De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen;
aan huis gebonden beroepen;
tuinen, erven en verhardingen;
groenvoorzieningen;
parkeervoorzieningen, uitsluitend per plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein (p)’;
nutsvoorzieningen;
waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken worden opgericht die qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen, met dien verstande dat:
alleen grondgebonden woningen mogen worden gerealiseerd;
in het plangebied maximaal vijf grondgebonden mogen worden gerealiseerd;
ondergronds bouwen is toegestaan tot een diepte van 3,00 meter beneden peil;
voor de bouwwerken ter plaatse van de op de verbeelding aangegeven "Specifieke bouwaanduiding-rijksmonument" de Monumentenwet (Stb. 1988, 638) van kracht is;
op eigen terrein in de parkeerbehoefte dient te worden voorzien ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein (p);
aan huis gebonden beroepen zijn toegestaan in de woning en in een (de) bijgebouw(en) met dien verstande dat de maximale gebruiksoppervlakte niet meer mag bedragen dan 70 m² en onder de voorwaarden dat:
geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
aan het karakter van de woning en de woonomgeving geen onevenredige afbreuk wordt gedaan;
de parkeerbalans in de directe omgeving niet onevenredig nadelig wordt of kan worden verstoord;
aan huis gebonden bedrijvigheid niet is toegestaan.
3.2.2 Bouwverbod nieuwbouw
Het is niet toegestaan nieuwbouw te realiseren conform deze bestemming, voordat de BUS-melding ten aanzien van de milieuhygiënische bodemsanering is geaccordeerd door het bevoegd gezag; indien een bodemsaneringsplan noodzakelijk is geldt het bouwverbod tot het moment waarop de bodemsanering is uitgevoerd.
3.2.3 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen geldt dat:
gebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
het bouwvlak volledig mag worden bebouwd;
de aan de openbare weg grenzende gevels in de bouwvlakgrens dienen te worden gebouwd;
de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de op de verbeelding met de maatvoeringsaanduiding ‘maximale bouwhoogte’ aangegeven bouwhoogte, waarbij de verschillende, binnen het bouwvlak toegestane bouwhoogten, op de verbeelding van elkaar zijn gescheiden middels een maatvoeringsgrens.
3.2.4 Bijgebouwen
Voor het bouwen van bijgebouwen geldt dat:
bijgebouwen uitsluitend mogen worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouw [bg]' en binnen het daartoe op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
het bouwvlak volledig mag worden bebouwd;
de goothoogte van bijgebouwen niet meer dan 3,00 meter mag bedragen.
3.2.5 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat:
de hoogte van andere bouwwerken maximaal 3,00 m. mag zijn met uitzondering van voorzieningen voor de openbare verlichting en vlaggenmasten die maximaal 8,00 m. hoog mogen zijn;
andere bouwwerken qua aard en omvang dienen te passen binnen de bestemming;
opslagvoorzieningen voor afval ook ondergronds mogen worden gebouwd tot een maximum van 25 m².
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd ten aanzien van het bepaalde in artikel 3 lid 2 nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken, indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken resp. indien dit noodzakelijk is ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit en/of het stedenbouwkundig beeld ter plaatse;
Bij het toepassen van nadere eisen door Burgemeester en Wethouders worden de algemene procedureregels in acht genomen zoals vermeld in artikel 9.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 3 lid 2.4 voor het toestaan van het bouwen van bijgebouwen buiten het daartoe aangegeven bouwvlak, met dien verstande dat:
maximaal 25 m² per perceel aan bijgebouwen mag worden gebouwd;
er geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de ruimtelijke en functionele karakteristiek van het beschermd dorpsgezicht;
voordat de omgevingsvergunning wordt verleend de dorpsbouwmeester wordt gehoord.
3.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van bijgebouwen voor permanente of tijdelijke bewoning.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 3 lid 2.1 sub g. voor het toestaan van aan huis gebonden bedrijvigheid in het hoofdgebouw of in een bijgebouw, met dien verstande dat:
de bedrijfsactiviteit past binnen de woonomgeving;
het geen detailhandel, seksinrichting of horecabedrijf betreft;
de oppervlakte van het (de) bijgebouw(en) welke voor de bedrijfsuitoefening worden gebruikt, niet meer bedraagt dan 35 m²;
geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
aan het karakter van de woning en de woonomgeving geen onevenredige afbreuk wordt gedaan;
de parkeerbalans in de directe omgeving niet onevenredig nadelig wordt of kan worden verstoord.