direct naar inhoud van 2.2 Bestaande functies en waarden
Plan: Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0981.BPBuitengebied-VG01

2.2 Bestaande functies en waarden

Kenmerkend voor (het buitengebied van) de gemeente Vaals is het reliëfrijk gebied, de bossen, de karakteristieke bebouwing en het kleinschalig landschap. De gemeente Vaals is gelegen in het nationaal landschap Zuid-Limburg. Nationale Landschappen zijn échte Nederlandse landschappen. Ze hebben elk een unieke combinatie van cultuurhistorische en natuurlijke elementen en vertellen daarmee het verhaal van het Nederlandse landschap. Het plangebied is gelegen in nationaal landschap Zuid-Limburg. Het gebied wordt gekenmerkt door holle wegen, plateaus, steile hellingen en vakwerkboerderijen. Ook graften, kapelletjes, hoogstamboomgaarden en kruisbeelden zijn typisch voor deze omgeving. Water, vruchtbare löss, silex, kalksteen en het reliëf zijn lange tijd bepalend geweest voor de menselijke bewoning. Het cultuurhistorisch erfgoed is uitzonderlijk gaaf en gevarieerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0981.BPBuitengebied-VG01_0002.png"

Cultuurhistorische woning

In de volgende subparagraaf wordt ingegaan op de functionele aspecten van het plangebied: wonen, bedrijvigheid, voorzieningen, recreatie, groen en verkeer. In een bestemmingsplan voor het landelijk gebied zijn de functies één van de twee belangrijkste invalshoeken. Onder functies worden de economische gebruiksfuncties van het landelijk gebied verstaan, zoals de land- en tuinbouw, ook recreatie, wonen en andere economische functies in het buitengebied.

De waarden zijn de andere belangrijke invalshoek. Waarden zijn aanwezige kwaliteiten op het gebied van landschap, natuur en cultuurhistorie, abiotiek en milieuaspecten. Deze waarden worden behandeld in de tweede subparagraaf.

2.2.1 Functies
2.2.1.1 Wonen

In het plangebied wordt op beperkte schaal gewoond. De woonbebouwing in het buitengebied is voor een belangrijk deel gesitueerd in linten en kleine clusters. Daarnaast zijn binnen het plangebied een aantal voormalige agrarische bedrijfswoningen in gebruik als burgerwoning.

De woonbebouwing heeft in visueel opzicht een belangrijke invloed op het landschapsbeeld. Veel van de bebouwing betreft historische bebouwing.

Qua typologie bevat het buitengebied overwegend kleinschalige boerderijachtige gebouwen. Het bouwvolume kan sterk variëren maar het basispatroon van de
gevelgeleding is kleinschalig, overwegens twee lagen met kappen. Grootschalige agrarische bedrijven (vanaf jaren zestig) vormen groot contrast door schaal, gevelindeling en materiaal. Kleur en materiaal van baksteen, incidenteel streekeigen natuursteen en vakwerkbouw versterken de belevingswaarde van het gebied. Detaillering is vooral bij oudere en monumentale panden verfijnd (vakwerkbouw, daklijsten en raamlijsten in Kunradersteen wanden).

Naast de uiterlijke vorm zijn ook de functies die in de bebouwing plaatsvinden van invloed op het functioneren van de totale gemeente.

2.2.1.2 Land- en tuinbouw

Huidige situatie

In de gemeente Vaals zijn veruit de meeste agrarische bedrijven actief in de graasdiersector. Hierna volgen de tuinbouw- en blijvende teeltbedrijven en bedrijven waar meerdere bedrijfsvormen voorkomen.

Totaal aantal bedrijven (2008)   Akkerbouwbedrijven   Tuinbouw- en blijvende teeltbedrijven   Graasdierbe- drijven   Gewassencom- binaties   Gewassen/vee- teeltcombina- ties  
35   3   4   25   1   2  

Verdeling van de bedrijven naar hoofdactiviteit – Vaals 2008 (Bron: CBS statline)

Ruimtelijk gezien liggen de agrarische bedrijven sterk verspreid over de gemeente Vaals. Grote concentraties van agrarische bedrijven zijn niet in het plangebied aanwezig. In en direct rond de bestaande natuurgebieden is het aantal agrarische bedrijven beperkt. De omliggende gronden zijn wel overwegend in agrarisch gebruik (akker of weiland).

Het grondgebied van de gemeente Vaals kent een gevarieerde samenstelling. Duidelijk is te zien dat de beekdalen en het reliëf een invloed hebben op de soort grond die er in de gemeente voorkomt. Op de hogere delen in het zuiden zijn voornamelijk vuursteenhellingronden te vinden. Verder naar het noorden en in de beekdalen zijn daalbrikgronden (met siltige leem), poldervaaggronden, ooivaaggronden, löss-, terras- en kalksteengronden aanwezig. De bodemsoorten zorgen voor een afwisselende abiotische structuur waar verschillende flora- en fauna op voorkomen. De agrarische sector moet rekening houden met de versschillende grondtypen (percentage humus). Daarnaast moet men omgaan met verschillende hellingspercentages en erosiegevoelige gronden.

Naast de externe productie-omstandigheden zijn de bedrijfseconomische omstandigheden van groot belang voor de landbouwkundige situatie. Belangrijke factoren hierbij zijn de bedrijfseconomische grootte en voor de meeste landbouwbedrijfstypen de oppervlakte cultuurgrond. Een goede indicatie van de economische bedrijfsomvang is het aantal Nge'. Voor de gemeente Vaals is de verdeling van het aantal bedrijven over de Nge klassen weergegeven in onderstaande tabel.

  bedrijfsgrootte in Nge  
  3<8   8<20   20<40   40<70   70<100   >100  
Absoluut   35   3   5   5   7   8   7  
Percentage   100%   8,8%   14,3%   14,3%   20%   40%   17,5%  

Verdeling van de bedrijven naar Nge-grootte (klassen) - Vaals 2008 (Bron: CBS statline)

Uit deze tabel blijkt dat het grootste deel van de bedrijven een omvang heeft tussen de 70<100 Nge.

Het merendeel van de bedrijven als volwaardig (>70 Nge) aangemerkt kan worden. Een klein deel van de bedrijven kan als hobbymatig omschreven worden (<12 Nge) .

Ontwikkelingen 1995-2008

Met behulp van de CBS-cijfers van de afgelopen jaren kan een goed beeld verkregen worden van de ontwikkelingen in de landbouw binnen een gemeente in een bepaalde periode. Voor de gemeente Vaals is daarbij gekeken naar de periode 1995-2008. Van belang zijn met name veranderingen van de hoofdbedrijfstypen en de economische grootte van de bedrijven (in Nge en oppervlakte).

Door de wet- en regelgeving en de ontwikkelingen van de laatste jaren in de agrarische sector vindt steeds vaker extensivering, verbreding en schaalvergroting plaats.

In onderstaande tabel is ontwikkeling in de verdeling over de hoofdbedrijfstypen weergeven.

Jaartal   Totaal aantal bedrijven   Akkerbouwbedrijven   Tuinbouw- en blijvende teeltbedrijven   Graasdierbedrijven   Hokdierbedrijven   Combinaties  
1995   50   6   4   36   1   3  
2005   38   3   3   27   0   5  
2008   35   3   4   25   -   3  
 
1995   100%   12%   8%   72%   2%   6%  
2005   100%   8%   8%   71%   0%   13%  
2008   100%   8,6%   11,4%   71,4%   -   8,6%  

De ontwikkeling van het aantal bedrijven per sector (Bron: CBS statline)

Uit bovenstaande tabelblijkt dat het totale aantal bedrijven in de periode 1995-2008 is afgenomen van 50 bedrijven naar 35 (-15). Deze afname is niet gelijkmatig verdeeld over de verschillende bedrijfstypen. Bij graasdierbedrijven is absoluut gezien de grootste afname. Procentueel gezien is de graasdiersector nog steeds de grootste sector.

De daling van het aantal landbouwbedrijven is een landelijke trend die zich ook voortzet in de gemeente Vaals. Dat deze daling zich voornamelijk bij de graasdierbedrijven voordoet is geen verassing. De druk van toerisme, landschap en natuur in combinatie met stijgende kosten en vermindering van opbrengsten kan hier de oorzaak van zijn. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de combinatiebedrijven stijgen. Door een neventak te beginnen kunnen agrarische ondernemers hun inkomstenderving beperken en aanvullen met de opbrengsten van een neventak.

Jaartal   Nge   3<8   8<20   20<40   40<70   70<100   >100  
1995   50   3   18   6   5   7   11  
2005   38   4   6   4   8   7   9  
2008   35   3   5   5   7   8   7  
 
1995   100%   6%   36%   12%   10%   14%   22%  
2005   100%   11%   16%   11%   21%   18%   24%  
2008   100%   9%   14%   14%   20%   23%   20%  

Ontwikkeling van de grootte van agrarische bedrijven in Nge-klassen (Bron: CBS statline)

Er is procentueel een afname te zien van voornamelijk bedrijven die in de klasse van 8<20 Nge zijn opgenomen. De categorie 3<8 Nge laat echter een lichte stijging zien. Er is een sterke stijging van het aantal bedrijven in de klassen 40<70 Nge en 70<100 Nge. Het is gezien de schaalvergroting in de landbouw waarschijnlijk dat een deel van de kleinere bedrijven die zijn blijven bestaan, zijn doorgegroeid naar een volwaardig bedrijf (> 70 Nge).

2.2.1.3 Niet-agrarische bedrijvigheid

Naast agrarische activiteiten vinden er in het buitengebied van de gemeente Vaals ook diverse niet-agrarische activiteiten plaats. Een aantal voormalige agrarische bedrijfsgebouwen wordt gebruikt voor niet-agrarische bedrijvigheid. In het plangebied bevindt zich tevens een aantal niet-agrarische bedrijfsfuncties die in het verleden in het buitengebied ontstaan zijn, zoals een groot tuincentrum, transportbedrijven en nog een aantal overige typen.

2.2.1.4 Recreatieve voorzieningen

In het plangebied bevinden zich diverse voorzieningen. Het drielandenpunt is een belangrijke toeristische trekpleister. Op en rondom het drielandenpunt is een aantal recreatieve voorzieningen en horeca aanwezig.

De bossen in het zuiden van de gemeente zijn een belangrijk fiets- en wandelgebied.

Naast deze sportief-recreatieve voorzieningen zijn er binnen het plangebied enkele horecagelegenheden aanwezig. Het betreft zowel restaurants als cafés. Beiden zijn in beperkte aantallen aanwezig. Daarnaast zijn binnen het plangebied een aantal verblijfsrecreatieve bedrijven gelegen. Dit varieert van vakantieparken tot minicampings. Buiten de plangrens zijn nog twee grote vakantieparken gelegen (ten oosten van Vijlen en ten westen van Vaals).

2.2.1.5 Verkeer, openbaar vervoer, fiets en parkeren

De belangrijkste verkeersverbinding binnen het plangebied is de N278 aan de noordzijde van het plangebied. Deze weg heeft is de hoofdontsluitingsweg van het plangebied. Andere wegen die belangrijk zijn voor het plangebied zijn de L260 (Duistland richting Aachen), de Epenerbaan en de Gemmenicherweg. De wegen vormen tevens een belangrijke route dóór het plangebied. Voor de verschillende deelgebieden en bebouwingsconcentraties daarbinnen bestaat nog een aantal secundaire hoofdontsluitingswegen.

De maximumsnelheid op het grootste deel van de wegen in het buitengebied bedraagt 80 km/ uur. Op sommige wegen geldt een maximumsnelheid van 60 km/uur en een enkele waarvoor een maximumsnelheid geldt van 50 km/ uur. Deze laatste wegen bestaan voornamelijk uit uitlopers van het stedelijk gebied, en wegen nabij de bebouwde kom, voornamelijk van Vaals.

Het parkeren ten behoeve van de (agrarische) bedrijven in het plangebied en de woningen vindt voor het overgrote deel op eigen erf plaats.

Het openbaar vervoer in het buitengebied van de gemeente Vaals is slechts zeer beperkt ontwikkeld. Er is geen directe aansluiting met het nationale of internationale spoornetwerk. Een aantal buslijnen loopt vanuit het busstation van de kern Vaals door in het buitengebied, uitsluitend over hoofdwegen en ter ontsluiting van andere kernen. De busdiensten worden verzorgd door regionale vervoersmaatschappijen.

De in navolgende tabel opgenomen buslijnen met bijbehorende bestemmingen lopen door het plangebied:

Nummer buslijn   Van   Naar  
43   Vaals   Heerlen  
49   Vaals   Valkenburg  
50   Aachen (via Vaals)   Maastricht  
61   Vaals   Gulpen  
149   Vaals   Drielandenpunt  

Overzicht openbaar vervoer per bus per maart 2009

Het fietsverkeer in het buitengebied bestaat voor een belangrijk deel uit bewoners en werknemers uit het buitengebied, die per fiets hun bestemmingen bezoeken. Daarnaast wordt het fietsverkeer vooral in de lente- en zomermaanden voor een belangrijk deel gevormd door recreatiefietsers. Enkele structuren in het buitengebied maken onderdeel uit van het provinciale fietsknooppuntennetwerk. Hiermee kunnen de recreanten hun eigen route in het gebied bepalen. In het buitengebied zijn slechts in beperkte mate afzonderlijke fietsstructuren aanwezig. Vrijwel altijd zijn deze gecombineerd met wegen voor het gemotoriseerd verkeer.

2.2.2 Waarden

Voor het plangebied zijn verschillende waarden in kaart gebracht. In onderstaande paragraaf worden de verschillende waarden zoals deze op de kaarten staan aangegeven toegelicht.

2.2.2.1 Landschappelijke, natuur- en hydrologische waarden

Natuur en landschap

De volgende natuurlijke en landschappelijke waarden zijn in het bestemmingsplan opgenomen:

  • Bestemming natuur;
  • Graften en holle wegen;
  • Erosiegevoelig gebied;
  • Waarde – Natura 2000;
  • Waterstaat - Waterberging.

Deze kaart is ontstaan vanuit het oude bestemmingsplan, en de gegevens die waterschap Roer en Overmaas en Staatsbosbeheer hebben aangeleverd. Hieronder wordt per legenda-eenheid een korte beschrijving gegeven.

Lanschappelijke- en natuurwaarden waarden

Het beeld van de gemeente Vaals wordt bepaald door het hooggelegen en beboste plateau van Vijlen (170 – 230 m + NAP), dat tot de oude schiervlakte van de Ardennen behoort. Het gebied wordt doorsneden door talrijke beek- en droogdalen waardoor een reliëfrijk landschap is ontstaan. Een groot deel van de gemeente wordt in beslag genomen door het Vijlenerbosch complex, bestaande uit de Vaalserberg, het Preusbosch, het Schimperbosch, het Malensbosch, het Holsetterbosch, het Kerperbosch, het Vijlenerbosch en het Elzetterbosch en enkele graslandenclaves. Met ongeveer 650 ha vormt het in Nederland het grootste aaneengesloten bosgebied op een bosgroeiplaats die (ver) voor 1800 al met bos bedekt was. Een groot gedeelte van het plangebied is dan ook begrensd als Habitatrichtlijngebied.

Begroeide en onbegroeide graften

Graften zijn ontstaan doordat men bij ontginningen smalle stroken bos dwars op de hellingrichting spaarde om erosie van de akkers tegen te gaan. Ook werden graften later aangelegd. Omdat de grond aldus aan de bovenzijde van de graft werd bewaard en die aan de onderzijde wel wegspoelde ontstond er een steilte of knik in het terrein. Graften die beplant zijn worden begroeide graften genoemd. In onderstaande afbeelding is een schematische weergave van graften weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0981.BPBuitengebied-VG01_0003.png"

Schematische weergave graften

Erosiegevoelige gebieden

Erosie door water is een proces waarbij bodemdeeltjes door de impact van regen-druppels en afstromend water worden losgemaakt en getransporteerd, hetzij laags-gewijs over een grote oppervlakte, hetzij geconcentreerd in geulen of ravijnen. Dit leidt onder meer tot een afname van de bodemkwaliteit en -productiviteit, maar ook tot belangrijke schade door modderoverlast in stroomafwaarts gelegen (woon)gebieden. Water kan verder nog een breekeffect meebrengen. Als gevolg van het achterblijven van water in kleine openingen kan in een vorstperiode - door de eigenschappen van - het water uitzetten en daarmee de breuk verder vergroten.

Bodemerosie

Bodemerosie ontstaat door bewerking van de bodem. Bijvoorbeeld als een akker (gelegen op een helling) op een bepaalde manier wordt geploegd. Tijdens het ploegen zullen de bodemdeeltjes opgetild worden door de ploeg, om daarna terug te vallen. Bij dit terugvallen zullen de bodemdeeltjes door de zwaartekracht lager op de helling terechtkomen dan ze oorspronkelijk lagen. Deze vorm van erosie zorgt voornamelijk voor erosie bovenaan de akker, terwijl er onderaan de akker voornamelijk sedimentatie plaats heeft. Ook zullen convexiteiten (bulten) en concaviteiten (dalen) binnen in de akkers weggewerkt worden. Het belangrijkste gevolg is de afname van de bodemkwaliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0981.BPBuitengebied-VG01_0004.png"

Figuur 4.2: Wateratlas

Beheersmaatregelen

Er zijn diverse beheersmaatregelen om erosie te voorkomen. Een belangrijke factor is het in stand houden van de begroeiing en het voorkomen van stromend water.

Beheersmaatregelen bij natuurlijke begroeïng:

  • het niet in een keer rooien van een bos perceel
  • op zeer steile heuvels en bergen, het aanplanten van bomen, alsook het reduce-ren van bomen tot hakhout: hierdoor valt de boom niet om wat de daarbij be-horende erosie voorkomt.

Wanneer op heuvels landbouw bedreven wordt, dan zijn de volgende beheersmaatregelen mogelijk:

  • ploegen volgens de hoogtelijnen.
  • het snel herbeplanten van braakliggende grond. (zeker in de winter en tijdens de regenseizoenen)
  • het bouwen van dammen langs de hoogtelijnen om de grond vast te leggen.
  • het plaatsen van stroken groen langs een hoogtelijn om de grond en het water in op te vangen.
  • overgaan tot "niet kerende" landbouw (dus niet ploegen)
  • het plaatsen van opvangbekkens waarin het water tot rust komt en de grond neerslaat.

Vertaling in het bestemmingsplan

Erosie is zeker geen waarde, maar wel zeer waardevol om op te nemen op de kaarten.

Op 18-6-1991 is door G.S. van Limburg het "voorlopig toetsingskader bestrijding bodemerosie en wateroverlast" vastgesteld. Het bevat onder meer richtlijnen voor de planvorming door de betrokken overheden en instanties. In dit verband is de aanlegvergunningvereiste voor het omzetten van grasland in bouwland op helling envan meer dan 15o van belang. Deze maatregel is opgenomen om te voorkomen dat er bouwlanden op de erosiegevoelige steile hellingen komen. Graslanden houden de bodem meer vast en bevorderen de infiltratie van het hemelwater.

Bij het achterhalen van de erosiegevoelige hellingen boven de 15o is gebruik gemaakt van recente karteringen ten behoeve van het landinrichtingsgebied Mergelland-Oost. De kaarten zijn verwerkt tot een hellingsklassenkaart die als een losse bijlage bij het onderzoeksrapport zit.

In principe zijn alle hellingen steiler als 15o als differentiatievlak aangemerkt, op deze regel zijn echter enkele uitzonderingen gemaakt:

  • Kleine gebiedsdelen die op zich wel voldoen aan het criterium van 15o maar gelegen zijn temidden van gronden waarbij het erosiegevaar afwezig danwel zeer beperkt is (hellingshoek tot 5o) zijn niet op de kaart ruimtelijke en functionele karakteristiek gezet. Reden hiervoor is dat in de praktijk altijd een aanlegvergunning zal worden afgegeven voor relatief vlak gelegen graslandpercelen waarin slechts een fractie een steile hellingshoek heeft. Het gevaar voor het ontstaan van bodemerosie is in dergelijke gevallen beperkt en wordt bovendien verkleind door andere erosiebeperkende maatregelen die door de landbouworganisaties worden voorgeschreven.
  • Verder zijn alleen die steile hellingen aangeduid die in agrarisch gebruik zijn en ook als zodanig bestemd zijn. Gebieden die een natuurbestemming hebben worden door de algemene regels voldoende beschermd.

Beleidsrichting gemeente

Het beleid van het waterschap zal overgenomen worden met betrekking tot verdroging. De erosiegevoelige gronden zijn door middel van een gebiedsaanduiding opgenomen op de verbeelding. Deze gronden worden rechtstreeks beschermd middels een aanlegvergunningenstelsel. Werkzaamheden die van (negatieve) invloed zijn op de erosie moeten aan bepaalde voorwaarden moeten voldoen.

Meander- en- inundatiegebieden.

De gehele gemeente Vaals is aangegeven in het POL als infiltratiegebied. Deze gebieden betreffen de veelal hoger gelegen gebieden waar het neerslagoverschot in de grond wegzakt ren daarmee de grondwatervoorraad aanvult. Binnen de infiltratiegebieden zien we slechts onder bepaalde voorwaarden ruimte voor toekomstige vestiging en mogelijke concentratie van intensieve functies, zoals intensieve landbouwvormen en stedelijke en industriële functies. Beperking van de infiltratiecapaciteit, zowel kwalitatief als kwantitatief, moet worden voorkomen. In deze gebieden streeft de provincie naar het, onder kwalitatieve randvoorwaarden, optimaal benut-ten van de infiltratiecapaciteit (gestreefd wordt 80% afkoppeling van regenwater in nieuwbouwprojecten).

De meanderzones zijn opgenomen in de legger van de primaire wateren van het Waterschap Roer en Overmaas. Binnen de meanderzone geldt de Keur. Voor nieuwe (bouw)activiteiten is een Keurvergunning nodig bij het waterschap. Er wordt géén gebruik gemaakt van de voorbeeldvoorschriften water in bestemmingsplan van waterschap Roer en Overmaas, aangezien deze nog niet zijn opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP 2008). Alleen de bestaande bebouwing binnen de meanderzone wordt positief bestemd.

Bij beken (waterschap Roer en Overmaas) worden, naast de 'reguliere' beschermingszone, een aantal ander soorten zoneringen gehanteerd. In dit geval gaat het om een zogenaamde 'meanderzone' en een 'inundatiegebied'. De meanderzone is een zone rond de rivier waarbinnen het meanderende karakter moet worden behouden of ontwikkeld. Het is een uitvloeisel van het (waterschap)beleid. Binnen deze zone gelden bepaalde (verbods) bepalingen die voortvloeien uit de keur. Een inundatiegebied vervult een functie in het tijdelijk bergen van overtollig water. In de situatie bij Roer en Overmaas zijn specifieke (verbods)bepalingen opgenomen in de keur voor de inundatiegebieden, waarmee de functie van deze gebieden wordt beschermd. Deze functie wordt beschermd middels de bestemming waterstaat-waterberging.

Bufferzones

In het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied dient, in het kader van het herinrichtingsplan Mergelland Oost, rekening te worden gehouden met de aanleg van nieuwe regenwaterbuffers. Er worden wijzigings- en/of afwijkingsbevoegdheden opgenomen voor de onderliggende bestemmingen (meestal agrarisch). De regenwaterbuffers en het inundatiegebied, komen in beheer en eigendom van het waterschap. De regenwaterbuffers, waar het waterschap eigenaar van is, hebben primair een waterhuishoudkundige functie (bestemming Water). Er wordt via beheersmaatregelen rekening gehouden met eventuele ecologische en landschappelijke waarden ter plaatse van de buffer.

2.2.2.2 Archeologische en cultuurhistorische waarden

In opdracht van de gemeente Vaals heeft BAAC bv voor het gehele grondgebied van
de gemeente een archeologische inventarisatie uitgevoerd en vervolgens een
archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart opgesteld. Op de
verwachtingskaart staan naast de reeds bekende archeologische waarden ook de te
verwachten archeologische waarden in de vorm van zones met een bepaalde trefkans.

Hiermee wordt een beeld verkregen waar archeologische sporen en vondsten in de
bodem aanwezig kunnen zijn. Door aan de verwachtingskaart beleidsadviezen te
koppelen, ontstaat een kaart die gebruikt zal worden om een archeologisch beleid te
kunnen voeren.

De archeologische verwachtingszones in de gemeente zijn bepaald door gebruik te
maken van speciaal voor de Zuid-Limburgse regio ontwikkelde modellen. Het betreft
een hybride-model, opgebouwd uit drie submodellen waarin de afstand tot water
(model 1), de relatie tussen de bekende vindplaatsen en de landschappelijke context
(model 2) en de mate van erosie (model 3) bepalend zijn. Middels deze zowel
inductieve als deductieve data is gekomen tot een degelijke verwachtingskaart waarbij
rekening is gehouden met zo veel mogelijk aspecten die van invloed kunnen zijn op de archeologie.

Na een gedegen onderzoek naar alle bekende vindplaatsen binnen het grondgebied
van de gemeente, waarbij gebruik is gemaakt van diverse bronnen, is de
vindplaatsenkaart tot stand gekomen. Op deze kaart zijn alle tot nu toe bekende
vindplaatsen geprojecteerd, waarbij indien mogelijk, verschillende waarnemingen zijn
samengevoegd tot één vindplaats. De bekende archeologische waarden zijn ook op de verwachtingskaart opgenomen, omdat in de directe omgeving ervan archeologische
resten in de bodem aanwezig kunnen zijn. In de tabellen in de bijlagen is daartoe
tevens aangegeven hoe nauwkeurig de ligging van de waarden kon worden bepaald.

De informatie over de op de verwachtingskaart opgenomen bodemverstoringen is
afkomstig van de provincie en van gedetailleerde bodemkaarten. Daarnaast zijn
ontgrondingen te herkennen uit de sterke reliëfverschillen op de gedetailleerde

hoogtekaart van de gemeente. Aan de verwachtingszones is vervolgens een
beleidsadvies gekoppeld, resulterend in een archeologische beleidsadvieskaart.

De historisch-geografische relicten zijn opgenomen op de cultuurhistorische
waardenkaart. Aan deze kaart, waarop tevens de bekende vindplaatsen zijn
geprojecteerd, zijn beleidsadviezen gekoppeld.
De archeologische beleidsadvieskaart kan als instrument worden gebruikt om bij de
keuze van toekomstige bouwlocaties de archeologie zoveel mogelijk te ontzien. In een oogopslag is zichtbaar waar de kans het hoogst is om archeologische resten in de
bodem aan te treffen. Hierdoor kan worden bepaald welke gebieden archeologisch
dienen te worden onderzocht bij de aanvraag van vergunningen voor werkzaamheden
die kunnen leiden tot verstoring van de bodem. Bij een hogere verwachting is
intensiever archeologisch onderzoek noodzakelijk. De gemeente haakt hierbij aan bij
het beleid van de gemeente Valkenburg, omdat dit beleid een praktische insteek heeft.
Kleine bodemingrepen zijn hierbij over het algemeen vrijgesteld van onderzoek. De cultuurhistorische waardenkaart toont aan waar zich waardevolle historischgeografische relicten bevinden die bij de planvorming ontzien zouden moeten worden.


Bovendien heeft de cultuurhistorische kaart ook een archeologisch aspect, omdat veel van de op deze kaart weergegeven locaties potentiële vindplaatsen vertegenwoordigen
met betrekking tot de archeologie van de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd.

Uitgangspunt van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg is behoud van
archeologische resten op de locatie waar ze in de bodem voorkomen (in situ). De
gemeente heeft een belangrijke rol bij het behoud en beheer van ondergrondse
archeologische resten. Zo is de gemeente verplicht om bij het opstellen van
bestemmingsplannen rekening te houden met bekende en verwachte archeologische
waarden. Tevens dient de gemeente erop toe te zien dat bij bodemingrepen
veroorzaakt door particuliere initiatiefnemers eveneens rekening wordt gehouden met
de bekende en de te verwachten archeologische resten. In de praktijk gebeurt dit door
toetsing van aanvragen voor bouw-, sloop- en aanlegvergunningen in het kader van de
Woningwet en de Wet ruimtelijke ordening (Wro), bij nieuwe planologische
ontwikkelingen en/of bestemmingsplanprocedures (projectbesluiten) op de in het
bestemmingsplan opgenomen voorschriften. In dergelijke voorschriften kan de
verplichting worden opgenomen tot het laten uitvoeren van archeologisch onderzoek
door de aanvrager van de vergunning. Door de archeologische beleidsadvieskaart te
koppelen aan de ruimtelijke ordening creëert de gemeente Vaals een instrument
waarmee aan de bovenstaande eisen kan worden voldaan.

Holle wegen met en zonder bomen en/of beplanting.

Het huidige reliëf in het Zuid-Limburgse heuvellandschap is het resultaat van de natuurlijke dalvorming tijdens het Pleistoceen. Door de eroderende of uitslijpende werking van het rivierwater ontstonden allerlei dalen in het landschap. De eerste bewoners van Zuid-Limburg bouwden hun nederzettingen in de lagergelegen beekdalen. Vanuit deze dorpjes trokken de boeren naar de hoger gelegen akkers op de plateaus. Meestentijds nam men dan de lager gelegen delen van de dalhelling als verbindingsweg. Op den duur ontstond hierdoor een gangbaar pad. In deze laagste punten verzamelde zich echter ook het regenwater dat zich al meanderend, een weg naar beneden zocht.

Het water sleepte op zijn weg naar beneden, naar gelang de hoeveelheid water, nogal wat erosiemateriaal mee. Doordat de holle weg keer op keer omgewoeld werd door hoeven van vee en paarden versnelde dit erosieproces. Hierdoor sleten de dalhellingen die in gebruik waren als verbindingsweg, steeds dieper uit ten opzichte van de hoger gelegen percelen. Zo werd de weg steeds dieper en lager. Gemiddeld betekende dit een uitdieping van twee centimeter per jaar. Bij een flinke onweersbui kon dit wel enkele tientallen centimeters bedragen. Uit oude kaarten blijkt dat zelfs de laatste honderd jaar nog holle wegen zijn ontstaan. Nog steeds hebben de holle wegen de functie van waterafvoer. De lengte en diepte van holle wegen varieert sterk. Aangenomen wordt dat de totale lengte van holle wegen 160 kilometer bedraagt. De diepte van de weg is afhankelijk van de hellingshoek, de lengte van de helling, de grondsoort, het onderhoud en de mate van gebruik. Er zijn holle wegen van een halve meter diep en 20 meter lang, maar er zijn er ook van tien meter diep en twee kilometer lang. De meeste wegen zijn meestal komvormig met op de diepste delen zeer steile wanden die soms zelfs iets overhangen. Wanneer de wanden nauwelijks begroeid zijn, wil het bij een regenbui nog wel eens voorkomen dat de wanden instorten. De samenstelling van de bodemsoorten is eveneens gevarieerd. Bij veel holle wegen zit zand, grind of mergel onder het oppervlakte van löss. De bodemverschillen op een kleine afstand komen uiteindelijk ook weer tot uiting in de begroeiing.