direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied 2019
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0971.Buitengebied2019-0003

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Buitengebied 2019' met identificatienummer NL.IMRO.0971.Buitengebied2019-0003 van de gemeente Stein.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan huis verbonden bedrijf:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van consumentverzorgende of ambachtelijke bedrijvigheid, dat op kleine schaal in een woning of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, hoofdzakelijk door de bewoner(s) van de woning, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie en ruimtelijke uitstraling behoudt en detailhandel niet is toegestaan, behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met het aan huis verbonden bedrijf.

1.6 aan huis verbonden beroep:

het uitoefenen van een vrij beroep of hiermee gelijk te stellen beroepsmatige activiteiten op administratief, (para)medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, ontwerptechnisch, maatschappelijk, of hiermee gelijk te stellen gebied, dat op kleine schaal in een woning of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, uitsluitend door de bewoner(s) van de woning, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie en ruimtelijke uitstraling behoudt en detailhandel niet is toegestaan, behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met het aan huis verbonden beroep.

1.7 aan- en uitbouw:

een gebouw in één bouwlaag dat ten dienste staat van een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat aan dat hoofdgebouw is vastgebouwd.

1.8 achtergevel:

een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel.

1.9 activiteit:

activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid of artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.10 agrarisch:

het (bedrijfsmatig) telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.11 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.12 agrarisch hobbymatig gebruik:

kleinschalig agrarisch gebruik, anders dan ten behoeve van een agrarisch bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het op kleine schaal houden van dieren.

1.13 ambacht(elijk):

het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, ver-/bewerken, herstellen of installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die ter plaatse worden vervaardigd, ver- of bewerkt, waarbij de omvang van de activiteit zodanig is, dat als deze in een woning en daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd.

1.14 archeologisch deskundige:

professioneel archeoloog die op basis van de geldende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie bevoegd is om archeologisch onderzoek uit te voeren en/of Programma's van Eisen op te stellen en te toetsen.

1.15 archeologisch onderzoek:

diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

1.16 archeologische verwachtingswaarde:

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het vóórkomen van archeologische relicten.

1.17 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit het verleden.

1.18 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.19 bebouwingspercentage:

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage dat de grootte van het bestemmings- of bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.20 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen niet daaronder begrepen.

1.21 bedrijfsvloeroppervlak:

het vloeroppervlak van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.

1.22 bedrijfswoning/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor (het huishouden van) één of meer personen, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw en/of terrein.

1.23 begane grond:

de natuurlijke oppervlakte van het terrein, zonder enige kunstmatige verhoging c.q. verlaging, alsmede dat gedeelte van een gebouw dat met die oppervlakte gelijk is. Is er sprake van hoogteverschillen in het terrein, dan geldt: de hoogte van het hoogst gelegen aangrenzend maaiveld.

1.24 bestaand:

legaal aanwezig op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.25 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.26 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.27 bevoegd gezag:

het bevoegd gezag in de zin van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.28 bijgebouw:

een vrijstaand of aangebouwd gebouw dat bouwkundig en/of architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.29 boogkas (ook wel wandelkap genoemd):

een constructie van metaal of een ander materiaal met een bouwhoogte van maximaal 2,5 meter, dat met plastic of in gebruik daarmee overeenkomend materiaal is afgedekt ter vervroeging of verlenging van het teeltseizoen van tuinbouw- of fruitteeltproducten.

Onder een boogkas wordt tevens een draagluchthal verstaan.

1.30 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.31 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.32 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijke omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, zolder, kapverdieping en vliering met een maximale bouwhoogte van 3,20 meter.

1.33 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.34 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.35 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.36 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.37 coffeeshop:

een horecabedrijf, waarin uitsluitend alcoholvrije dranken en eventueel kleine eetwaren worden verstrekt voor gebruik ter plaatse en waar softdrugs worden verstrekt voor gebruik ter plaatse of gebruik elders.

1.38 containerveld:

een bepaalde oppervlakte grond, afgedekt met plastic en/of beton, eventueel in combinatie met andere materialen, ten behoeve van de teelt van planten; de planten worden op deze afdeklaag los van de ondergrond geteeld in potten ("containers").

1.39 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat in de loop van de geschiedenis is ontstaan door het gebruik dat de mens van dat bouwwerk of gebied heeft gemaakt.

1.40 dag(recreatieve) horeca:

een horecasteunpunt zoals een bierproeflocaal, koffiehuis, theeschenkerij e.d. dat overdag en in de avonduren geopend is tot maximaal 22.00 uur en in de hoofdzaak gericht is op het verstrekken van dranken al of niet in combinatie met in dezelfde onderneming bereide of bewerkte kleine gerechten voor gebruik ter plaatse en waarbij de aard en omvang van de bedrijfsactiviteit geheel of overwegend gebonden is aan een recreatieve routestructuur van dat gebied, daarbij lettend op aard en ligging van andere gebruiksvormen en het karakter van de omgeving.

1.41 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop, te huur of in lease aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, ter verhuur, ter leasing, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan diegenen die, die goederen kopen respectievelijk huren, voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.42 dienstverlening:

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.

1.43 ecologische verbindingszone:

zone die dienst doet als migratieroute voor planten en dieren tussen verschillende natuurgebieden. Aanleg van verbindingsroutes heeft als doel barrières tussen deze gebieden op te heffen. De zone moet zowel in kwalitatief als in kwantitatief opzicht zijn ingericht en beheerd volgens de eisen van de doelsoorten.

1.44 ecologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en/of fauna.

1.45 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

1.46 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.47 gebruik:

het gebruiken, het doen gebruiken of het laten gebruiken.

1.48 geluidgevoelig object:

woningen en andere geluidgevoelige gebouwen en geluidgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.49 geschakelde woning:

een woning, waarvan het hoofdgebouw (al dan niet door middel van een bijgebouw) verbonden is aan een ander hoofdgebouw en waarbij één zijgevel in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd.

1.50 grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf waarvan de bedrijfsvoering volledig of nagenoeg volledig is gericht op het gebruik maken van de grond als productiemiddel.

1.51 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.52 hemelwaterproblematiek:

de problemen die ontstaan voor het afvoeren en bergen van hemelwater door toename van het verharde oppervlak.

1.53 hervestiging van een agrarisch bedrijf:

het verplaatsen van een bestaand agrarisch bedrijf van het ene agrarisch bouwvlak naar een ander agrarisch bouwvlak.

1.54 hoge teeltondersteunende voorziening

teeltondersteunende voorziening > 1,50 meter.

1.55 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.56 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren en/of logies.

1.57 huishouden:

een zelfstandig wonend dan wel samenwonend persoon of groep van personen die binnen een complex van (verblijfs)ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree.

1.58 in- en extensieve recreatie:

intensieve recreatie betreft diè vormen van openluchtrecreatie waarbij gebruik wordt gemaakt van een sterk geconcentreerd voorzieningenpakket of één grote voorziening, waarbij het omringende landschap van minder belang wordt geacht en zich relatief veel personen per oppervlakte-eenheid (kunnen) bevinden;

Extensieve recreatie betreft vormen van openluchtrecreatie die niet intensief zijn zoals recreatief gebruik door wandelaars, fietsers, vissers van gronden die al dan niet voorzien zijn van rustpunten en/of bewegwijzering.

1.59 industriële:

het bedrijfsmatig vervaardigen c.q. bewerken van goederen, producten en/of stoffen door middel van of grotendeels door middel van machines, installaties of anderszins via een geautomatiseerd proces.

1.60 inspectiepad:

een pad dat direct naast een weg, spoorweg, waterweg of waterkering is gelegen ten behoeve van inspectiewerkzaamheden door de beheerder van de desbetreffende weg, spoorweg, waterweg of waterkering.

1.61 intensieve veehouderij:

het bedrijfsmatig houden van dieren zonder dat het bedrijf hoeft te beschikken over grond bestemd voor de voerproductie van deze dieren. De dieren worden in stallen of hokken gehouden. Waar in dit bestemmingsplan wordt gesproken over intensieve veehouderij wordt in principe gedoeld op het hebben van een bedrijfsmatige tak van varkens, kippen, vleeskuikens, vleeskalveren, stieren voor de roodvleesproductie, eenden, pelsdieren, konijnen, kalkoenen of parelhoenders (waarvoor een omgevingsvergunning is verleend). De melkveehouderij wordt niet als intensieve veehouderij beschouwd.

1.62 kampeermiddel:
  • a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto, toercaravans, vouwwagens, campers of huifkarren;
  • b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig, gewezen voertuig of gedeelte daarvan (geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 2.1 lid 1 sub a van de Wabo een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is) een en ander voor zover genoemde onderkomens of voertuigen geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.63 kampeerplaats:

een afgeschermd terrein van beperkte omvang waarop een tot ten hoogste drie kampeermiddelen voor een familie of een bij elkaar horende groep van personen kunnen worden geplaatst.

1.64 kampeerterrein:

een terrein met daarbij behorende voorzieningen ter beschikking gesteld voor het houden van recreatief nachtverblijf of voor het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen.

1.65 kleinschalige landschapselementen:

houtopstanden, graften, holle wegen, bosschages en heggen en soortgelijke kleinschalige begroeiings- en reliëfelementen die kenmerkend zijn voor en de landschappelijke kwaliteit bepalen van een bepaald gebied.

1.66 kwetsbaar / beperkt kwetsbaar object:

onder kwetsbare objecten worden verstaan woningen en aan woningen gelijk te stellen objecten, zoals scholen en ziekenhuizen. Onder beperkt kwetsbare objecten worden onder meer arbeidsgerelateerde objecten voor relatief weinig personen verstaan, zoals kantoren voor minder dan 50 personen en bedrijven die zelf geen risico's voor de omgeving veroorzaken en waarin doorgaans geen grote aantallen personen langdurig verblijven.

1.67 lage teeltondersteunende voorziening:

teeltondersteunende voorziening < 1,50 meter.

1.68 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.

1.69 maaiveld:

bovenkant van het terrein dat een gebouw/bouwwerk omgeeft.

1.70 manege:

een recreatief bedrijf dat is gericht op het verzorgen, stallen, dresseren en trainen van paarden of pony's.

1.71 mantelzorg:

langdurige, intensieve niet bedrijfsmatig georganiseerde zorg die anders dan in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan iemand die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, door één of meer leden uit diens directe dan wel sociale omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie.

1.72 mantelzorgunit:

een woonunit voor het tijdelijk bieden van onderdak op vrijwillige basis en buiten organisatorisch/bedrijfsmatig verband aan een hulpbehoevende op het fysieke, psychische en/of sociale vlak.

1.73 mantelzorgwoning:

een (gedeelte van een) woning, bedoeld voor het tijdelijk bieden van onderdak op vrijwillige basis en buiten organisatorisch/bedrijfsmatig verband aan een hulpbehoevende op het fysieke, psychische en/of sociale vlak.

1.74 monumentale waarde:

de aan een zaak toegekende waarde vanwege het algemeen belang wegens de schoonheid, de betekenis voor de wetenschap of de cultuurhistorische waarde van die zaak.

1.75 natuurlijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.76 niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf gericht op het telen van producten in kassen en/of het bedrijfsmatig houden van dieren zonder dat het bedrijf hoeft te beschikken over grond bestemd voor de voerproductie van deze dieren. De melkveehouderij wordt hieronder niet begrepen.

1.77 nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf:

de projectie van een agrarisch bouwvlak op een locatie die volgens het ter plaatse geldende bestemmingsplan niet is voorzien van een agrarisch bouwvlak.

1.78 omgevingsvergunning:

omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wabo.

1.79 ondergeschikt:

wat betreft de ruimtelijke uitstraling van beperkte betekenis qua omvang, functie dan wel in financieel opzicht ten opzichte van het hoofdgebouw, de hoofdfunctie of het inkomen.

1.80 onderkomens:

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, chalets, woonschepen, stacaravans, al dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief buitenverblijf, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.

1.81 openbare nutsvoorziening:

een bouwwerk dat ten dienste staat van het openbaar energietransport dan wel de telecommunicatie, zoals een schakelkast, een elektriciteitshuisje en een verdeelstation.

1.82 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde met een dak, dat niet of slechts aan één zijde is voorzien van een (bestaande) wand.

1.83 paardenbak:

een omheind terrein waarvan de natuurlijke bovenlaag is vervangen door zand of ander doorlatend materiaal ten behoeve van het rijden van paarden.

1.84 peil:
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte aansluitende maaiveld.
  • c. indien in het water wordt gewerkt: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabij gelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
  • d. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • e. wat betreft de bestemming 'Verkeer - Railverkeer': vanaf bovenkant spoorstaaf.
1.85 primair water:

een werk al of niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen en af te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan, welke door het Algemeen Bestuur van het waterschap in de legger is opgenomen.

1.86 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.87 recreatie:

activiteiten en mogelijkheden voor ontspanning c.q. vrijetijdsbesteding.

1.88 recreatief medegebruik:

het medegebruik van gronden voor routegebonden recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, ruitersport en kanovaren, en voor plaatsgebonden recreatieve activiteiten, zoals voor sportvisserij, met de daarbij behorende voorzieningen.

1.89 regenkap:

een constructie van houten, gegalvaniseerde, verzinkte stalen palen of iets dergelijks met daarop een boog met een kap van transparante folie.

1.90 ruimtelijke karakteristiek:

stelsel van elementen welke, zowel in onderling verband als op zichzelf beschouwd, voor wat betreft gebruik, schaal, ligging of visuele kenmerken danwel uit landschappelijk, natuurlijk en/of cultuurhistorisch oogpunt beschermenswaardig en/of structureel gezien bepalend voor het karakter van het plangebied zijn.

1.91 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf – waaronder begrepen een erotische massagesalon-, een seksclub, bordeel, privé-huis en seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.92 staat van bedrijfsactiviteiten:

Lijst van Bedrijfsactiviteiten, gebaseerd op de VNG publicatie 'Bedrijven en milieuzonering, handreiking voor maatwerk in de gemeentelijke ruimtelijk ordeningspraktijk', editie 2009, Sdu Uitgevers BV, Den Haag, deel uitmakende van deze regels.

1.93 stedenbouwkundig beeld:

het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaalde beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte.

1.94 straatmeubilair:

de op of bij de weg behorende bouwwerken en voorzieningen, zoals verkeersgeleiders, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, parkeermeters, stadsplattegronden, zitbanken, bloem- en plantenbakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, kunstobjecten, gedenktekens, draagconstructies voor reclame alsmede telefooncellen, abri's en andere, hiermee gelijk te stellen bouwwerken en voorzieningen.

1.95 teeltondersteunende voorzieningen:

voorzieningen/constructies met als doel het gewas te forceren tot meer groei en of de oogst te spreiden. Het gaat daarbij om zowel vervroegen als verlaten ten opzichte van normale open teelt en/of beschermen tegen weersinvloeden, ziekten en plagen dat leidt tot een betere kwaliteit van het product.

1.96 tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen:

teeltondersteunende voorziening die korter dan 6 maanden, al of niet aaneengesloten, in het jaar aanwezig is.

1.97 verdieping:

een bouwlaag die is gelegen boven de eerste bouwlaag op de begane grond.

1.98 volwaardig agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf met tenminste de arbeidsomvang van een volwaardige arbeidskracht en een zodanige bedrijfsomvang dat de continuïteit ook op de langere termijn in voldoende mate is gewaarborgd.

1.99 voorgevel:

gevel van een gebouw die is gelegen aan de zijde van de weg en/of die in ruimtelijk opzicht de voorkant van het gebouw vormt.

1.100 wabo:

de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht welke op 1 oktober 2010 in werking is getreden.

1.101 watergang:

een werk al of niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen en af te voeren, de taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede te verstaan, welke door het Algemeen Bestuur van het Waterschap in de legger is opgenomen.

1.102 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en/of waterkwaliteit zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, regenwaterbuffers, gemalen, inlaten, greppels, bermsloten, etc.

1.103 weg:

een voor het openbaar rijverkeer of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

1.104 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.105 woningsplitsing:

het bouwkundig en functioneel splitsen van een bestaande woning in twee of meer wooneenheden ten behoeve van de vestiging van meer dan één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.

2.2 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.

2.3 het bebouwingspercentage:

het percentage van een bouwperceel dat met gebouwen mag worden bebouwd.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:

de buitenwerks tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren gemeten grootste afstand.

2.9 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.10 de oppervlakte van een bodemingreep:

het bebouwde (bruto) oppervlak als het gaat om bovengrondse ontwikkelingen en het oppervlak van een bodemingreep vanaf maaiveld als het gaat om bodemingrepen in het kader van een procedure inzake de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of voor werkzaamheden.

2.11 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.12 ondergeschikte bouwdelen:

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouwgrens dan wel bestemmingsgrens met niet meer dan 2,00 m wordt overschreden.

2.13 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

2.14 verstoringsdiepte:

vanaf het peil tot aan het diepste punt van de ingreep.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. duurzaam agrarisch grondgebruik;
  • b. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de aldaar voorkomende landschappelijke en archeologische waarden;
  • c. agrarisch getinte hobbyactiviteiten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarisch getinte hobbyactiviteiten';
  • d. extensief recreatief medegebruik;
  • e. verkeer;
  • f. geluidwerende voorzieningen;
  • g. de instandhouding en uitbreiding van waterremmende en erosiebeperkende landschapselementen.

3.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 32.3.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouw zijnde, tot een bouwhoogte van 1,50 meter welke naar aard en afmeting passen bij het agrarisch gebruik. (Boog)kassen zijn niet toegestaan.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijken van de bouwregels t.b.v. agrarisch getinte hobby-activiteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 voor het oprichten van bebouwing ten behoeve van agrarisch getinte hobby-activiteiten, mits:

  • a. de oppervlakte van het gebouw niet meer bedraagt dan maximaal 20 m2 per bouwperceel, met dien verstande dat de omvang van het bouwperceel ten minste 150 m2 bedraagt;
  • b. de goothoogte van het gebouw niet meer bedraagt dan maximaal 2,50 m;
  • c. de bebouwing uitsluitend wordt opgericht ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarisch getinte hobbyactiviteiten';
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 2 m, behoudens gesloten terreinafscheidingen die niet hoger mogen zijn dan 1 m.

3.3.2 Afwijken van de bouwregels t.b.v. hagelnetten

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 voor het oprichten van hagelnetten, mits:

  • a. de hagelnetten niet doorlopen tot aan de grond;
  • b. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing;
  • c. de hagelnetten noodzakelijk zijn met het oog op de continuïteit van het agrarisch bedrijf.

3.3.3 Afwijken van de bouwregels t.b.v. hoogzitten

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 voor het oprichten van een hoogzit voor observatie van wild, mits de bouwhoogte van dit bouwwerk, geen gebouw zijnde, niet meer bedraagt dan 4 meter.

3.3.4 Afwijken van de bouwregels t.b.v. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 voor het oprichten van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, waaronder begrepen containervelden, boogkassen en regenkappen, mits:

  • a. omliggende waarden en functies niet onevenredig worden aangetast;
  • b. de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond;
  • c. zorg wordt gedragen voor een goede landschappelijke inpassing, zoals in de vorm van een omsluitende haag van voldoende hoogte.

Een en ander met dien verstande dat:

  • 1. containervelden en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van boogkassen en regenkappen, voor zover deze niet binnen het bouwvlak van een agrarische bouwkavel opgericht kunnen worden, enkel mogen worden opgericht op aan de agrarische bouwkavel aansluitende gronden, indien en voor zover niet gelegen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Beekdal'; bij de afwijking worden de voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen te gebruiken gronden vastgelegd;
  • 2. indien vanuit agrarische en/of landschappelijke motieven aangetoond kan worden dat aansluiting aan de bestaande agrarische bouwkavel niet mogelijk is, containervelden en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van regenkappen en boogkassen ook op verder gelegen gronden mogen worden opgericht, waarbij geen zelfstandige bouwkavel mag ontstaan;
  • 3. de hoogte van boogkassen ten hoogste 2,50 meter mag bedragen;
  • 4. de hoogte van regenkappen ten hoogste 4,00 meter mag bedragen;
  • 5. de tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen alleen aanwezig mogen zijn, als deze daadwerkelijk in gebruik zijn, met een maximum van 6 maanden per jaar. Op momenten dat de teeltondersteunende voorzieningen niet in gebruik zijn, dienen deze te worden verwijderd.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor/als:

  • a. sport-, wedstrijd- of speelterreinen, campings, kampeer- of caravanterreinen dan wel het stallen van caravans in de openlucht, parkeerterreinen, maneges, lig- en speelweiden;
  • b. het beproeven van voertuigen, voor de beoefening van de motorsport en de modelvliegsport, voor het houden van wedstrijden met motorrijtuigen of bromfietsen;
  • c. het racen of crossen met motorrijtuigen, mountainbikes of bromfietsen;
  • d. staanplaats of ligplaats van onderkomens, behoudens, voor zover en voor zolang de aanwezigheid van deze onderkomens nodig is in verband met uit te voeren werken of werkzaamheden;
  • e. staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • f. opslagdoeleinden, zoals het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  • g. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • h. detailhandel en groothandel;
  • i. transport- en/of garagedoeleinden, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
  • j. horecadoeleinden;
  • k. permanente of tijdelijke bewoning.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van landschapselementen;
  • b. het vellen en/of rooien van houtgewas of het verrichten van werkzaamheden, welke de dood of ernstige beschadiging respectievelijk verdwijning van kleinschalige landschapselementen tot gevolg kunnen hebben, behoudens bij wijze van verzorging van deze elementen;
  • c. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmede verband houdende constructies, installaties of apparatuur, tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.

3.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 3.5.1 is niet van toepassing op de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning, vrijstelling/ontheffing/afwijking of anderszins mogen worden uitgevoerd;
  • d. het periodiek kappen van griendhout en ander hakhout, voor zover betreffende de normale uitoefening van het op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan bestaande bodemgebruik.

3.5.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 3.5.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden danwel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in artikel 3.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast danwel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.
Het verlenen van een omgevingsvergunning voor de aanleg en/of het versterken van landschapselementen is bovendien slechts mogelijk, mits een voorafgaande belangenafweging heeft plaatsgevonden waaruit blijkt dat geen onevenredige aantasting van de agrarische gebruiksmogelijkheden optreedt en overeenstemming is omtrent de te treffen maatregelen.

Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf, met dien verstande dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' tevens een intensieve veehouderij is toegestaan;
  • b. een mechanisatiebedrijf als nevenactiviteit ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarisch bedrijf - mechanisatiebedrijf';
  • c. behoud en herstel van de karakteristieke bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.

4.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 32.3.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen worden gebouwd ten behoeve van een bestaand agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:

  • a. uitsluitend binnen het bouwvlak mag worden gebouwd, met dien verstande dat bouwvlakken die middels de figuur 'relatie' met elkaar zijn verbonden één geheel moeten worden beschouwd;
  • b. per agrarisch bedrijf één bedrijfswoning met daarbij behorende bijgebouwen mag worden gebouwd, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten', waar geen bedrijfswoning is toegestaan;
  • c. de goothoogte van de bedrijfswoning niet meer dan 4,5 meter mag bedragen;
  • d. de totale oppervlakte van de bijgebouwen niet meer dan 80 m2 mag bedragen en de goothoogte niet meer dan 3 meter;
  • e. de goothoogte van de gebouwen, geen woning zijnde, niet meer dan 6 meter mag bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m) ten hoogste de aangeduide hoogte is toegestaan;
  • f. de dakhelling minimaal 15° zal en maximaal 60° mag bedragen.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op de voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd ten behoeve van een bestaand agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, met uitzondering van erfafscheidingen, niet meer dan 8 meter mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer dan 2 meter mag bedragen;
  • c. mestopslagen zijn toegestaan met een maximale bouwhoogte van 8 meter en een maximale opslagcapaciteit van 3.000 m3;
  • d. torensilo's en voederbergingen zijn toegestaan met een maximum bouwhoogte van 9 meter;
  • e. teeltondersteunende voorzieningen zijn toegelaten.
4.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van bebouwing;
  • b. de aard, bouwhoogte en de situering van erfafscheidingen;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;

een en ander op basis van een landschappelijke inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit en op het behouden en versterken van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap.

De genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:

  • 1. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing en
  • 2. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden en
  • 3. in verband met maatwerk ten aanzien van het agrarisch bouwperceel en de verbetering van de gebiedskwaliteit ten behoeve van duurzaam agrarisch grondgebruik.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. opslagdoeleinden, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
  • b. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • c. detailhandel en groothandel;
  • d. niet-agrarische nevenactiviteiten, behoudens voor zover uitdrukkelijk toegestaan conform artikel 4.1;
  • e. transport- en/of garagedoeleinden, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
  • f. horecadoeleinden;
  • g. permanente of tijdelijke bewoning, met uitzondering van de eigen bedrijfswoning;
  • h. manege-activiteiten;
  • i. hervestiging van en omschakeling naar een niet-grondgebonden agrarische bedrijf.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Afwijken van de gebruiksregels t.b.v. nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4 ten behoeve van de volgende nevenactiviteiten:

  • a. hobbymatige agrarische activiteiten met boerderijwinkel, mits:
    • 1. het uitsluitend betreft verkoop van be- en verwerkte agrarische producten;
    • 2. het bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van verkoop niet meer dan 100 m2 bedraagt.
  • b. kleinschalige bedrijvigheid, mits:
    • 1. het uitsluitend betreft bedrijvigheid in de categorieën 1 en 2 van de bij deze planregels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1 bij deze regels);
    • 2. het bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van deze activiteiten niet meer dan 200 m2 bedraagt;
    • 3. geen buitenopslag plaatsvindt.
  • c. stalling en opslag, mits:
    • 1. het bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van deze activiteit niet meer dan 250 m2 bedraagt;
    • 2. buitenpandige stalling en/of opslag niet plaatsvindt.
  • d. zorgboerderij, mits:
    • 1. het bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van deze activiteiten niet meer dan 600 m2 bedraagt;
    • 2. de buitenactiviteiten beperkt blijven tot de agrarische bouwkavel.
  • e. (pension)stalling van paarden, mits geen recreatieve buitenactiviteiten plaatsvinden in de vorm van paardenbakken.

4.5.2 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 4.5.1 zijn slechts toelaatbaar indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. voor de nevenactiviteiten dient gebruik te worden gemaakt van de bestaande agrarische bedrijfsgebouwen;
  • b. bij een combinatie van verschillende nevenactiviteiten mag gezamenlijk nooit meer dan 350 m2 bedrijfsoppervlakte worden aangewend, hetgeen impliceert dat er bij een zorgboerderij van meer dan 350 m2 dus geen cumulatie met andere nevenfuncties mogelijk is;
  • c. binnen het agrarisch bouwvlak dient voldoende parkeerruimte te worden gerealiseerd, zodat het benodigde parkeren geheel binnen dat bouwvlak kan plaatsvinden.
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
4.6.1 Wijzigen naar 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden' en/of 'Natuur'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden' en/of 'Natuur', met dien verstande dat:

  • a. de opstallen dienen te worden gesloopt;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden;
  • c. de aangrenzende waarden en functies niet worden aangetast;
  • d. de belangen van derden niet onevenredig mogen worden geschaad.

Artikel 5 Agrarisch met waarden

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. duurzaam agrarisch grondgebruik;
  • b. behoud, herstel danwel ontwikkeling van de aldaar voorkomende natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden;
  • c. bescherming van de waarden van het natuurgebied Bunderbos;
  • d. natuurlijke afvloeiing en tijdelijke berging van water (primair water);
  • e. extensief recreatief medegebruik;
  • f. verkeer;
  • g. de instandhouding en uitbreiding van waterremmende en erosiebeperkende landschapselementen;
  • h. een politiehondenvereniging ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - oefenterrein honden';
  • i. paardenbak ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - paardenbak toegestaan';
  • j. hobbymatige bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - hobbymatige activiteit toegestaan';
  • k. de opvang van hemelwater ter plaatse van de aanduiding 'waterberging'.

5.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 32.3.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. bebouwing ten behoeve van een oefenterrein voor honden, mits:
    • 1. de oppervlakte van het gebouw niet meer bedraagt dan 60 m2;
    • 2. de goothoogte van het gebouw niet meer bedraagt dan 2,50 m;
    • 3. de bebouwing uitsluitend wordt opgericht ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - oefenterrein honden';
    • 4. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 2,5 m, behoudens gesloten terreinafscheidingen die niet hoger mogen zijn dan 1 m;
    • 5. de natuur- en landschapswaarden niet onevenredig worden aangetast.
  • b. bebouwing ten behoeve van een een schuilhut voor het recreatief medegebruik, mits:
    • 1. de oppervlakte van het gebouw niet meer bedraagt dan 15 m2;
    • 2. de bouwhoogte van het gebouw niet meer bedraagt dan 3,50 meter;
    • 3. de bebouwing uitsluitend wordt opgericht ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - hobbymatige activiteit' toegestaan;
    • 4. de natuur- en landschapswaarden niet onevenredig worden aangetast.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op de voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouw zijnde, tot een bouwhoogte van 1,50 meter welke naar aard en afmeting passen bij het agrarisch gebruik.

5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijken van de bouwregels t.b.v. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2 voor het oprichten van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, waaronder begrepen containervelden, boogkassen en regenkappen, mits:

  • a. omliggende waarden en functies niet onevenredig worden aangetast;
  • b. de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond;
  • c. zorg wordt gedragen voor een goede landschappelijke inpassing, zoals in de vorm van een omsluitende haag van voldoende hoogte;
  • d. de natuur- en landschapswaarden niet onevenredig worden aangetast.

Een en ander met dien verstande dat:

  • 1. containervelden en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van boogkassen en regenkappen, voor zover deze niet binnen het bouwvlak van een agrarische bouwkavel opgericht kunnen worden, enkel mogen worden opgericht op aan de agrarische bouwkavel aansluitende gronden, indien en voor zover niet gelegen binnen de dubbelbestemming beekdal; bij de afwijking worden de voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen te gebruiken gronden vastgelegd;
  • 2. indien vanuit agrarische en/of landschappelijke motieven aangetoond kan worden dat aansluiting aan de bestaande agrarische bouwkavel niet mogelijk is, containervelden en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van regenkappen en boogkassen ook op verder gelegen gronden mogen worden opgericht, waarbij geen zelfstandige bouwkavel mag ontstaan;
  • 3. de hoogte van boogkassen ten hoogste 2,50 meter mag bedragen;
  • 4. de hoogte van regenkappen ten hoogste 4,00 meter mag bedragen;
  • 5. de tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen alleen aanwezig mogen zijn, als deze daadwerkelijk in gebruik zijn, met een maximum van 6 maanden per jaar. Op momenten dat de teeltondersteunende voorzieningen niet in gebruik zijn, dienen deze te worden verwijderd.

5.3.2 Afwijken van de bouwregels t.b.v. hagelnetten

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2 voor het oprichten van hagelnetten, mits:

  • a. de hagelnetten niet doorlopen tot aan de grond;
  • b. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing;
  • c. de hagelnetten noodzakelijk zijn met het oog op de continuïteit van het agrarisch bedrijf;
  • d. de natuur- en landschapswaarden niet onevenredig worden aangetast.

5.3.3 Afwijken van de bouwregels t.b.v. sleufsilo's en kuilvoerplaten

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2 voor het oprichten van sleufsilo's en kuilvoerplaten met een oppervlakte van maximaal 500 m2 per agrarisch bedrijf en een bouwhoogte van maximaal 2 meter, mits:

  • a. deze aansluitend op de agrarische bouwkavel worden aangelegd;
  • b. de natuur- en landschapswaarden niet onevenredig worden aangetast.

5.3.4 Afwijken van de bouwregels t.b.v. hoogzitten

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2 voor het oprichten van een hoogzit voor de observatie van wild, mits:

  • a. de bouwhoogte van dit bouwwerk, geen gebouw zijnde, niet meer bedraagt dan 4 meter;
  • b. de natuur- en landschapswaarden niet onevenredig worden aangetast.

5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • c. sport-, wedstrijd- of speelterreinen, campings, kampeer- of caravanterreinen danwel het stallen van caravans in de openlucht, parkeerterreinen, maneges, lig- en speelweiden;
  • d. paardenbakken, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - paardenbak toegestaan';
  • e. het beproeven van voertuigen, voor de beoefening van de motorsport en de modelvliegsport, voor het houden van wedstrijden met motorrijtuigen of bromfietsen;
  • f. het racen of crossen met motorrijtuigen, mountainbikes of bromfietsen;
  • g. staanplaats of ligplaats van onderkomens, behoudens, voor zover en voor zolang de aanwezigheid van deze onderkomens nodig is in verband met uit te voeren werken of werkzaamheden;
  • h. staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • i. opslagdoeleinden, zoals het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  • j. commerciële exploitatie van de visserijsport;
  • k. het geheel of gedeeltelijk egaliseren van aanwezige graften;
  • l. het aantasten of in hun functie belemmeren van de aanwezige regenwaterbuffers;
  • m. detailhandel en groothandel;
  • n. transport- en/of garagedoeleinden;
  • o. horecadoeleinden;
  • p. permanente of tijdelijke bewoning.
5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het vellen en/of versterken van landschapselementen;
  • b. het vellen en/of rooien, slopen, dempen, egaliseren van waardevolle landschapselementen of het verrichten van werkzaamheden, welke de dood of ernstige beschadiging respectievelijk verdwijning van kleinschalige landschapselementen tot gevolg kunnen hebben;
  • c. het aanleggen, het verharden of amoveren van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmede verband houdende constructies, installaties of apparatuur, tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • e. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen en egaliseren, behoudens de aanleg van poelen;
  • f. het verrichten van exploratie- en exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen;
  • g. het winnen, toevoeren, afdammen of stuwen van water of het anderszins wijzigen van de grondwaterstand en de waterhuishouding;
  • h. het graven, verbreden, uitdiepen, dempen en/of verleggen van watergangen;
  • i. het bebossen van gronden, die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan niet als bos konden worden aangemerkt;
  • j. het ophogen of egaliseren van de in het landschap aanwezige laagten;
  • k. het aanleggen van dagrecreatieve voorzieningen, zoals picknickplaatsen;
  • l. beplanten van lijnvormige en vlakdekkende beplanting zoals, singels, lanen, houtwallen, graften e.d.

5.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 5.5.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale en onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning, vrijstelling/ontheffing/afwijking of anderszins mogen worden uitgevoerd;
  • d. het periodiek kappen van griendhout en ander hakhout, voor zover betreffende de normale uitoefening van het op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan bestaande bodemgebruik;
  • e. voor zover de Wet natuurbescherming of krachtens die wet gestelde voorschriften van toepassing zijn.

5.5.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 5.5.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden danwel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in artikel 5.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast danwel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.
Het verlenen van een omgevingsvergunning voor de aanleg en/of het versterken van landschapselementen is bovendien slechts mogelijk, mits een voorafgaande belangenafweging heeft plaatsgevonden waaruit blijkt dat geen onevenredige aantasting van de agrarische gebruiksmogelijkheden optreedt en overeenstemming is omtrent de te treffen maatregelen.

Artikel 6 Bedrijf

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijfsdoeleinden en meer in het bijzonder voor:

  • a. een klei- en zandopslag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - klei- en zandopslag';
  • b. een stallingsbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - stallingsdoeleinden';
  • c. een hoveniersbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'hovenier';
  • d. een vloeistofregelstation ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - vloeistofregelstation';
  • e. een asfaltbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - asfaltcentrale';
  • f. een motorbrandstoffenverkooppunt met lpg, met inbegrip van ondergeschikte detailhandel en horeca in de vorm van een snack/koffiecorner, met een maximaal bruto vloeroppervlak van 200 m², ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
  • g. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten die voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1 bij deze regels) en de uitoefening van activiteiten die niet vermeld zijn in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, maar naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk zijn te stellen met de toegelaten activiteiten. Dit met uitzondering van detailhandel.

6.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 32.3.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen op de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd, met dien verstande dat kassen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'kas';
  • b. uitsluitend bestaande bedrijfswoningen zijn toegestaan;
  • c. de inhoud van de bedrijfswoning mag maximaal 800 m3 bedragen;
  • d. de goothoogte van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan de goothoogte welke aanwezig is op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan;
  • e. de goothoogte van de gebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen en bijgebouwen, mag maximaal 5,50 meter bedragen;
  • f. het bouwvlak mag geheel worden bebouwd;
  • g. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen ten behoeve van de bedrijfwoning mag maximaal 80 m2 bedragen;
  • h. de goothoogte van bijgebouwen ten behoeve van de bedrijfwoning mag maximaal 3 meter bedragen.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde op de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 8 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer dan 2 meter mag bedragen.
6.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. detailhandel, met uitzondering van detailhandel als genoemd in 6.1;
  • b. transport- en/of garagedoeleinden, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
  • c. horecadoeleinden behalve indien, voorzover het betreft het motorbrandstofverkooppunt ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg', de horeca een ondergeschikt onderdeel is van de bedrijfsvoering;
  • d. opslagdoeleinden niet inherent aan het toegelaten gebruik en hoger dan 2,40 meter;
  • e. permanente of tijdelijke bewoning, met uitzondering van de eigen bedrijfswoning;
  • f. recreatieve doeleinden;
  • g. seksinrichtingen.

Artikel 7 Groen

7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Algemeen

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bermen en beplanting;
  • c. fiets- en wandelpaden en inspectiepaden;
  • d. een voetgangersbrug ter plaatse van de aanduiding 'brug';
  • e. groenvoorziening met landschappelijke en natuurlijke aanleg, ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden';
  • f. landschappelijke waarden en landschappelijke openheid, natuurontwikkeling, bos en boscompensatie, milieutechnische voorzieningen en dagrecreatieve doelen, ter plaatse van de aanduiding 'park';
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. geluidwerende voorzieningen;
  • i. kunstobjecten;
  • j. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • k. openbare nutsvoorzieningen;
  • l. bijbehorende voorzieningen;
  • m. agrarisch grondgebruik aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

7.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 32.3.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'park', waar geen gebouwen zijn toegestaan;
  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

7.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van deze gebouwen mag maximaal 3,00 m bedragen;
  • b. de oppervlakte mag maximaal 15 m² per gebouw bedragen.

7.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 5,0 meter, met uitzondering van bewegwijzering en verlichtingsarmaturen, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 12 meter;
  • b. ze dienen voor het overige naar aard en afmetingen bij de bestemming te passen.
7.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen;
  • c. het beproeven van voertuigen, voor de beoefening van de motorsport, voor het houden van wedstrijden met motorrijtuigen, motoren of bromfietsen.

Artikel 8 Horeca

8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1 Algemeen

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor dag(recreatieve) horeca, en meer in het bijzonder voor:

  • a. het behoud, herstel en de ontwikkeling van de aanwezige cultuurhistorische en monumentale waarden;
  • b. behoud en bescherming van de aanwezige monumenten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument';
  • c. een brouwerij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - brouwerij';
  • d. een proeflokaal ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - proeflokaal';
  • e. een terras ter plaatse van de aanduiding 'terras';
  • f. een wintertuin ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - wintertuin'.

8.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 32.3.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen op de voor 'Horeca' aangewezen gronden gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4,5 m, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' de goothoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b van dit lid mag het bestaande monument ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' maximaal in de bestaande maatvoering gehandhaafd blijven;
    • 1. bij wijziging of functieverandering is advies van de 'Commissie Ruimtelijke Kwaliteit Beek, Meerssen, Schinnen en Stein' vereist.

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde op de voor 'Horeca' aangewezen gronden gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 8 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' de bouwhoogte niet meer dan 5,5 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen.
8.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. detailhandel en groothandel;
  • b. transport- en garagebedrijven;
  • c. permanente bewoning;
  • d. opslagdoeleinden, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
  • e. winterstalling van caravans in de openlucht.

Artikel 9 Natuur

9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 Algemeen

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, monumentale en archeologische waarden;
  • b. het ontvangen, bergen en/of afvoeren van water;
  • c. extensief recreatief medegebruik;
  • d. landgoed ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - landgoed';
  • e. parkeren, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • f. extensief agrarisch medegebruik, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - beperkt agrarisch medegebruik';
  • g. langzaam verkeer verbindingen in de vorm van voetpaden;
  • h. behoud en bescherming van het aanwezige monument ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument';
  • i. de instandhouding en uitbreiding van waterremmende en erosiebeperkende landschapselementen.

9.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 32.3.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Natuur' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument', waar het bestaande monument maximaal in de bestaande maatvoering gehandhaafd mag blijven.

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op de voor 'Natuur' aangewezen gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van recreatief medegebruik - zoals zitbanken, afvalbakken, borden e.d., waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2 meter mag bedragen;
  • b. een voederberging of voederruif voor wild, met dien verstande, dat:
    • 1. de voederberging nodig is voor de instandhouding van het wild;
    • 2. de bouwhoogte van de voederberging niet meer bedraagt dan 2 meter;
    • 3. de inhoud ten hoogste 3 m3 bedraagt.
9.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het beproeven van voertuigen; de beoefening van de motorsport en de modelvliegsport; het rijden, racen, crossen respectievelijk houden van wedstrijden met motorvoertuigen bromfietsen, fietsen of mountainbikes;
  • b. sport- of wedstrijdterreinen, kampeer- of caravanterreinen danwel het stallen van caravans in de openlucht, campings, lig- of speelweiden, zwemgelegenheden;
  • c. het beoefenen van gemotoriseerde watersport;
  • d. opslagdoeleinden, zoals het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  • e. staan- of ligplaats voor onderkomens, behoudens voor zover en voor zolang de aanwezigheid van onderkomens nodig is in verband met in het natuurgebied uit te voeren werken of werkzaamheden danwel verband houdt met het toegestane beperkt agrarisch medegebruik.

Artikel 10 Recreatie

10.1 Bestemmingsomschrijving
10.1.1 Algemeen

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor een kampeerterrein.

10.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 32.3.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen op de voor 'Recreatie' aangewezen gronden gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte van de gebouwen mag maximaal 3,50 m bedragen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen mag maximaal 100 m2 bedragen.

10.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde op de voor 'Recreatie' aangewezen gronden gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 8 meter bedragen.
10.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en (bouw)hoogte van bebouwing;
  • b. aard, bouwhoogte en situering van erfafscheidingen;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met nieuwe bebouwing;

een en ander op basis van een landschappelijk inpassingsplan (of stedenbouwkundig ontwerp) gericht op de verbetering van de omgevingskwaliteit en het behouden en versterken van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap.

10.4 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • b. detailhandel en groothandel;
  • c. transport- en garagebedrijven;
  • d. permanente bewoning;
  • e. opslagdoeleinden, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
  • f. winterstalling van caravans in de openlucht.

Artikel 11 Tuin

11.1 Bestemmingsomschrijving
11.1.1 Algemeen

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor het gebruik als tuin.

11.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 32.3.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Tuin' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

11.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op de voor 'Tuin' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met een maximum bouwhoogte van 1 meter.

11.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken anders dan als tuin.

Artikel 12 Verkeer

12.1 Bestemmingsomschrijving
12.1.1 Algemeen

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegverkeer;
  • b. verkeerskundige voorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen, bermen en watergangen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. geluidwerende voorzieningen;
  • f. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. openbare nutsvoorzieningen;
  • h. straatmeubilair en kunstwerken;
  • i. overige voorzieningen ten behoeve van het wegverkeer.

12.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 32.3.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen

Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen;
  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

12.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van deze gebouwen mag maximaal 3,00 m bedragen;
  • b. de oppervlakte mag maximaal 15 m² per gebouw bedragen.

12.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels;

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde mag maximaal 5,00 m bedragen, met uitsluiting van geluidwerende voorzieningen, waarvan de hoogte maximaal 3,5 meter mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten, bewegwijzering en verkeersregulering mag maximaal 12,00 m bedragen.
12.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 13 Verkeer - Railverkeer

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. railverkeersdoeleinden;
  • b. onderdoorgangen;
  • c. spoorwegovergangen en viaducten ten behoeve van wegen;
  • d. de natuurlijke afvloeiing en tijdelijke berging van (primair) water;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
13.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij de volgende regels gelden:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 meter bedragen;
  • b. ze dienen voor het overige naar aard en afmeting bij deze bestemming te passen.

Artikel 14 Water

14.1 Bestemmingsomschrijving
14.1.1 Algemeen

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. scheepvaartverkeer en waterstaatsdoeleinden ter plaatse van de aanduiding 'vaarweg';
  • b. de natuurlijke afvloeiingen, tijdelijke berging van water (primair water) alsmede de overstort van rioolwater en de opvang van hemelwater ter plaatse van de aanduiding 'waterberging';
  • c. waterloopkundige werken;
  • d. herstel, behoud en ontwikkeling van de aanwezige natuurlijke en/of landschappelijke waarden, mede in relatie met de waarde van het aangrenzende gebied voor oevers en/of extensieve passieve recreatie.

14.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 32.3.

14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Water' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

14.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op de voor 'Water' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde van geringe omvang worden gebouwd, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud, met dien verstande, dat de bouwhoogte van deze bouwwerken ten hoogste 3 meter mag bedragen.

14.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden voor:

  • a. watersportdoeleinden, zoals zwemmen, roeien, kanoën en surfen;
  • b. als ligplaats voor vaartuigen, behoudens voor zover en voor zolang de aanwezigheid nodig is in verband met uit te voeren werken of werkzaamheden;
  • c. commerciële exploitatie als visvijver.

Artikel 15 Wonen

15.1 Bestemmingsomschrijving
15.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. aan huis verbonden beroepen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 15.5.2;
  • c. webshop aan huis, overeenkomstige het bepaalde in artikel 15.5.3;
  • d. (overige) daarbij behorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, verhardingen.

15.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 32.3.

15.2 Bouwregels
15.2.1 Algemeen

Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. woningen (vrijstaand, twee-aan-een, geschakeld);
  • b. de daarbij behorende bijgebouwen;
  • c. de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, welke qua aard en afmetingen bij de bestemming passen.

15.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. het hoofdgebouw dient binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag voor maximaal 100% worden bebouwd;
  • c. per bouwvlak is het bestaande aantal woningen toegestaan zoals aanwezig op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  • d. de afstand van de woning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 2,50 meter, uitgezonderd geschakelde en twee-aaneen gebouwde woningen;
  • e. de breedte van de woning bedraagt minimaal 6,00 meter;
  • f. de bouwhoogte mag maximaal 10,50 meter bedragen;
  • g. er mag in maximaal 2 bouwlagen worden gebouwd;
  • h. de hoogte van een bouwlaag bedraagt maximaal 3,50 meter.
  • i. woningsplitsing is niet toegestaan;
  • j. de voorgevels van de woning worden geplaatst in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  • k. de grenzen van het bouwvlak mogen worden overschreden door erkers, luifels boven de voordeur en dergelijke mits de diepte gemeten vanaf de bouwvlakgrens niet meer dan 1,50 meter bedraagt en de breedte niet meer dan 40% van de breedte van de woning;
  • l. de bouwhoogte van een erker mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw en de afstand van de erker tot de bestemming 'Verkeer' mag niet minder bedragen 3,00 meter.

15.2.3 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bijbebouwen'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen mogen binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mogen uitsluitend bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en open overkappingen mag maximaal 75 m² bedragen;
  • d. de grond ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag per bouwperceel voor maximaal 50% worden bebouwd;
  • e. de goothoogte mag maximaal 3,30 meter bedragen;
  • f. de bouwhoogte mag maximaal 5,50 meter bedragen.

15.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels;

  • a. buiten de aanduidingen 'bouwvlak' en 'bijgebouwen' mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd;
  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend achter de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd, met uitzondering van erfafscheidingen;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde mag maximaal 2,50 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter mag bedragen, uitgezonderd de bouwhoogte van begroeide draaderfafscheidingen (antraciet of donkergroen) voor de naar de weg gekeerde bouwgrens in de zijdelingse perceelsgrens grenzend aan de openbare ruimte, mag voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter bedragen;
  • d. per perceel is één zwembad toegestaan, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het zwembad wordt gebouwd binnen het bouwvlak en/of ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', achter het (verlengde van) de achtergevel en ten minste 3,00 meter vanaf de zijdelingse perceelsgrens;
    • 2. het zwembad mag niet worden overdekt, tenzij het bouwen van een overkapping niet in strijd is met de bouwregels ter plaatse.
15.3 Nadere eisen
15.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van bebouwing;
  • b. het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan;
  • c. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  • d. de aard, situering en oppervlakte van verhardingen.

15.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 15.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de verkeerssituatie;
  • c. een goede parkeerbalans;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken en van omliggende waarden.
15.4 Afwijken van de bouwregels
15.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van oppervlakte bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 15.2.3 ten behoeve van een grotere oppervlakte aan bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a. dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
  • b. de bijgebouwen qua omvang en verschijningsvorm passen bij de aard en kwaliteit van de bebouwde en onbebouwde omgeving;
  • c. dit geen nadelige gevolgen heeft voor aangrenzende percelen, qua bezonning en gebruiksmogelijkheden;
  • d. een goed woon- en leefklimaat gewaarborgd is;
  • e. de oppervlakte aan bijgebouwen maximaal 150 m² mag bedragen;
  • f. de grond ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' per bouwperceel voor maximaal 60% mag worden bebouwd.

15.4.2 Afwijken van de bouwregels voor het plaatsen en bewonen van een tijdelijke mantelzorgunit

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 15.2.2 voor het plaatsen en bewonen van een tijdelijke mantelzorgunit, met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak van de mantelzorg wordt aangetoond;
  • b. de mantelzorgunit een tijdelijk karakter heeft, zodat na beëindiging van de zorgrelatie ook de afwijking van het bestemmingsplan wordt beëindigd en de mantelzorgunit wordt verwijderd;
  • c. de mantelzorgunit ondergeschikt is aan de hoofdwoning;
  • d. het oppervlak van de mantelzorgunit maximaal 75 m² bedraagt. Dit oppervlak gaat niet ten koste van de maximum oppervlakte aan toegestane bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'. Ook niet als het onbebouwde oppervlak minder dan 50% is;
  • e. de bouwhoogte van de mantelzorgunit maximaal 3,00 meter bedraagt;
  • f. de plaatsing van de mantelzorgunit vanuit een ruimtelijk en stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
  • g. waarden en belangen van de belendende percelen niet onevenredig worden geschaad;
  • h. de mantelzorgunit uitsluitend aan de achterzijde of zijgevel van de bestaande woning geplaatst wordt, waarbij de afstand tot de voorgevellijn minimaal 3,00 meter bedraagt;
  • i. de mantelzorgunit voldoet aan de eisen zoals gesteld in het Pluspakket Zorg van het handboek Woonkeur;
  • j. in de parkeerbehoefte op eigen terrein wordt voorzien, tenzij er in de directe omgeving voldoende veilige parkeerplaatsen aanwezig zijn en de mantelzorgwoning niet leidt tot een onevenredige parkeerdruk.
15.5 Specifieke gebruiksregels
15.5.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. opslag anders dan inherent aan het toegelaten gebruik;
  • b. een aan huis verbonden bedrijf, met uitzondering van aan huis verbonden beroepen toegelaten krachtens artikel 15.5.2;
  • c. een bed & breakfast;
  • d. kinderopvang;
  • e. vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • f. gebruik van gronden voor de naar de weg gekeerde bouwgrens voor het stallen van voertuigen, caravans en dergelijke.

15.5.2 Aan huis verbonden beroepen

Een aan huis verbonden beroep is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. een aan huis verbonden beroep mag worden uitgeoefend in de woning of in de bijgebouwen;
  • b. maximaal mag 1/3 van de vloeroppervlakte van de woning respectievelijk 1/3 van de oppervlakte van de bijgebouwen worden gebruikt voor een aan huis verbonden beroep tot een maximum oppervlak van 75 m²;
  • c. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning wordt niet wezenlijk aangetast;
  • d. degene die de activiteiten uitvoert, is tevens de bewoner van de woning;
  • e. het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  • f. geen sprake is van een grote verkeersaantrekkende werking;
  • g. in de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien op eigen terrein;
  • h. er vindt geen detailhandel plaats, met uitzondering van aan de activiteit inherente en ondergeschikte detailhandel.

15.5.3 Webshop aan huis

Een webshop aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. een webshop aan huis mag worden uitgeoefend in de woning of in de bijgebouwen;
  • b. maximaal mag 1/3 van de vloeroppervlakte van de woning respectievelijk 1/3 van de oppervlakte van de bijgebouwen worden gebruikt voor een webshop aan huis tot een maximum oppervlak van 40 m²;
  • c. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning wordt niet wezenlijk aangetast;
  • d. degene die de activiteiten uitvoert, is tevens de bewoner van de woning;
  • e. het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  • f. geen bedrijfmatige opslag in de buitenlucht plaatsvindt;
  • g. er geen verkoop aan huis plaatsvindt;
  • h. de producten door de klant niet ter plaatse besteld worden;
  • i. de bestelde producten door de ondernemer zelf of via de post c.q. een pakketdienst bij de klant thuis bezorgd worden.
15.6 Afwijken van de gebruiksregels
15.6.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van een aan huis verbonden bedrijf

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 15.5.1 onder b ten behoeve van een aan huis verbonden bedrijf, met dien verstande dat:

  • a. dit gebruik een vloeroppervlakte van maximaal 40 m² beslaat;
  • b. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft en de verschijningsvorm als woning niet wezenlijk wordt aangetast;
  • c. degene die de activiteiten uitvoert, tevens de bewoner van de woning is;
  • d. geen buitenopslag en buitenstalling plaatsvindt;
  • e. het gebruik geen (ernstige of onevenredige) hinder oplevert voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  • f. geen sprake is van een grote verkeersaantrekkende werking;
  • g. geen sprake is van verkeersoverlast en in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien op eigen terrein;
  • h. er geen detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van zelfgemaakte producten dan wel van ondergeschikte aard;
  • i. er ten hoogste één gevelreclame-uiting is toegestaan tot een afmeting van maximaal 50 bij 100 cm.

Artikel 16 Leiding

16.1 Bestemmingsomschrijving
16.1.1 Algemeen

De voor 'Leiding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van een:

  • a. ammoniakleiding, ter plaatse van de 'hartlijn leiding - ammoniak';
  • a. ureumleiding, ter plaatse van de 'hartlijn leiding - ureum';
  • b. brandstofleiding ter plaatse van de 'hartlijn leiding - brandstof', 'hartlijn brandstof - 10" brandstofleiding', 'hartlijn leiding - brandstof - PALL leiding' en 'hartlijn leiding - brandstof - PRB leiding;
  • c. hogedruk gastransportleiding, ter plaatse van de ‘hartlijn leiding - gas';
  • d. leiding voor flocculerend kanaalwater, ter plaatse van de 'hartlijn leiding - flocculerend kanaalwater';
  • e. stikstofleiding, ter plaatse van de 'hartlijn leiding - stikstof';
  • f. zuurstofleiding, ter plaatse van de 'hartlijn leiding - zuurstof'
  • g. procesrioolleiding, ter plaatse van de 'hartlijn leiding - procesriool';
  • h. hoogspanningsleiding ter plaatse van de 'hartlijn leiding - hoogspanning;
  • i. rioolleiding ter plaatse van de hartlijn leiding - riool;
  • j. waterleiding ter plaatse van de hartlijn - leiding water.

16.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 32.3.

16.2 Bouwregels

Op de voor 'Leiding' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.

16.3 Afwijken van de bouwregels
16.3.1 Afwijken ten behoeve van bouwwerken voor de leiding

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 16.2 ten behoeve van de bouw van bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van het beheer en/of de instandhouding van de leiding, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,00 meter;
  • b. door de bouw of de aanwezigheid van een dergelijk bouwwerk geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de in artikel 16.1.1 omschreven doeleinden;
  • c. schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de ter zake doende leidingbeheerder én dit advies meegewogen wordt in de besluitvorming omtrent een omgevingsvergunning.

16.3.2 Afwijken ten behoeve van het bouwen conform de onderliggende bestemming

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 16.2 ten behoeve van het bouwen conform de onderliggende bestemming, met dien verstande dat:

  • a. hierdoor het belang van de leiding niet mag worden aangetast;
  • b. door de bouw of de aanwezigheid van een dergelijk bouwwerk geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de in artikel 16.1.1 omschreven doeleinden;
  • c. schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de ter zake doende leidingbeheerder én dit advies meegewogen wordt in de besluitvorming omtrent een omgevingsvergunning.
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Leiding' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. Het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. Het aanbrengen, vellen of rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. Het ophogen, het egaliseren, het bodemverlagen, het afgraven, ontginnen of het verrichten van andere graaf-/grondwerkzaamheden of anderszins wijzigen van maaiveld- of weghoogte;
  • d. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, het aanleggen van drainage en het verrichten van graaf- en grondwerkzaamheden, dieper dan 0,30 meter;
  • f. Het aanbrengen van nieuwe ondergrondse of bovengrondse kabels of leidingen;
  • g. Het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • h. Het tijdelijk of permanent opslaan van goederen.

16.4.2 Uitzonderingen vergunningsplicht

Het verbod als bedoeld in artikel 16.4.1 is niet van toepassing, indien de werkzaamheden of werken bestaan uit:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
  • d. werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan of mogen worden uitgevoerd op basis van een reeds verleende vergunning.

16.4.3 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 16.4.1 wordt slechts verleend indien:

  • a. het belang van de leiding niet wordt aangetast;
  • b. schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de ter zake doende leidingbeheerder én dit advies meegewogen wordt in de besluitvorming omtrent een omgevingsvergunning.

Artikel 17 Leiding - Hoogspanningsverbinding

17.1 Bestemmingsomschrijving
17.1.1 Algemeen

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van een:

  • a. hoogspanningsverbinding, ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding', met bijbehorende masten en (veiligheids)voorzieningen.

17.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 32.3.

17.2 Bouwregels

Op de voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.

17.3 Afwijken van de bouwregels
17.3.1 Afwijken ten behoeve van bouwwerken voor de leiding

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 17.2 ten behoeve van de bouw van bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van het beheer en/of de instandhouding van de leiding, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,00 meter, met uitzondering van hoogspanningsmasten;
  • b. door de bouw of de aanwezigheid van een dergelijk bouwwerk geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de in artikel 17.1.1 omschreven doeleinden;
  • c. schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de ter zake doende leidingbeheerder én dit advies meegewogen wordt in de besluitvorming omtrent een omgevingsvergunning.

17.3.2 Afwijken ten behoeve van het bouwen conform de onderliggende bestemming

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 17.2 ten behoeve van het bouwen conform de onderliggende bestemming, met dien verstande dat:

  • a. hierdoor het belang van de leiding niet mag worden aangetast;
  • b. door de bouw of de aanwezigheid van een dergelijk bouwwerk geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de in artikel 17.1.1 omschreven doeleinden;
  • c. schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de ter zake doende leidingbeheerder én dit advies meegewogen wordt in de besluitvorming omtrent een omgevingsvergunning.
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen of rooien van diepwortelende en hoogopgaande beplantingen en bomen;
  • c. het ophogen, het egaliseren, het bodemverlagen, het afgraven of het verrichten van andere graaf-/grondwerkzaamheden;
  • d. het aanbrengen van nieuwe ondergrondse of bovengrondse kabels of leidingen;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • f. het permanent opslaan van goederen.

17.4.2 Uitzonderingen vergunningsplicht

Het verbod als bedoeld in artikel 17.4.1 is niet van toepassing, indien de werkzaamheden of werken bestaan uit:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
  • d. werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan of mogen worden uitgevoerd op basis van een reeds verleende vergunning.

17.4.3 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 17.4.1 wordt slechts verleend indien:

  • a. het belang van de leiding niet wordt aangetast;
  • b. schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de ter zake doende leidingbeheerder én dit advies meegewogen wordt in de besluitvorming omtrent een omgevingsvergunning.

 

Artikel 18 Leiding - Leidingstrook

18.1 Bestemmingsomschrijving
18.1.1 Algemeen

De voor 'Leiding - Leidingstrook' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van ondergrondse leidingen.

18.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 32.3.

18.2 Bouwregels

Op de voor 'Leiding - Leidingstrook' aangewezen gronden mogen ten behoeve van de leidingstrook bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2,0 meter.

18.3 Afwijken van de bouwregels
18.3.1 Afwijken ten behoeve van bouwwerken voor andere bestemmingen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 18.2 ten behoeve van de bouw van bouwwerken conform de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, met dien verstande dat:

  • a. door deze bouwwerken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de leidingenstrook ontstaat of kan ontstaan;
  • b. schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de ter zake doende leidingbeheerder én dit advies meegewogen wordt in de besluitvorming omtrent een omgevingsvergunning.

18.3.2 Afwijken ten behoeve van het bouwen conform de onderliggende bestemming

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 18.2 ten behoeve van het bouwen conform de onderliggende bestemming, met dien verstande dat:

  • a. hierdoor het belang van de leiding niet mag worden aangetast;
  • b. door de bouw of de aanwezigheid van een dergelijk bouwwerk geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de in artikel 18.1.1 omschreven doeleinden;
  • c. schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de ter zake doende leidingbeheerder én dit advies meegewogen wordt in de besluitvorming omtrent een omgevingsvergunning.
18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Leiding - Leidingstrook' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. Het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. Het aanbrengen of rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. Het ophogen, het egaliseren, het bodemverlagen, het afgraven of het verrichten van andere graaf-/grondwerkzaamheden;
  • d. Het aanbrengen van nieuwe ondergrondse of bovengrondse kabels of leidingen;
  • e. Het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • f. Het permanent opslaan van goederen.

18.4.2 Uitzonderingen vergunningsplicht

Het bepaalde in artikel 18.4.1 is niet van toepassing, indien de werkzaamheden of werken bestaan uit:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
  • d. werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan of mogen worden uitgevoerd op basis van een reeds verleende vergunning.

18.4.3 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 18.4.1 wordt slechts verleend indien:

  • a. het belang van de leiding niet wordt aangetast;
  • b. schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de ter zake doende leidingbeheerder én dit advies meegewogen wordt in de besluitvorming omtrent een omgevingsvergunning.

Artikel 19 Waarde - Archeologie 1

19.1 Bestemmingsomschrijving
19.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor behoud en bescherming van de aanwezige of te verwachten archeologische waarden.

19.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 32.3.

19.2 Bouwregels
19.2.1 Algemeen

Op de voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd conform de onderliggende bestemming, behoudens voor zover het verstoringsoppervlak van de bodemingreep kleiner is dan 250 m².

19.3 Afwijken van de bouwregels
19.3.1 Afwijken ten behoeve van het bouwen conform de onderliggende bestemming bij grotere bodemingrepen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 19.2.1 ten behoeve van het bouwen conform de onderliggende bestemming wanneer het verstoringsoppervlak van de bodemingreep groter is dan 250 m² en de verstoringsdiepte meer bedraagt dan 40 cm beneden maaiveld, met dien verstande dat:

  • a. de aanvrager een rapport overlegt waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. uit het rapport onder a blijkt dat er geen archeologische waarden te verwachten zijn of kunnen worden geschaad, dan wel nadat door nader archeologisch onderzoek uit te voeren de aanwezige archeologische waarden veilig kunnen worden gesteld;
  • c. schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning te verbinden voorwaarden.

19.3.2 Voorwaarden aan omgevingsvergunning

Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 19.3.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • d. indien sub c van toepassing is, een regeling omtrent de gevolgen bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.

19.3.3 Uitzondering vergunningplicht

Het bepaalde in artikel 19.3.1 en 19.3.2 is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en/of waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. een bouwplan dat geen bodemverstorende activiteiten met zich meebrengt, of
  • c. een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd, waarvan de bouwhoogte maximaal 3,00 m mag bedragen.
19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het afgraven (ook het verwijderen van bestaande funderingen), woelen, mengen, diepploegen, en het ophogen van gronden met meer dan 40 cm, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  • e. het aanleggen van nieuwe ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

19.4.2 Voorwaarde aan omgevingsvergunning

Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 19.4.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • d. indien sub c van toepassing is, een regeling omtrent de gevolgen bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.

19.4.3 Uitzonderingen vergunningplicht

Het bepaalde in artikel 19.4.1 en 19.4.2 is niet van toepassing:

  • a. indien de verstoringsdiepte minder bedraagt dan 40 cm onder maaiveld en de oppervlakte van de bodemingreep kleiner is dan 250 m²;
  • b. indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen archeologische waarden in de bodem zijn aangetroffen of dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  • c. indien de werken en / of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhoud- en vervangingswerkzaamheden van bestaande riolen, bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • d. indien werken en werkzaamheden:
    • 1. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
    • 2. archeologisch onderzoek betreffen;
    • 3. worden uitgevoerd op basis van een reeds verleende vergunning.

19.4.4 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 19.4.1 wordt slechts verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het belang van de bescherming van de archeologische waarden op grond waarbij aanvrager een rapport dient te overleggen waaruit blijkt dat de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is zeker gesteld of geen archeologische waarden aanwezig zijn, tenzij naar haar oordeel de archeologische waarde in andere informatie voldoende is zeker gesteld

19.5 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag is bevoegd het plan te wijzigen door:

  • a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
  • b. de oppervlaktes en/of de dieptes als genoemd in artikel 19.2 en artikel 19.4 te veranderen en/of hier desgewenst een extra aanduiding voor op te nemen indien dat op basis van nader verkregen archeologische kennis noodzakelijk en/of mogelijk is.

Artikel 20 Waarde - Archeologie 2

20.1 Bestemmingsomschrijving
20.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor behoud en bescherming van de aanwezige of te verwachten archeologische waarden.

20.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 32.3.

20.2 Bouwregels
20.2.1 Algemeen

Op de voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd conform de onderliggende bestemming, behoudens voor zover het verstoringsoppervlak van de bodemingreep kleiner is dan 2.500 m².

20.3 Afwijken van de bouwregels
20.3.1 Afwijken ten behoeve van het bouwen conform de onderliggende bestemming bij grotere bodemingrepen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 20.2.1 ten behoeve van het bouwen conform de onderliggende bestemming wanneer het verstoringsoppervlak van de bodemingreep groter is dan 2.500 m² en de verstoringsdiepte meer bedraagt dan 40 cm beneden maaiveld, met dien verstande dat:

  • a. de aanvrager een rapport overlegt waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. uit het rapport onder a blijkt dat er geen archeologische waarden te verwachten zijn of kunnen worden geschaad, dan wel nadat door nader archeologisch onderzoek uit te voeren de aanwezige archeologische waarden veilig kunnen worden gesteld;
  • c. schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning te verbinden voorwaarden.

20.3.2 Voorwaarden aan omgevingsvergunning

Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 20.3.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • d. indien sub c van toepassing is, een regeling omtrent de gevolgen bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.

20.3.3 Uitzondering vergunningplicht

Het bepaalde in artikel 20.3.1 en 20.3.2 is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en/of waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. een bouwplan dat geen bodemverstorende activiteiten met zich meebrengt, of
  • c. een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd, waarvan de bouwhoogte maximaal 3,00 m mag bedragen.
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het afgraven (ook het verwijderen van bestaande funderingen), woelen, mengen, diepploegen, en het ophogen van gronden met meer dan 40 cm, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  • e. het aanleggen van nieuwe ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

20.4.2 Voorwaarde aan omgevingsvergunning

Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 20.4.1 kan het bevoegd gezag de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • d. indien sub c van toepassing is, een regeling omtrent de gevolgen bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.

20.4.3 Uitzonderingen vergunningplicht

Het bepaalde in artikel 20.4.1 en 20.4.2 is niet van toepassing:

  • a. indien de verstoringsdiepte minder bedraagt dan 40 cm onder maaiveld en de oppervlakte van de bodemingreep kleiner is dan 2.500 m²;
  • b. indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen archeologische waarden in de bodem zijn aangetroffen of dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  • c. indien de werken en / of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhoud- en vervangingswerkzaamheden van bestaande riolen, bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • d. indien werken en werkzaamheden:
    • 1. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
    • 2. archeologisch onderzoek betreffen;
    • 3. worden uitgevoerd op basis van een reeds verleende vergunning.

20.4.4 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 20.4.1 wordt slechts verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het belang van de bescherming van de archeologische waarden op grond waarbij aanvrager een rapport dient te overleggen waaruit blijkt dat de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is zeker gesteld of geen archeologische waarden aanwezig zijn, tenzij naar haar oordeel de archeologische waarde in andere informatie voldoende is zeker gesteld.

20.5 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag is bevoegd het plan te wijzigen door:

  • a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
  • b. de oppervlaktes en/of de dieptes als genoemd in artikel 20.2 en artikel 20.4 te veranderen en/of hier desgewenst een extra aanduiding voor op te nemen indien dat op basis van nader verkregen archeologische kennis noodzakelijk en/of mogelijk is.

Artikel 21 Waarde - Beekdal

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beekdal' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het in stand houden en versterken van de natuurlijke waterhuishouding en de daarvan afhankelijke landschappelijke en natuurlijke waarden.

21.2 Bouwregels

Binnen deze dubbelbestemming mogen geen bouwwerken worden opgericht.

Artikel 22 Waarde - Houtopstanden en houtwallen

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Houtopstanden en houtwallen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het in stand houden en versterken van de houtopstanden en houtwallen.

22.2 Bouwregels

Binnen deze dubbelbestemming mogen geen bouwwerken worden opgericht.

22.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en Wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.2 teneinde bouwwerken op te richten conform de overige voor deze gronden geldende bestemming(en), mits door deze bouwwerken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de natuurlijke- en landschapswaarden ontstaat of kan ontstaan.

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • c. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewas behoudens bij wijze van verzorging;
  • d. het verrichten van werkzaamheden die de dood of ernstige beschadiging van waardevolle vegetatie kunnen veroorzaken;
  • e. het aanleggen, verharden of het amoveren van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, tenzij deze verband houden met het op de bestemming gerichte gebruik;
  • g. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen en egaliseren, behoudens de aanleg van poelen.

22.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het bepaalde in artikel 22.4.1 is niet van toepassing op de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. normale en onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning, vrijstelling/ontheffing/afwijking of anderszins mogen worden uitgevoerd;
  • d. het periodiek kappen van griendhout en ander hakhout, voor zover betreffende de normale uitoefening van het op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan bestaande bodemgebruik.

22.4.3 Toelaatbaarheid

De in artikel 22.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien door die werken of werkzaamheden danwel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in bestemmingsomschrijving van dit artikel genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast danwel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 23 Waterstaat - Waterkering

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de waterkering, alsmede het onderhoud en de instandhouding van dijken, kaden en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering.

23.2 Bouwregels

Op de voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van dijken, kaden en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 10 m²;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m.

23.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning toestemming verlenen af te wijken van het bepaalde in 23.2 ten behoeve van het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de voor deze gronden geldende onderliggende bestemmingen, mits daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van dijken, kaden en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering en ter zake vooraf advies van de waterbeheerder is ingewonnen.

23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden op de voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • c. het wijzigen van het profiel van de bodem en de dijken;
  • d. het aanleggen of verharden van wegen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • e. het vellen of rooien van het houtgewas of het verrichten van werkzaamheden, welke de dood of ernstige beschadiging van het houtgewas ten gevolge kunnen hebben;
  • f. het bebossen of het aanleggen van kruitachtige of houtachtige gewassen op gronden die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan niet met een dergelijke vegetatie begroeid waren;
  • g. het aanleggen van leidingen en andere ondergrondse constructies;
  • h. het graven van sleuven.

23.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in artikel 23.4.1 is niet van toepassing:

  • a. op werken of werkzaamheden waarvoor op het tijdstip van inwerkingtreden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is verleend;
  • b. op werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreden van het bestemmingsplan in uitvoering waren en hiervoor een vergunning is verleend;
  • c. op werken of werkzaamheden welke het normale onderhoud en beheer betreffen.

23.4.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 23.4.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.

Artikel 24 Waterstaat - Waterlopen

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het beheer en bescherming van de aanliggende waterlopen.

24.2 Bouwregels

Op de voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van deze bestemming van geringe omvang, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud, met dien verstande dat de bouwhoogte van deze bouwwerken ten hoogste 3 meter mag bedragen.

24.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel ten behoeve van de bouw van bouwwerken, met dien verstande dat:

  • a. het belang van de waterloop dit toelaat;
  • b. bebouwing op grond van de onderliggende bestemming is toegestaan.
24.4 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden voor:

  • a. opslagdoeleinden, zoals het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 25 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 26 Algemene bouwregels

26.1 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduidingen 'bouwvlak' en 'bijgebouwen';
  • b. de oppervlakte van ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan de toegestane oppervlakte van bouwwerken boven peil;
  • c. de ondergrondse bouwdiepte mag maximaal 4,00 meter onder peil bedragen;
  • d. voor het overige blijven de bouwregels van de betreffende (dubbel)bestemmingen van toepassing. Dit betekent bijvoorbeeld dat de inhoud van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking wordt genomen bij het bepalen van de maximale inhoud van gebouwen.
26.2 Ruimte tussen bouwwerken
26.2.1 Tussenruimte

De zijdelingse begrenzing van een bouwwerk moet ten opzichte van de zijdelingse grens van het erf zodanig zijn gelegen dat tussen dat bouwwerk en de op het aangrenzende erf aanwezige bebouwing geen tussenruimten ontstaan die:

  • a. vanaf de hoogte van het erf tot 2,20 meter daarboven minder dan 1,00 meter breed zijn;
  • b. niet toegankelijk zijn.

26.2.2 Uitzondering

Het bepaalde in artikel 26.2.1 geldt niet voor bebouwing van ondergeschikte aard op het erf of op het aangrenzende erf.

26.2.3 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 26.2.1, indien voldoende mogelijkheid aanwezig is voor reiniging en onderhoud van de vrij te laten ruimte.

26.3 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen
26.3.1 Parkeernormen

In, op of onder gebouwen dan wel het daarbij behorende eigen terrein dienen voldoende parkeerplaatsen voor auto's aanwezig te zijn. Bij de uitoefening van de bevoegdheid tot het verlenen van een omgevingsvergunning dient een zodanige parkeergelegenheid te worden gerealiseerd dat wordt voldaan aan de normen zoals deze zijn neergelegd in de 'Nota Parkeerbeleid Gemeente Stein'. Indien deze nota gedurende de planperiode wijzigt, moet rekening worden gehouden met deze wijzigingen.

26.3.2 Afmetingen parkeerruimte

De in artikel 26.3.1 bedoelde parkeerplaatsen moeten afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan indien de afmetingen minimaal 1,80 meter bij 5,00 meter en maximaal 3,25 meter bij 6,00 meter bedragen.

26.3.3 Laad- en losruimte

Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.

26.3.4 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 26.3.1 en 26.3.3 indien aangetoond is dat in de directe omgeving (een straal van circa 250 meter) voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn.

26.3.5 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan ten behoeve van een goede parkeerbalans, de verkeerssituatie en/of het stedenbouwkundig beeld.

Artikel 27 Algemene gebruiksregels

27.1 Gebruiksverbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken in dit bestemmingsplan te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).

27.2 Strijdig gebruik

Onder gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. een seksinrichting of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  • b. een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  • c. straat- en raamprostitutie;
  • d. de plaatsing van kampeermiddelen of andere onderkomens, niet zijnde een bouwwerk in de zin van de Woningwet, een en ander met uitzondering van een normaal gebruik overeenkomstig de bestemming.

Artikel 28 Algemene aanduidingsregels

28.1 geluidzone - industrie
28.1.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduidingen 'geluidzone - Chemelot', 'geluidzone - Haven Stein', 'geluidzone - Industrie Asfalt Centrale Limburg' mogen geen geluidgevoelige objecten worden gerealiseerd.

28.1.2 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 28.1.1, met dien verstande dat de geluidsbelasting vanwege industrielawaai aan de gevels van de te realiseren geluidgevoelige objecten niet hoger mag zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verleende hogere grenswaarde.

28.2 veiligheidszone - bevi
28.2.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gerealiseerd.

28.2.2 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 28.2.1, met dien verstande dat:

  • a. voldaan wordt aan de normen die gelden voor het plaatsgebonden risico;
  • b. hiervoor een verantwoording van het groepsrisico plaatsvindt;
  • c. schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de veiligheidsregio én dit advies meegewogen wordt in de besluitvorming omtrent een omgevingsvergunning.
28.3 veiligheidszone - leiding
28.3.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - leiding mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gerealiseerd.

28.3.2 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 28.3.1, met dien verstande dat:

  • a. voldaan wordt aan de normen die gelden voor het plaatsgebonden risico;
  • b. hiervoor een verantwoording van het groepsrisico plaatsvindt;
  • c. schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de veiligheidsregio én dit advies meegewogen wordt in de besluitvorming omtrent een omgevingsvergunning.
28.4 veiligheidszone - lpg
28.4.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' geldt dat in verband met een aanwezige lpg-installatie er geen toename mag plaatsvinden van kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, tenzij ze behoren tot de inrichting waartoe ook het vulpunt lpg, de ondergrondse lpg-tank en de lpg-afleverzuil behoren.

28.4.2 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 28.4.1, met dien verstande dat:

  • a. voldaan wordt aan de normen die gelden voor het plaatsgebonden risico;
  • b. hiervoor een verantwoording van het groepsrisico plaatsvindt;
  • c. schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de veiligheidsregio én dit advies meegewogen wordt in de besluitvorming omtrent een omgevingsvergunning.
28.5 vrijwaringszone - dijk
28.5.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de waterkering, alsmede het onderhoud en de instandhouding van dijken, kaden en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering.

28.5.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de ter plaatse geldende bestemmingen, mag op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk' niet worden gebouwd met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van dijken, kaden en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 10 m²;
  • b. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 9 m.

28.5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning toestemming verlenen af te wijken van het bepaalde in 28.5.2 ten behoeve van het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de voor deze gronden geldende onderliggende bestemmingen, mits daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van dijken, kaden en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering en ter zake vooraf advies van de waterbeheerder is ingewonnen.

28.5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk' de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het wijzigen van het profiel van de bodem en de dijken;
  • b. het aanleggen of verharden van wegen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het vellen of rooien van het houtgewas of het verrichten van werkzaamheden, welke de dood of ernstige beschadiging van het houtgewas ten gevolge kunnen hebben;
  • d. het bebossen of het aanleggen van kruitachtige of houtachtige gewassen op gronden die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan niet met een dergelijke vegetatie begroeid waren;
  • e. het aanleggen van leidingen en andere ondergrondse constructies;
  • f. het graven van sleuven.

b Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in artikel 28.5.4 onder a is niet van toepassing:

  • a. op werken of werkzaamheden waarvoor op het tijdstip van inwerkingtreden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is verleend;
  • b. op werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreden van het bestemmingsplan in uitvoering waren en hiervoor een vergunning is verleend;
  • c. op werken of werkzaamheden welke het normale onderhoud en beheer betreffen.

c Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 28.5.4 onder a mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.

28.6 Vrijwaringszone - spoor
28.6.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - spoor' mag niet worden gebouwd.

28.6.2 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 28.6.1, met dien verstande dat:

  • a. de belangen van de spoorweg niet in het geding zijn;
  • b. vooraf overleg wordt gepleegd met de spoorwegbeheerder.
28.7 Vrijwaringszone - vaarweg
28.7.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - vaarweg' mag niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken ten behoeve van waterstaatswerken.

28.7.2 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 28.7.1, met dien verstande dat:

  • a. de belangen van de waterweg niet in het geding zijn;
  • b. vooraf overleg wordt gepleegd met de vaarwegbeheerder.
28.8 Vrijwaringszone - weg
28.8.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - weg' is het rooilijnenbeleid van Rijkswaterstaat van toepassing. In het kader van dit rooilijnenbeleid mag binnen een zone van 0-50 m uit de as van de dichtstbijzijnde rijbaan (waartoe ook de toe- en afritten behoren) niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken gerelateerd aan of ten behoeve van de verkeersbestemming c.q. het wegverkeer.

Artikel 29 Algemene afwijkingsregels

29.1 Meetverschillen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van de aangeduide bouwgrenzen indien een meetverschil of onnauwkeurigheid op de verbeelding ten opzichte van de feitelijke situatie daartoe aanleiding geeft, mits de afwijking maximaal 3,00 meter bedraagt.

29.2 Kleine bouwwerken van openbaar nut

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde in de dubbelbestemmingen en (gebieds)aanduidingen, door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de bouw- en/of gebruiksregels voor het bouwen van kleine, niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut en voor religieuze doeleinden, zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, pinautomaten, afval- en glascontainers, kapellen, wegkruisen en dergelijke, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte maximaal 15 m² mag bedragen;
  • b. de goothoogte maximaal 3,00 meter en de bouwhoogte maximaal 6,00 meter mag bedragen.

Artikel 30 Algemene wijzigingsregels

  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingsgrenzen maximaal 2 meter te verschuiven wanneer dit met het oog op de praktische uitvoering gerechtvaardigd is, respectievelijk indien de aanpassing aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt en daardoor de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
  • b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de aanleg en uitbreiding van regenwaterbuffers en/of waterremmende landschapselementen indien dit noodzakelijk is voor een goed beheer van het oppervlaktewater c.q. ter voorkoming van wateroverlast en erosie, mits daarbij de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en de activiteiten op een verantwoorde wijze ingepast wordt in het landschap.
  • c. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' te wijzigen in een aan deze bestemming grenzende andere bestemming waarbij gelijktijdig een deel van de aangrenzende bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf', met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. verandering van de vorm van het oppervlak met de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' is noodzakelijk in vanwege bedrijfseconomische dan wel dan wel andere bedrijfsomstandigheden van het op het te veranderen bestemmingsoppervlak gelegen agrarisch bedrijf;
    • 2. de oppervlakte van het bouwvlak van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' na wijziging niet meer dan 1,5 ha bedraagt;
    • 3. met het oog op de hemelwaterproblematiek dienen voorzieningen te worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater;
    • 4. de wijziging mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurlijke cultuurhistorische en visueel landschappelijke waarden;
    • 5. een nieuwe bouwkavel moet zodanig gesitueerd worden dat de daarbij behorende milieucirkel niet over een stankgevoelig object ligt.
  • d. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om aan de gronden binnen het plangebied alsnog de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' of 'Waarde - Archeologie 2' toe te kennen indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 31 Algemene procedureregels

Bij het stellen van nadere eisen, worden in ieder geval de volgende procedureregels in acht genomen:

  • a. het ontwerp-besluit ligt, met de daarop betrekking hebbende stukken, gedurende zes weken voor belanghebbenden ter inzage ter gemeentesecretarie;
  • b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend in een of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;
  • c. in deze kennisgeving wordt vermeld dat belanghebbenden gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent het ontwerpbesluit kunnen indienen bij burgemeester en wethouders;
  • d. indien tegen het ontwerpbesluit zienswijzen naar voren zijn gebracht, wordt het besluit met redenen omkleed;
  • e. burgemeester en wethouders delen aan hen die hun zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Artikel 32 Overige regels

32.1 Algemeen
  • a. Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere (wettelijke) regelingen dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan.
  • b. Ter voorkoming van dubbele toetsing zal de gemeentelijke toets met betrekking tot waterhuishoudkundige activiteiten zich beperken tot de relatie landschappelijke, natuurlijke en ecologische waarden. Deze toets dient aan te sluiten op de (eventuele) waterhuishoudkundige toetsing krachtens de Keur.
  • c. Nieuwe wegen mogen uitsluitend worden aangelegd respectievelijk bestaande wegen mogen uitsluitend worden gereconstrueerd indien in voldoende mate is verzekerd dat de geluidbeperkende voorzieningen worden gerealiseerd om te voorkomen dat ten aanzien van bestaande woningen en andere geluidgevoelige gebouwen de geldende grenswaarden respectievelijk de voorkeursgrenswaarden worden overschreden.
32.2 Algemene regels monumenten
32.2.1 Bouwregels

Voor wat betreft de in het plangebied gesitueerde monumenten met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – monument' geldt, in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2, dat het bouwen zodanig plaats dient te vinden dat, op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, de aanwezige uitwendige architectonische vormgeving, beeldbepalende karakter en de cultuurhistorische waarden, niet wezenlijk worden aangetast, tenzij het betreft herstel van de oorspronkelijke waarden en of het beeldbepalend karakter.

32.2.2 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsverguning afwijken van het bepaalde in 32.2.1 teneinde de bestaande bebouwing te vergroten en/of te veranderen, mits:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarde van het pand gelet op:
    • 1. bouwmassa naar hoofdafmetingen onderlinge verhoudingen;
    • 2. dakvorm, nokrichting, dakhelling, dakoverstekken, goot- en daklijsten en schoorstenen;
    • 3. gevelindelingen naar ramen, deuren en erkers.
  • b. burgemeester en wethouders zich schriftelijk laten adviseren door een deskundige op het gebied van de monumentenzorg bij de beoordeling van het afwijkingsverzoek.

32.2.3 Sloopverbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de in 32.2.1 genoemde bebouwing geheel of gedeeltelijk af te breken c.q. te slopen.

32.2.4 Uitzondering op het sloopverbod

Het in 32.2.3 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden, die:

  • a. normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

32.2.5 Criteria omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Sloop als bedoeld in 32.2.3 is slechts toelaatbaar:

  • a. ingeval van sloop van het gehele pand of object, dit gepaard gaat met herbouw van een vergelijkbaar pand of object, gelet op bouwmassa naar hoofdafmetingen en onderlinge verhoudingen, en gelet op dakvorm, nokrichting, dakoverstekken, goot-, daklijsten, schoorstenen en gevelindelingen door ramen, deuropeningen en erkers;
  • b. ingeval van sloop van een gedeelte van het pand of object, het resterende gedeelte van het pand of object bescherming geniet, indien het te slopen gedeelte zelf niet beschermingswaardig is.
32.3 Voorrangsregels
32.3.1 Voorrang dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen

In het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een dubbelbestemming en/of gebiedsaanduiding, met name aan de orde bij wijzigingsbevoegdheden, gaat het belang van de dubbelbestemming en/of gebiedsaanduiding voor.

32.3.2 Onderlinge relatie dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen

Ten aanzien van de onderlinge relatie tussen de dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen geldt dat dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen gericht op het instandhouden of ontwikkelen van het groene karakter en het voorkomen van bebouwing voorgaan boven dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen met bebouwing. In concreto wordt in afnemende mate prioriteit verleend aan de dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen:

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 33 Overgangsrecht

33.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
33.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 34 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2019'.

Bijlagen

Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten

SBI-2008   Omschrijving   Grootste afstand   Categorie  
01   LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW      
016   Dienstverlening t.b.v. de landbouw:      
016   - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o.<= 500 m²  
30  

2  
016   - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m²  
30  

2  
01262   KI-stations   30   2  
       
14   VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT      
141   Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer)  
30  

2  
       
58   UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA      
18129   Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen  
30  

2  
1814   Grafische afwerking   10   1  
1814   Binderijen   30   2  
1813   Grafische reproduktie en zetten   30   2  
       
31   VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.      
9524   Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2   10   1  
       
41,42,43   BOUWNIJVERHEID      
41,42,43   - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m²  
30  

2  
       
47   DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN      
952   Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen)  
10  

1  
       
55   LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING      
5510   Hotels en pensions met keuken, conferentie-oorden en congrescentra  
10  

1  
562   Cateringbedrijven   30   2  
       
53   POST EN TELECOMMUNICATIE      
531,532   Post- en koeriersdiensten   30   2  
       
41,68   VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED      
41,68   Verhuur van en handel in onroerend goed   10   1