direct naar inhoud van Artikel 5 Agrarisch-Agrarisch bedrijf
Plan: De Krosselt
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0983.BP201210KROSSELT-VA01

Artikel 5 Agrarisch-Agrarisch bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving


De voor 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf in de vorm van een glastuinbouwbedrijf;
  • b. wonen ten dienste van een bedrijf ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';


met daaraan ondergeschikt:

  • c. semi-agrarische en niet-agrarische nevenactiviteiten, mits deze ondersteunend en ondergeschikt zijn aan de agrarische hoofdactiviteit en geen detailhandelsactiviteiten en groothandelsactiviteiten betreffen;
  • d. verkoop van eigen producten binnen bestaande bebouwing als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf, tot een maximale oppervlakte van 200 m²;
  • e. kamperen bij de agrariër tot maximaal 5 standplaatsen als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf;


met de daarbij behorende:

  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
  • g. erven en terreinen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het aangegeven bouwvlak;
  • b. de minimale afstand tot de aan de wegzijde gelegen perceelsgrens bedraagt 10 meter.

5.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak mogen ten behoeve van een bestaand glastuinbouwbedrijf gebouwen worden opgericht;
  • b. de goothoogte van bedrijfsgebouwen mag ten hoogste 4,50 m bedragen.
  • c. gebouwen worden met een kap afgedekt, waarvan de dakhelling tenminste 12º en ten hoogste 45º bedraagt.

5.2.3 Kassen

Voor het bouwen van kassen gelden de volgende regels:

  • a. uitsluitend bestaande kassen, danwel vervangende nieuwbouw is toegestaan;
  • b. de goothoogte mag ten hoogste 4,50 m bedragen;
  • c. de afstand van kassen tot de aan de perceelsgrenzen bedraagt ten minste 10 meter.

5.2.4 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. de inhoud van de bedrijfswoning mag ten hoogste 700 m³ bedragen;
  • c. indien de bestaande bedrijfswoning ten tijde van de inwerking treding van dit bestemmingsplan een inhoud heeft van meer dan 700 m³, mag deze door de eigenaar/gebruiker worden vervangen door één woning van dezelfde omvang, mits gesitueerd binnen hetzelfde bouwvlak;
  • d. de goothoogte van de bedrijfswoning mag ten hoogste 5,50 m bedragen;
  • e. per bedrijfswoning kunnen bijbehorende bouwwerken bij de woning worden opgericht, mits de maximale oppervlakte daarvan niet meer dan 100 m² bedraagt.

5.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 8,00 m bedragen, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, waarvan de hoogte maximaal 2,00 m mag bedragen;
  • b. op de gronden gelegen voor de voorgevellijn mag niet worden gebouwd, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen.


5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing en/of oppervlakteverharding;
  • f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.


5.4 Afwijking van de bouwregels
5.4.1 Goothoogte gebouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.2 voor een goothoogte van maximaal 6,50 m, mits dit stedenbouwkundig inpasbaar is.

5.4.2 Plat dak

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.2 voor het plat afdekken van gebouwen, mits dit stedenbouwkundig inpasbaar is.

5.4.3 Hoogte bouwwerken geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.5 voor een hoogte van maximaal 15,00 m voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde erfafscheidingen, mits dit stedenbouwkundig inpasbaar is.

5.4.4 Voorwaarden

De in de artikelen 5.4.1, 5.4.2 en 5.4.3 genoemde omgevingsvergunningen mogen uitsluitend worden verleend indien de aard van het bedrijf, bedrijfeconomische danwel andere bedrijfsomstandigheden dit rechtvaardigen.

5.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. detailhandel en groothandel, met uitzondering van verkoop van eigen producten, zoals aangegeven in artikel 5.1 onder d;
  • b. ambachtelijke en/ of industriële activiteiten;
  • c. transport- en/ of garagebedrijven;
  • d. horeca
  • e. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • f. prostitutie en/of seksinrichtingen;
  • g. coffeeshops;
  • h. opslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn;
  • i. wonen anders dan ten behoeve van het agrarisch bedrijf, behoudens het kamperen bij de agriër met een maximum van 5 kampeermiddelen per agrarisch bedrijf, zoals aangegeven in artikel 5.1 onder e.

5.6 Afwijking van de gebruiksregels
5.6.1 Inwoning

Het bevoegd gezag kan door middels van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.5 voor het toestaan van inwoning, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er sprake is van inwonende ouders, mantelzorg waarbij sprake is van een familieband of het voormalig agrarisch bedrijfshoofd, die nog enige tijd in het bedrijf werkzaam zal zijn (rustende boer);
  • b. de woongelegenheid wordt ingepast binnen de bestaande woning met een maximum van 240 m³;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonende en (agrarische) bedrijven;
  • d. door het splitsen van de woongelegenheid en de agrarische bedrijfswoning er geen twee zelfstandige woningen ontstaan.


5.7 Wijzigingsbevoegdheid
5.7.1 Wijzigen bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' naar bestemming 'Wonen' ten behoeve van hergebruik agrarische bedrijfswoning als burgerwoning


Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van het hergebruik van een legale agrarische bedrijfswoning als burgerwoning, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het agrarisch bedrijf is blijvend aan de bedrijfsvoering onttrokken;
  • b. de wijziging mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • c. de burgerwoning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat;
  • d. de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken dient te worden teruggebracht tot 100 m² of tot maximaal 20% van de te slopen oppervlakte tot een maximum maat van 150 m²;
  • e. er dient aandacht te worden besteed aan de eisen vanuit verschillende deelaspecten namelijk water, landschappelijke inpassing, cultuurhistorie, natuur en landschap, milieu, externe veiligheid en geluid. in dat kader dient de burgerwoning te voldoen aan de eisen uit de Wet geluidhinder en het Besluit externe veiligheid inrichtingen en de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen.

5.7.2 Wijzigen bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' naar bestemming 'Agrarisch' of 'Agrarisch met waarden'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch' of 'Agrarisch met waarden', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. aandacht wordt besteed aan de eisen vanuit de verschillende deelaspecten namelijk water, landschappelijke inpassing, cultuurhistorie, natuur en landschap, milieu, verstening en veiligheid.