direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Kern Boukoul
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0957.BP00000250-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding planherziening

De gemeente Roermond is voornemens het bestemmingsplan 'Kern Boukoul' te actualiseren. In het nieuwe bestemmingsplan worden in principe geen nieuwe ontwikkelingen opgenomen. Het vigerende plan vormt het uitgangspunt. Het nieuwe bestemmingsplan legt daarmee de bestaande situatie vast en fungeert als beheersplan.

1.2 Ligging, begrenzing en juridische status van het plangebied

Boukoul is een kerkdorp dat is gelegen ten zuiden van de kern Swalmen en ten oosten van de Rijksweg N271. Boukoul ligt in het zuidoosten van de voormalige gemeente Swalmen, nabij de grens met Duitsland. De kern wordt geheel begrensd door het buitengebied. Ten westen van Boukoul wordt het buitengebied gekenmerkt door een open agrarisch landschap met beekdalen. Ten zuiden en oosten komen bossen en open landschappen voor, in noordelijke richting wordt de kern begrensd door bosgebied.

Het plangebied is weergegeven in figuur 1.

Bij het bepalen van de plangrens is zoveel mogelijk uitgegaan van het huidige gebruik van de gronden en zijn bestaande perceels- en eigendomsgrenzen zoveel mogelijk gerespecteerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0957.BP00000250-VG01_0007.png"

Figuur 1 Plangebied

Het bestemmingsplan vervangt (gedeelten van) het bestemmingsplan:

  • Kern Boukoul, vastgesteld door de gemeenteraad op 15 maart 2007 en door Gedeputeerde Staten van Limburg goedgekeurd op 12 juni 2007;
  • Buitengebied Swalmen, vastgesteld door de gemeenteraad op 26 oktober 2006 en door Gedeputeerde Staten van Limburg goedgekeurd op 24 april 2007.

1.3 Bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan 'Kern Boukoul' bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding;
  • regels;
  • toelichting.

De regels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan. Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. Deze bestemmingen zijn gerelateerd aan de in de regels opgenomen juridische regeling. In de regels zijn bepalingen opgenomen teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting, waarin het aan het plan ten grondslag liggende beleid en de planbeschrijving zijn opgenomen. De resultaten van inspraak en overleg zijn eveneens in deze toelichting opgenomen.

1.4 Leeswijzer

Het bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, de planregels en de verbeelding (digitaal en analoog). De toelichting is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 wordt het voor dit plangebied relevante beleid van de verschillende overheden samengevat. In hoofdstuk 3 komt de gebiedsbeschrijving aan de orde met aandacht voor de ruimtelijke en functionele structuur. De verschillende beleidsuitgangspunten vormen de bouwstenen voor dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 4 komen de randvoorwaarden op het gebied van milieu en natuur, archeologie en water aan bod. In hoofdstuk 5 wordt dieper ingegaan op de planbeschrijving. In dit hoofdstuk wordt de wijze van bestemmen verklaard. Daarbij wordt aangegeven hoe een en ander juridisch wordt vastgelegd. Verder wordt in dit hoofdstuk de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op de reacties uit het artikel 3.1.1. Bro-overleg (vooroverleg met diverse instanties) en de inspraakreacties.

Hoofdstuk 2 Gebiedsbeschrijving

2.1 Ontstaansgeschiedenis en ruimtelijke structuur

Omstreeks 1840 concentreerde de bebouwing in Boukoul zich hoofdzakelijk rondom de wegen Boven Boukoul en Beneden Boukoul. In de structuur van deze wegen en de verbinding met elkaar is sindsdien nauwelijks iets veranderd. De aanzet tot bebouwing langs de Elmpterbaan is in 1840 ook al zichtbaar. Ook de structuur van deze weg is sindsdien nauwelijks veranderd. De wegen Beneden Boukoul (en de in het verlengde hiervan gelegen Riet en Bergstraat), Boven Boukoul, Elmpterbaan en ook de Graeterhofweg behoren dan ook tot het historische stratenpatroon van Boukoul.

De hoger gelegen gronden ten oosten en westen van Boukoul waren hoofdzakelijk als bouwland in gebruik. Ten noorden en ten zuiden van de toenmalige kern was en is bosgebied aanwezig.

De bebouwing aan de Elmpterbaan heeft zich voortgezet in oostelijke richting en er is ook lintbebouwing ontstaat aan de Graeterhofweg en Heikamp. Sindsdien hebben uitbreidingen van de kern Boukoul hoofdzakelijk in oostelijke richting, ten noorden van de Elmpterbaan en ten oosten en noorden van de Heikamp plaatsgevonden.

Boukoul is een dorp dat zich ontwikkeld heeft langs de Beneden Boukoul, Boven Boukoul, de Graeterhofweg en de Elmpterbaan. Langs deze noord-zuid en oost-west gerichte linten is dan ook hoofdzakelijk de oudere, traditionele, vrijstaande bebouwing gelegen. Deze bebouwing betreft hoofdzakelijk bebouwing in één laag met kap. De woningen zijn veelal gelegen op ruimte, hoofdzakelijk oost-west gerichte kavels.

Karakteristiek is de overgang aan de randen van kleinschalig groen (hagen, boomgaard) naar het landschappen de waterloop Spickerbroeklossing. Door de uitzichten is er een sterke wisselwerking met het karakteristieke landschap (kasteel Hillenraedt), Graeterhof, hoeve Zuidewijck Spick). Verder zijn in dit deel van dorp hoogteverschillen aanwezig (dalzone tussen Beneden Boukoul en Boven Boukoul).

In oostelijke richting is, in een blokpatroon, nieuwere bebouwing uit midden en eind twintigste eeuw gesitueerd in relatief dichte lintbebouwing in uitgerekte linten. Deze bebouwing betreft deels vrijstaande en deels (geschakelde) twee-onder-een kapwoningen. Deze woningen bestaan hoofdzakelijk uit twee lagen met kap.

De meest recente inbreiding in de kern is het gebied 'De Kamp'. Deze woningen (twee-onder-een-kap, rijwoningen en nog te bouwen vrijstaand geschakelde, levensloopbestendige woningen) zijn aan een lus gesitueerd. Deze structuur komt verder alleen voor aan De Hoof. De nieuwste woningen in het gebied 'De Kamp' variëren in kleur, gevelindeling en hoogte; dit als gevolg van de keuzes die de bewoners voor de start van de bouw hebben gemaakt.

2.2 Functionele structuur

Wonen

De belangrijkste functie binnen het plangebied is de woonfunctie. Het plangebied bevat overwegend vrijstaande en halfvrijstaande geschakelde woonbebouwing in één of twee bouwlagen, afgewerkt met een kap. Gestapelde woningen (duplexwoningen) komen alleen voor aan de Hoppenraderweg. De oudste bebouwing bevindt zich langs de historische ontsluitingslinten.

De woningbouwontwikkeling heeft, gelet op de omringende natuurwaarden, voornamelijk in oostelijke richting van de oorspronkelijke bebouwing plaatsgevonden. Dit geldt onder andere voor de gebieden nabij De Hoof en tussen de Heikamp en de Graaf Wolff Metternichlaan.

Meer recent is het inbreidingsgebied De Kamp, tussen de Kerkweg, Beneden Boukoul, Elmpterbaan en Heikamp, ontwikkeld.

Woningbouw is in het plangebied alleen mogelijk op inbreidingslocaties. Het betreft met name een aantal agrarische percelen aan de Boven Boukoul en de Elmpterbaan. Voor de betreffende percelen is een wijzigingsbevoegdheid naar wonen opgenomen.

Bedrijvigheid

Bedrijvigheid komt in het plangebied beperkt voor. Bedoeld wordt niet alleen ambachtelijke en industriële bedrijvigheid en inrichtingen, maar bijvoorbeeld ook agrarische bedrijvigheid, detailhandel, horeca, dienstverlenende bedrijvigheid en aan huis verbonden beroepen en bedrijven. In onderstand overzicht is de voorkomende bedrijvigheid opgenomen:

Beneden Boukoul 27 onderhoud bouwnijverheid

Boven Boukoul 8 timmerwerkplaats bouwnijverheid

Boven Boukoul 40 veehouderij agrarische bedrijvigheid

Boven Boukoul 15B aannemersbedrijf bouwnijverheid

Boven Boukoul 15B loodgietersbedrijf bouwnijverheid

Elmpterbaan 14 akkerbouwbedrijf agrarische bedrijvigheid

De aanwezige bedrijven worden positief bestemd. Bij het bepalen van uitbreidingsmogelijkheden van bedrijven is van belang dat zij de schaal van het plangebied niet te boven gaan en de uitbreiding uit milieuhygiënisch oogpunt (aanvaardbaar woonmilieu) inpasbaar is.

Uitgangspunt is dat aan-huis-verbonden-bedrijvigheid mogelijk blijft, indien passend in de omgeving en dat de aanwezige bedrijven goed kunnen functioneren. Hiertoe dient onder meer rekening gehouden te worden met eventuele uitbreidingsmogelijkheden. Bestaande categorie 1 en 2 bedrijven en inrichtingen kunnen worden ingepast in de woonomgeving.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk is het vigerende beleid dat van belang is voor het bestemmingsplan kort samengevat.

3.1 Nationaal beleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het huidige ruimtelijke en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. Centrale doel van de SVIR is Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028). Dit gebeurt aan de hand van drie deeldoelen:

  • 1. het vergroten van concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • 2. het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • 3. het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Hieraan zijn 13 nationale belangen gekoppeld. Het Rijk is verantwoordelijk voor het veiligstellen van deze 13 nationale belangen.

De SVIR kent een realisatieparagraaf, waarin per nationaal belang de aanpak is uitgewerkt op basis van lopende en voorziene projecten. Voor het juridische borgen van de nationale belangen uit de SVIR heeft het Rijk, op basis van de Wro, twee besluiten waarmee dat mogelijk is:

  • a. het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro): het Barro geeft de juridische kaders die nodig zijn om het vigerende ruimtelijk rijksbeleid te borgen met daarin opgenomen:
  • 1. het Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • 2. militaire terreinen en -objecten;
  • 3. de Wadden;
  • 4. de kust (inclusief primaire kering);
  • 5. de grote rivieren;
  • 6. de werelderfgoederen;
  • 7. ecologische hoofdstructuur;
  • 8. elektriciteitsvoorziening;
  • 9. toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet;
  • 10. veiligheid rond rijksvaarwegen;
  • 11. verstedelijking in het IJsselmeer;
  • 12. bescherming van de primaire waterleidingen buiten het kustfundament;
  • 13. toekomstige rivierverruiming van de Maastakken;
  • b. het Besluit ruimtelijke ordening (Bro): het Bro stelt vanuit de rijksverantwoordelijkheid voor een goed systeem van ruimtelijke ordening juridische kaders aan de processen van ruimtelijke belangenafweging en besluitvorming bij de verschillende overheden. De ladder van duurzame verstedelijking is opgenomen in het Bro.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2006 (actualisatie 2011)

Op 22 september 2006 is door Provinciale Staten van Limburg het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2006 (POL 2006) vastgesteld. Het POL 2006 is een streekplan, het provinciaal waterhuishoudingsplan, het provinciaal milieubeleidsplan en bevat de hoofdlijnen van het provinciaal verkeer- en vervoersplan. Tevens vormt het POL 2006 een economische beleidskader op hoofdlijnen, voor zover het de fysieke aspecten van zorg, cultuur en sociale ontwikkelingen betreft.

Het POL 2006 zelf kan eveneens beschouwd worden als de structuurvisie op grond van de nieuwe ruimtelijke wetgeving. De laatste actualisatie dateert van 2011.

Perspectieven 

Inspelend op de aanwezige kwaliteiten en ontwikkelingsmogelijkheden zijn in het POL tien perspectieven onderscheiden. Elke zone in Limburg hoort, qua kenmerken en ontwikkelingsrichting, tot één van die perspectieven. Op de perspectievenkaart uit het POL is het plangebied grotendeels aangeduid als Plattelandskern (P6). Kleine delen zijn aangeduid als Ecologische Hoofdstructuur (EHS, P1), Provinciale Ontwikkelingszone Groen (POG, P2) en Vitaal Landelijk Gebied (P4). In figuur 2 zijn de perspectieven weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0957.BP00000250-VG01_0008.jpg"

Figuur 2 Uitsnede Perspectievenkaart POL

Het perspectief Plattelandskern (P6) omvat de plattelandskernen die overwegend kleinschalig van karakter zijn. Een aantal grotere kernen (Gennep, Horst, Helden-Pannningen) vervullen op sommige terreinen een verzorgende functie voor een bredere plattelandsregio (onderwijs, bedrijvigheid, zorg en/of cultuur).

De vitaliteit van deze dorpen en stadjes moet behouden blijven. Met het oog daarop wordt ruimte geboden voor de opvang van de woningbehoefte van de eigen bevolking. En voor de groei van lokaal, in een enkele geval ook regionaal georiënteerde bedrijvigheid. Het instandhouden van winkels en publieksvoorzieningen in plattelandskernen vraagt de nodige aandacht, net als de bereikbaarheid per openbaar vervoer zodat sociaal-culturele voorzieningen (ook in de stadsregio's) goed bereikbaar zijn.

Grootschalige economische activiteiten en voorzieningen met een stedelijk karakter en omvang horen hier in principe niet thuis. Voor de plattelandskernen wordt een terughoudend groeibeleid gehanteerd.

Enerzijds op basis van het bundelingsbeleid voor wonen, werken en mobiliteit, anderzijds vanwege de (verwachte) krimpende bevolkingsomvang, de aanwezige omgevingskwaliteiten in het landelijk gebied en de belangen van de landbouw, recreatie en toerisme. In Noord en Midden Limburg is nog sprake van uitleglocaties aansluitend aan de contour (peildatum 25 juni 2005) rondom de plattelandskernen. Indien dat het geval is, dan is aan de hand van het Limburgs Kwaliteitsmenu te bepalen welke kwaliteitsbijdrage gericht op het compenseren van de verloren gaande omgevingskwaliteit aan de orde is.

Binnen de contour is het Limburgs Kwaliteitsmenu niet van toepassing en is het aan de gemeente om zorg te dragen voor een goede balans tussen groen, water en bebouwing. Wel dient bij nieuwe uitleglocaties en nieuwe ontwikkelingen binnen de (verbale) contour ingezet te worden op bovenplanse verevening gericht op de herstructurering van de bestaande woningvoorraad en aanwezige werklocaties. In het onderhavige plan speelt dit, behoudens een klein deel van het plangebied aan de Boven Boukoul, geen rol omdat het plangebied grotendeels samenvalt met de door Gedeputeerde Staten vastgestelde contour rond de kern Boukoul. Ook is dit plan behouden van aard en voorziet dus niet in (grootschalige nieuwe ontwikkelingen).

Het perspectief EHS (P1) omvat bestaande bos- en natuurgebieden, te ontwikkelen natuur- en beheersgebieden, ecologisch water, Maasplassen en beken met een specifieke ecologische functie. In de EHS liggen bijzondere natuurgebieden zoals Nationale Parken, Natuurbeschermingswetgebieden, waardevolle bossen en gebieden die zijn aangewezen (of aangemeld) als Vogel- en Habitatrichtlijngebied.

Het beleid voor de EHS is gericht op het beschermen ven realiseren van een samenhangende robuuste structuur van grotere natuur- en bosgebieden en verbindingen daartussen. Bescherming, ontwikkeling en verbetering van de (grensoverschrijdende) biodiversiteit en natuurlijke watersystemen, zoals beken eb (grond)waterafhankelijke natuurgebieden, staat hier voorop.

Voor ontwikkelingen die de wezenlijke kenmerken en waarden van deze gebieden aantasten of de nagestreefde natuurontwikkeling belemmeren geldt het "nee, tenzij" regiem. Als dergelijke activiteiten toch worden toegestaan moet compensatie plaatsvinden. Onder strikte condities kunnen voor knelpuntsituaties oplossingen worden gecreëerd, mits dit tevens leidt tot een versterking van de ecologische structuur.

Het perspectief POG (P2) vormt samen met de EHS de ecologische structuur in Limburg. Anders dan de EHS omvat de POG vooral landbouwgebieden als buffer rond de EHS. Binnen de POG geldt een ontwikkelingsgerichte basisbescherming. Behoud en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden zijn richtinggevend voor ontwikkelingen in de POG. Door inrichting en vergunningstelsel wordt bijgedragen aan de voor de aangrenzende EHS-gebieden gewenste water- en milieucondities.

Om de EHS en POG in het bestemmingsplan 'Kern Boukoul' te verankeren is aan de gebieden waar het om gaat de bestemming "Natuur" toegekend. Het gaat dan om het gebied rondom de Blankwaterlossing tussen de Boven Boukoul en de Beneden Boukoul en een aantal percelen ten zuiden van de Elmpterbaan die duidelijk een niet-agrarisch karakter hebben.

Een klein deel van het plangebied ligt in perspectief Vitaal landelijke gebied (P4). Het Vitaal Landelijk gebied omvat overwegend landbouwgebieden met een van gebied tot gebied verschillende aard en dichtheid en landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten. Het gaat om gebieden buiten de beekdalen, steile hellingen en de ecologische structuur van Limburg. Met respect voor de aanwezige kwaliteiten wordt de inrichting en ontwikkeling van de gebieden in belangrijke mate bepaald door de landbouw. Daarnaast wordt in deze gebieden extra belang gehecht aan verbreding van de plattelandseconomie.

3.2.2 POL-aanvulling Nieuwe Wet ruimtelijke ordening

De POL-aanvulling Nieuwe Wet ruimtelijke ordening heeft de juridische status van een structuurvisie als bedoeld in artikel 2.1 van de Wro en vormt de uitvoeringsparagraaf van het POL, zoals ook bedoeld in de Wro.

De wetgever heeft bepaald dat de provincie in zijn structuurvisie(s) moet aangeven wat de relevante ruimtelijke belangen zijn. POL 2006 en de bijbehorende POL aanvullingen vormen op grond van het overgangsrecht de huidige provinciale structuurvisies. Daarin staan de provinciale belangen genoemd en het beleid dat ten aanzien van die belangen wordt gevoerd. POL 2006 c.s. bevatten evenwel (veel) meer belangen dan alleen ruimtelijke belangen. Het POL is immers een integraal strategisch beleidsplan, waarin naast ruimtelijke, ook sociale, economische, milieu- en waterschapsbelangen zijn verenigd. Voor de uitvoering van het POL onder de nieuwe Wro gaat het echter alleen om de provinciale ruimtelijke belangen. Dat zijn aspecten van het provinciaal beleid die geheel of gedeeltelijk een ruimtelijke implicatie hebben. Die belangen zijn in de belangenstaat opgenomen.

De Provinciale belangenstaat dient ervoor om vast te stellen of er een provinciaal belang bij een bestemmingsplan of projectbesluit is betrokken. Niet in alle gevallen waarbij een provinciaal belang aan de orde is, hoeft overigens de provincie bij het vooroverleg betrokken te worden.

3.2.3 POL-aanvulling "Verstedelijking, gebiedsontwikkeling en kwaliteitsverbetering' en Limburgs Kwaliteitsmenu

Op 18 december 2009 hebben Provinciale Staten van Limburg de POL-aanvulling "Verstedelijking, gebiedsontwikkeling en kwaliteitsverbetering" vastgesteld. Deze POL-aanvulling bevat een aantal beleidsaanpassingen dat zich concentreert rond drie nauw samenhangende thema's: verstedelijking, gebiedsontwikkeling en kwaliteitsverbetering. Voor deze drie thema's wordt op onderdelen de formulering van het provinciaal beleid aangescherpt. Dit is nodig om duidelijk te maken op welke wijze de provincie haar nieuwe bevoegdheden volgens de Wet ruimtelijke ordening zal inzetten.

De doelen van de POL-aanvulling zijn:

  • provinciale regie en sturing op woningvoorraadontwikkeling;
  • provinciale regie en sturing op ontwikkeling werklocaties;
  • selectieve provinciale sturing op verstedelijkingsprocessen;
  • ruimte voor nieuwe clusters van bebouwing in landelijk gebied (nee, tenzij);
  • het verbinden van nieuwbouw- en uitleglocaties met revitalisering en/of herstructurering (woongebieden, werklocaties, glastuinbouw);
  • selectieve provinciale sturing op gebiedsontwikkelingen;
  • het verankeren en overdragen van het Limburgs Kwaliteitsmenu.

De POL-aanvulling Verstedelijking, gebiedsontwikkeling en kwaliteitsverbetering vormt onder andere het kader voor de beleidsregel van het Limburgs Kwaliteitsmenu (LKM). Het LKM is op 12 januari 2010 vastgesteld door Gedeputeerde Staten. Deze beleidsregel regelt de ‘extra’ condities en voorwaarden waaronder bepaalde ontwikkelingen in het landelijk gebied buiten de contouren mogelijk zijn. Essentie is dat de beoogde ontwikkelingen gepaard moeten gaan met landschappelijke kwaliteitsverbetering, natuurontwikkeling en ontstening. Dit ter compensatie van het door de ontwikkeling optredende verlies aan omgevingskwaliteit.
Voor een uitwerking van de beleidsregel van het LKM wordt verwezen naar paragraaf 3.4.2 de Structuurvisie kwaliteitsbijdrage gemeente Roermond.

3.3 Regionaal beleid

3.3.1 Regionale Woonvisie Midden-Limburg oost 2010-2014

De gemeente Roermond ligt binnen de regio 'Midden-Limburg Oost'. De gemeenteraad van Roermond heeft op 16 december 2010 de "Regionale Woonvisie Midden-Limburg oost 2010-2014" vastgesteld.
Deze woonvisie vormt het toetsingskader voor woningbouwontwikkelingen. De regio heeft in deze visie afspraken gemaakt over de kwantitatieve en kwalitatieve aspecten van de woningbouw en de planvoorraad. In kwantitatieve zin wordt door de regio uitgegaan van de huishoudenprognoses van het Etil, aangevuld met regionale ambities op het terrein van economische ontwikkeling en de daarmee samenhangende migratie. De ontwikkeling van het aantal huishoudens (incl. ambities) tot de zg huishoudentop (dat is het moment waarop het aantal huishoudens gaat afnemen volgens de Etil prognoses) vormen de basis voor afspraken over de ontwikkeling van de omvang van de planvoorraad, waarbij wordt uitgegaan van een planmarge van 150% van de behoefte tot de huishoudentop. Het "teveel" aan plannen voor de gemeente Roermond zal teruggebracht worden in drie planperioden met respectievelijk 40, 40 en 20% van het teveel aan plannen. Bestaande en nieuwe plannen zullen hier aan getoetst worden. In kwalitatieve zin streeft de regio naar de realisatie van woningen die zo goed mogelijk aansluiten aan de resultaten zoals beschreven in het woningmarktonderzoek 2008. De planvoorraad en daarmee ook nieuwe plannen zullen hieraan getoetst worden. De afspraken m.b.t. de omvang planvoorraad zullen ook getoetst worden aan de hardheid van plannen, naast de kwantitatieve afspraken en de kwalitatieve toets in relatie tot de resultaten van het woningmarktonderzoek.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Strategische Visie

De Strategische Visie Roermond 2020 beschrijft het gewenste toekomstbeeld van de gemeente Roermond en is vastgesteld op 30 oktober 2008. De visie omvat doelstellingen, standpunten, sterke
punten en onderscheidende kenmerken en betreft een koers tot 2020 op hoofdlijnen. In 2020 dient
Roermond een stad te zijn voor mensen van alle leeftijden, voor alle bevolkingsgroepen, waar het goed wonen, werken, vertoeven en recreëren is. De strategische visie is uitgewerkt in zes aandachtsgebieden waarin de komende jaren geïnvesteerd dient te worden:

  • Roermond: Levende stad. Voor alle leeftijdscategorieën dient de stad de juiste voorzieningen te bieden zodat een bijzonder karakter en een grote aantrekkingskracht behouden blijft.
  • Roermond: Regio stad. De functie van Roermond als centrumstad voor de regio dient in de toekomst verder te worden versterkt. Hiervoor wordt onder meer geïnvesteerd in de gezamenlijke ontwikkeling van het toeristisch recreatief potentieel van de Maasplassen. Het huidige voorzieningenniveau van de gemeente dient zoveel mogelijk in stand te worden gehouden en waar mogelijk te worden uitgebreid.
  • Roermond: Sociale stad. Er dient geïnvesteerd te worden in veiligheid en sociale problematiek.
  • Roermond: Economisch sterke stad. In dit kader dient onder meer geïnvesteerd te worden in hoogwaardige (ouderen) zorg, verbetering van vestigingsklimaat voor bedrijven door een kwalitatieve woon-, cultuur-, en leefomgeving te creëren, bereikbaarheid en (duurzaam) toerisme en recreatie in de stad zelf en in de directe omgeving.
  • Roermond: Prachtige stad. Kansen ten aanzien van toerisme en recreatie dienen optimaal te worden benut. Hiertoe dient geïnvesteerd te worden in de kwaliteit van de woon-, cultuur-, en leefomgeving en de ontwikkeling van de Maasoevers tot een hoogwaardige woon- en verblijfsomgeving.
  • Roermond: de gemeente. Betrokkenheid van de burgers bij besluitvorming en de kwaliteit van besluitvorming dient gewaarborgd te blijven.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de aandachtsgebieden die in de Strategische visie zijn uitgewerkt.

3.4.2 Structuurvisie kwaliteitsbijdrage gemeente Roermond

De Provincie Limburg heeft beleid ontwikkeld voor het buitengebied en aanvullend voor een aantal gebieden binnen het stedelijk gebied, dat als uitgangspunt heeft dat bebouwingsontwikkelingen leiden tot verlies van omgevingskwaliteit en dat dit verlies dient te worden gecompenseerd door een kwaliteitsimpuls. De provincie stelt dat 'rode ontwikkelingen' buiten de vastgestelde contouren slechts mogelijk zijn indien de locatie zich daar planologisch voor leent én indien dit gepaard gaat met een compensatie van de 'aantasting' en kwaliteitsverbetering van het buitengebied en aanvullend een aantal gebieden binnen het stedelijk gebied. Deze compensatie kan bestaan uit een compensatie in natura of een financiële bijdrage.

Dit beleid is vastgesteld in het Limburgs Kwaliteitsmenu (LKM). Het LKM is op 12 januari 2010 door Gedeputeerde Staten vastgesteld en is een uitwerking van de POL-aanvulling "Verstedelijking, gebiedsontwikkeling en kwaliteitsverbetering".

Het provinciale beleid is door de gemeente nader uitgewerkt in de Structuurvisie kwaliteitsbijdrage gemeente Roermond, die op 16 februari 2012 door de gemeenteraad is vastgesteld.

Het LKM stelt een kwaliteitsbijdrage bij rode ontwikkelingen buiten de contour voor alle POL-perspectieven verplicht. Binnen de stedelijke contour is voor de POL-perspectieven P2 (Provinciale ontwikkelingszone groen) en P3 (Ruimte voor veerkrachtige watersystemen) het LKM verplicht. Binnen de stedelijke contour is voor het perspectief P8 (Stedelijke ontwikkelingszone) het LKM verplicht voor agrarische nieuwvestiging en uitbreiding alsmede voor glastuinbouw en nieuwe landgoederen.

De kwaliteitsbijdrage kan door initiatiefnemer worden geleverd in natura of door een bijdrage in een fonds. Een bijdrage in natura kan het realiseren van nieuwe natuur betreffen (als compensatie voor het verlies van kwaliteit) maar kan ook om sloop van bebouwing gaan. De te leveren kwaliteitsbijdrage is gekoppeld aan verschillende vormen van ruimtelijke ontwikkelingen (de zogenaamde modules). In totaal worden tien modules onderscheiden.

Het plangebied ligt voor het grootste deel binnen de voor de kern Boukoul vastgestelde contour. Het plangebied wordt begrensd door de perspectieven P1 (Ecologische hoofdstructuur), P2 (Provinciale ontwikkelingszone groen) en P4 (Vitaal landelijk gebied).

Het bestemmingsplan 'Kern Boukoul' is een conserverend plan en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Voor een aantal percelen buiten de contour is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen op grond waarvan woningbouw mogelijk wordt gemaakt. Voor deze percelen is het LKM van toepassing.

3.4.3 Toekomstvisie Swalmen

Door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Swalmen is op 15 juli 2004 de Toekomsvisie Swalmen 2014 vastgesteld. In de Toekomstvisie wordt ten aanzien van het aspect wonen gesteld dat er in de komende periode van 10 tot 15 jaar naar gestreefd moet worden om in Swalmen 750 tot 1000 nieuwe woningen te realiseren. De nadruk ligt hierbij op meer woningen voor jongeren, meer woningen in het midden en dure segment, meer woningen voor ouderen en een betere kwaliteit van de leefomgeving.

Een van de projecten uit de toekomstvisie voor Boukoul was het woningproject Boukoul Zuid, ten zuiden van de Elmpterbaan. In dit gebied waren woningen voorzien voor midden en hoge inkomens en jonge gezinnen. Er was een woningdichtheid van ca. 20 woningen per ha. voorzien. In het kader van het woningbouwprogramma voor is dit uitbreidingsplan van het programma afgevoerd.

3.4.4 Dorpsomgevingsprogramma Kern Boukoul

In 2006 is voor de kern Boukoul een Dorpsontwikkelingsprogramma opgesteld. Hieruit voortvloeiend is een leefbaarheidsagenda opgesteld. De leefbaarheidsagenda bevat projecten voor de leefbaarheid van de kern Boukoul. Ruimtelijk relevante projecten uit de leefbaarheidsagenda zijn:

  • het op peil houden van een beperkte, maar constante bouwstroom;
  • het realiseren van inbreidingslocaties woningbouw;
  • het realiseren van seniorenwoningen in het centrumgebied (als invulling van mogelijke herbouw school en gemeenschaphuis);
  • het opzetten van een ontwikkelingsplan gemeenschapshuis/basisschool.

Tot concrete plannen heeft dit nog niet geleid.

In het DOP van 2006 staat dat Boukoul een hechte en sociale gemeenschap is, met een redelijk rijk verenigingsleven. Zo kent Boukoul bijvoorbeeld een levendige voetbalclub, harmonie en een actieve ouderenvereniging. Over het wijkteam Boukoul werd destijds aangegeven in het DOP dat zij een signalerende rol richting gemeente hebben wat betreft kleinschalige leefbaarheidsaspecten.

In 2013 is de sociale gemeenschap, het rijke verenigingsleven en het wijkteam nagenoeg gelijk aan die van 2006. Elk jaar houdt het wijkteam Boukoul een enquête onder alle bewoners om te peilen wat er speelt qua leefbaarheid, veiligheid en op sociaal maatschappelijk gebied, zo ook in 2013. Het verschil is dat wijkteam Boukoul de gemeente Roermond heeft gevraagd naar een herijking zoals beschreven in de uitvoeringsnota “Mensen maken de wijk”. Samen met de wijkregisseur heeft het wijkteam Boukoul de herijking georganiseerd.

Uit de enquête zijn geen plannen naar voren gekomen, waarmee in dit bestemmingsplan rekening moet worden gehouden.

3.4.5 Kleine economie

Op 27 juni 2006 is de beleidsregel 'Aan huis gebonden beroepen en kleine economie' vastgesteld. Hierin wordt aangegeven welke bedrijfsmatige activiteiten als een aan huis gebonden beroep en welke als zogenaamde 'kleine economie' beschouwd kunnen worden.

Aan huis gebonden beroepen

De zogenaamde aan huis gebonden beroepen vallen binnen de woonbestemming als de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft. Voor de toepassing van de beleidsregel wordt als definitie aangehouden: "de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, (para-)medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend. Hieronder dient niet te worden begrepen de uitoefening van detailhandel. De zogenaamde vrije beroepen, die onderdeel uitmaken van de aan huis gebonden beroepen, worden geacht binnen de woonbestemming te passen als de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft. Onder vrije beroepen worden onder meer begrepen de beroepen van arts, advocaat, notaris en makelaar.

Kleine economie

Overige bedrijvigheid die niet valt onder de aan huis gebonden beroepen, maar in bepaalde gevallen wel daarmee gelijk te stellen is, wordt aangemerkt als kleine economie. De definitie van kleine economie is: "bedrijfsactiviteiten die wat betreft invloed op de woonomgeving gelijk te stellen zijn aan een aan huis gebonden beroep, waarvan de omvang en de activiteiten zodanig zijn dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende gebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend.". De activiteiten die tot de kleine economie behoren zijn niet rechtstreeks toegestaan binnen de woonbestemming. Wel is het mogelijk een omgevingsvergunning te verlenen. Voorwaarde daarbij is dat de ruimtelijke uitwerking overeenkomt met die van de aan huis gebonden beroepen. De uitoefening van deze beroepen mag immers niet ten koste gaan van een goed woon- en leefmilieu in de omgeving. Ter invulling hiervan worden bij de afweging om al dan niet een omgevingsvergunning te verlenen, de volgende voorwaarden aangehouden:

  • er mag geen onevenredige hinder worden toegebracht aan de kwaliteit van het woonmilieu;
  • door de uitoefening van de activiteit mag het uiterlijk aanzien van de woning niet zodanig veranderen, dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest; dit houdt onder meer in dat er geen grote reclame-uitingen aan of bij de woning geplaatst mogen worden;
  • de oppervlakte van de woning welke voor de bedrijfsvoering wordt gebruikt, mag niet meer dan 50% van de begane grond en maximaal 30% van het totale vloeroppervlak van de woning en de bijgebouwen bedragen; de totale oppervlakte van de activiteit mag niet meer bedragen dan 25 m². Het te gebruiken oppervlak dient op een tekening te worden aangegeven die bij het besluit wordt gevoegd;
  • er mag geen sprake zijn van een verkeersaantrekkende activiteit die de woonomgeving onevenredig belast en ten gevolge waarvan extra verkeersmaatregelen waaronder extra parkeerplaatsen, noodzakelijk worden, tenzij op eigen terrein gezorgd kan worden voor voldoende parkeervoorzieningen of er in de omgeving voldoende beschikbare plaatsen zijn;
  • de uitvoerder van de activiteit dient ter plaatse te wonen;
  • detailhandel is alleen als ondergeschikte activiteit toegestaan en uitsluitend van goederen die verband houden met de activiteit waarvoor een omgevingsvergunning wordt verleend;
  • activiteiten die op grond van het bepaalde in de Wet milieubeheer meldingsplichtig of op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht vergunningsplichtig zijn, worden in beginsel niet toegestaan, tenzij kan worden aangetoond dat er geen overlast voor de omgeving op zal treden, waarbij maximaal bedrijven uit categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of daarmee vergelijkbare bedrijven worden toegestaan.

De hiervoor beschreven regeling is in de planregels van dit bestemmingsplan verwerkt. In de planregels is een afwijkingsmogelijkheid van de gebruiksregels opgenomen om nieuwe bedrijvigheid, die valt onder de categorie 'kleine economie', toe te staan.

3.4.6 Nota bodembeheer

Op 7 juli 2011 heeft de gemeenteraad van Roermond de Nota bodembeheer regio Maas & Roer, gedeelte Roermond inclusief bodemkwaliteitskaart vastgesteld. In de Nota is het bodembeleid van de gemeente beschreven. De Nota is opgesteld in samenwerking met de gemeenten Maasgouw, Beesel en Leudal.

De Nota geeft naast een uitwerking van het Besluit bodemkwaliteit ook op eenduidige wijze invulling aan het gemeentelijk bodembeleid, waarin de bodemdoelstellingen binnen de Wet ruimtelijke ordening, de Woningwet, de Wet bodembescherming en het Besluit bodemkwaliteit gelijk zijn.

De Nota bodembeheer geeft aan hoe moet worden omgegaan met de diffuse bodemverontreiniging. De stedelijke dynamiek wordt aangegrepen om de bodemkwaliteit waar nodig te verbeteren en geschikt te maken voor het gewenste gebruik. In dit kader is de reikwijdte van de Nota bodembeheer beperkt tot die situaties waarbij er een maatschappelijke ontwikkeling gepland is die aanleiding is om eisen te stellen aan de bodemkwaliteit, de zogenaamde 'nieuwe situaties'.

De Nota bodembeheer bevat het toetsingskader voor de te hanteren bodemkwaliteit afhankelijk van de nieuwe functie en de huidige bodemkwaliteit, de zogenaamde dubbele toets. De volgende kwaliteitsklassen worden gehanteerd: Wonen, Industrie en Overig (landbouw en natuur). In paragraaf 4.1.1 wordt nader ingegaan op het aspect bodem. Aangezien het voorliggende plan een beheersplan betreft en geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen worden meegenomen bestaat er vanuit de Nota bodembeheer geen beletsel.

3.4.7 Planologische regeling evenementen

Bij besluit van 7 november 2006 is door het college van de gemeente Roermond besloten in te actualiseren bestemmingsplannen een regeling op te nemen ten aanzien van evenementen. Aan de betreffende bestemmingen dient aan de bestemmingsomschrijving toegevoegd te worden dat het houden van evenementen toegestaan is, zodat dit rechtstreeks mogelijk is, zonder afzonderlijke procedures te volgen. Voorgesteld wordt de bedoelde verruiming van de bestemming toe te passen bij gronden met een openbare functie in het stedelijk gebied en die nu reeds gebruikt worden voor het houden van evenementen, zoals straten, pleinen en groenvoorzieningen. Het betreft dan onder meer gronden met de bestemming 'verkeersdoeleinden' en 'groenvoorziening'. De regeling 'Evenementen' is opgenomen in de planregels van dit bestemmingsplan.

3.4.8 Nota Parkeernormen 2013

De Nota Parkeernormen 2013 is op 13 augustus 2013 door het college van burgemeester en wethouders van Roermond vastgesteld. Doel van deze nota is om voldoende parkeerplaatsen op de juiste locaties in de stad te realiseren. Het parkeerbeleid van de gemeente Roermond vormt zowel een volgend als een sturend beleid. Met een sturend beleid wil de gemeente het selectief gebruik van de auto bevorderen. Dit wordt toegepast op de functies werken, winkelen en recreëren. Bij de functie wonen wordt een volgend beleid toegepast dat inspeelt op de vraag naar parkeerplaatsen. Een sturend beleid weerhoudt burgers in die situatie niet om een tweede auto te kopen waardoor parkeerproblemen ontstaan. Bij het opstellen van bestemmingsplannen en de bouwverordening worden parkeernormen gehanteerd als norm voor het minimum aantal te realiseren parkeerplaatsen voor een gebouw of functie binnen een plangebied. Daarbij gaat het om nieuw te realiseren bestemmingen; bij bestaand gebruik blijft de parkeernorm gehandhaafd die bij het vaststellen van het oorspronkelijke bestemmingsplan is vastgesteld. Het aantal parkeerplaatsen is afhankelijk van de functie en omvang van het gebouw of de functies binnen het plangebied. De normen uit de parkeernota zijn gebaseerd op de parkeerkencijfers van het CROW en het ASVV 2012. Binnen Roermond geldt een omgevingsadressendichtheid van 1.200 adressen/km2. Daarmee wordt Roermond als matig stedelijk aangemerkt. In Roermond worden drie zones onderscheiden:

  • 1. centrum;
  • 2. schil/overloopgebied;
  • 3. rest van de bebouwde kom.

Voor het plangebied gelden de normen uit de categorie 'rest van de bebouwde kom'. De parkeernormen uit de parkeernota zijn verankerd in de regels van dit bestemmingsplan. In paragraaf 4.7 wordt onder andere nader ingegaan op het aspect parkeren.

3.4.9 Nota archeologie

In de nota Archeologie is de gemeentelijke archeologievisie en het beleid voor de komende jaren geformuleerd (vastgesteld op 7 juli 2011). Leidraad daarbij is dat archeologie een integraal onderdeel vormt bij afwegingen betreffende de ruimtelijke ordening. In 2008 is de Archeologieatlas vastgesteld door de gemeenteraad. Deze Atlas vormt de basis voor het archeologiebeleid dat transparant is voor burgers en investeerders en verantwoord omgaat met het ondergrondse erfgoed. Op basis van de Atlas is de Beleidskaart Archeologie opgesteld. Op deze kaart wordt een onderscheid gemaakt in drie gebieden. In het plangebied zijn de gebieden gelegen die aangeduid zijn als 'historische kern' en 'archeologisch waardevol gebied'. Per gebied worden verschillende eisen gesteld aan het archeologisch onderzoek. In de Nota Archeologie worden de drie fasen van archeologisch onderzoek beschreven. De eerste fase betreft het vooronderzoek. De tweede fase betreft het uitvoeren van vervolgonderzoek in de vorm van een proefsleuvenonderzoek. De laatste fase is een vervolgonderzoek in de vorm van een archeologische opgraving. Uit de in het bestemmingsplan opgenomen dubbelbestemmingen blijkt of een vooronderzoek noodzakelijk is. Uit het vooronderzoek blijkt of verder onderzoek moet plaatsvinden. Voor het archeologisch vervolgonderzoek zijn de in de Nota genoemde onderzoeksthema's van belang.

Voor de vaststelling van het bestemmingsplan is geen archeologisch onderzoek noodzakelijk, omdat het een beheersplan betreft. Mogelijk voorkomende archeologische waarden worden beschermd door de opgenomen dubbelbestemmingen.

3.4.10 Externe Veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water, spoor en door buisleidingen. Op bovenstaande categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Het huidige landelijke beleid voor transport over weg, water en spoor staat beschreven in de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (cRvgs), die op termijn vervangen zal worden door het 'Besluit transportroutes externe veiligheid'. Het rijksbeleid met betrekking tot het gebruik en opslag van gevaarlijke stoffen bij bedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), dat op 1 januari 2011, in werking is getreden is het externe veiligheidsbeleid met betrekking tot het transporteren van gevaarlijke stoffen door buisleidingen weergegeven.

Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen.

Plaatsgebonden Risico (PR)

Het plaatsgebonden risico (PR) geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd onbeschermd op die plaats aanwezig is. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6/jaar contour (welke als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen nieuwe kwetsbare objecten, zoals woningen, scholen, ziekenhuizen, gebouwen met grote aantallen personen, kampeerterreinen en dergelijke, geprojecteerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten, zoals bedrijfsgebouwen, winkels en dergelijke, geldt de 10-6/jaar contour niet als grenswaarde, maar als een richtwaarde.

Groeprisico (GR)

Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een calamiteit. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt begrensd door de 1% letaliteitsgrens (tenzij anders bepaald): de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Het GR kan niet 'op de kaart' worden weergegeven, maar wordt weergegeven in een grafiek waar de kans (f) afgezet wordt tegen het aantal slachtoffers (N): de fN-curve.

Verantwoordingsplicht

Voor elke significante verandering van het groepsrisico in het invloedsgebied dient verantwoording afgelegd te worden, over de wijze waarop de toelaatbaarheid van de verandering in de besluitvorming betrokken is. Naast de omvang van het groepsrisico dienen andere kwalitatieve aspecten meegewogen te worden in de beoordeling van de aanvaardbaarheid van het groepsrisico. Onder deze aspecten vallen onder andere zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Een verplicht onderdeel in invulling van de verantwoordingsplicht is advies vragen aan de regionale brandweer.

Visie externe veiligheid Roermond

De Visie externe veiligheid Roermond (kortweg Visie) is op 10 juni 2010 door de gemeenteraad vastgesteld. In de Visie zijn de ambities en de visie van de gemeente Roermond geformuleerd die gebruikt worden bij de uitvoering van het externe veiligheidsbeleid binnen de gemeente. Bovendien zijn in de Visie planologische kaders opgesteld voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

Hoofdstuk 4 Omschrijving deelaspecten

4.1 Milieu

4.1.1 Bodem

Inleiding

In verband met de uitvoerbaarheid van het plan dient aangegeven te worden of de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde bestemmingen. Voor het plangebied zijn de bodemkwaliteitsdoelstellingen vastgelegd in de Nota bodembeheer regio Maas & Roer, gedeelte Roermond. Het bestemmingsplan is gelegen binnen de deelgebieden “Overige woonbebouwing” en “Buitengebied” afkomstig uit de Nota bodembeheer. Voor de specifieke bodemkwaliteitseisen per deelgebied wordt verwezen naar de Nota bodembeheer. Omdat dit bestemmingsplan een conserverend plan is en geen directe bestemmingswijzigingen zijn voorzien, worden geen bodemkwaliteitseisen gesteld.

Bekende bodeminformatie

Het grootste gedeelte van het plangebied behoort tot de zone 'Overig bebouwing” zoals omschreven in de Nota bodembeheer. Verder bevindt een gedeelte zich binnen het deelgebied “Buitengebied”. De gronden behorende tot deze deelgebieden worden in de Nota bodembeheer als relatief schoon beschouwd wat betreft diffuse verontreiniging in de bodem.

Binnen de kern Boukoul zijn een groot aantal bodemonderzoeken uitgevoerd die bevestigen dat er sprake is van een relatief schoon gebied. Ook bevinden zich een klein aantal locaties in het gebied waar is gesaneerd met toepassing van de Wet bodembescherming. Het is mogelijk dat voor enkele locaties sprake is van een restverontreiniging boven interventiewaarde, waarvoor zorgmaatregelen/gebruiksbeperkingen gelden. Deze locaties zijn als zodanig bekend bij het kadaster. Bij ontwikkelingen dient hiermee rekening te worden gehouden.

Globaal aan weerszijden van de Eppenbeek binnen het gebied tussen Beneden Boukoul, Elmpterbaan, Boven Boukoul, Graeterhofweg bevindt zich een voormalige stortplaats. Door de provincie Limburg is een uitgebreid bodemonderzoek afgerond in 2011. Voornaamste conclusie is dat er aan weerszijden van de beek stortmateriaal kan voorkomen. Bij voortzetting van het huidige gebruik zijn er voor omwonenden geen risico's ten aanzien hiervan.

Nieuwe ontwikkelingen

In de Nota bodembeheer is opgenomen dat bij nieuwe ontwikkelingen minimaal een vooronderzoek conform NEN5725 moet worden uitgevoerd. Een vooronderzoek is niet nodig bij:

  • kleine bouwwerken zoals trafohuisjes en antennemasten;
  • geringe veranderingen in het gebruik, waarbij er geen risico's zijn bij het beoogde gebruik.

Afhankelijk van de resultaten uit een onderzoek dient vervolgens wel of geen vervolgonderzoek plaats te vinden.

Conclusie

De bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de door te voeren bestemmingsplanprocedure. Bij nieuwe ontwikkelingen (zoals functiewijzigingen die niet rechtstreeks binnen de bestemming zijn toegelaten) gelden de uitgangspunten zoals gedefinieerd in de Nota bodembeheer van de gemeente Roermond en/of de regels zoals opgenomen in dit bestemmingsplan.

4.1.2 Geluid

Geluid in relatie met de Wet geluidhinder

Wegverkeer

Conform de Wet geluidhinder is er aan weerszijde van een weg met een voorgeschreven snelheid van 50 km/uur of meer een zone aanwezig. De breedte van de zone wordt bepaald door de randvoorwaarden welke in art. 74 van de Wet geluidhinder worden gesteld.

Indien er in de toekomst een bestemmingsplanwijziging in de zone plaatsvindt waarbij zogenaamde geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen, scholen en verpleegtehuizen, worden geprojecteerd dient onderzocht te worden of de geluidsbelasting (Lden) t.g.v. de weg de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. Is dit het geval dan dient er een hogere grenswaarde procedure doorlopen te worden zodat het college van B&W een hogere grenswaarde kan verlenen. Het college mag maximaal een hogere grenswaarde verlenen van 63 dB bij gemeentelijke- en provinciale wegen en 53 dB bij autowegen en autosnelwegen.

In het bestemmingsplan 'Kern Boukoul' hebben alle wegen een maximaal toegestane snelheid van 30 km/uur waardoor er geen wegen aanwezig zijn met een zone. Ook vallen er geen zones van een buiten het bestemmingsplan liggende weg op enig deel van het bestemmingsplan 'Kern Boukoul', zodat wegverkeerslawaai niet aan de orde is.

Railverkeer

Conform de Wet geluidhinder is er aan weerszijde van verscheidene door de regeling geluidplafondkaart milieubeheer aangewezen spoorwegtrajecten een zone aanwezig. De breedte van de zone is ook per spoorwegtraject aangegeven in het Besluit geluid milieubeheer art. 1.4a.

Indien er in de zone een bestemmingsplanwijziging plaatsvindt waarbij zogenaamde geluidsgevoelige bestemmingen worden geprojecteerd dient onderzocht te worden of de geluidsbelasting t.g.v. het spoorwegtraject de voorkeursgrenswaarde van 55 dB overschrijdt. Is dit het geval dan zal er een hogere grenswaarde procedure doorlopen moeten worden. Het college van B&W kan dan een hogere grenswaarde, tot maximaal 68 dB, verlenen.

In het bestemmingsplan 'Kern Boukoul' zijn geen spoorwegtrajecten aanwezig. Ook vallen er geen zones van spoorwegtrajecten op enig deel van het bestemmingsplan 'Kern Boukoul', zodat railverkeerslawaai niet aan de orde is.

Industrielawaai

Als zich op een industrieterrein bedrijven bevinden die door het BOR (Besluit Omgevingsrecht) bijlage 1 onderdeel D worden gezien als grote lawaaimakers dan dient er conform art. 40 van de Wet geluidhinder rond dat industrieterrein een zone aanwezig te zijn waarbuiten de geluidsbelasting ten gevolge van het industrieterrein de 50 dB(A) niet overschrijdt.

Als er geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen en verpleeghuizen in de zone liggen dan is hiervoor in het verleden een ontheffing van 55 dB(A) verleend.

Indien er een bestemmingsplanwijziging in de eerdergenoemde zone plaatsvindt waarbij zogenaamde geluidsgevoelige bestemmingen worden geprojecteerd dient onderzocht te worden of de geluidsbelasting t.g.v. het industrieterrein de 55 dB(A) wordt overschreden. Is dit het geval dan mag hier geen geluidsgevoelige bestemming gebouwd worden. Is de geluidsbelasting lager dan 55 dB(A) dient er een hogere grenswaarde procedure doorlopen te worden zodat het college van B&W een hogere grenswaarde van 55 dB(A) kan verlenen.

In het bestemmingsplan Kern Boukoul bevindt zich geen industrieterrein. Ook vallen er geen zones van gezoneerde industrieterreinen op enig deel van het bestemmingsplan 'Kern Boukoul', zodat industrielawaai niet aan de orde is.

Conclusie:

De Wet geluidhinder is niet van toepassing op het bestemmingsplan 'Kern Boukoul'.

Geluid in relatie met de Wet milieubeheer

In de directe omgeving van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen kunnen zich bedrijven bevinden die onder de Wet milieubeheer vallen. De bedrijven moeten voldoen aan de in hun vergunning dan wel in het Activiteitenbesluit gestelde geluidsvoorschriften. Wil een bedrijf zich in de buurt van geluidgevoelige bestemmingen zoals woningen vestigen dan zal via een melding en eventueel een akoestisch onderzoek aangegeven moeten worden dat het bedrijf aan de gestelde geluidsnormen kan voldoen.

Als er in de buurt van een bestaand bedrijf woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen worden geprojecteerd dan kan het zijn dat de bedrijfsvoering moet worden aangepast of dat er geluidreducerende maatregelen getroffen moeten worden. Daarom dient er onderzocht te worden of de bedrijven niet worden beperkt in hun bedrijfsvoering.

Op dit moment worden er geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen dan wel bedrijven geprojecteerd.

4.1.3 Luchtkwaliteit

Vanaf 15 november 2007 vormt hoofdstuk 5.2, luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer (ook wel de Wet luchtkwaliteit genoemd) het toetsingskader voor luchtkwaliteit. Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit uit 2005 en is een implementatie van de Europese kaderrichtlijn luchtkwaliteit en de vier dochterrichtlijnen waarin onder andere grenswaarden voor de luchtkwaliteit te bescherming van mens en milieu zijn vastgesteld.

Nederland kan in 2010 niet overal voldoen aan de Europese grenswaarden voor fijn stof en stikstofdioxide, waardoor de realisatie van grote ruimtelijke ontwikkelingen onder druk staat. Het doel van de Wet luchtkwaliteit is het verbeteren van de luchtkwaliteit, zodat in 2015 aan de Europese eisen wordt voldaan en huidige belemmeringen voor gewenste ontwikkelingen zo veel mogelijk worden weggenomen. De kern van de Wet is het 'Nationaal samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit' (NSL). Dit instrument wordt door de Rijksoverheid gecoördineerd en bevat de ruimtelijke ontwikkelingen die de luchtkwaliteit 'in betekenende mate' verslechteren èn maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren.

Projecten die 'niet in betekenende mate' leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit hoeven volgens de Wet luchtkwaliteit niet langer afzonderlijk te worden getoetst op de grenswaarde, tenzij een dreigende overschrijding van één of meerdere grenswaarden te verwachten is. De grens van 'niet in betekenende mate' volgens de gelijknamige AMvB ligt bij 3% van de grenswaarde van een stof. Voor fijn stof en stikstofdioxide betekent dit een maximale toename van 1,2 ug/m3. Bij woningbouw is hiervan volgens de ministeriële regeling 'niet in betekenende mate' pas sprake bij de realisatie van 1500 woningen bij een ontsluitingsweg.

Dit laat onverlet dat burgers voldoende beschermd moeten worden tegen (tijdelijke) te hoge concentraties. Hiervoor is het noodzakelijk dat de luchtkwaliteit wordt betrokken in de afweging of er sprake is van 'een goede ruimtelijke ordening' (art. 3.1 Wro). Dit betekent dat de luchtkwaliteit 'schoon' genoeg moet zijn voor de functie die daar wordt toegelaten.

Het onderhavige bestemmingsplan is beheersgericht. Er worden met dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt, derhalve is er geen onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd.

De luchtkwaliteit wordt landelijk gemonitord op basis van o.a. de gegevens in het NSL. Ingevolge voornoemde monitoring blijkt dat er binnen de gemeente Roermond nergens sprake is van overschrijdingen van de grenswaarden van de Wet luchtkwaliteit.

4.1.4 Milieuzonering / bedrijvigheid

Milieuzonering is niet wettelijk voorgeschreven met uitzondering van geluidszonering op grond van de Wet geluidhinder en het toepassen van afstandseisen op basis van het Bevi en het Vuurwerkbesluit. Milieuzonering kan echter worden gekoppeld aan het algemene beginsel van een goede ruimtelijke ordening. Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten en gevoelige functies worden hinder en gevaar voorkomen terwijl bestaande bedrijven gehandhaafd kunnen blijven. Het waar nodig ruimtelijk scheiden van bedrijven en woningen bij nieuwe ontwikkelingen dient twee doelen:

  • het reeds in het ruimtelijk spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar voor woningen;
  • het tegelijk daarmee aan de bedrijven voldoende zekerheid bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Als richtlijn voor milieuzonering in de ruimtelijke planvorming dient de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering. In deze publicatie is naast een omschrijving van de bedrijfstypen aangegeven tot welke milieucategorie een bepaald bedrijfstype wordt gerekend, alsmede welke zogenaamde grootste afstand in meters daarvoor geldt. Dit is de indicatie van de minimale afstand die in beginsel van een dergelijk bedrijf tot een rustige woonwijk aangehouden dient te worden. Al naar gelang de aard van de bedrijvigheid varieert de aan te houden grootste afstand. Doordat bij de milieucategorisering uitgegaan moet worden van gemiddelden, dienen de in de Staat van bedrijfsactiviteiten genoemde afstanden niet als vaststaande normen, maar als indicaties te worden gehanteerd.Dit betekent dat de Staat van bedrijfsactiviteiten wel het middel vormt om te toetsen of een bedrijf van een bepaald bedrijfstype op grond van het bestemmingsplan toelaatbaar is, maar dat de werkelijk optredende hinder van een bepaald bedrijf, in combinatie met de concrete bedrijfsvoering bepalend is. Daardoor is het mogelijk dat de werkelijk optredende hinder van een bepaald bedrijf, in combinatie met de concrete bedrijfsvoering bepalend is. Daardoor is het mogelijk dat de werkelijk optredende hinder van een bedrijf veel geringer blijkt dan op grond van de milieucategorisering zou mogen worden verwacht. Dit betekent onder andere dat de afstand van een bepaald bedrijf tot een in de omgeving staande woning geringer kan zijn dan de in de Staat van bedrijfsactiteiten aangegeven 'grootste afstand', indien ten gevolge van de bedrijfsvoering de werkelijk optredende hinder minder ver reikt dan de vermelde 'grootste afstand'.

In het plangebied bevindt zich een enkel bedrijf, (zie par 2.2) al heeft het plangebied overwegend een woonfunctie. De in paragraaf 2.2 opgenomen bedrijven zijn specifiek bestemd. Verder kunnen aan huisgebonden beroepen voorkomen. Belangrijkste uitgangspunt hierbij is dat de woonfunctie volledig gehandhaafd blijft en dat dit de overwegende ruimtelijke uitstraling blijft. Dan passen aan huis gebonden beroepen binnen de woonomgeving en woonbestemming.

4.2 Externe veiligheid

Inleiding

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water, spoor en door buisleidingen.

Beleidskader

Het rijksbeleid met betrekking tot het gebruik en opslag van gevaarlijke stoffen bij bedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) is het externe veiligheidsbeleid met betrekking tot het transporteren van gevaarlijke stoffen door buisleidingen weergegeven.

Het externe veiligheidsbeleid voor transport van gevaarlijke stoffen is vastgelegd in de "Circulaire Risiconormering gevaarlijke stoffen" uit augustus 2004. In de Circulaire is bepaald dat er in principe geen beperkingen gesteld hoeven te worden in het geval dat er ontwikkelingen plaatsvinden op meer dan 200 meter afstand van een transportroute. Op korte termijn zal voornoemde Circulaire overgaan in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), dat qua opzet en normering grotendeels overeen komt met het Bevi.

Er komt een Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. In dit Basisnet maken de Rijksoverheid, gemeenten, provincies en het bedrijfsleven afspraken over de routes waarover gevaarlijke stoffen vervoerd mogen worden. Voor rijkswegen, spoorwegen en belangrijke vaarwegen worden risicoplafonds vastgesteld. Als risicoplafonds (dreigen te) worden overschreden moet de minister van Infrastructuur en Milieu (IenM) maatregelen nemen om de risico's van het vervoer op de betreffende route te beperken. Het is dan mogelijk dat het vervoer van bepaalde gevaarlijke stoffen over een bepaalde route en/of op bepaalde tijden verboden wordt.

Het vervoer van gevaarlijke stoffen neemt toe. Hierdoor lopen mensen die langs transportroutes wonen een steeds hoger risico. Daarnaast bouwen gemeenten woningen dichter op infrastructuur, waardoor steeds meer mensen risico lopen. Het Basisnet zorgt ervoor dat:

  • risico's laag blijven;
  • chemische clusters in binnen- en buitenland bereikbaar blijven via weg, water en spoor;
  • gemeenten weten waar ze wel en niet kunnen bouwen.

Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Hieronder worden beide begrippen verder uitgewerkt.

Plaatsgebonden Risico (PR)

Het plaatsgebonden risico (PR) geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd onbeschermd op die plaats aanwezig is. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6/jaar contour (welke als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen nieuwe kwetsbare objecten, zoals woningen, scholen, ziekenhuizen, gebouwen met grote aantallen personen, kampeerterreinen en dergelijke, geprojecteerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten, zoals bedrijfsgebouwen, winkels en dergelijke, geldt de 10-6/jaar contour niet als grenswaarde, maar als een richtwaarde.

Groepsrisico (GR)

Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een calamiteit. Het GR wordt bepaald binnen het invloedgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedgebied wordt begrensd door de 1% letaliteitsgrens (tenzij anders bepaald): de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Het GR kan niet 'op de kaart' worden weergegeven, maar wordt weergegeven in een grafiek waar de kans (f) afgezet wordt tegen het aantal slachtoffers (N): de fN-curve.

Verantwoordingsplicht

Voor elke significante verandering van het groepsrisico in het invloedgebied dient verantwoording afgelegd te worden, over de wijze waarop de toelaatbaarheid van de verandering in de besluitvorming betrokken is. Verantwoording is ook noodzakelijk indien de oriëntatiewaarde van het groepsrisico overschreden wordt. Naast de omvang van het groepsrisico dienen andere kwalitatieve aspecten meegewogen te worden in de beoordeling van de aanvaardbaarheid van het groepsrisico. Onder deze aspecten vallen onder andere zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Een verplicht onderdeel bij de invulling van de verantwoordingsplicht is advies vragen aan de veiligheidsregio (regionale brandweer).

In het Bevt is aangegeven dat het groepsrisico niet in alle gevallen verantwoord hoeft te worden. De verantwoordingsplicht geldt niet voor ruimtelijk besluiten die betrekking hebben op een gebied dat in zijn geheel op meer dan 200 meter vanaf het referentiepunt van de transportroute ligt. Het groepsrisico hoeft ook niet verantwoord te worden als kan worden aangetoond dat het toekomstige groepsrisico niet hoger is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Daarnaast kan de verantwoording van het groepsrisico achterwege blijven als het groepsrisico met niet meer dan 10% toeneemt ten opzichte van de situatie vóór vaststelling van het ruimtelijk besluit en het groepsrisico na vaststelling van het besluit onder de oriëntatiewaarde blijft.

In het Bevb is bepaald dat een beperkte verantwoording mogelijk is indien:

  • het plangebied gelegen is buiten het gebied behorende bij de afstand waar nog 100% van de aanwezigen kan komen te overlijden;
  • de waarde van het GR niet hoger is dan 0,1 maal (10% van) de oriëntatiewaarde;
  • het GR minder dan 10% toeneemt, voor zover de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden.

Visie externe veiligheid Roermond

De Visie externe veiligheid Roermond (kortweg Visie) is op 10 juni 2010 door de gemeenteraad vastgesteld. In de Visie zijn de ambities en de visie van de gemeente Roermond geformuleerd die gebruikt worden bij de uitvoering van het externe veiligheidsbeleid binnen de gemeente. Bovendien zijn in de Visie planologische kaders opgesteld voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

Risicovolle activiteiten

Ten behoeve van het bestemmingsplan heeft er een inventarisatie plaatsgevonden van de risicovolle activiteiten, zoals Bevi-bedrijven, transportroutes voor gevaarlijke stoffen en buisleidingen, in of nabij het plangebied. Tevens is afgewogen of risicovolle activiteiten binnen het plan worden toegestaan.

Bij de inventarisatie is gebruik gemaakt van gegevens uit de Risicokaart, de Visie externe veiligheid Roermond en de EV-signaleringskaart van de gemeente Roermond.

Bevi-inrichtingen en andere risicovolle inrichtingen

Binnen de grenzen en in de directe nabijheid van het plangebied zijn geen Bevi-inrichtingen aanwezig. Het plangebied is ook niet gelegen binnen het invloedgebied van verder weg gelegen Bevi-inrichtingen.

Buisleidingen

Er zijn geen buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen aanwezig binnen en in de directe omgeving van het plangebied. De dichtstbijzijnde relevante buisleiding ligt op circa 1100 meter van het plangebied. De invloedgebieden van de verder weg gelegen buisleidingen strekken zich niet uit tot over het plangebied.

Transport gevaarlijke stoffen over de weg

Binnen het plangebied is geen transportroute voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg gelegen. Op respectievelijk circa 1100 meter en circa 1200 meter van het plangebied liggen de N280 en de A73. Deze wegen zijn aangewezen als routes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. De plaatsgebonden risicocontouren (PR 10-6–contouren) van de A73 en de N280 bedragen ter plaatse van het plangebied 0 meter, deze contouren overlappen het plangebied niet.

Het invloedgebied van de A73 strekt zich uit tot over het plangebied. Uit eerdere uitgevoerde externe veiligheidsonderzoeken in de omgeving van het plangebied is gebleken dat het groepsrisico binnen het plangebied als gevolg van de aanwezigheid van de A73 niet hoger is dan 10% van de oriëntatiewaarde.

Over de overige wegen in de omgeving van het plangebied vindt slechts (zeer) incidenteel vervoer van gevaarlijke stoffen plaats.

De vervoersintensiteiten van gevaarlijke stoffen over de overige wegen blijven ruim onder de "vuistregels externe risico's transport gevaarlijke stoffen" die zijn opgenomen in de concept Handleiding Risicoanalyse Transport een uitgave van Rijkswaterstaat (Ministerie Infrastructuur en Milieu, d.d. 1 november 2011). In voornoemde handleiding is aangegeven dat wegen binnen de bebouwde kom (maximale snelheid 50 km/uur) geen PR 10-6–contour hebben. Uit de vuistregels kan worden afgeleid dat het groepsrisico ten gevolge van de overige wegen lager is dan 10% van de oriëntatiewaarde.

Calamiteiten met giftige stoffen

Voor de volledigheid wordt vermeld dat bij een calamiteit met toxische vloeistoffen uit de categorieën LT3 en LT4 en met toxische tot vloeistof verdichte gassen uit de categorieën GT5 en GT6 het invloedgebied zich tot meer dan 4 km van de bron uitstrekt (Handleiding Risicoanalyse Transport). In de memo "Toedeling van transport van gevaarlijke stoffen aan de A73 (Venlo naar A2) en A74", van RWS-Limburg, d.d. 24 juli 2009 is aangegeven dat over de A73 ter hoogte van het plangebied toxische vloeistoffen uit de categorie LT3 worden vervoerd. Daarom kan worden gesteld dat het plangebied gelegen is binnen het invloedgebied van de A73. De kans dat zich in de nabijheid van het plangebied een calamiteit met voornoemde toxische vloeistoffen voordoet, is overigens klein.

Transport gevaarlijke stoffen over het spoor

Er zijn geen spoorlijnen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen aanwezig binnen en in de directe omgeving van het plangebied. De dichtstbijzijnde relevante spoorlijn ligt op circa 1500 meter van het plangebied. De invloedgebieden van de verder weg gelegen spoorlijnen strekken zich niet uit tot over het plangebied.

Transport gevaarlijke stoffen over het water

Binnen en in de directe nabijheid van het plangebied zijn geen transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over het water aanwezig. Invloedgebieden van verder weg gelegen transportroutes over het water strekken zich niet uit tot over het plangebied.

Saneringssituaties

Op basis van de vigerende regelgeving zijn er geen saneringssituaties met betrekking tot externe veiligheid in het plangebied aanwezig.

Het groepsrisico

Aangezien er binnen het invloedgebied van de A73 geen nieuwe ontwikkelingen zijn gepland zal er geen of slechts een (zeer) beperkte toename plaatsvinden van de omvang van het groepsrisico.

Verantwoording

Gezien het feit dat er met vaststelling van dit bestemmingsplan geen ontwikkelingen van enige betekenis mogelijk worden gemaakt is nadere analyse van de mogelijkheden voor beheersing van de risico's en / of beperking van de gevolgen van een calamiteit vanuit de aanwezige risicobronnen niet aan de orde.

De personendichtheid zal vanwege het consoliderende karakter van dit bestemmingsplan niet significant veranderen. Om deze reden is afgezien van het uitvoeren van berekeningen voor de bepaling van het groepsrisico. De berekeningen leveren bovendien geen bijdrage aan de verbetering van de veiligheid van de bestaande situatie.

Het plangebied is in zijn algemeenheid goed te ontvluchten. Daarnaast zijn er vluchtroutes om van de risicobronnen af te vluchten.

Ten aanzien van de bestrijdbaarheid geldt dat het plangebied goed bereikbaar is voor hulpdiensten. Ook zijn er genoeg opstelplaatsen voor hulpdiensten aanwezig.

Bedrijven, die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), danwel propaantanks met een inhoud kleiner dan 13 m3, waarvan de veiligheidsafstanden zoals aangewezen in artikel 3.28 van het Activiteitenbesluit buiten de bouwperceelgrens ligt, worden binnen dit bestemmingsplan uitgesloten.

Conclusie

Met betrekking tot voorliggend bestemmingsplan, waarin geen nieuwe ontwikkelingen zijn opgenomen, zijn er op basis van de vigerende regelgeving op het moment van vaststellen van het bestemmingsplan geen belemmeringen vanuit het oogpunt van externe veiligheid.

De grenswaarde voor het plaatsgebonden risico wordt binnen het bestemmingsplan niet overschreden. Het plangebied ligt binnen het invloedgebied van de A73. Vanwege de ligging binnen het invloedgebied van de A73 is er altijd sprake van een restrisico. Immers, de kans op een ongeval, hoe klein ook, blijft aanwezig. Het restrisico is in dit geval onder déze omstandigheden en afgezet tegen een breder kader aanvaardbaar.

Om de veiligheid binnen het plangebied te verhogen is het aan te bevelen om nieuwe gebouwen waarin mensen verblijven uit te voeren met een afsluitbare ventilatie en dienen de vluchtmogelijkheden zoveel mogelijk van de A73 af gesitueerd te worden.

In de planregels is een nadere eis opgenomen inzake de afsluitbaarheid van mechanische ventilatiesystemen en worden bedrijven, die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), danwel propaantanks met een inhoud kleiner dan 13 m3, waarvan de veiligheidsafstanden zoals aangewezen in artikel 3.28 van het Activiteitenbesluit buiten de bouwperceelgrens ligt, uitgesloten.

Het groepsrisico wordt in voldoende mate verantwoord geacht.

4.3 Waterhuishouding

In het Besluit ruimtelijke ordening is de 'watertoets' opgenomen. Deze heeft tot doel om ruimtelijke ontwikkelingen te toetsen aan het vigerend waterbeleid en de wateraspecten volwaardig mee te laten wegen bij de besluitvorming omtrent een goede ruimtelijke ordening. Dit proces komt in samenwerking tussen de gemeente en waterbeheerder tot stand.

Het waterbeheer in het plangebied wordt gevoerd door het Waterschap Roer en Overmaas. De gemeente Roermond is verantwoordelijk voor de riolering. Hieronder wordt ingegaan op de relevante beleidskaders. Daarna worden de huidige waterrelevante en de effecten van de beoogde ontwikkelingen per waterrelevant aspect beschreven.

Het Waterschap hanteert het uitgangspunt dat nieuwe verhardingen in principe worden afgekoppeld, met daarbij als richtlijn dat circa 10% van het oppervlak gereserveerd wordt voor water. Het Waterschap streeft naar 100% afkoppelen van het verharde oppervlak bij nieuwbouw, aangezien uit ervaring blijkt dat bij nieuwbouw vrijwel altijd een afkoppelmogelijkheid is. Voor het verantwoord afkoppelen van hemelwater hanteert het waterschap een voorkeurstabel, die aansluit bij de voorkeursvolgorde van de provincie Limburg. Deze voorkeurstabel is opgenomen in de brochure 'Regenwater schoon naar beek en bodem'. Hierin is opgenomen dat de voorkeur voor het afkoppelen van hemelwater uitgaat naar het infiltreren van het hemelwater in de bodem, waarbij het hemelwater afkomstig van schone dakoppervlakken rechtstreeks in de bodem geïnfiltreerd mag worden. Infiltratie van hemelwater afkomstig van overige verharde oppervlakken dient minimaal te geschieden middels een bodempassage of afhankelijk van het grondgebruik niet te worden afgekoppeld.

Grondoppervlakken van bedrijven met de milieucategorie 3, 4 en 5 en daken waarop neerslag van stof- of roetdeeltjes terecht komt, zullen in principe worden aangesloten op de riolering. De terreinen van bedrijven uit de categorie 1 en 2 kunnen hetzelfde worden beoordeeld als woonwijken.

Beleid gemeente

Het beleid van de gemeente bij nieuwbouw en reconstructie van wegen c.q. riolering is gericht op geheel afkoppelen. Daarnaast dient rekening te worden gehouden met de voorkeurstabel die is opgenomen in de brochure 'Regenwater schoon naar beek en bodem'. Er dient altijd te worden gewerkt met de maatgevende buien die door het Waterschap opgesteld worden.

Afvalwater

Het DWA-riool van het plangebied wordt aangesloten op het bestaande gemengde rioolstelsel van de gemeente Roermond.

Waterkwantiteit

In het plangebied is een primair water aanwezig, te weten de Blankwaterlossing.

De Blankwaterlossing loopt midden door het plangebied. Het betreft een beek met een specifieke ecologische functie. In deze watersystemen wordt het hoogste niveau van ecologische kwaliteit en processen nagestreefd, zoals meandering, vismigratie en natuurlijk oeverbeheer. De Blankwaterlossing mondt uiteindelijk uit in de Swalm.

Waterkwaliteit

Het plangebied is niet gelegen in een grondwaterwingebied of een grondwaterbeschemingsgebied.

In het plangebied of directe omgeving zijn geen waterkeringen aanwezig.

Conclusie

Het bestemmingsplan legt de bestaande situatie vast en maakt geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. Daarmee heeft het plan geen wezenlijke invloed op de in het plangebied aanwezige watersystemen. Dit bestemmingsplan is in het kader van het wettelijke verplichte vooroverleg aan het waterschap Roer en Overmaas voorgelegd.

4.4 Archeologie

Een deel van de kern Boukoul rondom de Beneden Boukoul en Boven Boukoul is volgens de bij de Nota Archeologie 2011 behorende archeologische beleidskaart gewaardeerd als Historische kern. Voor de overige bebouwing en bijbehorende percelen geldt over het algemeen een Hoge verwachting. Het gebied ten zuiden van de Elmpterbaan is gewaardeerd als Overig gebied. Bij alle ingrepen in de bodem dient zorg te worden besteed aan potentieel aanwezige archeologische resten overeenkomstig de hiervoor opgenomen dubbelbestemmingen. In de kern zijn geen archeologische monumenten bekend. In de omgeving van de kern zijn terreinen en vindplaatsen bekend uit het Paleolithicum, Mesolithicum, Neolithicum, bronstijd en Romeinse tijd. Zo bevindt zich in de omgeving een schans uit de late middeleeuwen en zijn ten oosten van Boukoul delen van een Romeinse weg aangetroffen. Gezien het reeds bekende tracé van deze Romeinse weg, ligt het in de verwachting dat een deel van het nog niet bekende tracé het zuidelijke plandeel doorkruist.

In voorkomende gevallen kan het college, naar aanleiding van de resultaten van archeologisch vooronderzoek, besluiten dat archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk is. Om de wetenschappelijke relevantie bij de besluitvorming te kunnen betrekken is een aantal historische onderzoeksthema's benoemd. De onderzoeksthema's zijn:

  • 1. de oudste bewoning en ontstaan van de verschillende kernen;
  • 2. rivieren in Roermond;
  • 3. infrastructuur, handel en defensie;
  • 4. lokale productie, kunst en nijverheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0957.BP00000250-VG01_0009.png"

Afbeelding ... Uitsnede archeologische beleidskaart

4.5 Cultuurhistorie

De buurtschap Boukoul is ontstaan op de beide oevers van een oude Maasmeander. In dit moerassige gebied ontstonden Kasteel Hillenraad en Huis Zuidewijk Spick, De oudst bekende vermelding van Boukoul dateert uit 1620. Kerkelijk gezien hoorde Boukoul eeuwenlang tot de parochie Asselt. Boerderijen ver buiten de kern waren echter meer op Maasniel georiënteerd dan op Asselt. Kenmerkend voor Boukoul is het sterke agrarische karakter, dat ook nu nog bestaat. In de negentiende en twintigste eeuw is de kern Boukoul op bescheiden schaal uitgebreid totdat een rechthoekige vorm ontstond. Tot 1 januari 2007 was Boukoul onderdeel van de zelfstandige gemeente Swalmen. Kenmerkend voor Boukoul is de lintbebouwing op de beide oevers van de oude Maasmeander (Boven Boukoul en Beneden Boukoul). Beeldbepalend voor Boukoul zijn bovendien de voorname omgrachte buitenplaatsen Kasteel Hillenraad en Huis Zuidewijk Spick.

Het sterke agrarische karakter uit zich in de verschillende grote boerderijcomplexen (Schaarbroekerweg, Graeterhof en Armenhof). In de tweede helft van de 19e eeuw zijn in de kern Boukoul enkele nieuwe boerenbedrijfjes gevestigd. Er vormde zich een heuse dorpskern door de vorming van een zelfstandige parochie met een kerk met pastorie en een basisschool. De kleinschalige uitbreiding richting het oosten gebeurde voornamelijk in de jaren '70 en '80 van de twintigste eeuw. De agrarische bebouwing kenmerkt zich voornamelijk door vrijstaande panden van één bouwlaag met een zadeldak evenwijdig aan de straat. Vrijwel alle gebouwen zijn opgetrokken in donkerrode baksteen en voorzien van een pannendak. Voor het overige is de bebouwing relatief laag, op enkele moderne gebouwen na.


Karakteristieke details

Een markant religieus karakteristiek detail is de Mariakapel op de hoek van de Graeterhofweg en de Beneden Boukoul. Deze kapel werd door de kinderen van het gezin Obers gesticht ter nagedachtenis van hun ouders. Verder staan in Boukoul diverse wegkruizen. Ook staan er diverse bijzondere elementen (eventueel ter herinnering aan een gebeurtenis of een persoon). Op de weg richting Hillenraad (Riet) staat een bijzonder transformatorhuisje, zoals dat in andere Noord-Limburgse plaatsen ook voorkomt.


Hoogwaardig groen

Het landschap van Boukoul bestaat uit zeer vruchtbare kleibodems. Deze moerassige grond moest echter ontwaterd worden door sloten om bruikbare grond te verkrijgen. Enkele toponiemen ten zuiden van de kern refereren aan het vroegere moeras (Vinkenbroek, Spickerbroek , Maalbroek en Blankwater). Boukoul ligt tussen enerzijds hakhout (bos) en anderzijds landbouwgrond (bijv. weiland). Ten westen liggen de uitgestrekte gecultiveerde landbouwgronden (Graeterveld en Hillenraad), die ook nu nog als zodanig in gebruik zijn. Het verkavelingspatroon van dit gebied is sinds 1830 nauwelijks veranderd. Als erfafscheidingen wordt van oudsher gebruik gemaakt van beukenhagen en meidoornhagen. Deze structuur is tot op de dag van vandaag goed bewaard gebleven. In het oosten ligt het uitgestrekte bosrijke gebied (Bisschopskamp) richting Duitsland. Ten zuiden van Boukoul is de Boeshei gelegen, waar vroeger een hoeve, behorend tot het Kartuizerklooster te Roermond, gesitueerd was. De Kartuizers hebben een grote rol gespeeld bij de ontginningen (zelfs tot medio 16e eeuw) van het gebied tussen Swalmen en Maasniel. Ook in de kern zelf is hoogwaardig groen te vinden. Zo zijn in de latere uitbreidingswijken enkele stedenbouwkundige groenstroken aangebracht.

Infrastructuur

Het historische stratenpatroon (in vergelijking met de Smaberskaart en de kadastrale minuut) is goed bewaard gebleven. Belangrijkste wegen zijn de Boven en Beneden Boukoul die doorlopen in Graeterweg en de Riet richting Hillenraad. Dit zijn voorname wegen met aan weerszijde bomenlanen.

Water

De Maas is eeuwenlang de vormende factor geweest van het landschap. Door de kanalisatie ervan in begin twintigste eeuw is het nu een gecontroleerde rivier geworden. Oude Maasmeanders tekenen zich nog af in het landschap bij de Eppenbeek en Teutebeek. Hier stroomde ooit de Maas. De Eppenbeek is bij Hillenraad en de Graeterhofweg nog terug te vinden. Langs de Eppenbeek zijn bij Hillenraad diverse steilranden te vinden. In de oude Maasmeander zijn de voorname buitenplaatsen Hillenraad en Huis Zuidewijk Spick aangelegd met omgrachting.

Monumenten

In het plangebied zijn de volgende monumenten gelegen:

  • Beneden Boukoul 21, H. Theseriakerk, 1935, herbouwd 1947, gemeentelijk monument;
  • Beneden Boukoul 22, wegkapel, 1852, rijksmonument;
  • De Lanck - Hoenderweg?, Romeinse weg, gemeentelijk monument;
  • Kerkweg 1, Pastorie H. Theresia, 1935, gemeentelijk monument.

Beeldbepalende panden

In het plangebied komen verder enkele beeldbepalende panden voor. Beeldbepalende gebouwen hebben, hoewel ze niet in aanmerking komen voor een beschermende monumentenstatus, wel een beeldbepalend karakter. De aanwijzing tot beeldbepalend gebouw heeft plaatsgevonden op basis van een aantal criteria. Van belang is ondermeer de ligging van het betreffende pand. Uitgangspunt was de historische wegenstructuur van Boukoul, zijnde Beneden Boukoul, Boven Boukoul, Elmpterbaan en Graeterhofweg. De ligging van de woning ten opzichte van de weg is eveneens van belang. Verder is gekeken naar de hoofdvorm, het profiel van de woning (over het algemeen eenvoudig van vorm, 1-1,5 bouwlaag met een zadeldak in sterke helling). De vormgeving van de gevelopeningen alsook de invulling daarvan (vormgeving van kozijnen is daarbij ook een criterium). Ook de detailleringen zoals vlechtingen, muizentanden, gemetselde lateiconstructies, dakranden, goten, dakkapellen zijn van belang. Daarnaast is een verwachting van monumentale waarden in het interieur meegewogen. Tot slot is traditionele materiaaltoepassing en kleurstelling bepalend.

De geselecteerde panden hebben bovengenoemde kenmerken in zich, of op zijn minst een groot aantal van die kenmerken. Panden waar in de loop der jaren veel veranderingen hebben plaatsgevonden waarbij verhoudingsgewijs te veel concessies zijn gedaan aan de historische kenmerken, hebben de status "beeldbepalend" niet gehaald.

De volgende panden zijn aangewezen als beeldbepalend pand:

  • Beneden Boukoul 13, boerderij, 1850-1900;
  • Beneden Boukoul 15, boerderij, 1850-1900;
  • Beneden Boukoul 26, boerderij, 1850-1900;
  • Boven Boukoul 7, boerderij, 1890-1920;
  • Boven Boukoul 29, boerderij, 1850-1900;
  • Boven Boukoul 35, boerderij met achtergelegen schuur, 1850-1900;
  • Graeterhofweg 6, boerderij, voor 1850;
  • Graeterhofweg 13, boerderij - Graeterhof, voor 1850-1900.

4.6 Flora en Fauna

Het plangebied is beoordeeld in relatie tot wettelijk beschermde planten en dieren en hun natuurlijke leefomgeving. Voor de algemene achtergrond en het wettelijk kader wordt verwezen naar bijlage bij bijlage 1.

Uit verschillende bronnen (natuurgegevens provinciale site en Het Natuurloket) blijkt dat rondom Boukoul, in de natuurgebieden en nabij de waterlopen, mogelijk verschillende beschermde planten, amfibieën, broedvogels en andere diersoorten aanwezig zijn.

De kavels waarvoor de geldende rechten zijn overgenomen, zijn kleinschalige kavels waarop nauwelijks beschutting aanwezig is. Volgens de provinciale natuurwebsite zijn hier geen beschermde broedvogels of planten aanwezig. Gezien de ligging nabij bebouwing en wegen is het niet aannemelijk dat op de betreffende percelen beschermde soorten voorkomen waarvoor geen algemene vrijstelling geldt.

Omdat in het plangebied verder geen nieuwe directe ontwikkelingen toegestaan zijn, is een nader onderzoek in het kader van de Flora- en faunawet niet noodzakelijk.

Voor de verschillende onbebouwde wijzigingslocaties geldt dat niet op voorhand uit te sluiten is dat in deze gebieden geen beschermde soorten voorkomen. In het kader van de in de regels opgenomen wijzigingsbevoegdheden is daarom als wijzigingsvoorwaarde opgenomen dat, voordat de gebieden ontwikkeld kunnen worden, een onderzoek naar de aanwezige natuurwaarden moet plaatsvinden, teneinde geen leef- en broedgebieden van beschermde dier- en of plantensoorten aan te tasten.

Boukoul wordt verder omgeven door het actueel leefgebied van de Das. Een deel van het zuidelijk plangebied ligt in het actueel leefgebied van de Das. In deze gebieden zijn (recent) dassen waargenomen. Dit actueel leefgebied maakt onderdeel uit van het dassenleefgebied dat een groot deel van de oost- en westoever van de Maas beslaat tussen Venlo en Roermond.

Ten westen van het plangebied, nabij de Eppenbeek, bevindt zich een belopen dassenburcht. In de omgeving en aan de rand van de kern zijn al verschillende verkeersslachtoffers onder de Das gevallen.

Wanneer het plangebied deel uitmaakt van het leefgebied van de Das en er ruimtelijke ingrepen plaatsvinden dan dienen de toetsen, zoals in de volgende alinea beschreven, uitgevoerd te worden. De Das valt op basis van de AMvB 'Besluit beschermde dier- en plantensoorten' namelijk onder beschermingsniveau 3: streng beschermde soorten. Dit zijn de soorten genoemd in bijlage 1 van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten en alle soorten die zijn opgenomen in bijlage IV van de Habitatrichtlijn. Voor deze soorten kan geen algemene vrijstelling worden gegeven en is voor ruimtelijke ontwikkelingen een ontheffingsaanvraag noodzakelijk.

Natuurbeschermingswet

De Natuurbeschermingswet 1998 moest de bescherming van natuurgebieden, zoals vastgelegd in de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn, in nationale wetgeving vastleggen. Al snel bleek dat de omzetting van Europese regels in deze wet onvoldoende was. De wet is gewijzigd en de nieuwe Natuurbeschermingswet is 1 oktober 2005 in werking getreden.

Natura 2000 (Vogel- en Habitatrichtlijn)

Door inwerkingtreding van de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998, is de Vogel- en Habitatrichtlijn naar de achtergrond verdwenen. Er is immers adequate nationale wetgeving die voldoende garanties biedt voor bescherming van Europese Natuur in Nederland. De bescherming van Natura 2000 gebieden (Vogel- en Habitatrichtlijn) zijn volgens de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 vergelijkbaar met de bescherming volgens artikel 6 van de Habitatrichtlijn, die de afgelopen jaren in Nederland is toegepast.

Beschermde Natuurmonumenten

De inwerkingtreding van de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 heeft ook gevolgen voor de Beschermde- en Staatsnatuurmonumenten. Allereerst is het verschil tussen Beschermde- en Staatsnatuurmonumenten verdwenen, beide vallen dan onder de noemer Beschermde Natuurmonumenten.

Verder wordt onderscheid gemaakt tussen Beschermde Natuurmonumenten die binnen en buiten de Natura 2000-gebieden liggen:

  • het beschermingsregime van de gebieden die binnen Natura 2000-gebieden liggen en die al onder de oude wet zijn aangewezen, treedt terug. De natuurwaarden en het natuurschoon waarvoor deze gebieden waren aangewezen, worden opgenomen in de doelstellingen voor instandhouding van het betreffende Natura 2000-gebied.
  • voor gebieden die buiten de Natura 2000-gebieden liggen, geldt dat handelingen in of rondom Beschermde Natuurmonumenten die schadelijk kunnen zijn voor het natuurschoon, voor de natuurwetenschappelijke betekenis of voor dieren en planten in dat gebied, of die het Beschermde Natuurmonument ontsieren, zijn verboden, tenzij de minister van LNV of de provincie een vergunning heeft verleend. Ook de Wetlands (verdrag van Ramsar, Wetlands Conventie) vallen onder de Natuurbeschermingswet.

In het plangebied komen geen gebieden of Natuurmonumenten voor welke volgens de Natuurbeschermingswet bescherming verdienen.

4.7 Natuur en landschap

Op 14 oktober 2005 hebben Provinciale Staten de POL-herziening op onderdelen EHS vastgesteld. Uit plankaart 'Midden' van de POL-herziening op onderdelen EHS blijkt dat Boukoul omgeven wordt door bestaande bos- en natuurgebieden uit perspectief 1 en de POG-gebieden uit perspectief 2.

Perspectief 1 wordt gevormd door de EHS en vormt de precieze begrenzing van de in de Nota Ruimte globaal begrensde EHS. De EHS in Limburg bestaat uit de bestaande bos- en natuurgebieden (waaronder de Habitat-, Vogelrichtlijn gebieden en Natuurbeschermingswet gebieden), nieuwe natuurgebieden (reservaats- en natuurontwikkelingsgebieden), de één op één begrensde beheersgebieden, ecologisch water (Maasplassen), beken met een specifiek ecologische functie (SEF, voor zover gelegen in of grenzend aan de overige categorieën van de EHS) en overige functies binnen de EHS. Ruime jas beheersgebieden inclusief de Hamsterkernleefgebieden (voor zover niet begrensd als Nieuwe natuurgebied of bestaand bos- en natuurgebied) maken geen onderdeel uit van het Limburgse deel van de EHS.

Perspectief 2 wordt gevormd door de POG. Samen met de EHS vormt de POG de ecologische structuur in Limburg. Het beleid in de POG is gericht op het versterken en ontwikkelen van natuurwaarden. De POG omvat vooral landbouwgronden als buffer rond de EHS, steile hellingen, delen van ecologische verbindingszones, de hamsterkernleefgebieden, waterwingebieden (buiten de grens stedelijke dynamiek) die vanwege de bescherming van de drinkwaterwinning het karakter van een natuurgebied aannemen en gronden die een natuurkarakter krijgen, zoals bepaalde lopende ontgrondingen. Binnen de POG blijft de landbouw ook in de toekomst een belangrijke rol spelen.

Verder is ten oosten en zuiden van de kern de aanduiding 'ecologische verbindingszone' opgenomen. De ecologische verbindingszones (EVZ) maken zowel onderdeel uit van de EHS als de POG. Het beleid is gericht op realisatie van de verbindingzones die de verbreiding, migratie en uitwisseling van soorten tussen en binnen de EHS en POG mogelijk moeten maken. Binnen de EVZ (als onderdeel van de POG) blijft de landbouw ook in de toekomst een belangrijke rol spelen. Bij aanleg van infrastructurele voorzieningen moet worden voorkomen dat nieuwe belemmeringen ontstaan voor migratie van diersoorten binnen deze zones. De provincie wil juist de mogelijkheden benutten die inrichtingsprojecten (recreatie, ontgrondingen, landinrichting, infrastructuur, e.d.) bieden om tot herstel of ontwikkeling van migratiemogelijkheden te komen.

Bouwen in de POG en EVZ

Mede conform het Rijksbeleid uit de Nota Ruimte en Flora- en Faunawet wordt in de POL-herziening EHS het 'nee, tenzij' regime beperkt tot de EHS en de leefgebieden van de streng beschermde soorten (met betrekking tot de beschermde soorten is de Flora- en Faunawet leidend). In de in het plangebied aanwezige als zodanig aangegeven bos- en natuurgebieden (welke deel uitmaken van de EHS) zijn geen ruimtelijke ingrepen gepland.

De POG vormt samen met de EHS de ecologische structuur in Limburg. Vanwege de behoefte meer maatwerk mogelijk te maken heeft de POG heeft een apart planologisch regime waarbij behoud en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden het belangrijkste kader vormt: de ontwikkelingsgerichte basisbescherming.

De provincie verwacht een zorgvuldige kwaliteitstoets van natuur- en landschapswaarden bij de afweging van ruimtelijke ontwikkelingen in de POG waarbij uitgangspunt is dat deze ontwikkelingen leiden tot een kwalitatieve en kwantitatieve versterking van de ecologische structuur. Voor de kwaliteitsborging in de POG wordt verwezen naar het beleid zoals dat onder andere is vastgesteld in het kader van de 'POLherziening op onderdelen Contourenbeleid Limburg' (rode ontwikkeling in deze gebieden is alleen mogelijk indien kwaliteitsverbetering ter plaatse -naast architectonische en stedenbouwkundige kwaliteit wordt hier met name de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische inpassing in de omgeving bedoeld- en een kwaliteitsverbetering in groter verband oplevert –tegenprestatie-, waarbij de provincie inzet op realisering van de POG).

Een groot deel van Boukoul-Zuid behoort tot de POG en EVZ. De bouwkavel van de Elmpterbaan 14 en omgeving (welke voorzien is van een wijzigingsbevoegdheid) behoort hier echter volgens de kaarten niet toe. Voor ontwikkelingen op deze locatie zijn derhalve geen compenserende kwaliteitsmaatregelen noodzakelijk (behoudens mogelijk deels in het kader van het contourenbeleid). Voor de kleinschalige locatie nabij de Elmpterbaan 30 geldt dat het betreffende wijzigingsgebied als grasland in gebruik is en de natuurlijke waarden (in de zin van POG en EVZ) wellicht gering zijn. Veder geldt dat deze kavel ligt ingeklemd tussen de woonkavels van bebouwing aan de Hoenderberg.

Omdat enkele incidentele wijzigingslocaties ook deel uitmaken van de POG en/of EVZ is in de betreffende wijzigingsvoorwaarden opgenomen dat ontwikkeling slechts mogelijk is nadat, in voorkomende gevallen, een positief advies van de betreffende kwaliteitscommissie is ontvangen.

4.8 Verkeer en infrastructuur

De belangrijkste wegen in de verkeersstructuur van de kern zijn de van oudsher al aanwezige wegen Boven Boukoul, Beneden Boukoul, Graeterhofweg en de Elmpterbaan. Ook de Heikamp speelt een rol bij de ontsluiting van het woongebied ten oosten hiervan.

De ontsluiting van het dorp geschiedt bijna geheel middels de genoemde wegen. De overige wegen zijn overwegend woonstraten die aantakken op de genoemde "hoofdwegen" en dienen enkel ter ontsluiting van de daaraan gelegen woningen.

De gehele kern, met uitzondering van de wegen Hoenderberg, Vinkenbroek en een deel van de Bergstraat nabij de sportvelden, betreft een 30km-zone. De overige wegen buiten de kern behoren tot een 60km-zone.

Boukoul is aangesloten op de busverbinding naar Maalbroek en Swalmen.

De meeste binnen het plan toegelaten functies hebben een verkeersaantrekkende werking in de zin dat ze leiden tot - met name - autoverkeer door bewoners en op kleinere schaal bezoekers en werknemers. Gezamenlijk leidt dit tot parkeerbehoefte van de gegenereerde verkeersstroom. Deze parkeerdruk moet in principe allereerst op eigen erf worden opgevangen. Daarnaast biedt de openbare ruimte mogelijkheden tot parkeren. Bij ontwikkelingen in het plangebied zijn de parkeernormen van toepassing die op 13 augustus 2013 door het college van burgemeester en wethouders zijn vastgesteld en die als bijlage bij de regels van dit bestemmingsplan zijn opgenomen.

4.9 Kabels en leidingen

In het plangebied is een ondergrondse rioolwatertransportleiding (traject Boukoul-Roermond) aanwezig welke, voorzien van een beschermingszone (2 keer 2,5 meter aan weerszijde van de transportleiding), opgenomen is in de voorschriften en bijbehorende plankaart.

In de nabijheid van het plangebied zijn hoogspanningsleidingen aanwezig. Voor deze leidingen gelden binnen de bijbehorende beschermingszones beperkingen wat betreft toegestane bouwhoogte. Het plangebied ligt niet in deze beschermingszone.

Verder is op de hoek Graeterhofweg-Boven Boukoul het gemaal Boukoul gelegen. Voor dit gemaal geldt een geurcontour van 30 meter rondom het gemaal. Binnen deze zone mogen geen geurgevoelige bestemmingen opgericht worden. Onder geurgevoelige bestemmingen wordt verstaan concentraties van mensen in het algemeen, dus bebouwing, scholen, kerken, ziekenhuizen, winkelcentra, voedings- en genotmiddelenindustrie, industrie met een hoge arbeidsintensiteit en intensieve (verblijfs-)recreatie. Van dergelijke bebouwing voor concentraties van mensen is in het plangebied echter geen sprake.

Hoofdstuk 5 Planopzet

5.1 Feitelijke planopzet

Het bestemmingsplan is opgesteld volgens het "Handboek bestemmingsplannen" van de gemeente Roermond. Er is sprake van een zogenaamd "beheersplan" aangezien het onderhavige plan de bestaande situatie vastlegd. Het bestemmingsplan is opgesteld op basis van de RO-standaarden 2012 en is digitaal uitwisselbaar conform de volgende normen:

  • Informatie Model Ruimtelijke Ordening (IMRO);
  • Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (STRI);
  • Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP);
  • Praktijkrichtlijn Bestemmingsplan (PRBP).

Het beleid, zoals opgenomen in deze toelichting, is vertaald in de regels en op de bijbehorende verbeelding. De bestemmingsomschrijvingen zijn vastgelegd in de regels van de verschillende bestemmingen. Daarbij worden regels gegeven voor het bouwen en voor het gebruik van bouwwerken en onbebouwde gronden. Om voldoende inzicht te krijgen in de juridische opzet van het plan worden hierna de systematiek en de inhoudelijke bepalingen nader toegelicht.

5.2 Juridische planopzet

5.2.1 Planvorm

Het bestemmingsplan 'Kern Boukoul' is een bestemmingsplan zoals bedoeld in artikel 3.1. van de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

5.2.2 Verbeelding

Tot het plan behoort een analoge en een digitale verbeelding. De analoge verbeelding bevat alle te verbeelden informatie. Het gaat hierbij om het plangebied, de (dubbel)bestemmingen, de aanduidingen en verklaringen. In de digitale verbeelding is eveneens alle te verbeelden informatie opgenomen die op een interactieve wijze wordt getoond.

De verbeelding is getekend op een digitale kadastrale en GBKR ondergrond. De analoge verbeelding bestaat uit een kaart. Aan de op de verbeelding opgenomen ondergrondgegevens, zoals gebouwen, kunnen geen rechten worden ontleend. Daar staat tegenover dat het ontbreken van dergelijke ondergrondgegevens ook niet leidt tot een beperking van rechten. De ondergronden hebben dus uitsluitend een illustratief karakter.

5.2.3 Planregels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Artikel 1 bevat een uitleg van de begrippen die in de planregels voorkomen. Artikel 2 bepaalt de wijze van meten, waarin wordt aangegeven hoe bij de toepassing van de bestemmingsregels wordt gemeten. Door het geven van begripsomschrijvingen en aanwijzingen voor het meten wordt de interpretatievrijheid verkleind en daardoor de duidelijkheid en rechtszekerheid vergroot.

Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingsregels voor alle bestemmingen. Deze artikelen kennen een standaardopbouw. Per planregel zijn de doeleinden en de toegelaten gebruiksvormen van de gronden aangegeven. Per onderdeel volgt een nadere omschrijving en onderbouwing.

Hoofdstuk 3 vervat de algemene regels. Dit hoofdstuk bevat een aantal algemene regels die gelden voor het hele plangebied. Het betreft daarnaast onder andere de anti-dubbeltelbepaling, algemene aanduidings-, afwijkings- en wijzigingsregels en algemene gebruiksregels.

Hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotregel van het bestemmingsplan.

5.2.4 Wijze van bestemmen

De bestemmingen zijn zoveel mogelijk gebiedsgewijs toegekend. Bij enkele bestemmingen is gebruik gemaakt van een specifieke bestemming met bijvoorbeeld een functieaanduiding. De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd:

  • 1. Bestemmingsomschrijving;
  • 2. Bouwregels;
  • 3. Nadere eisen;
  • 4. Afwijken van de bouwregels;
  • 5. Specifieke gebruiksregels;
  • 6. Afwijken van de gebruiksregels;
  • 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken gebouwen zijnde of werkzaamheden;
  • 8. Wijzigingsbevoegdheid.

Duidelijk zal zijn dat een bestemmingsregel niet alle elementen hoeft te bevatten. Dit kan per bestemming verschillen. Onderstaand worden de regels van de opgenomen bestemmingen nader toegelicht.

Enkelbestemmingen 

Artikel 3 Agrarisch met waarden

Deze bestemming is toegekend vanwege het huidige agrarische gebruik in combinatie met aanwezige landschapswaarden. Deze landschapswaarden hangen veelal samen met de aanwezigheid van zichtrelalaties, reliëf, waardevolle landschapselementen en kenmerkende open akkercomplexen.

Voor het bestaande akkerbouwbedrijf aan de Elmpterbaan is een bouwblok opgenomen. In het geval het bedrijf zijn agrarische activiteiten staakt, is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming te wijzigen naar de functie wonen.

Er wordt beoogt voornoemde waarden te behouden met de gekozen regeling. Binnen deze gebiedsbestemming is extensief, recreatief medegebruik zoals wandelen en fietsen toegestaan. Ten behoeve van het behoud van de aanwezige waarden is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen voor diverse werken en werkzaamheden. Bebouwing ten behoeve van nutsvoorzieningen is toegestaan binnen de opgenomen bebouwingsregeling net als bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterhuishouding.

Voor het realiseren van, in omvang beperkte, schuilgelegenheden is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen.

Artikel 4 Bedrijf

Het in het plangebied aanwezige aannemingsbedrijf heeft de bestemming 'Bedrijf' gekregen. bestemming op maat gekregen. Er is een bebouwingsregeling opgenomen ten behoeve van bovengenoemde bedrijvigheid. Tevens is de bestemming bestemd voor de ondergeschikte functies verkeersvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water- en waterhuishuidkundige voorzieningen. Binnen deze bestemming is een bedrijfswoning niet toegestaan.

Artikel 5 Groen

Deze bestemming is toegekend aan gronden aan de oostkant van het plangebied aan de Graaf Wolff Metternichlaan. Op deze gronden zijn bestaande volkstuinen en een evenemententerrein toegestaan.

Er zijn bouwregels opgeomen voor het bouwen van schuilgelegenheden of bergruimten en er is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het plaatsen van nieuwe speeltoestellen.

Artikel 6 Horeca

Deze bestemmings is toegekend aan de bestaande horeca categorie 2 bedrijven aan de Boven Boukoul. Er is een bebouwingsregeling opgenomen. Tevens is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen op grond waarvan de bestemming, onder voorwaarden, kan worden gewijzigd in de bestemming 'Woongebied' voor woningbouw. Voor een horeca categorie 1 bedrijf aan de Boven Boukoul is in de bestemmming 'Woongebied' en aanduiding opgenomen.

Artikel 7 Maatschappelijk

Deze bestemming is toegekend aan de het gemeenschapshuis, de kerk en de school aan de Kerkweg. Op grond van de bestemmingsomschrijving zijn meerdere maatschappelijke functies toegelaten.

Er is een bebouwingsregeling opgenomen. Ondergeschikt aan de maatschappelijke functies zijn tevens verkeersdoeleinden, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en groenvoorzieningen toegestaan.

Artikel 8 Natuur

Deze bestemming is toegekend aan gronden aan weerszijden van de Blankwaterlossing en een tweetal percelen ten zuiden van de Elmpterbaan ter bescherming van de aanwezige natuurlijke en landschappelijke en landschapsecologische waarden. Binnen deze bestemming zijn water en waterhuishoudkundige voorzienignen toegestaan, alsmede extensief recreatief medegebruik. Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan. Ter bescherming van de aanwezige waarden is voor het uitvoeren van werken een aanlegvergunningenstelsel opgenomen.

Artikel 9 Sport

Deze bestemming is toegekend aan de sportvelden aan de Hoenderberg.

Binnen deze bestemming is een bebouwingsregeling opgenomen. Naast de bestemming voor sportactiviteiten zijn tevens verkeersvoorzieningen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen toegestaan.

Artikel 10 Verkeer

Deze bestemming is toegekend aan de wegen binnen het plangebied, voor zover deze openbaar toegankelijk zijn en niet binnen een andere bestemming zijn opgenomen. Het betreft met name doorgaande ontsluitingswegen.

Binnen deze bestemming zijn verkeersdoeleinden toegestaan. De gronden mogen niet worden bebouwd. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan ten dienste van de verkeersdoeleinden.

Artikel 11 Water

Binnen het plangebied is de primaire watergang Blankwaterlossing bestemd als Water. Deze watergang heeft een primaire, watervoerende functie. De keur van het Waterschap is op deze watergang van toepassing.

Binnen deze bestemming zijn water en waterhuishoudkundige voorzieningen, groenvoorzieningen, eventueel in combinatie met infiltratievoorzieningen en bruggen met daarbij behorende verhardingen, oevers, taluds en onderhoudspaden toegestaan. Op de gronden mogen slechts bouwwerken, geen gebouwen zijnd, ten behoeve van de bestemming worden gebouwd.

De gebods- en verbodsbepalingen van de Keur van het Waterschap Roer en Overmaas zijn van toepassing.

Artikel 12 Woongebied

De gebiedsgewijze manier van bestemmen komt in deze tot uitdrukking in de globale en ruime bestemming voor woongebieden. Hierdoor komt het voor dat groenveldjes/speelplekken geen aparte bestemming hebben. De woonbestemming biedt ruimte aan onder andere groenveldjes/speelplekken, woonstraten, parkeerplaatsen , watergangen enz. Eventuele werkzaamheden op dergelijke locaties, als ook aan woonstraten en parkeerplaatsen passen nu binnen het bestemmingsplan waardoor minder procedures nodig zijn. Het betekent dus niet dat groene plekken zomaar bebouwd kunnen worden, immers uitdrukkelijk is geregeld dat nieuwbouw van woningen niet is toegestaan. Kleine verbouwingen aan woningen zijn wel toegestaan. Tot de bestemming Woongebied behoren ook de bijbehorende erven en tuinen, (semi)openbare zij- en achterpaden en wegen, die in principe alleen een erf- of gebiedsontsluitingsfunctie hebben.

Binnen deze bestemming is wonen toegestaan, alsmede aan huis verbonden beroepen. Bedrijvigheid aan huis is uitsluitend toegestaan met een omgevingsvergunning voor het afwijken, overeenkomstig het vigerende beleid in de gemeente Roermond.

In de bebouwingsregeling is aangegeven op welke wijze de gronden mogen worden bebouwd.

De bouw van nieuwe woningen is, behoudens nieuwbouw, binnen deze bestemming niet rechtsreeks toegestaan. Voor een aantal percelen tussen bestaande woonbebouwing is een wijzigingsbevoegdheid opnomen op grond waarvan de bouw van nieuwe woningen, onder voorwaarden, is toegestaan. Een aantal van deze percelen zijn gelegen buiten de contour. Voor deze percelen is het Limburgs Kwaliteitsmenu van toepassing.

Waar naast de hoofdfunctie wonen een nevenfunctie wordt uitgeoefend is een specifieke aanduiding opgenomen.

Er is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor afhankelijk wonen voor het verlenen van mantelzorg en kleine economie.

Dubbelbestemmingen

Artikel 13 Leiding - Riool

Deze dubbelbestemming is opgenomen ter bescherming van de in het plangebied aanwezige rioolwatertransportleiding, inclusief de beschermingszones van de leiding.

Binnen de beschermingszone mogen geen bouwwerken worden opgericht. Voor grondwerkzaamheden anders dan voor het normale onderhoud en beheer van de leiding dient een omgevingsvergunning te worden aangevraagd.

Artikel 14 Waarde - Archeologie

De gronden met deze medebestemming zijn, naast de aanwezige functies bestemd voor de bescherming van archeologische waarden met een bijbehorend beschermingsregime met bouwregels.

Artikel 15 Waarde - Archeologie historische kern

De gronden met deze medebestemming zijn gelegen in historische kernen en de zijn bestemd om de mogelijk aanwezige waarden te beschermen door middel van specifieke bouwregels.

Artikel 16 Waterstaat

Deze dubbelbestemming is opgenomen ter bescherming van de door het plangebied stromende Blankwaterlossing, een primaire waterloop. Op deze waterloop inclusief de beschermingszone zijn de gebods- en verbodsbepalingen van de Keur van het Waterschap Roer en Overmaas van toepassing.

Binnen deze bestemming is geen bebouwing toegestaan, behoudens bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de bescherming en het onderhoud van de waterloop.

Algemene regels

Artikel 17 Anti-dubbeltelregel

Met deze bepaling wordt beoogd om misbruik van de regels door middel van (privaatrechtelijke) wijzigingen in de eigendomsverhoudingen van gronden te voorkomen. De anti-dubbeltelregel is overgenomen uit het Besluit ruimtelijke ordening.

Artikel 18 Algemene bouwregels

In dit artikel (wordt ingegaan op het rooilijnenbeleid en) zijn beperkte overschrijdingen van de bouwregels verklaard.

Artikel 19 Algemene gebruiksregels

In dit artikel is onder andere bepaald dat met de bestemming strijdig gebruik verboden is. Het artikel vult artikel 7.10 Wro aan. Er is aangegeven wat in ieder geval onder verboden gebruik van gronden en opstallen ten opzichte van het bestemmingsplan wordt verstaan.

Artikel 20 Algemene afwijkingsregels

Het gaat hierbij om een afwijkingsmogelijkheid van de in de regels gegeven maten en percentages met betrekking tot het bouwen, het oprichten van gebouwen van openbaar nut en het in beperkte mate verschuiven bestemmingsgrenzen. Deze bepaling vindt zijn grondslag in artikel 3.6 lid c Wro. Evenals met de wijzigingsregels wordt hiermee beoogd het plan een zekere mate van flexibiliteit te bieden. In vergelijking met de wijzigingsregels is de mate van flexibiliteit weliswaar kleiner, maar de juridische procedure, voorafgaand aan het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken is eenvoudiger.

Artikel 21 Algemene wijzigingsregels

Dit artikel geeft de mogelijkheid om bestemmingen te wijzigen. Deze bepaling vindt zijn grondslag in artikel 3.6 lid a Wro.

Artikel 22 Algemene procedureregels

Deze regel bevat de procedure welke gevolgd moet worden bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheden.

Artikel 23 Overige regels

Dit artikel bevat enkele algemene regels zoals parkeren, laden en lossen en een nadere eisenregeling in het kader van Externe Veiligheid.

Artikel 24 Overgangsrecht

Bouwwerken welke op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezig zijn, mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment waarop het bestemmingsplan rechtskracht verkrijgt mag gehandhaafd blijven. Het overgangsrecht is overgenomen uit het Besluit ruimtelijke ordening.

Artikel 25 Slotregel

In dit artikel wordt aangegeven onder welke naam de regels aangehaald kunnen worden. Tevens is in dit artikel de vaststellingsverklaring opgenomen.

Bijlagen

Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten

In bijlage 1 van de regels is de Staat van bedrijfsactiviteiten opgenomen. Deze lijst betreft niet de volledige opsomming van de in de SBI onderscheiden bedrijfstypen (overeenkomstig de publicatie "Bedrijven en Milieuzonering" van de VNG), maar een op maat aangepaste lijst. Uitgesloten zijn bedrijfstypen die in het algemeen vanwege dat aard van de activiteiten in een woongebied niet toelaatbaar worden geacht. Daarnaast zijn bedrijven uitgesloten vanwege mogelijke milieuhinder.

Bij de beoordeling of een bedrijfsactiviteit is toegestaan zal eerste gekeken moeten worden of deze op grond van de desbetreffende bestemming is toegestaan. In de Staat van Bedrijfsactiviteiten is vervolgens verder uitgewerkt welke bedrijfsactiviteiten in de verschillende milieucategorieën zijn toegestaan. In de regels van het bestemmingsplan worden alleen activiteiten tot de milieucategorie 2 toegestaan.

Bijlage 2 Bedrijvenlijst kleine economie

In de algemene afwijkingsregels is een mogelijkheid opgenomen om medewerking te verlenen aan bedrijvigheid die niet valt onder de aan huis verbonden beroepen, maar in bepaalde gevallen wel daarmee gelijk te stellen is, de zogenaamde kleine economie. Het betreft bedrijfsactiviteiten die wat betreft invloed op de woonomgeving gelijk te stellen zijn aan een huis verbonden beroep, waarvan de omvang en de activiteiten zodanig zijn dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende gebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend. Er worden bedrijven toegestaan uit maximaal categorie 2 van de lijst Kleine economie. In deze lijst zijn enkel bedrijfsactiviteiten opgenomen die in een woonomgeving ingepast zouden kunnen worden. Per geval moet worden beoordeeld of aan de voorwaarden van de afwijkingsbevoegdheid wordt voldaan.

Bijlage 3 Staat van horeca-activiteiten

In de Staat van horeca-activiteiten is een onderscheid gemaakt naar de verschillende categorieën horeca. De categorie-indeling is gebaseerd op de ruimtelijke invloed die de desbetreffende horeca-activiteit op de omgeving heeft. Categorie 1 betreft winkel ondersteunende horeca met een relatief geringe ruimtelijke invloed op de omgeving gelet op onder andere de beperkte openingstijden. Categorie 2 betreft onder andere restaurants, zaalaccommodaties, bars en café's niet zijnde winkelondersteunende horeca. Categorie 3 zijn de hotels en pensions waar tegen vergoeding nachtverblijf wordt verstrekt. Categorie 4 betreft horeca-activiteiten met de grootste ruimtelijke invloed zoals een bar-dancing en discotheek.

Bijlage 4 Parkeernormen

De parkeernormen op grond van de Nota Parkeernormen 2013 (vastgesteld 20 augustus 2013) zijn opgenomen als bijlage bij de regels. Voor het plangebied gelden de normen Rest bibeko & bubeko.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid en Grexwet

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening rust op de gemeente de verplichting tot het verhaal van kosten die tot de grondexploitatie behoren op basis van een exploitatieplan. De gemeente kan hiervan afzien indien:

  • kostenverhaal anderszins verzekerd is én
  • fasering niet noodzakelijk is én
  • het stellen van locatie eisen niet noodzakelijk is, óf
  • één van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen van toepassing is, te weten:

1. het totaal der wettelijk te verhalen exploitatiebijdragen bedraagt minder dan € 10.000,00 óf

2. er geen verhaalbare kosten in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening aan de orde zijn óf

3. de verhaalbare kosten in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening uitsluitend de aansluiting van een bouwperceel op de openbare ruimte of de aansluiting op de nutsvoorzieningen betreffen.

Het bestemmingsplan 'Kern Boukoul' betreft grotendeels een beheersregeling voor reeds bestaande bebouwing en gronden. Voor vervangende nieuwbouw zullen normaal gesproken geen kosten die tot de grondexploitatie behoren aan de orde zijn. Omdat sprake is van vervanging van bestaande bebouwing, zullen de nutsvoorzieningen en voorzieningen in de openbare ruimte aanwezig zijn en zal aanpassing daarvan in de meeste gevallen niet aan de orde zijn. Omdat sprake zal zijn van kleinschalige herbouwplannen is het niet noodzakelijk om een tijdvak of fasering te bepalen.

Gelet op het vorenstaande is de economische uitvoerbaarheid gegarandeerd en kan in het kader van de vaststelling van het bestemmingsplan 'Kern Boukoul' worden afgezien van het vaststellen van een exploitatieplan.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.2.1 Inspraakprocedure

Het voorontwerp bestemmingsplan 'Kern Boukoul' heeft in het kader van de gemeentelijke inspraakverordening ter inzage gelegen van 11 juni tot en met 22 juli 2014.

De ter visie legging is gepubliceerd in het Elektronisch Gemeenteblad van 10 juni 2014. Het voorontwerp bestemmingsplan is digitaal raadpleegbaar op www.ruimtelijkeplannen.roermond.nl en www.ruimtelijkeplannen.nl. Ingezetenen van de gemeente Roermond en belanghebbenden konden inspraakreacties indienen gedurende deze termijn. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt.

Van de inspraak en het vooroverleg is een verslag gemaakt dat als bijlage 1 bij deze toelichting is gevoegd.

6.2.2 Overleg ex artikel 3.1.1. Bro

Het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan pleegt daarbij op grond van artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening (Bro) overleg met de besturen van betrokken gemeenten, waterschappen en met de diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in geding zijn.

Het voorontwerpbestemmingsplan is voor vooroverleg toegezonden aan de Provincie Limburg en het Waterschap Peel en Maasvallei.

Van de inspraak en het vooroverleg is een verslag gemaakt dat als bijlage 1 bij deze toelichting is gevoegd.

6.2.3 Zienswijzenprocedure

Het ontwerpbestemmingsplan 'Kern Boukoul' heeft van 10 december 2014 tot en met 20 januari 2015, ter inzage gelegen, na voorafgaande publicatie op 9 december 2014 in het Elektronisch Gemeenteblad, in de Staatscourant en op www.roermond.nl. Gedurende de periode van terinzagelegging wat het ontwerpbestemmingsplan digitaal raadpleegbaar op de websites www.ruimtelijkeplannen.roermond.nl en www.ruimtelijkeplannen.nl.

Gedurende de termijn van terinzagelegging heeft een ieder de mogelijkheid gehad een zienswijze tegen het ontwerpplan in te dienen. Tijdens de termijn is een zienswijze tegen het ontwerpplan ingediend. In de als bijlage 1 bij deze toelichting gevoegde Nota van zienswijze en wijzigingen is het standpunt ten aanzien van de ingediende zienswijze weergegeven. Als gevolg van deze zienswijze is het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld.