Plan: | Centrum Venlo |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0983.BP201227CENTRVENLO-VA02 |
De stad Venlo is gelegen in het Maasdal. Het Maasdal is het resultaat van een langdurig proces, waarbij de Maas gedurende tienduizenden jaren in het landschap haar bedding heeft gevormd. Nog steeds zijn in het buitengebied oude stroomgeulen te herkennen waar eens de Maas meanderde. Omdat de bedding van de Maas in de loop van de tijd nogal eens wijzigde, zijn in het landschap verschillende terrassen ontstaan met afwisselend hoge en lage gebieden. Deze Maasterrassen vormen de landschappelijke onderlegger van het huidige Venlo en zijn bepalend geweest voor de vestigingsplaatskeuze van mensen in het verleden. De grenzen tussen hoge gronden en de riviervlakte waren bij uitstek geschikt als woonplaats. De relatief steile Maasoevers waren aantrekkelijke vestigingslocaties, met name in de Romeinse Tijd en gedurende de Middeleeuwen, toen de handel over de rivier in Venlo hoogtij vierde.
Handel, transport en ondernemen hebben in Venlo steeds een belangrijke rol gespeeld. De stad is daardoor geworden tot wat het nu is. Venlo is ontstaan op een hogere zandrug aan een oorspronkelijk moerassige Maasoever. Reeds voor Christus' geboorte stichtten de Romeinen in de flauwe buitenbocht van de rivier een van de eerste militaire nederzettingen in Nederland en maakten hierbij een versterkte Maasovergang. Sporen daarvan kwamen bij werkzaamheden ten behoeve van de Maasboulevard aan het licht. Venlo werd een kruispunt van doorgaande landwegen, met de Maas als belangrijke vervoersader. Uitgegroeid tot echte stad maakte Venlo op het einde van de Middeleeuwen een stormachtige ontwikkeling door. Het gebied binnen de stadsomwalling werd in relatief korte tijd volgebouwd met nieuwe kerken, kloosters en woonhuizen. Bovenal verrees er een groot aantal 'bedrijfspanden' voor inventieve ondernemers, die met name in de vijftiende eeuw door handel en transportactiviteiten hun brood verdienden en een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van de stad leverden. De ondernemersgeest van de middeleeuwse Venlonaren maakte de stad tot een bloeiend handelscentrum en een logistiek knooppunt. Venlo's opname in het internationale handelsstedenverbond van de Hanze onderstreept de vooraanstaande positie van de stad aan de Maas. De welvaart weerspiegelde zich duidelijk in de rijke vijftiende- en zestiende-eeuwse bebouwing van de binnenstad. Een opvallend aantal bouwwerken uit deze periode bleef, hetzij vaak voor het oog verborgen, tot in onze tijd bewaard.
De strategische ligging aan de Maas bezorgde Venlo de rol van vestingstad, met alle gevolgen van dien. De stad speelde meer dan eens een hoofdrol in belegeringen en oorlogen. Een ingenieus stelsel van muren, aarden wallen en grachten zorgde dan dat Venlo stand kon houden. Dat bleef zo tot ver in de negentiende eeuw. Toen werd de stadsmuur tot op maaiveldniveau afgebroken. Ondergronds bleef daarentegen een groot deel bewaard. Door de komst van spoorlijnen en wegen kreeg Venlo nieuwe impulsen om zich in rap tempo verder te ontwikkelen als florerende ondernemersstad. Aan de uitvalswegen verrezen monumentale herenhuizen en de oude binnenstad werd met nieuwe, planmatig opgezette bouwblokken uitgebreid. Aan de noordkant, in het gebied dat we nu Q4 noemen, is deze negentiende-eeuwse opzet nog zeer duidelijk te zien. Het gebied ten zuiden van de binnenstad en de spoorlijn, met name Maaswaard, werd het domein van de ondernemers. Allesbepalend voor het karakter van dit deel van Venlo was de komst van Nedinsco in het begin van de twintigste eeuw. Het opvallende Nedinscogebouw, opgetrokken volgens de internationale architectuurtrant van het Nieuwe Bouwen, is tot de vaste herkenningspunten in het stadssilhouet van Venlo gaan horen. In de periode na de Tweede Wereldoorlog zette de economische groei pas echt door. Daardoor kon de wederopbouw van de voor een deel verwoeste binnenstad in hoog tempo worden opgepakt en beschikt Venlo nu over een grote rijkdom aan opmerkelijke bouwwerken uit de naoorlogse periode.
Venlo ligt in een buitenbocht van de Maas op een punt waar de rivier ook 's zomers nog bevaarbaar was en enkele beken samenkwamen in de Maas. Dit bleek een gunstige ligging voor het ontstaan van een handelsnederzetting: zowel goed drinkwater als een goede positie voor een haven waren aanwezig. Een riviereiland, de Weerd, zorgde voor een beschutte aanlegplaats. In de Romeinse tijd was er ter hoogte van de huidige Havenkade en Jodenstraat een nederzetting. Na de teloorgang van deze Romeinse nederzetting verplaatste de nederzetting Venlo zich in de vroege Middeleeuwen een stuk in noordoostelijke richting, naar de omgeving van de huidige Sint Martinuskerk. De oudste benaming van Venlo dateert uit het einde van de tiende eeuw, en luidt: Vennelo. Vennelo was met de omgeving verbonden door een aantal landwegen. Deze oude prestedelijke wegen zien wij terug in een aantal van de huidige straten in het centrum. Deze nederzetting Vennelo ontwikkelde zich vanaf de twaalfde en dertiende eeuw tot de laatmiddeleeuwse stad, die uitgroeide tot de tweede stad van het Overkwartier van Gelre.
Eind dertiende, begin veertiende eeuw was de middeleeuwse omvang van de Venlose binnenstad vastgelegd. Kort na de stadsverheffing in 1343 werd begonnen met de bouw van de stadsmuur, die tot ver in de negentiende eeuw de contour van de binnenstad zou bepalen. Deze muur liep grofweg over de huidige Prinsessensingel, Koninginnesingel, Deken van Oppensingel, achter langs de Sint Martinuskerk, de Bolwaterstraat, Maaskade en Havenkade. Binnen deze ommuring was een ouder stratenpatroon bepalend voor de verkavelingsstructuur. De oudste verbinding werd gevormd door de noord-zuidverbinding evenwijdig aan de rivier, de huidige Jodenstraat, Maasstraat en het Maasschriksel. Ter hoogte van de huidige Oude Markt ontstond een handelsplaats, nadien in gebruik als marktplein. Parallel aan deze eerste ontwikkeling breidde de stad zich uit richting het oosten, richting de oude kern 'Vennelo' rondom de Sint Martinuskerk. Hierbij werd gebruik gemaakt van een reeds bestaande (land)wegenstructuur. De kern van dit stratenpatroon werd gevormd door de noord-zuidverbinding Lomstraat / Vleesstraat en de oost-westverbinding Parade / Gasthuisstraat / Steenstraat. De Steenstraat mondde uit bij Oude Markt. Op het kruispunt van beide wegen lag een klein pleintje, 'het Cruys', dat in de vijftiende eeuw werd vergroot tot een nieuw markplein, de huidige Markt.
Langs de oudste straten, zowel aan de Maaszijde als rondom het stratenkruis, lagen de belangrijkste percelen. Het ging om relatief smalle, diepe percelen, waarvan de achterrooilijnen oorspronkelijk in het midden van de bouwblokken lagen. In het geval van zeer voorname handelshuizen werd soms een dubbele perceelsmaat genomen, waarop zogenaamde 'dubbelhuizen', een typisch Venloos huistype, gebouwd werden. Naast de grote panden waren vaak stegen richting het achterterrein, met een poort aan de straatzijde. De huidige rooilijnen dateren grotendeels nog van de vroegste stadsaanleg. De breedte van de voorgevels varieerde van twee tot vijf vensterassen. De panden waren onderkelderd en daarboven twee tot vier bouwlagen hoog, onder een hoog zadeldak met de nok haaks op de straat. Aan de straatzijde hadden de panden rijk vormgegeven top- of trapgevels. De handelshuizen bestonden meestal uit een voor- en achterhuis, soms gescheiden door een deelmuur, soms als aparte structuren achter elkaar geplaatst.
Het oudste kerkelijke gebouw is de Sint Martinuskerk, waarvan de stichting voor het jaar 1000 al had plaats gevonden. Aan de zuidoostzijde van deze kerk, aan de huidige Lohofstraat, bevond zich het grafelijke hof van de graaf van Gelre. Behalve de Sint Martinuskerk lagen er in de middeleeuwse binnenstad diverse andere kerken en kloosters, al dan niet omgeven door een ruim kloosterterrein of een hof. Nu nog resterende open gebieden in de binnenstad zijn vaak restanten van deze kloosterarealen of kerkterreinen, bijvoorbeeld het gebied rondom de Sint Martinuskerk en de Weem met pastorietuin en het gebied rondom het voormalige klooster Mariaweide, thans Domani.
Kaart van Venlo van Jacob van Deventer, midden 16e eeuw
In de middeleeuwen doorkruisten drie beken het stedelijke gebied: de Helbeek, de Panhuis / molenbeek of Grote Beek en de Sloterbeek. De laatste twee liepen door de stad heen en waren tot in de achttiende eeuw nog open stromen. De waterstructuren zijn later overkluisd c.q. dichtgegooid en nu nauwelijks nog herkenbaar in de stad.
Vestingkaart van Venlo uit 1729
De veertiende-eeuwse stadsmuur was voorzien van een omgrachting, 25 torens en had vier grote stadspoorten: de Maaspoort, de Helpoort (naderhand Gelderse Poort), de Laarpoort (naderhand Keulse poort) en de Tegelpoort (naderhand Roermondse poort). Gedurende de zestiende en de zeventiende eeuw bleven de middeleeuwse muren de grenzen van de stad vormen. Er zou geen stadsuitbreiding plaatsvinden. Dit leidde tot overbevolking en wantoestanden op het gebied van huisvesting en hygiëne. Vanaf het midden van de zestiende eeuw werden de vestingwerken in fasen uitgebreid. De focus veranderde van een handelsstad naar een vestingstad. Er werden rondelen gebouwd, gevolgd door een gebastioneerd verdedigingsstelsel. Tot in de negentiende eeuw werd het verdedigingstelsel uitgebreid en gemoderniseerd.
Rond 1600 was het gebied binnen de muren dicht bebouwd. Het uiterlijk van de stad veranderde wel onder invloed van grote bouwprojecten, waaronder een nieuw stadhuis, een vleeshuis en de Latijnse school. Een grote verandering in het straatbeeld vond plaats in de loop van de achttiende eeuw en het begin van de negentiende eeuw. Door economische teruggang werden veel van de voorname middeleeuwse panden opgesplitst in verschillende eigendommen. Gevels werden versoberd en gepleisterd. Onder invloed van een veranderende mode eind achttiende eeuw werden de middeleeuwse topgevels afgebroken tot (lagere) lijstgevels. De hoge kappen werden aan de voorzijde afgeschuind, om bij de nieuwe gevels aan te sluiten. Het dakensilhouet van de binnenstad veranderde hierdoor drastisch.
De omvang van de vesting geprojecteerd op de huidige binnenstad (projectie Albert Kiefer)
In de tweede helft van de negentiende eeuw hield de vesting Venlo op met bestaan. De vesting werd in 1867 opgeheven. De middeleeuwse stadsmuur en het bastionstelsel werden (boven maaiveld) nagenoeg geheel gesloopt en de grachten werden gedempt. Om het historische stadscentrum werd een nieuw stelsel van singels aangelegd. Aan de zuidzijde van de stad was dat de Zuidsingel. Hier ontstond, nabij het in 1865 aangelegde spoor, een zone van bedrijvigheid en logistiek. Aan de oostzijde van de stad, ter hoogte van de Oostsingel (nu Burgemeester van Rijnsingel), ontstond een spoorwegemplacement. Aan de noordzijde van de stad, nabij de Goltziusstraat en de Puteanusstraat ontstond een nieuwe stadswijk met een regelmatige bouwblokstructuur. Hier kwamen voornamelijk middenstandswoningen en belangrijke openbare gebouwen, waaronder de Rijks HBS, het kantongerecht en een badhuis. Ten noorden daarvan, op de plek van het voormalige fort Ginkel, werd een villapark aangelegd in Engelse landschapstijl met ruim opgezette kavels en veel groen. Voor deze plannen tekende ingenieur Van Gendt. Verder kwam er voorname bebouwing tot stand langs de oude uitvalswegen van de stad, zoals de Kaldenkerkerweg, de Straelseweg en de Roermondsestraat. De nieuwe bebouwing sloot qua bouwstijl aan op landelijke ontwikkelingen in de architectuur, waarbij de neostijlen leidend waren. De panden lagen in de rooilijn en hadden complexere dakvormen, al dan niet aangevuld met accenten in de vorm van (hoek)torentjes en dakkapellen. Lange zichtlijnen waren belangrijk, zoals de Goltziusstraat. Behalve blokken met bebouwing, werd er ook ruimte ingeruimd voor groen, zoals het Nolenspark en de tuin rondom de school aan de Goltziusstraat. Ondanks de opheffing van de vestingstatus, bleef Venlo een garnizoensstad. Dit betekende dat veel militaire gebouwen in de binnenstad gevestigd bleven. Deze lagen bij de Roermondse poort en het kazerneterrein op de plek van het voormalige minderbroedersklooster (tussen de Sint Martinuskerk en de Deken van Oppensingel).
Uitbreidingplan voor de binnenstad van Van Gendt uit 1872
Kort na 1900 werd het garnizoen uit de binnenstad verplaatst naar de terreinen van het voormalige Fort Sint Michiel, aan de overzijde van de Maas. Dit betekende dat de militaire gronden in de binnenstad vrij kwamen voor bebouwing. In 1916 werd een plan gemaakt voor de vrijgekomen terreinen van de vroegere Cavaleriekazerne. Op de oude kapel van de Minderbroeders en het arsenaal na, werden de militaire gebouwen gesloopt en werd een begin gemaakt met de aanleg van de Rosariumwijk. Deze wijk was eind jaren dertig gereed. Bij de vormgeving van de wijk werd aansluiting gezocht bij het plan van ingenieur Van Gendt. Dit betekende een strak raster van straten en bouwblokken. Centraal in de wijk lag een plantsoen met waterpartij. De woningen lagen terug van de rooilijn en de daknokken lagen overwegend evenwijdig aan de straat. Enkele hoeken werden voorzien van architectonische en stedenbouwkundige accenten.
Uitbreidingsplan voor de binnenstad (Rosarium)
In de vroege twintigste eeuw ontstonden de eerste grootschalige doorbraken in de nauwe middeleeuwse bebouwingsstructuur. Met name de bouw van enkele grote complexen, zoals de warenhuizen V&D (Vleesstraat) en Bervoets (Lomstraat/Markt) en het postkantoor (Keulse poort) zorgden voor een schaalvergroting van de bouwvolumes. Voor de eerste twee projecten werd kleinschalige (middeleeuwse) bebouwing gesloopt. Nog voor de Tweede Wereldoorlog werd besloten tot de sanering van de zuidwesthoek van de binnenstad, rondom de Jodenstraat, genaamd 't Hetje'. Deze wijk was in de loop van de negentiende eeuw verpauperd en veel panden verkeerden in een slechte bouwkundige staat. Op het middeleeuwse Romerhuis na werd de bebouwing gesaneerd. Op de plaats van de gesloopte huizen werd een nieuw pleintje ontworpen, de Kwartelenmarkt. Het proces kwam stil te liggen door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog waren de bruggen over de Maas van groot strategisch belang. Deze werden daarom in mei 1940 door het Nederlandse leger opgeblazen. Dit kon niet verhinderen dat het Duitse leger Nederland bezette. Tot het najaar van 1944 had Venlo geen noemenswaardige fysieke schade ondervonden van de oorlog. De strategische ligging aan de Maas werd Venlo in de winter van 1944-1945 echter alsnog noodlottig. De geallieerden bombardeerden de herstelde Maasbruggen dertien keer. Daarbij ging ook een groot deel van de historische binnenstad verloren. De frontliniegevechten rond de stad duurden tot maart 1945. Honderden woningen en een groot aantal scholen, kerken en winkels werden onherstelbaar verwoest, waaronder de Sint Martinuskerk, de Klaaskerk, het arsenaal, de kapellen van Mariaweide en Trans-Cedron en de Heilige Geestkapel. Het zuidwestelijke deel van de binnenstad in de omgeving van de Maasbruggen, Jodenstraat en Oude Markt was tot aan de spoordijk grotendeels met de grond gelijk gemaakt. Daarmee was het commerciële hart uit de stad gerukt.
Herstructureringsplan voor de binnenstad van Kayser uit 1942
Enkele dagen na de bevrijding kreeg stedenbouwkundige Jules Kayser van de gemeente Venlo de opdracht om een wederopbouwplan te ontwerpen. Daarvoor had hij de oorlogsjaren al benut om sanerings- en restauratieplannen te maken voor de binnenstad. In mei 1945 presenteerde hij het eerste herbouwplan voor de binnenstad, dat op veel onderdelen voortborduurde op zijn saneringsplan uit 1942. Kayser streefde zoveel mogelijk naar behoud van het historische stadsbeeld, het markante silhouet met de kerktorens en het middeleeuwse stratenpatroon. Het gemotoriseerde verkeer dat sterk in omvang was gegroeid, maakte evenwel een ruimere structuur noodzakelijk. Daarom rekte Kayser enkele straatprofielen en kruisingen op en stelde hij verkeersdoorbraken voor. Het in 1948 vastgestelde wederopbouwplan voor de binnenstad is conceptmatig te typeren als een traditionalistische stadsreparatie. Dat wil zeggen, het verminkte stadsbeeld werd overwegend historiserend hersteld en de stadsplattegrond werd op onderdelen aangepast voor het verkeer.
Behalve de herbouw van de historische stadskern werd voor de zuidrand van de binnenstad door een nieuw verkeersplan opgesteld, in aansluiting op het herstel van de bruggen over de Maas: het zogenoemde Brugplan. Voor het ontwerp van dit Brugplan tekende Jos Klijnen, stedenbouwkundig adviseur van de provincie Limburg. Het in 1951 vastgestelde plan was in de eerste plaats een efficiënt verkeersplan en omvatte het totale gebied van bruggen, opritten, viaducten, verkeerswegen en -pleinen tussen de treinstations van Venlo en Blerick. Daarmee zou Venlo een schakel binnen het Europese wegennet moeten worden. Kenmerkend voor het plan zijn het scheiden van de verschillende soorten verkeer én de afwisseling van lineaire routes (wegen) en ruime knooppunten (verkeerspleinen). In de tweede plaats vatte Klijnen het Brugplan nadrukkelijk ook op als een stedenbouwkundig en architectonisch totaalontwerp waarbij de visuele beleving van de weggebruiker centraal stond. Het brugplan is opgezet aan de hand van de volgende ontwerpthema's:
Brugplan van Jos Klijnen uit 1949
Op de periodiseringskaart van de huidige bebouwing van het bestemmingsplangebied (zie onderstaande afbeelding en Bijlage 1 Periodiseringskaart) is een kleurenschema te zien. Dit schema maakt de historisch gelaagde opbouw, de eeuwenlange historie en de voortdurende dynamiek zichtbaar. De binnenstad van Venlo is een gelaagde stad waarin gebouwen van uiteenlopende ouderdom door en naast elkaar staan.
De binnenstad van Venlo is een gelaagde stad waarin gebouwen van uiteenlopende ouderdom door en naast elkaar staan. Elke kleur staat voor een bepaald tijdvak. In de binnenstad is de stedelijke dynamiek groot. Vanwege veranderingen in het gebruik ervan is ook na de wederopbouwperiode flink aan de binnenstad gesleuteld. In de jaren vijftig kreeg de auto nog alle ruimte. Nu wordt het snelverkeer zoveel mogelijk uit de binnenstad geweerd. De openbare ruimte is heringericht voor de voetganger. In de structuur van de stadsplattegrond zijn in de laatste decennia geen ingrijpende veranderingen doorgevoerd. Wel zijn een parkeergarage op het Arsenaalplein en De Maaspoort aan de Oude Markt gebouwd. En momenteel wordt gewerkt aan een nieuw rivierfront bij de Havenkade en een tunnel onder het Koninginneplein. Kortom, een continu proces om de stad aan te passen aan nieuwe inzichten en wensen. concentraties en incidenten. Op basis van de periodiseringskaart kunnen op hoofdlijnen de volgende conclusies worden getrokken:
De Venlose binnenstad in 2012
De meest ingrijpende veranderingen in de vooroorlogse stadsplattegrond bevinden zich aan de randen van de binnenstad.
De contrasten in het architectonische ruimtebeeld hebben in hoofdzaak twee oorzaken. Ten eerste hebben de verschillende opvattingen en de gebrekkige samenwerking en afstemming tussen Kayser en Klijnen geleid tot een rafelige breuk tussen de wederopbouwgebieden van de binnenstad en het Brugplan. Die breuk komt in het tracé Romerstraat, Grote Beekstraat, Vleesstraat, Kleine Beekstraat, Dominicanenstraat en Spoorstraat tot uitdrukking in een confrontatie tussen:
De tweede oorzaak schuilt in het feit dat bepaalde onderdelen van het wederopbouwplan voor de binnenstad pas in de jaren zestig of nog later zijn uitgevoerd; een tijd met nieuwe opvattingen waarin geen plaats meer was voor de traditionalistische ideeën van Kayser. Dat is vooral te zien in de noordwand van de Sint Jorisstraat, bij de bibliotheek in de Begijnengang en bij het voormalige stadskantoor aan de Kwietheuvel.