direct naar inhoud van Artikel 6 Bedrijf
Plan: De Krosselt
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0983.BP201210KROSSELT-VA01

Artikel 6 Bedrijf

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten zijnde:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' voor opslagdoeleinden;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-autobedrijf' een auto- en/ of garagebedrijf;
  • b. bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • c. openbare nutsvoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
  • d. behoud en verbetering en waar nodig herstel en verdichting van de ter plaatse van de aanduiding 'natuurwaarden' voorkomende bomen, boomgroepen, houtwallen en andere groenelementen;


met de daarbij behorende:

  • e. waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. parkeervoorzieningen. Er dient overwegend te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • h. groenvoorzieningen.


6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;

6.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 6,50 m;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 7,50 m;
  • c. ze worden met een kap afgedekt, waarvan de dakhelling tenminste 12º en ten hoogste 45º bedraagt;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a t/m c geldt voor nutsvoorzieningen dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer dan 3,00 m mag bedragen;
    • 2. de oppervlakte niet meer dan 15 m² mag bedragen.

6.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één per bedrijf bedragen;
  • c. de afstand van de bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 3,00 m bedragen;
  • d. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 800 m³;
  • e. voor niet-inpandige bedrijfswoningen geldt dat de goothoogte niet meer dan 4,50 m mag bedragen.

6.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd bij vrijstaande/ niet-inpandige bedrijfswoningen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag per bedrijfswoning niet meer dan
    • 1. 70 m² bedragen bij een perceel met een oppervlakte kleiner dan 500 m²;
    • 2. 100 m² bedragen bij een perceel met een oppervlakte groter dan 500 m²;
  • c. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3,30 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 6,00 m bedragen;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder b en c geldt dat de bouwhoogte van een overkapping niet meer mag bedragen dan 3,00 m, met dien verstande dat er slechts 1 overkapping per bouwperceel mag worden gerealiseerd, de oppervlakte niet meer dan 30 m² mag bedragen en deze achter de naar de weg gekeerde gevel wordt opgericht.

6.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel niet meer dan 1,00 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,50 m bedragen.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van een goede milieusituatie;
  • d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampen bestrijding;
  • g. met betrekking tot de in het kader van waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen te nemen maatregelen ter voorkoming van overlast van hemelwater ten gevolge van nieuw op te richten bebouwing en/of aan te brengen oppervlakteverharding.


6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gebouwen en de gronden voor:

  • a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. wonen, behoudens in een bedrijfswoning als bedoeld in artikel 6.1 onder b;
  • c. vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor permanente of tijdelijke bewoning;
  • d. detailhandel, behoudens de verkoop van bedrijfsproducten afkomstig van het eigen bedrijf en in eigen beheer;
  • e. horeca;
  • f. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • g. prostitutie en/of seksinrichtingen;
  • h. coffeeshops;
  • i. opslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn.

6.5 Afwijking van de gebruiksregels
6.5.1 Bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de milieusituatie, door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.1. sub a ten behoeve van:

  • a. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die niet zijn genoemd in artikel 6.1, maar gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 6.1;

Bij de beoordeling van de aard en de invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitwerp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

6.5.2 Voorwaarden afwijking bedrijfsactiviteiten
  • a. de in artikel 6.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de verkeersveiligheid.
  • b. Indien sprake is van een wisseling in gebruik, is dit alleen toegestaan indien de eisen uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen en de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen in acht worden genomen, wat onder andere wil zeggen dat er geen significante toename in personendichtheid mag plaatsvinden in gebieden welke gelegen zijn binnen het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen of transportassen.

6.5.3 Mantelzorg

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.4 voor het gebruik ten behoeve van mantelzorg in vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning, mits:

  • a. er geen tweede bedrijfswoning ontstaat;
  • b. de tijdelijkheid in voldoende mate vaststaat;
  • c. er geen aparte aansluiting op de nutsvoorzieningen worden getroffen;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. het woon- en leefklimaat;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de omgevingsvergunning na beëindiging van de situatie zal worden ingetrokken en het bijbehorend bouwwerk niet meer mag worden gebruikt voor bewoning/mantelzorg.

6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.6.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'natuurwaarden' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: het uitdunnen, danwel verdichten of het anderszins aanbrengen van veranderingen in het aanwezige bestand van bomen en houtwallen anders dan ten dienste van bestendig onderhoud.

6.6.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in artikel 6.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. zijn aan te merken als normale onderhoudswerken.

6.6.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 6.6.1 zijn alleen toelaatbaar, als door die werken of werkzaamheden of door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke waarde van de betrokken tuinen daardoor niet in onevenredige mate wordt aangetast.