Plan: | Kern Lemiers |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | ex art. 10 WRO beheer/ontwikkeling |
IMRO-idn: | NL.IMRO.09810005bpkernlemiers- |
Doeleinden- omschrijving |
7.1. | De gronden op de plankaart aangewezen voor 'Gemengd GD' zijn bestemd voor: |
a. | detailhandel; | |
b. | kantoren; | |
c. | horecadoeleinden 1; | |
d. | overige dienstverlening; | |
e. | bedrijven in de categorie 1 en 2; | |
f. | wonen; | |
g. | maatschappelijke doeleinden; | |
h. | verkeer en parkeren; | |
i. | groenvoorzieningen; | |
j. | verhardingen; | |
k. | bijbehorende voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen voor het vasthouden (infiltratie), bergen en afvoeren van water; | |
l. | voorzieningen van algemeen nut. | |
Beschrijving in hoofdlijnen | 7.2. | In dit lid wordt, in aanvulling op artikel 3 in hoofdlijnen beschreven op welke wijze met het plan de doeleinden die ingevolge lid 7.1 van dit artikel aan de daar bedoelde gronden zijn toegekend, worden nagestreefd. |
a. | detailhandel is op alle voor bebouwing in aanmerking komende gronden toegestaan, met dien verstande dat de detailhandel beperkt blijft tot de begane grondlaag, behoudens ter plaatse waar, op het moment van de ter visielegging van het ontwerp van dit plan, detailhandelsactiviteiten op de verdieping(en) plaatsvinden. | |
b. | kantoren zijn op alle voor bebouwing in aanmerking komende gronden toegestaan; | |
c. | horecadoeleinden zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van horecadoeleinden 1. Nieuwvestiging van horecadoeleinden 2 is uitsluitend door middel van vrijstelling toegestaan; | |
d. | overige dienstverlening is op alle voor bebouwing in aanmerking komende gronden toegestaan; | |
e. | maatschappelijke voorzieningen zijn op alle voor bebouwing in aanmerking komende gronden toegestaan; | |
f. | bedrijven zijn op alle voor bebouwing in aanmerking komende gronden toegestaan, met dien verstande dat de bedrijfsactiviteiten beperkt blijven tot de begane grondlaag en het uitsluitend bedrijven betreft welke voorkomen in de categorieën 1 en 2 zoals deze zijn aangegeven in de tot deze voorschriften behorende Bedrijvenstaat, alsmede bedrijven welke niet genoemd worden in deze staat bij de categorieën 1 en 2 maar naar de omvang en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de bedrijven bedoeld in de categorieën 1 en 2; | |
g. | de woonfunctie is op alle voor bebouwing in aanmerking komende gronden toegestaan zowel als hoofdfunctie alsook als medefunctie bij de onder a. t/m f. van dit lid beschreven doeleinden, met dien verstande dat nieuwe woningen alleen middels vrijstelling zijn toegestaan; | |
Bouwvoor- schriften |
7.3. | Op en in de tot gemengd bestemde gronden, mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht, die qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen, met dien verstande dat: |
(algemeen) | a. | ze uitsluitend gebouwd worden binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak; |
(gebouwen) | b. | de breedte van het bouwperceel per hoofdgebouw ten minste 6 meter bedraagt; |
c. | de hoogte van de hoofdgebouwen maximaal 2 bouwlagen bedraagt, met dien verstande dat de maximale goothoogte niet meer dan 6,5 meter bedraagt; | |
d. | de hoofdbebouwing met één gevel in de naar de weg gekeerde bouwgrens dient te worden opgericht; | |
e. | de diepte van de hoofdbebouwing niet meer dan 15 meter mag bedragen; | |
f. | de hoofdgebouwen over een oppervlakte van ten minste 70% met een kap afgedekt worden, waarvan de dakhelling ten minste 20º en niet meer dan 45º bedraagt; | |
(bijgebouwen) | g. | de voorgevel van een bijgebouw wordt geplaatst in of achter de naar de weg gekeerde bouwgrens, tenzij het een garage betreft in welk geval de afstand van de garage tot de bestemming 'Verkeer V' en 'Verkeer-Verblijf V-V' niet minder dan 5 meter mag bedragen; |
h. | de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 70 m2, met dien verstande dat de totale bebouwde oppervlakte per bouwperceel niet meer bedraagt dan 50%; | |
i. | de goothoogte van de bijgebouwen maximaal 3,2 meter mag bedragen; | |
(parkeren) | j. | een volwaardige ontsluiting van het bouwperceel, alsmede voorzieningen ten behoeve van parkeren op eigen erf of op nabijgelegen gronden zijn gewaarborgd; |
(bouwwerken, geen gebouwen zijnde) | l. | voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de volgende bepalingen gelden: |
(1) | ze worden geplaatst in het bouwvlak, met uitzondering van erfafscheidingen en vlaggenmasten, welke ook buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd, mits het gestelde onder 2 in acht wordt genomen; | |
(2) |
de hoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen, met uitzondering van: a. erfafscheidingen, waarvan de hoogte achter de voorgevelrooilijn niet meer dan 2 meter en voor de voorgevelrooilijn niet meer dan 1 meter mag bedragen; b. vlaggenmasten, waarvan de hoogte niet meer dan 5 meter mag bedragen; |
|
(3) | ze dienen voor het overige naar aard en afmetingen bij deze bestemming te passen. | |
Vrijstellingen | 7.4. | Burgemeester en Wethouders kunnen, nadat de procedure genoemd in artikel 23.1 is gevolgd, vrijstelling verlenen van het bepaalde in: |
a. | artikel 7.1.: teneinde nieuwe horecavestigingen in de categorie 2 toe te laten op de begane grond en/of de eerste verdieping, met dien verstande dat er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen; |
|
b. |
artikel 7.2., onder g.: ten aanzien van nieuwe woningen teneinde te garanderen dat het gebruik als woondoeleinden uit het oogpunt van een goed woonmilieu aanvaardbaar is, met dien verstande dat: |
|
(1) | er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen, hetgeen onder andere betekent dat: | |
- uit een ingesteld bodemonderzoek moet blijken dat de bodem ter plaatse geschikt is voor de beoogde bestemming; | ||
- aan de geldende luchtkwaliteitseisen kan worden voldaan; | ||
- uit een akoestisch onderzoek moet blijken dat de geluidsbelasting aan de gevel niet meer bedraagt dan 48 dB of, in geval van een geluidsbelasting hoger dan 48 dB, door de gemeente hogere grenswaarden zijn verleend; | ||
- dient te worden aangetoond dat er geen overwegende bezwaren bestaan vanwege de aanwezigheid van archeologische waarden in de bodem; | ||
- dient te worden aangetoond dat voldaan wordt aan de natuurbeschermingswetgeving; | ||
- is gebleken dat het waterhuishoudkundig belang voldoende in acht genomen wordt. | ||
(2) | de Regionale Woonvisie en het gemeentelijk woonbehoefteonderzoek terzake in acht worden genomen. | |
c. | artikel 7.2., onder g.: voor het splitsen van woningen waarbij het gebruik als woondoeleinden vanuit het oogpunt van een goed woonmilieu aanvaardbaar is, met dien verstande dat: |
|
(1) | splitsing alleen plaatsvindt in als zodanig aangewezen monumentale of beeldbepalende bebouwing, danwel splitsing alleen plaatsvindt in panden welke aan de Rijksweg gelegen zijn; | |
(2) | splitsing alleen toegestaan is binnen de begrenzing van de op de plankaart opgenomen aanduiding 'contour kern'; | |
(3) | splitsing gerealiseerd dient te worden binnen de bestaande bouwmassa; | |
(4) | de te splitsen woningen dienen te voldoen aan de bouwvoorschriften zoals opgenomen in artikel 13.3, waarbij een inhoudsmaat voor de te splitsen woningen geldt van ten minste 250 m³; | |
(5) | het stedenbouwkundig beeld en de cultuurhistorische waarde, gehoord de monumentencommissie niet wezenlijk worden aangetast; | |
(6) | er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen, hetgeen onder andere betekent dat: | |
- uit een ingesteld bodemonderzoek moet blijken dat de bodem ter plaatse geschikt is voor de beoogde bestemming; | ||
- aan de geldende luchtkwaliteitseisen kan worden voldaan; | ||
- uit een akoestisch onderzoek moet blijken dat de geluidsbelasting aan de gevel niet meer bedraagt dan 48 dB of, in geval van een geluidsbelasting hoger dan 48 dB, door de gemeente hogere grenswaarden zijn verleend; | ||
(7) | de Regionale Woonvisie terzake en het gemeentelijk woonbehoefteonderzoek in acht worden genomen. | |
e. | artikel 7.3., onder e.: voor een grotere diepte van de hoofdbebouwing, mits het stedenbouwkundig beeld, gehoord de welstandscommissie, niet onevenredig wordt aangetast; |
|
f. | artikel 7.3., onder f: voor een andere dakhelling, mits het stedenbouwkundig beeld, gehoord de welstandscimmissie, niet onevenredig wordt aagetast. |