direct naar inhoud van Artikel 4 Bedrijventerrein
Plan: Spikweien
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0983.BP201216SPIKWEIEN-VA01

Artikel 4 Bedrijventerrein

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitvoeren van bedrijfsmatige activiteiten onder de categorieën 2 en 3 die zijn genoemd in de als bijlage 1 bij deze regels behorende lijst van bedrijfsactiviteiten;
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aardappelverwerkingsbedrijf', een aardappelverwerkingsbedrijf;
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - metaalgieterij', een metaalgieterij;
  • d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding -specifieke vorm van bedrijf - metaalbewerkingsbedrijf', een metaalbewerkingsbedrijf;
  • e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aluminium bouwbeslagbedrijf' een aluminium bouwbeslagbedrijf;
  • f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ' specifieke vorm van bedrijf - detailhandel in tegels en bestratingsprodukten', detailhandel in tegels en bestratingsprodukten;
  • g. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autoshowroom', detailhandel in de vorm van een auto / camper showroom, inclusief reparatie- en servicebedrijf en daarmee verwant te houden detailhandel;
  • h. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'brandweerkazerne' een brandweerkazerne;
  • i. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvanginstallatie' een zend-/ontvanginstallatie;
  • j. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', een bedrijfswoning;
  • k. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'risicovolle inrichting', een risicovolle inrichting met opslag van gevaarlijke stoffen;
  • l. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen, waarbij de oppervlakte aan detailhandel niet meer dan 10% mag bedragen met een maximum van 300 m²;
  • m. kantoren bij bedrijven, mits het brutovloeroppervlakte van de kantoren kleiner is dan 1.500 m² en met uitzondering van zelfstandige kantoren;
  • n. waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

en tevens voor:

  • o. de bescherming van cultuurhistorische/aardkundige waarden;

met daaraan ondergeschikt:

  • p. wegen en paden;
  • q. groenvoorzieningen;
  • r. parkeervoorzieningen. Er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • s. manoeuvreerruimte;

met de daarbij behorende:

  • t. gebouwen;
  • u. bedrijfswoningen;
  • v. aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen;
  • w. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen algemeen

Voor het bouwen van gebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen en aan- en uitbouwen of bijgebouwen bij een bedrijfswoning, gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 meter, met dien verstande dat indien op het moment van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan de bestaande hoogte van bedrijfsbebouwing reeds hoger is dan 10 meter, de op dat moment van toepassing zijnde hoogte als toegestaan maximum geldt;
  • c. het maximum bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 90% van het bouwperceel, waarbij voldoende ruimte beschikbaar dient te zijn voor het parkeren op eigen terrein.
  • d. de afstand van een gebouw tot een weg mag niet minder dan 5 m bedragen;
  • e. de afstand van een bedrijfsgebouw tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen, niet zijnde hoekpercelen, mag niet minder dan 5 m bedragen, behoudens bij percelen met beperkte afmetingen in combinatie met gebouwen en bouwwerken tot een hoogte van maximaal 10 m. Onder voorwaarde dat de voorzijde van de gebouwen en de bouwwerken geen gebouw zijnde, van de wegzijde gezien, volledig bereikbaar zijn, gelden hiervoor de volgende afstanden:
    • 1. bij percelen met een breedte tot 30 m en een diepte tot 50 m mag de afstand tot de achterste perceelsgrens worden verkleind tot 0 m en mag de afstand tot één zijdelingse perceelsgrens worden verkleind tot 0 m. De andere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 3 m te zijn;
    • 2. bij percelen met een breedte en diepte tot 50 m mag de afstand tot de achterste perceelsgrens worden verkleind tot 0 m en mag de afstand tot één zijdelingse perceelsgrens worden verkleind tot 0 m of mag de afstand tot beide zijdelingse perceelsgrenzen worden verkleind tot minimaal 2,5 m;
    • 3. bij percelen met een breedte tot 50 m en een diepte tussen 50 en 100 m mag de afstand tot de achterste perceelsgrens worden verkleind tot 0 en mag de afstand tot één zijdelingse perceelsgrens worden verkleind tot minimaal 2,5 m;
    • 4. bij percelen met een breedte tot 50 m en een diepte van meer dan 100 m mag de afstand tot de achterste perceelsgrens worden verkleind tot 2,5 m;
    • 5. bij percelen met een breedte tussen de 50 en 100 m en een diepte tot 50 m mag de afstand tot één zijdelingse perceelsgrens en de afstand tot de achterste perceelsgrens worden verkleind tot 2,5 m. Als alternatief mag de afstand tot de achterste perceelsgrens tot 0 m worden verkleind, onder voorwaarde dat de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens tenminste 5 m bedraagt;
    • 6. bij percelen met een breedte en diepte tussen 50 en 100 m mag de afstand tot één zijdelingse perceelsgrens worden verkleind tot 2,50 m of mag de afstand tot de achterste perceelsgrens worden verkleind tot 2,50 m.

4.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één per bedrijf bedragen;
  • c. nieuwe bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;
  • d. de afstand van de bedrijfswoning tot de perceelsgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • e. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 800 m³;
  • f. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • g. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 9 m bedragen.

4.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd bij vrijstaande / niet-inpandige bedrijfswoningen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag per bedrijfswoning niet meer dan 100 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van een aan- of uitbouw of bijgebouw mag niet meer dan 3,3 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw of bijgebouw mag niet meer dan 6 m bedragen.

4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. overkappingen zijn alleen toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van vlaggenmasten niet meer dan 6 m mag bedragen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvanginstallatie' is een zend-/ontvanginstallatie toegestaan met een maximale hoogte van 53,50 meter;

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van een goede milieusituatie;
  • d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • g. ter waarborging van de externe veiligheid;
  • h. met betrekking tot de in het kader van waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen te nemen maatregelen ter voorkoming van overlast van hemelwater ten gevolge van nieuw op te richten bebouwing en/of aan te brengen oppervlakteverharding.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in elk geval verstaan het gebruik van de gebouwen en de gronden voor:

  • a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. risicovolle inrichtingen en BRZO inrichtingen, met uitzondering van de bedrijven ter plaatse van de aanduiding 'risicovolle inrichting';
  • c. afvalverwerkende bedrijven;
  • d. wonen, met uitzondering van bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'
  • e. horeca;
  • f. detailhandel, met uitzondering van:
    • 1. detailhandel in tegels en bestratingsprodukten als bedoeld in 4.1 sub f
    • 2. productiegebonden detailhandel als bedoeld in lid 4.1 sub l met een maximum brutovloeroppervlak van 300 m²;
    • 3. detailhandel waarbij de verkoop uitsluitend via elektronische weg plaatsvindt en ter plaatse geen goederen aan particulieren worden afgeleverd en tentoongesteld;
    • 4. detailhandel in auto's en campers en aanverwante artikelen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autoshowroom';
  • g. een verkooppunt voor motorbrandstoffen;
  • h. prostitutie en/of seksinrichtingen;
  • i. coffeeshops;
  • j. opslag van goederen en materialen voor de voorgevelrooilijn;

4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Afwijkingsmogelijkheden

Middels een omgevingsvergunning kan, met inachtneming van de milieusituatie, worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.1 sub a ten behoeve van:

  • a. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten en bij dit bestemmingsplan onder de voor die gronden toelaatbare categorieën zoals aangegeven met een aanduiding, mits:
    • 1. het geen nieuwe geluidszoneringsplichtige inrichtingen betreft;
    • 2. het geen risicovolle inrichtingen of BRZO inrichtingen betreft.

4.5.2 Beoordeling milieubelasting

Bij de beoordeling van de aard en de invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitwerp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

4.5.3 Criteria

De in lid 4.5.1 genoemde afwijkingen zijn slechts toegestaan indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.