Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Verveshuis
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0981.BP09Verveshuis-VA01

Artikel 4 Waarde - Archeologie

4.1 Bestemmingsomschrijving

 
De voor 'Waarde-Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundig waardevolle elementen; de als zodanig aangewezen gronden maken deel uit van de op de verwachtings- en beleidsadvieskaart van de gemeente Vaals als 'hoge archeologische waarde-historische kern' aangeduide gebieden. De bepalingen van de andere bestemming zijn uitsluitend van toepassing voor zover deze niet in strijd zijn met het bepaalde ten aanzien van deze dubbelbestemming.
 

4.2 Bouwregels

4.2.1 Algemeen

 
Indien ten behoeve van het oprichten van een bouwwerk binnen de bebouwde kom - zoals bedoeld in artikel 20a van de Wegenverkeerswet - de bodem van gronden aangewezen voor 'Waarde - Archeologie' voor meer dan 0,50 meter beneden het maaiveld zal worden verstoord, dient in het geval dat de oppervlakte van het te verstoren gebied groter is dan 100 m² aan Burgemeester en Wethouders een rapport te worden overlegd over de archeologische waarde op basis van een inventariserend onderzoek uitgevoerd volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
  

4.2.2 Voorschriften omgevingsvergunning

 
Indien uit het onder artikel 4 lid 2.1  genoemde onderzoek blijkt dat de archeologische waarde van de gronden door het verlenen van een omgevingsvergunning zal of kan worden verstoord, kunnen Burgemeester en Wethouders aan de omgevingsvergunning voorschriften verbinden, zijnde:
  • het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; dan wel
  • het doen van een opgraving; dan wel
  • het begeleiden van de activiteiten door een archeologische deskundige.

4.3 Afwijken van de bouwregels

 
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 2.1 met betrekking tot het laten uitvoeren van een inventariserend onderzoek en het overhandigen van een rapport over de waarde van het terrein, indien een onafhankelijke deskundige het betreffende (bouw)plan heeft beoordeeld en heeft geconcludeerd dat geen archeologische waarden in het geding zijn.
 

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.4.1 Verbod

 
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van Burgemeester en Wethouders voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het binnen de bebouwde kom - zoals bedoeld in artikel 20a van de Wegenverkeerswet - algemeen verstoren van de bodem dieper dan 0,50 meter of meer dan 100 m² oppervlakte;
  2. het rooien van diepwortelende beplantingen of bomen;
  3. het uitvoeren van grondwerk (al dan niet omgevingsvergunningplichtig);
  4. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere wijze drijven van voorwerpen in de grond;
  5. het aanbrengen van ondergrondse leidingen of andere ondergrondse constructies;
  6. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen of bomen;
  7. het ophogen of verlagen (egaliseren) van het terrein;
  8. het onder maaiveld slopen van gebouwen en andere bouwwerken of het slopen van gedeelten daarvan, anders dan voor de uitvoering van een verleende omgevingsvergunning;
  9. het verlagen van het waterpeil.

4.4.2 Uitzonderingen

 
Het verbod als bedoeld in artikel 4 lid 4.1 is niet van toepassing voor de werken en werkzaamheden:
  1. binnen de bebouwde kom - zoals bedoeld in artikel 20a van de Wegenverkeerswet - met een diepte van minder dan 0,50 meter onder het maaiveld;
  2. waarbij de oppervlakte van de bodemingreep en/of de ontwikkeling minder dan 100 m² bedraagt;
  3. waarvoor ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning is verleend;
  4. welke ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan in uitvoering waren en waarvoor tot het van kracht worden van het plan geen omgevingsvergunning vereist was;
  5. welke betreffen het normale onderhoud, beheer en gebruik;
  6. welke noodzakelijk zijn ten behoeve van het beheer/onderhoud van de aanwezige archeologische waarden;
  7. op gronden die door het college van Burgemeester en Wethouders archeologisch zijn vrijgegeven.

4.4.3 Voorwaarden

 
De in artikel 4 lid 4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien:
  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van een rapport over de archeologische waarde op basis van een inventariserend onderzoek uitgevoerd volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;

    dan wel:
  2. voldaan wordt aan het bepaalde in het artikel algemene bouwregels, waarbij wordt aangetoond dat de betrokken archeologische waarden door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorschriften te verbinden, gericht op:
    1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. het doen van opgraving;
    3. het begeleiden van de activiteiten door een archeologische deskundige.