m of mag de afstand tot de achterste perceelsgrens worden verkleind tot 2,50 m.
-
c. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven.
5.2.2 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
a. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd, indien en voorzover de gronden zijn voorzien van de aanduiding 'bedrijfswoning';
-
b. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één per bedrijf bedragen;
-
c. de afstand van de bedrijfswoning tot de perceelsgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
-
d. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 800 m3;
-
e. voor niet-inpandige bedrijfswoningen geldt het volgende:
-
1. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 6 m bedragen;
-
2. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 9 m bedragen.
5.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:
-
a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd bij vrijstaande / niet-inpandige bedrijfswoningen;
-
b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag per bedrijfswoning niet meer dan 100 m² bedragen;
-
c. de goothoogte van een aan- of uitbouw of bijgebouw mag niet meer dan 3,3 m bedragen;
-
d. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw of bijgebouw mag niet meer dan 6 m bedragen.
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
a. overkappingen zijn alleen toegestaan binnen het bouwvlak;
-
b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3 m bedragen;
-
c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen;
-
d. in afwijking van lid 5.2.4 sub c mag ter plaatse van de aanduiding 'nutsbedrijf' de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 30 m bedragen.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
-
a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmoge-lijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
-
b. b ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
-
c. ter waarborging van een goede milieusituatie;
-
d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
-
e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
-
f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
-
g. met betrekking tot de in het kader van waterhuishoudkundige voor-zieningen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoor-zieningen te nemen maatregelen ter voorkoming van overlast van hemelwater ten gevolge van nieuw op te richten bebouwing en/of aan te brengen oppervlakteverharding.
5.4 Afwijking van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde van lid 5.2.1 sub 5.2.1b voor het bouwen van gebouwen op de zijdelingse perceelsgrens mits belangen van derden niet onevenredig woren ge-schaad en de verkeersveiligheid, brandveiligheid c.q. brand- en rampen-bestrijding is gewaarborgd.
5.5 Specifieke gebruiksregels
Onder gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in elk geval ver-staan het gebruik van de gebouwen en de gronden voor:
-
a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen, tenzij de gebouwen en gronden zijn voorzien van de aanduiding 'geluidzone - industrie' en 'bedrijf ten hoogste tot en met categorie 4';
-
b. risicovolle inrichtingen, tenzij de gebouwen en gronden zijn voorzien van de aanduiding 'risicovolle inrichting';
-
c. wonen;
-
d. detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel als bedoeld in lid 5.1 sub f met een maximum brutovloeroppervlak van 300 m2 en detailhandel waarbij de verkoop uitsluitend via elektronische weg plaatsvindt en ter plaatse geen goederen aan particulieren worden afgeleverd en tentoongesteld;
-
e. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG), behoudens ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
-
f. prostitutie en/of seksinrichtingen;
-
g. coffeeshops;
-
h. opslag van goederen en materialen voor de voorgevelrooilijn;
-
i. een gebruik voor een afvalverwerkend bedrijf tenzij het bedrijf op grond van deze bestemming uitdrukkelijk is toegestaan.
5.6 Afwijking van de gebruiksregels
5.6.1 Afwijkingsmogelijkheden
Bij omgevingsbesluit kan, met inachtneming van de milieusituatie, worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.1 sub a ten behoeve van:
-
a. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten bij dit bestemmingsplan onder de voor die gronden toelaatbare categorieën zoals aangegeven met een aanduiding, mits:
-
1. het geen nieuwe geluidszoneringsplichtige inrichtingen betreft;\
-
2. het geen risicovolle inrichtingen betreft.
5.6.2 Beoordeling milieubelasting
Bij de beoordeling van de aard en de invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitwerp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.
5.6.3 Criteria
De in lid 5.6.1 genoemde afwijkingen zijn slechts toegestaan indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
a. het straat- en bebouwingsbeeld;
-
b. de milieusituatie;
-
c. de verkeersveiligheid;
-
d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd aanduidingen als bedoeld in lid 5.1 sub h tot en met j te verwijderen indien de activiteit ter plaatse gedurende een jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet.