Plan: | Centrum Venlo |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0983.BP201227CENTRVENLO-VA02 |
De gemeente Venlo voert een actief cultuurhistorisch beleid. De basis daarvoor ligt in het bijzondere cultuurhistorische karakter van de gemeente. De oude binnenstad neemt in dit kader een sleutelpositie in. De stad Venlo kende als middeleeuwse handelsstad een grote bloeitijd in de periode van de 14e tot en met 16e eeuw. Vanaf het einde van de 16e eeuw tot ver in de 19e eeuw was Venlo een belangrijke vestingstad. In die periode speelde Venlo op internationaal niveau een belangrijke rol, met name in militair-strategisch opzicht. Ondanks talloze belegeringen en verwoestingen is de laatmiddeleeuwse hoofdstructuur van de binnenstad op een aantal plekken goed bewaard gebleven. Vaak vinden we langs de belangrijkste straten in die hoofdstructuur negentiende-eeuwse en twintigste-eeuwse gevels terug, maar dat is niet wat het lijkt. Achter de gevels zijn vaak middeleeuwse kelders, tussenmuren, balklagen, vloeren en kappen nog aanwezig.
Het cultuurhistorisch beleid in de binnenstad
De laatmiddeleeuwse hoofdstructuur en de nog bestaande historische bouwdelen die er onderdeel van uitmaken, vormen de kern van de cultuurhistorische waarde van de binnenstad. Het cultuurhistorisch beleid is erop gericht die zoveel mogelijk te behouden. Daarbij doet zich het probleem voor dat veel van de middeleeuwse elementen op dit moment verborgen zijn achter de gevels of achter betimmeringen en afwerklagen in het interieur. Die komen tevoorschijn bij verbouwingen. Het beleid is om ook deze elementen zoveel mogelijk te behouden.
Venlo is ook een eigentijdse stad met een grote dynamiek. De belangrijkste cultuurhistorische zones vallen grotendeels samen met de belangrijkste winkelstraten. Het kan dus gebeuren dat bij de voorbereiding van een verbouwing waardevolle elementen worden gevonden, maar dat andere belangen moeten worden afgewogen tegen de wens tot behoud. In dat geval wordt in de praktijk zoveel mogelijk gezocht naar een oplossing die weliswaar zorgt dat zoveel mogelijk behouden blijft, maar anderzijds goede initiatieven niet frustreert. In de dagelijkse praktijk blijkt dit vrijwel altijd te lukken. Het is daarom van belang dat het bestemmingsplan instrumenten voor behoud omvat, maar ook de nodige flexibiliteit kent.
Waarde cultuurhistorie in het bestemmingsplan
Op 26 september 2007 januari heeft de gemeenteraad het cultuurhistorisch beleid vastgesteld. Bij die gelegenheid heeft de raad aangegeven, dat de samenhang van de verschillende cultuurhistorische elementen in het bestemmingsplan binnenstad zullen worden verwerkt. Om invulling te geven aan dit beleidsvoornemen is het van belang om te bepalen wat in ruimtelijk relevante zin de cultuurhistorische waarden zijn die moeten worden beschermd. De volgende (deel)onderzoeken zijn hiervoor als uitgangspunt genomen:
De resultaten van deze onderzoeken zijn, voor zover ruimtelijk relevant, vertaald naar een 'cultuurhistorische verbeelding', die als bijlage bij deze toelichting is opgenomen.
Bouwhistorische zone
De oudste kaart van de binnenstad met een betrouwbare maatvoering is het kadastrale minuutplan van circa 1840. De toen aanwezige structuur was nagenoeg ongewijzigd ten opzichte van de laatmiddeleeuwse situatie. Door het systematisch bouwhistorisch onderzoek in de binnenstad is gebleken dat een belangrijk deel van de toen aanwezige bouwmassa's, inclusief perceelindeling, rooilijnen, bouwhoogte en kaprichting, op dit moment nog steeds aanwezig zijn. Dit is met name aan de orde in de directe omgeving van de middeleeuwse stratenkruis (Vleesstraat, Lomstraat, Parade, Gasthuisstraat en Steenstraat). Deze ruimtelijke structuur en verschijningsvorm heeft door zijn ouderdom en uniciteit een belangrijke cultuurhistorische waarde die door het bestemmingsplan specifiek beschermd moet worden. In het bestemmingsplan is het gebied, waarbinnen deze bijzondere historisch-ruimtelijke structuur is gelegen, aangeduid als 'bouwhistorische zone'.
Ook achter voorgevels zijn naar verwachting nog waardevolle elementen aanwezig. De huizen zijn naast elkaar gebouwd en hebben vaak gemeenschappelijke zijmuren. Bij latere verbouwingen zijn deze zijmuren vaak behouden gebleven. Zij vormen het historische geraamte van de stad. Dit gedeelte tussen de oude rooilijnen aan de voor- en achterzijde bevat historische hoofdbebouwing. Op de cultuurhistorische waardenkaart is deze bebouwingszone weergegeven. Ter bescherming van deze waarden zijn in het bestemmingsplan bouwregels opgenomen.
Waardevol groen, bomen en laanstructuren
In het bestemmingsplan zijn beschermende maatregelen opgenomen met betrekking tot cultuurhistorisch waardevol groen. Enerzijds door de bestemming 'groen' en anderzijds met de dubbelbestemming 'cultuurhistorie'. Cultuurhistorisch waardevol groen in de binnenstad manifesteert zich als volgt:
Gatsen en stegen
Karakteristiek voor de middeleeuwse en naoorlogse stad zijn de diverse gatsen en stegen ter ontsluiting van de afzonderlijke bouwblokken. Ook kent de Venlose binnenstad nog een aantal zeer oude stegen die diverse hoofdstraten met elkaar verbinden. Het meest bekende voorbeeld is de 'Floddergats', tussen de Nieuwstraat en de Parade. Een aantal stegen is toegankelijk via een poort of onderdoorgang. De gatsen en stegen in de Venlose binnenstad hebben over het algemeen hun oorspronkelijke natuurstenen bestrating behouden. Het bestemmingsplan voorziet in beschermende regels met het oog op behoud van poorten, onderdoorgangen en historische bestratingen.
Uitwerking in planregels
In dit bestemmingsplan zijn algemene planregels opgenomen om de historisch-ruimtelijke structuur en cultuurhistorische waarden van de binnenstad te beschermen, zoals het handhaven van bestaande kappen, het verbod tot samenvoeging van panden en het toevoegen van kelders. Daarnaast zijn regels opgenomen ter bescherming van oude achtergevelrooilijn en kunnen aan- en uitbouwen van achtergevels niet zonder meer plaatsvinden. Dit betekent niet dat bouwvoorstellen die afwijken van de structuur onmogelijk zijn. In het bestemmingsplan is de mogelijkheid om bij een omgevingsvergunning hiervan af te wijken, na afweging van de gevolgen van het bouwvoorstel tegen het belang van de aantasting van de cultuurhistorische waarde. Dit kan bijvoorbeeld betrekking hebben op het samenvoegen van panden, het maken van doorbraken in zijmuren, het opdelen van panden, het wijzigen van de oude achtergevelrooilijnen, aan- en uitbouwen van oude achtergevels en het toevoegen van kelderruimten.
Wanneer in voorgaande bestemmingsplannen bouwrechten zijn opgenomen die aantasting van de historische bouwmassa mogelijk maken (bijvoorbeeld wanneer het oude bestemmingsplan een andere achtergevelrooilijn mogelijk maakt), wordt rekening gehouden met de bestaande rechten in die zin, dat de wijziging niet bij voorbaat onmogelijk wordt gemaakt, maar uitsluitend mogelijk is met toepassing van een in de planregels opgenomen afwijkingsbevoegdheid. Bij een concreet bouwinitiatief kan dan worden afgewogen, of de belangen die gemoeid zijn met de uitbreiding opwegen tegen de cultuurhistorische belangen.
Voor het gebied dat behoort tot de bouwhistorische zone wordt de afwijkingsbevoegdheid voor het samenvoeging van panden, of toestemming voor uitbreiding aan de achterzijde, een andere kapvorm e.d. niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de bouwhistorische waarde van de gebouwen, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Het overleggen van een dergelijk rapport is niet nodig, indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de bouwhistorische waarden van de te slopen bouwwerken in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Buiten het gebied dat behoort tot de bouwhistorische zone is een dergelijk rapport evenmin noodzakelijk, tenzij het een beschermd rijksmonument of gemeentelijk monument betreft.
Indien bij een verbouwing met sloop of sloop anderszins cultuurhistorisch belangrijke elementen moeten verdwijnen, kan aan de omgevingsvergunning de voorwaarde worden verbonden dat deze elementen goed worden gedocumenteerd voordat ze worden verwijderd.
Beschermde monumenten
In de binnenstad van Venlo zijn rijks- en gemeentelijke monumenten aangewezen. De afgelopen jaren heeft het Rijk een zeer terughoudend beleid gevoerd ten aanzien van het aanwijzen van nieuwe monumenten. Het Rijk heeft deze rol in toenemende mate aan de gemeenten overgelaten. De gemeente Venlo heeft de afgelopen jaren de binnenstad systematisch onderzocht waarbij zeer waardevolle panden zijn 'ontdekt', die vervolgens zijn aangewezen als gemeentelijk monument. Dat beleid zal ook de komende jaren worden voortgezet. Het onderscheid tussen rijks- en gemeentelijke monumenten zegt dus weinig over het verschil in cultuurhistorische waarde. Rijks- en gemeentelijke monumenten worden daarom door de gemeente op gelijke wijze behandeld. Als bijlage is een monumentenkaart opgenomen. De rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten zijn aangeduid op de verbeelding.
Monumentenkaart (zie Bijlage 2 Monumentenkaart)
Het bestemmingsplan gaat ervan uit dat de aangewezen monumenten behouden blijven. De bouwmassa is vastgelegd conform de bestaande situatie. Voor het overige wordt de bescherming van de monumenten geregeld via het regime van de Monumentenwet 1988 of de gemeentelijke Erfgoedverordening 2010. Beschrijvingen of waarderingen van monumenten zijn daarom in dit bestemmingsplan niet opgenomen. Indien een pand is aangewezen als beschermd gemeentelijk of rijksmonument, is in veel gevallen een omgevingsvergunning nodig voor wijzigingen aan het monument. Dit is geregeld in de Monumentenwet (de Erfgoedverordening en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Is er sprake van een monument, dan is het verstandig contact op te nemen met de gemeente voor een advies over de waarde van het pand en hoe een gewenste en toegelaten wijziging kan plaatsvinden.
Op 16 januari 1992 kwam te Valletta het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed tot stand (Verdrag van Malta). Dit verdrag is vervolgens op nationaal niveau geïmplementeerd, met name door de Monumentenwet 1988 te herzien. De wijzigingswet die dit mogelijk maakte, de zogenaamde Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz), is op 1 september 2007 in werking getreden. De Wamz is gebaseerd op dezelfde uitgangspunten als het verdrag van Malta (primair een behoud van archeologische resten in de bodem, vroegtijdig rekening houden met het aspect archeologie bij ruimtelijke ontwikkelingen, en het 'verstoorder betaalt' principe). Als gevolg van de herziene Monumentenwet 1988 hebben gemeenten een kerntaak bij de uitvoering van de archeologische monumentenzorg. Archeologie is een verplicht onderdeel geworden van ieder bestemmingsplan. Bij de vaststelling van nieuwe bestemmingsplannen, of bij afwijkingen op bestaande plannen, dient de gemeente aan te geven welke archeologische waarden er in de bodem verwacht worden en hoe men met deze waarden om zal gaan. Op basis hiervan kunnen gemeenten bij de verlening van omgevingsvergunningen eisen stellen met betrekking tot het aspect archeologie.
Ten behoeve van het gemeentelijk archeologiebeleid heeft RAAP archeologisch adviesbureau in opdracht van de gemeente Venlo een archeologische verwachtingskaart opgesteld. Deze verwachtingskaart is vervolgens omgezet naar een archeologische beleidskaart, waarop de algemene beleidsuitgangspunten staan weergegeven (zie de hierop volgende afbeelding en Bijlage 3 Archeologische beleidskaart).
De archeologische beleidskaart maakt het mogelijk om de archeologische waarden volwaardig mee te laten wegen in het bestemmingsplan, zo ook in het bestemmingsplan "Centrum Venlo". De kaart geeft inzicht in de (verwachte) aanwezigheid van archeologische resten in de gemeente. Daarnaast zijn de gebieden die archeologisch 'leeg' zijn (diep verstoorde gebieden, gebieden die inmiddels volledig onderzocht zijn) nauwkeurig geïnventariseerd en op kaart gezet. Uit de beleidskaart blijkt dat reeds grote delen van de (historische) binnenstad zijn verstoord. De gemeente Venlo vindt het daarom belangrijk om zorgvuldig om te gaan met de - archeologisch gezien - nog wel waardevolle delen.
De archeologische beleidskaart is vervolgens vereenvoudigd tot een zogenaamde archeologische verbeelding. Hierop zijn alleen die gebieden weergegeven, waar volgens de gemeente Venlo een archeologische onderzoeksplicht geldt. Bovendien is aangegeven wanneer deze onderzoeksplicht geldt (ondergrenzen). Wanneer de ontwikkelingen de ondergrenzen overschrijden, dienen de plannen te worden aangepast, of zal de initiatiefnemer een archeologisch onderzoek moeten laten uitvoeren.
De archeologische beleidskaart heeft als input gediend voor het bestemmingsplan "Centrum Venlo". De gebieden die onderzoeksplichtig zijn (WA-1 t/m WA-4) zijn opgenomen op de verbeelding als dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. De reeds bekende vindplaatsen en de nog lopende archeologische onderzoeken zijn ingedeeld in categorie WA-1. Gebieden met een zeer hoge archeologische verwachting en AMK-terreinen (niet beschermd) vallen in categorie WA-2. Gebieden met de hoge of middelhoge archeologische verwachting zijn ingedeeld in categorie WA-3. Tot slot zijn er de lage verwachtingswaarden welke geregeld zijn als WA-4.
Aan de categorieën WA-1 t/m WA-4 zijn in het bestemmingsplan "Centrum Venlo" planregels gekoppeld. Voor de gebieden die buiten de dubbelbestemming vallen, gelden geen restricties.
N.B. Indien het plangebied zich bevindt binnen de contouren van de Vestingstad Venlo is bovendien het standaard PvE voor de Vestingstad van toepassing.
Bovenstaande kan als volgt worden samengevat:
Zie de hierop volgende afbeeldingen voor de beleidsadvieskaart en de vertaling ervan naar een archeologische beleidskaart (tevens opgenomen in Bijlage 3 Archeologische beleidskaart).
Archeologische beleidsadvieskaart, bestemmingsplan Centrum Venlo (zie Bijlage 3 Archeologische beleidskaart).
Archeologische beleidskaart, bestemmingsplan Centrum Venlo (zie Bijlage 3 Archeologische beleidskaart).
Vindplaatsen
In het plangebied Centrum Venlo zijn archeologische vindplaatsen aanwezig. Rondom deze vindplaatsen geldt een beschermingscirkel van 50 meter. Deze vindplaatsen zijn op de verbeelding van het bestemmingsplan aangeduid om hier regels aan te kunnen verbinden. Daar waar de vindplaatswaarneming geen betrekking heeft op een vlak, wordt een zone van 50 meter daaromheen beschermd met het bestemmingsplan. Voor alle vindplaatsen geldt bij bodemverstoring een onderzoeksverplichting, dat wil zeggen dat de gemeente nadere eisen kan stellen bij bouwplannen met betrekking tot het nemen van technische maatregelen, doen van opgravingen en archeologische begeleiding tijdens werkzaamheden. Ook geldt voor alle vindplaatsen dat voor bepaalde werkzaamheden een omgevingsvergunning nodig is.