direct naar inhoud van Regels
Plan: Kern Boukoul
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0957.BP00000250-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Kern Boukoul' met identificatienummer 'NL.IMRO.0957.BP00000250-VG01' van de gemeente Roermond.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan en/of uitbouw:

een aan een hoofdgebouw vast gebouwd bouwwerk, dat architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar dat in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw; voor de toepassing van deze regels wordt een aan- of uitbouw gelijkgesteld met een aan het hoofdgebouw aangebouwd bijgebouw.

1.4 aan huis verbonden beroep:

de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, (para-)medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend. Hieronder dient niet te worden begrepen de uitoefening van detailhandel.

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 afhankelijke woonruimte:

een (deel van een) gebouw waarin een gedeelte van de huishouding uit het oogpunt van mantelzorg is gehuisvest en dat qua ligging een ruimtelijke eenheid met de woning vormt.

1.8 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van:

  • a. het telen van gewassen, waaronder mede begrepen houtteelt en/of ;
  • b. het houden van dieren,

met dien verstande dat een gebruiksgerichte paardenhouderij (zoals een manege), kennels en dierenasiels niet als agrarische bedrijven worden aangemerkt.

1.9 agrarisch verwante nevenactiviteiten

een op een agrarisch bedrijf aanwezige bedrijfsmatige nevenactiviteit die gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van werktuigen en/of het leveren van dieren/goederen aan agrarische bedrijven en/of het opslaan, verwerken, vervoeren en/of verhandelen van door agrarische bedrijven afgeleverde producten, niet zijnde een loonwerkersbedrijf;

1.10 archeologische waarde:

waarde die bestaat uit de aanwezigheid van een bodem-archief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang is en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigt.

1.11 bebouwing:

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.12 bebouwingspercentage:

een percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.13 bedrijfsactiviteit:

het beroepsmatig uitoefenen van bedrijvigheid met gebruikmaking van machines dan wel door middel van handwerk en geen kantoor zijnde.

1.14 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.

1.15 bedrijfsvloeroppervlak:

de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.16 bedrijfswoning:

één woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de bestemming.

1.17 begane grond:

bouwlaag waarvan het vloerpeil ter hoogte van het (straat)peil ligt, dan wel de bouwlaag boven een souterrain.

1.18 beperkt kwetsbaar object

object als bedoeld in artikel 1 onder b van het Bevi.

1.19 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.20 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.21 Bevi

Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.22 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.23 bijgebouw:

een gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat ten dienste staat van dat hoofdgebouw.

1.24 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.25 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.26 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.27 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.28 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.29 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.30 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.31 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons en wasserettes.

1.32 evenement:

al of niet periodiek terugkerende publieke gebeurtenis op het gebied van sport, cultuur, folklore, handel, recreatie, liefdadigheid, religie, gezondheid, wetenschap, amusement en vergelijkbare gebeurtenissen.

1.33 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.34 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting waarbij als gevolg van de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

1.35 grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf. Grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: akkerbouw-, fruitteelt- en vollegrondtuinbouwbedrijven en boomteeltbedrijven, waarvan de bomen rechtstreeks in de grond zijn geplant.

1.36 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.37 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, één en ander al dan niet in combinatie met ondersteunende activiteiten of met een vermaaksfunctie, met uitzondering van seksinrichtingen. De horecacategorieën binnen de functie horeca zijn omschreven in Bijlage 3 Staat van horeca-activiteiten.

1.38 invloedsgebied

gebied waarin volgens het Bevi en het Bevb personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico.

1.39 kantoor:

een ruimte die door haar aard, indeling en inrichting is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijke administratieve aard.

1.40 kleine economie:

bedrijfsactiviteiten die wat betreft invloed op de woonomgeving gelijk te stellen zijn aan een aan huis gebonden beroep, waarvan de omvang en de activiteiten zodanig zijn dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende gebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend.

1.41 kwetsbaar object

object als bedoeld in artikel 1 onder l van het Bevi.

1.42 Limburgs Kwaliteitsmenu

het ruimtelijk instrumentarium waarmee in Limburg noodzakelijke of wenselijke ontwikkelingen in het buitengebied kunnen samengaan met gewenste kwaliteitsverbetering van datzelfde buitengebied. Het Limburgs Kwaliteitsmenu geeft de 'extra' condities en voorwaarden waaronder bepaalde ontwikkelingen in het landelijk gebied buiten de plattelandskernen dan wel in het stedelijke gebied in de perspectieven P2, P3 en P8 mogelijk zijn.

1.43 maatschappelijk:

voorzieningen ten behoeve van educatieve, sociale, sociaal-medische, sociaal-culturele, (para-) medische en levensbeschouwelijke voorzieningen, alsmede voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van begeleid wonen en van de openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.44 mantelzorg:

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.45 nutsvoorzieningen:

op het openbare net aangesloten werken en/of bouwwerken ten behoeve van het openbaar nut, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.

1.46 peil:

voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.47 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.48 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of gelegenheid wordt geboden seksuele handelingen te verrichten dan wel vertoningen en/of voorstellingen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan:

  • een prostitutiebedrijf;
  • een raamprostitutiebedrijf;
  • een erotische massagesalon;
  • een seksbioscoop;
  • een sekstheater;
  • een parenclub;
  • geheel of gedeeltelijke bedrijfsvoering in overwegend seksueel geaarde dienstverlening;

al dan niet in combinatie met elkaar.

1.49 teeltondersteunende voorzieningen

voorzieningen/constructies met als doel het gewas te forceren tot meer groei en/of de oogst te spreiden. Het gaat daarbij om zowel het vervroegen als verlaten ten opzichte van normale open teelt en/of beschermen tegen weersinvloeden, ziekten en plagen wat leidt tot een beter kwalitatief product.

1.50 twee- aan- een gebouwde woning:

een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee aaneengebouwde woningen.

1.51 voorgevelrooilijn:

denkbeeldige lijn waarin een (of meer) gevel(s) van een gebouw is/zijn of word(t)(en) geplaatst en die is gelegen aan de zijde van de aan de weg gelegen perceelsgrens.

1.52 vrijstaand bijgebouw:

een bijgebouw, dat qua constructie en visueel vrij staat van het hoofdgebouw.

1.53 waterhuishouding:

het ontvangen, vasthouden, (tijdelijk) bergen en afvoeren van water, eventueel gecombineerd met infiltratie van water in de bodem.

1.54 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.55 woongebouw:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.

2.2 de bedrijfsvloeroppervlakte

binnenwerks, op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.5 breedte van een zone langs een watergang

vanaf de insteek van de betreffende zijde van de watergang.

2.6 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.7 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.8 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.10 Aanvullende bepalingen

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 0,5 m wordt overschreden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bedrijfsuitoefening uitsluitend in de vorm van grondgebonden agrarische bedrijven;
  • b. één agrarische bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • c. bedrijfsgebouwen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • d. agrarisch verwante nevenactiviteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • e. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijk, cultuurhistorische, aardkundige, archeologische en ecologische waarden;
  • f. behoud en herstel van de aanwezige poelen, sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  • g. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • h. met daarbij behorende:
  • i. verkeersvoorzieningen;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. openbare nutsvoorzieningen;
  • l. ondergeschikte detailhandel in ter plaatse geproduceerde eigen producten ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' tot ten hoogste 100m2;
  • m. extensief recreatief medegebruik.
3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

op de als 'Agrarisch met waarden' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de onder 3.1 genoemde functies worden gebouwd;

3.2.1 Gebouwen
  • a. nieuwbouw van een bedrijfswoning is niet toegestaan, behoudens herbouw, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', waarbij de bouwregels zoals opgenomen in dit artikel van toepassing zijn;
  • b. de bouwhoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 10 meter;
  • c. de goothoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 6 meter;
  • d. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 10 meter;
  • e. de goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 6 meter;
  • f. de inhoud van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 750m3.
3.2.2 Bijgebouwen

Bij de bedrijfswoning binnen deze bestemming mogen bijgebouwen worden gebouwd met dien verstande dat:

  • a. het totale grondoppervlak van de bijgebouwen maximaal 100m2 bedraagt;
  • b. de goothoogte van de bijgebouwen maximaal 3,50 meter bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van de bijgebouwen maximaal 5,50 bedraagt.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. op de als 'Agrarisch met waarden' bestemde gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen toegestaan ten behoeve van extensief recreatief medegebruik zoals picknicktafels, bankjes, bewegwijzering e.d.
  • b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 2 meter;
  • c. de hoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 1 meter.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 3.2 teneinde tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen en hagelnetten ten behoeve van het agrarische grondgebruik te plaatsen mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de bouwwerken uitsluitend aanwezig zijn zolang de teelt het vereist met een maximum van 6 maanden;
  • b. de hoogte van hagelnetten ten hoogste 4 meter bedraagt;
  • c. de hoogte van andere teeltondersteunende voorzieningen ten hoogste 2,5 meter bedraagt;
  • d. de totale oppervlakte aan tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen per agrarisch bedrijf, buiten de als bouwvlak aangeduide gronden, ten hoogste 1 hectare bedraagt;
  • e. aangetoond is dat er geen overwegende bezwaren vanwege de aanwezigheid van archeologische waarden in de bodem bestaan;
  • f. er voldaan is aan de eisen die gesteld zijn in de Structuurvisie kwaliteitsbijdrage gemeente Roermond;
  • g. aangetoond is dat de landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • h. aangetoond is dat er een bedrijfseconomische noodzaak bestaat voor het plaatsen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.
3.3.2 Schuilgelegenheden

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 3.2 ten behoeve van het oprichten van schuilgelegenheden voor het houden van dieren, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. er per aaneengesloten 2 hectare als agrarische bestemde gronden ten hoogste 1 schuilgelegenheid opgericht mag worden;
  • b. het bebouwingsoppervlak van de schuilgelegenheid ten hoogste 30 m2 bedraagt;
  • c. de oppervlakte van het perceel waarop de schuilgelegenheid gerealiseerd wordt ten minste 2000 m2 bedraagt;
  • d. de goothoogte ten hoogste 2 meter bedraagt;
  • e. de bouwhoogte van de schuilgelegenheid ten hoogste 3 meter bedraagt;
  • f. de schuilgelegenheid wordt opgericht op een afstand van ten hoogste 5 meter van de perceelsgrens;
  • g. aangetoond is dat er ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', waarop de dieren gehuisvest worden, geen ruimte is voor het oprichten van een schuilgelegenheid, dan wel dat de betreffende gronden niet grenzen aan het bouwvlak waarop de dieren gehuisvest zijn;
  • h. aangetoond is dat er geen sprake is van onevenredige aantasting van de omliggende waarden en functies, hetgeen onder andere betekent dat de schuilgelegenheid passend in het landschap is of gemaakt dient te worden.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van de gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden als volkstuin;
  • b. het beoefenen van lawaaisporten;
  • c. het gebruik van gronden en opstallen voor mestbewerking/-verwerking als nevenactiviteit ten behoeve van meerdere bedrijven;
  • d. het gebruik van gronden en opstallen voor een seksinrichting;
  • e. het gebruik van gronden en opstallen voor horeca;
  • f. het gebruik van gronden buiten een bouwvlak voor buitenopslag;
  • g. het plaatsen van kampeermiddelen;
  • h. het gebruik van gebouwen als afhankelijke woonruimte;
  • i. het gebruik van bedrijfsgebouwen (stallen) en bijgebouwen ten behoeve van (zelfstandige) bewoning;
  • j. het gebruik bebouwing voor de tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten;
  • k. het gebruik van recreatiewoningen ten behoeve van permanente bewoning;
  • l. het gebruik van gronden voor het stallen van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen van derden.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Kleinschalig kamperen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 3.4 ten einde kleinschalig kamperen mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. het kamperen is gekoppeld aan het agrarische bedrijf;
  • b. het terrein dat voor kleinschalig kamperen gebruikt wordt bedraagt maximaal 0,5 hectare;
  • c. slechts kampeermiddelen zijn toegestaan met een niet-permanent karakter (tent, caravan of vouwwagen);
  • d. maximaal 40 kampeermiddelen zijn toegestaan;
  • e. de standplaatsen een minimale oppervlakte hebben van 40m2
  • f. per standplaats één parkeerplaats op eigen terrein beschikbaar is;
  • g. aangetoond is dat er geen beperkingen aan de omliggende (agrarische) bedrijven worden toegebracht in het kader van de milieuwetgeving;
  • h. de voorzieningen ten behoeve van het kamperen binnen de bestaande bebouwing worden gerealiseerd.
3.5.2 Recreatiewoning

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 3.4 ten einde recreatiewoningen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. het aantal recreatiewoningen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' bedraagt maximaal 5;
  • b. de recreatiewoningen worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing;
  • c. het vloeroppervlak per recreatiewoning bedraagt maximaal 100m2;
  • d. aangetoond is dat per recreatiewoning één parkeerplaats op eigen terrein beschikbaar is;
  • e. permanente bewoning van de recreatiewoning niet is toegestaan;
  • f. aangetoond is dat geen sprake is van onevenredige aantasting van de bestaande waarden;
  • g. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing;
  • h. aangetoond is dat het gebruik niet leidt tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van de omliggende (agrarische) bedrijven.
3.5.3 Niet-agrarische nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 3.4 ten einde niet-agrarische nevenactiviteiten mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de activiteiten uitsluiten plaatsvinden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de activiteiten het geen horeca of detailhandel betreffen;
  • c. de oppervlakte die voor de nevenactiviteit wordt gebruikt ten hoogste 50m2 bedraagt;
  • d. aangetoond is dat geen sprake is van een verkeersaantrekkende activiteit die de omgeving onevenredig belast;
  • e. aangetoond is dat op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid beschikbaar is;
  • f. er wordt voorzien in een goede landschappelijk inpassing;
  • g. aangetoond is dat omliggende (agrarische) bedrijven door de activiteiten niet in hun bedrijfsontwikkeling worden aangetast;
  • h. aangetoond is dat geen onevenredige hinder wordt toegebracht aan het woon- en leefklimaat van omliggende woningen.
3.5.4 Afhankelijk woonruimte

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 3.4 voor het gebruik van een (vrijstaand) bijgebouw of een gedeelte van het hoofdgebouw als afhankelijke woonruimte voor het verlenen van mantelzorg, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. er is sprake van een objectieve indicatiestelling (bijvoorbeeld een doktersverklaring) waaruit de noodzaak van mantelzorg blijkt, met uitzondering van een familierelatie in de eerste lijn (ouder-kind-relatie);
  • b. aangetoond is dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  • c. de afhankelijke woonruimte uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gerealiseerd wordt;
  • d. aangetoond is dat er sprake is van een ruimtelijke eenheid tussen hoofdgebouw en afhankelijke woonruimte;
  • e. bij de behandeling van een aanvraag tevens wordt getoetst aan stedenbouwkundige en andere ruimtelijke aspecten;
  • f. voor het bouwen van bouwwerken ten behoeven van het afhankelijk wonen de regels uit artikel 3.2 van toepassing zijn maar dat het vloeroppervlak dat voor de afhankelijke woonruimte gebruikt wordt maximaal 70 m2 mag bedraagt;
  • g. de afhankelijke woonruimte niet wordt gerealiseerd in een tijdelijke woonunit (bijvoorbeeld een stacaravan);
  • h. er geen tweede woning ontstaat;
  • i. per bouwperceel kan op enig moment slechts één ontheffing van kracht zijn voor het gebruik van een gebouw als afhankelijke woonruimte;
  • j. de ontheffing is persoonsgebonden en vervalt van rechtswege op het moment dat de behoefte aan mantelzorg komt te vervallen.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Aanlegverbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren;

  • a. het ontginnen, afgraven, ontgronden, egaliseren en ophogen van gronden;
  • b. het (half)verharden van paden en wegen;
  • c. vellen, rooien of beschadigen van bomen, heggen en overige houtgewassen;
  • d. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • e. het aanbrengen van houtopstanden.
3.6.2 Uitzondering op het aanlegverbod
  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. vallen onder de kapvergunningplicht zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening;
  • c. op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een reeds verleende vergunning mogen worden uitgevoerd.
3.6.3 Voorwaarde voor verlening van een omgevingsvergunning

De in artikel 3.6.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien aangetoond is dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de waarden van de betreffende en omringende gronden.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Vrijkomende Agrarische Bebouwing (VAB)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen ten behoeve een wijziging van gebruik van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen in de functie 'wonen' en het realiseren van nieuwe woningen, met dien verstande dat:

  • a. de agrarische functie in zijn geheel dient te komen vervallen;
  • b. hergebruik plaats dient te vinden in de bestaande bouwmassa en overtollige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt;
  • c. de inhoud van de ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' te realiseren en bestaande woningen bedraagt ten minste 350 m3;
  • d. de inhoud van de ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' te realiseren en bestaande woningen bedraagt ten hoogste 800 m3;
  • e. er ten behoeve van de woonfunctie geen nieuwe bebouwing opgericht mag worden en dat voor het bouwen van bijgebouwen gebruik gemaakt moet worden van de mogelijkheden uit artikel 3.2.2 of van bebouwing die aanwezig is ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • f. aangetoond is dat het gebruik niet leidt tot een belemmering voor de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven;
  • g. voldaan dient te worden aan de normen voor wat betreft aantal parkeerplaatsen zoals die zijn opgenomen in Bijlage 4 Parkeernormen;
  • h. voldaan wordt aan de eisen uit de Wet geluidhinder;
  • i. aangetoond is dat de waterhuishoudkundige, landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • j. aangetoond is dat voldaan wordt aan de normen gesteld in of krachtens de Wet bodembescherming;
  • k. aangetoond is dat het woon- en leefklimaat in de omgeving niet onevenredig wordt aangetast.
3.7.2 Woningbouw

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ' Agrarisch met waarden' ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' te wijzigen ten behoeve van het veranderen van de functie van de gronden ter plaatse naar de bestemming 'Woongebied', met dien verstande dat:

  • a. de agrarische functie in zijn geheel komt te vervallen;
  • b. de nieuwe woningen passen in het omringende gebied, waarbij een goed woon- en leefklimaat van de nieuwe woning is gegarandeerd en aanwezige bedrijven en/of inrichtingen niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' bedraagt de bouwhoogte van hoofdgebouwen maximaal de op de verbeelding weergegeven maat;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' bedraagt de goothoogte van hoofdgebouwen maximaal de op de verbeelding weergegeven maat;
  • e. de regels van artikel '12 Woongebied' van overeenkomstige toepassing zijn;
  • f. de regionale Woonvisie in acht wordt genomen;
  • g. uit een ingesteld bodemonderzoek blijkt dat de bodem ter plaatse geschikt is voor het beoogde gebruik;
  • h. wordt voldaan aan de eisen van de Wet geluidhinder;
  • i. geen belemmeringen aanwezig zijn in het kader van externe veiligheid;
  • j. een archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd, tenzij vaststaat dat geen archeologische relicten worden verstoord of de geplande grondwerkzaamheden een gebied beslaan kleiner dan 2500m2 en de werkzaamheden plaatsvinden minder dan 50 meter verwijderd van een eerdere vindplaats;
  • k. geen belemmeringen optreden voor eventueel aanwezige beschermde flora- en faunasoorten op en rondom het perceel;
  • l. hemelwater afkomstig van schoon oppervlak, voor zover mogelijk, wordt afgekoppeld en geïnfiltreerd in de bodem;
  • m. wordt voldaan aan de parkeernormen zoals opgenomen in Bijlage 4 Parkeernormen van deze regels, waarbij parkeren op eigen erf uitgangspunt is;
  • n. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt belemmerd;
  • o. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten die staan vermeld in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten bij deze regels. Onder de hier bedoelde bedrijven worden niet begrepen geluidhinderlijke inrichtingen, horecabedrijven en detailhandelsbedrijven;
  • b. bedrijfsgebouwen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daarbij behorende:

  • d. verkeersvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen
4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

op de als 'Bedrijf' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de onder 3.1 genoemde functies worden gebouwd;

4.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. het bouwen van nieuwe hoofdgebouwen en bedrijfswoningen is niet toegestaan, behoudens herbouw, en het bepaalde onder 4.2.1 onder b, waarbij de bouwregels, zoals opgenomen in dit artikel van toepassing zijn;
  • b. gebouwen worden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gebouwd;
  • c. ten behoeve van de uitbreiding van hoofdgebouwen mag worden gebouwd, mits door de uitbreiding het bestaand bebouwde oppervlak van het hoofdgebouw ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpplan met ten hoogste 50% wordt vergroot;
  • d. de maximale bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' weergegeven maat;
  • e. de afstand van gebouwen tot de perceelsgrenzen bedraagt ten minste 3 meter;
  • f. het bebouwingspercentage bedraagt ten hoogste het op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' weergegeven percentage.
4.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 meter.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van de gronden wordt in elk geval begrepen:

  • a. het gebruik van gronden als staanplaats of ligplaats voor onderkomens;
  • b. het gebruik van gronden voor woondoeleinden;
  • c. het gebruik van gronden voor geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • d. het gebruik van gronden ten behoeve van horeca en/ of detailhandel,anders dan genoemd onder 4.1;
  • e. het gebruik van gronden ten behoeve van propaantanks met een inhoud kleiner dan 13m³, waarvan de veiligheidsafstanden zoals aangewezen in artikel 3.28 van het Activiteitenbesluit buiten de bouwperceelgrens liggen;
  • f. het gebruik van gronden ten behoeve van buitenopslag.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
4.4.1 Gelijkwaardige bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 4.1 ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die niet staan genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten bij deze regels, maar die gelet op de milieubelasting naar aard en invloed gelijk te stellen zijn met bedrijfsactiviteiten genoemd in 4.1 onder a.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. openbare groenvoorzieningen;
  • b. een evenemententerrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein';
  • c. volkstuinen, alsmede schuilgelegenheden of bergruimten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'volkstuinen';
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. speelvoorzieningen
  • f. voet- en fietspaden;
  • g. evenementen;
  • h. nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op de als 'Groen' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de onder 5.1 genoemde functies worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van schuilgelegenheden of bergruimten bedraagt maximaal 4m2;
  • c. de hoogte van schuilgelegenheden of bergruimten bedraagt maximaal 2 meter;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' maximaal 5 meter;
  • e. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'volkstuinen' maximaal 3 meter.
5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaald onder 5.2 voor het plaatsen van nieuwe speelvoorzieningen, mits uit een ingesteld bodemonderzoek blijkt dat de bodem ter plaatse geschikt is voor het beoogde gebruik.

Artikel 6 Horeca

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horeca, categorie 2;
  • b. één bedrijfswoning, met daarbij behorende bijgebouwen;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daarbij behorende:

  • d. verkeersvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. openbare nutsvoorzieningen.
6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

op de als 'Horeca' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de onder 6.1 genoemde functies worden gebouwd:

6.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. gebouwen worden uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gebouwd;
  • b. nieuwe hoofdbebouwing is binnen deze bestemming niet toegestaan, behoudens herbouw, en het bepaalde onder 6.2.1 onder c, waarbij de bouwregels zoals opgenomen in dit artikel van toepassing zijn;
  • c. het bebouwde oppervlak van het hoofdgebouw mag met maximaal 20% worden vergroot ten opzichte van het bebouwde oppervlak op het moment van terinzage legging van het ontwerpplan;
  • d. de goothoogte bedraagt maximaal 6,5 meter;
  • e. de bouwhoogte bedraagt maximaal 10 meter.
6.2.2 Bijgebouwen

Bij de bedrijfswoning mogen op het bijbehorende erf uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'Bouwvlak' bijgebouwen worden gebouwd met dien verstande dat:

  • a. het totale grondoppervlak van bijgebouwen maximaal 70m2 bedraagt;
  • b. de goothoogte van bijgebouwen met een kap maximaal 2,70m bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van bijgebouwen met een kap maximaal 5m bedraagt;
  • d. de goothoogte van bijgebouwen zonder kap maximaal 3m bedraagt;
  • e. de goothoogte van bijgebouwen aansluitend aan het hoofdgebouw maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw bedraagt.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erfafscheidingen, bedraagt maximaal 3 meter;
  • b. de hoogte van erfafscheidingen bedraagt voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 meter en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2 meter;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b mag bij hoekpercelen de hoogte van de erfafscheiding aan één wegzijde voor de voorgevel maximaal 2 meter bedragen, mits deze ten minste 1 meter achter de perceelsgrens wordt geplaatst.
6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van de gronden en opstallen worden in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik voor een seksinrichting;
  • b. het gebruik voor coffeeshops;
  • c. het gebruik voor afhankelijke woonruimte.
6.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Horeca' te wijzigen in de bestemming 'Woongebied' mits:

  • a. deze wijziging niet plaatsvindt binnen twee jaar na het beëindigen van het bedrijf, tenzij het pand reeds eerder uitsluitend voor bewoning werd gebruikt, dan wel de eigenaar eerder een verzoek dienaangaande heeft gedaan;
  • b. er maximaal één nieuwbouwwoning gerealiseerd mag worden, tenzij uit een verkavelingsplan blijkt dat de locatie in stedenbouwkundig opzicht geschikt is voor meerdere woningen;
  • c. de karakteristiek van de nieuwbouw aansluit bij de stedenbouwkundige waarden in de omgeving, waarbij een goed woon- en leefklimaat is gegarandeerd en aanwezige bedrijven en/of andere inrichtingen niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd;
  • d. de regionale woonvisie in acht wordt genomen;
  • e. artikel '12 Woongebied' van overeenkomstige toepassing is;
  • f. uit een ingesteld bodemonderzoek blijkt dat de bodem ter plaatse geschikt is voor het beoogde gebruik;
  • g. wordt voldaan aan de eisen van de Wet geluidhinder;
  • h. geen belemmeringen aanwezig zijn in het kader van externe veiligheid;
  • i. wordt voldaan aan de Wet luchtkwaliteit;
  • j. geen belemmeringen optreden voor eventueel aanwezige beschermde flora- en faunasoorten op en rondom het perceel;
  • k. hemelwater afkomstig van schoon oppervlak, voor zover mogelijk, wordt afgekoppeld en geïnfiltreerd in de bodem;
  • l. wordt voldaan aan de parkeernormen zoals opgenomen in Bijlage 4 Parkeernormen van deze regels.

Artikel 7 Maatschappelijk

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. een dienstwoning met daarbij behorende bijgebouwen, uitsluitend voorzover aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen,

met daarbij behorende:

  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. verkeersvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen.
7.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

op de als 'Maatschappelijk' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de onder 7.1 genoemde functies worden gebouwd.

7.2.1 Gebouwen
  • a. nieuwe hoofdbebouwing is niet toegestaan, behoudens herbouw, en het bepaalde onder 7.2.1 onder b, waarbij de bouwregels zoals opgenomen in dit artikel van toepassing zijn;
  • b. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • c. ten behoeve van de uitbreiding van hoofdgebouwen mag worden gebouwd, mits door de uitbreiding het bestaande bebouwd oppervlak van het hoofdgebouw ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan met ten hoogste 20% van dezelfde functie wordt vergroot;
  • d. de goot- en bouwhoogte bedraagt niet meer dan is aangegeven ter plaatse van de 'maximale goot- en bouwhoogte';
  • e. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 3 meter.
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erfafscheidingen, bedraagt ten hoogste 3 meter;
  • b. de hoogte van erfafscheidingen bedraagt voor de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 meter en achter de voorgevelrooilijn ten hoogste 2 meter;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b mag bij hoekpercelen de hoogte van de erfafscheiding aan één wegzijde voor de voorgevel maximaal 2 meter bedragen, mits deze tenminste 1 meter achter de perceelsgrens wordt geplaatst.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 7.2.2 voor het plaatsen van erfafscheidingen op de perceelsgrens bij hoekpercelen, onder de voorwaarde dat de erfafscheiding:

  • a. het vrije uitzicht van het wegverkeer niet belemmert en voor het wegverkeer ook niet anderszins hinder of gevaar oplevert;
  • b. geen fundamentele inbreuk op de groende dan wel open structuur pleegt.

Artikel 8 Natuur

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de instandhouding, ontwikkeling en kwaliteitsverhoging van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke en landschapsecologische waarden;
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. extensief recreatief medegebruik,

met daaraan ondergeschikt:

  • d. paden en wegen;
  • e. bestaande parkeervoorzieningen.
8.2 Bouwregels
  • a. op de als 'Natuur' bestemde gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de onder 8.1 genoemde functies toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 meter.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1 Aanlegverbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Natuur' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verwijderen, aanleggen of verharden van paden, parkeergelegenheden of picknickplaatsen en het aanbrengen van eventuele andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het ontginnen, verlagen of afgraven van de bodem dieper dan 0,30 meter;
  • c. het ophogen, opvullen of egaliseren van de bodem;
  • d. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • e. het scheuren van grasland;
  • f. het aanbrengen van boven- en/of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur, tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gericht gebruik van de grond;
  • g. het vellen of rooien van houtgewas of het verrichten van werkzaamheden, welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas ten gevolge kunnen hebben.
8.3.2 Uitzonderingen

Het in 8.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. vallen onder kapvergunningplicht zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening;
  • c. reeds in uitvoering zijn of waarvoor reeds een omgevingsvergunning verleend is op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
8.3.3 Voorwaarde voor verlening

De in 8.3.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien de aan de betrokken gronden gegeven bestemming zich hiertegen niet verzet en indien de beoogde werken of werkzaamheden de archeologische, natuurlijke, landschappelijke en landschapsecologische waarden niet onevenredig aantast.

Artikel 9 Sport

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportbeoefening;
  • b. een antennemast uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'antennemast';
  • c. gebouwen, geen woningen zijnde;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daarbij behorende:

  • f. groenvoorzieningen;
  • g. verkeersvoorzieningen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen.
9.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

op de als 'Sport' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de onder 9.1 genoemde functies.

9.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' bedraagt de bouwhoogte van hoofdgebouwen ten hoogste de op de verbeelding weergegeven maat;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' bedraagt de goothoogte van hoofdgebouwen ten hoogste de op de verbeelding weergegeven maat;
  • d. bebouwingspercentage 100%
9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de hoogte van erfafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter;
  • b. de hoogte van ballenvanghekken bedraagt maximaal 7,50 meter;
  • c. de hoogte van lichtmasten bedraagt maximaal 20 meter;
  • d. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 5 meter.
9.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:

  • a. voor ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • b. voor detailhandel en groothandel;
  • c. voor transport- en/of garagebedrijven;
  • d. voor permanente of tijdelijke bewoning;
  • e. voor horecadoeleinden, met uitzondering van de kantine;
  • f. voor opslagdoeleinden, uitgezonderd opslagdoeleinden die verband houden met de sportbeoefening.

Artikel 10 Verkeer

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidwerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. evenementen.
10.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de onder 10.1 genoemde functies worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 10 m.

Artikel 11 Water

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. watergangen en waterpartijen;
  • b. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. infiltratie- en bergingsvoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • e. oevers;
  • f. taluds;
  • g. (onderhouds)paden.
11.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de onder 11.1 genoemde functies;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 meter.

Artikel 12 Woongebied

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Woongebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen met bijbehorende voorzieningen zoals tuinen en erven, alsmede aan huis verbonden beroepen;
  • b. horeca categorie 1 uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1';
  • c. een timmerbedrijf uitsluitend te plaatse van de aanduiding 'bedrijf';
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
    met daarbij behorende:
  • e. verkeersvoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. speelvoorzieningen;
  • j. kleinschalige evenementen.
12.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

op de als ‘Woongebied’ bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de onder 12.1genoemde functies worden gebouwd;

12.2.1 Gebouwen
  • a. het bouwen van nieuwe hoofdgebouwen en/of het toevoegen van nieuwe woningen is binnen deze bestemming niet toegestaan, behoudens herbouw en het bepaalde in 12.2.1 onder c, waarbij de bouwregels zoals opgenomen in dit artikel van toepassing zijn;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a zijn ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' maximaal 6 woningen toegestaan. Het bepaalde onder d is hierbij niet van toepassing;
  • c. ten behoeve van de uitbreiding van hoofdgebouwen mag worden gebouwd, mits door de uitbreiding het bestaand bebouwde oppervlak van het hoofdgebouw ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpplan met niet meer dan 20% wordt vergroot;
  • d. de voorgevel van het hoofdgebouw wordt gelijk aan de voorgevel van de hoofdgebouwen op de belendende percelen binnen deze bestemming gesitueerd, met dien verstande dat, wanneer de voorgevels van de belendende percelen niet in dezelfde lijn zijn gelegen, de voorgevel van het hoofdgebouw wordt gesitueerd binnen de zone tussen de voorgevels op de belendende percelen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' bedraagt de bouwhoogte van hoofdgebouwen ten hoogste de op de verbeelding weergegeven maat;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' bedraagt de goothoogte van hoofdgebouwen ten hoogste de op de verbeelding weergegeven maat;
  • g. de afstand van de hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen dient voor vrijstaande woningen tenminste 2,5 meter en voor geschakelde aan de niet aangebouwde zijnde van het hoofdgebouw tenminste 2,5 meter te bedragen. Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen de hoofdgebouwen aan één zijde in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd.
  • h. het maximale bebouwingspercentage bedraagt:
    • 1. per bouwperceel voor woondoeleinden tot 200 m2 maximaal 70%;
    • 2. per bouwperceel voor woondoeleinden tussen 200 m2 en 400 m2 maximaal 60%;
    • 3. per bouwperceel voor woondoeleinden tussen 400 m2 en 600 m2 maximaal 50%;
    • 4. per bouwperceel voor woondoeleinden groter of gelijk aan 600 m2 maximaal 40%;
12.2.2 Bijgebouwen
  • a. bijgebouwen worden tenminste 3 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw geplaatst, tenzij het een aan de wegzijde gelegen open stallingsruimte voor personenauto's betreft;
  • b. het totale grondoppervlak van bijgebouwen bedraagt per bouwperceel tot en met 700 m2 maximaal 70 m2, waarbij het bepaalde in 12.2.1 onder h van overeenkomstige toepassing is;
  • c. het totale grondoppervlak van bijgebouwen bedraagt per bouwperceel groter dan 700 m2, maximaal 10 % van de totale oppervlakte van het bouwperceel, met een maximum van 200 m2 per bouwperceel, waarbij het bepaalde in 12.2.1 onder g van overeenkomstige toepassing is;
  • d. de maximale goothoogte van bijgebouwen met een kap bedraagt 2,70 meter en de maximale bouwhoogte van bijgebouwen met een kap bedraagt 5 meter;
  • e. de maximale bouwhoogte van bijgebouwen zonder kap bedraagt 3 meter
  • f. de goothoogte van bijgebouwen aansluitend aan het hoofdgebouw, bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, waarbij een overschrijding van 30 cm is toegestaan;
12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3,00 meter, met uitzondering van erfafscheidingen, waarbij de hoogte voor de voorgevelrooilijn maximaal 1,00 meter bedraagt en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2,00 meter. In afwijking hiervan mag bij hoekpercelen de hoogte van de erfafscheiding aan één wegzijde voor de voorgevelrooilijn maximaal 2,00 meter bedragen, mits deze ten minste 1,00 meter achter de perceelsgrens wordt geplaatst;

12.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 12.2.3 voor het plaatsen van erfafscheidingen op de perceelsgrens bij hoekpercelen, onder de voorwaarden dat de erfafscheiding:

  • a. het vrije uitzicht van het wegverkeer niet mag belemmeren en voor het wegverkeer ook niet anderszins hinder of gevaar mag opleveren;
  • b. geen fundamentele inbreuk op de groene dan wel open structuur pleegt.
12.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning.
12.5 Afwijken van de gebruiksregels
12.5.1 Kleine economie

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 12.1 voor de uitoefening van bedrijven, vallende onder de kleine economie, met dien verstande dat:

  • a. geen onevenredige hinder mag worden toegebracht aan de kwaliteit van het woonmilieu;
  • b. door de uitoefening van de activiteit het uiterlijk aanzien van de woning niet zodanig mag veranderen, dat het karakter ervan geheel of gedeeltelijk verloren gaat, dit houdt onder meer in dat er geen grote reclame-uitingen aan of bij de woning geplaatst mogen worden;
  • c. de oppervlakte van de woning welke voor de bedrijfsvoering wordt gebruikt, niet meer dan 50 % van de begane grond en maximaal 30 % van het totale vloeroppervlak van de woning en de bijgebouwen bedraagt en de totale oppervlakte van de activiteit niet meer bedraagt dan 25 m²;
  • d. het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft, die de woonomgeving onevenredig belasten en ten gevolge waarvan extra verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeerplaatsen, noodzakelijk worden, tenzij op eigen terrein gezorgd kan worden voor voldoende parkeervoorzieningen of in de omgeving voldoende beschikbare plaatsen zijn;
  • e. de uitvoerder van de activiteiten op hetzelfde perceel woont;
  • f. detailhandel alleen als ondergeschikte activiteit is toegestaan en uitsluitend van goederen die verband houden met de activiteit waarvoor de omgevingsvergunning wordt verleend;
  • g. activiteiten die op grond van het bepaalde in de Wet milieubeheer meldingsplichtig zijn of activiteiten die op grond van artikel 2.1 lid 1 onder e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht vergunningplichtig zijn, in beginsel niet worden toegestaan, tenzij kan worden aangetoond dat geen overlast voor de omgeving op zal treden, waarbij maximaal bedrijven uit categorie 2 van Bijlage 2 Bedrijvenlijst kleine economie of daarmee qua aard en invloed op de woonomgeving vergelijkbare bedrijven worden toegestaan.
12.5.2 Afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 12.1 voor het gebruik van een (vrijstaand) bijgebouw of een gedeelte van het hoofdgebouw als afhankelijke woonruimte voor het verlenen van mantelzorg, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. er sprake is van een objectieve indicatiestelling waaruit de noodzaak van zorg blijkt;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en omliggende bedrijven;
  • c. er moet sprake zijn van een ruimtelijke eenheid tussen hoofdgebouw en afhankelijke woonruimte;
  • d. de vloeroppervlakte van de afhankelijke woonruimte bedraagt maximaal 70 m2;
  • e. de afhankelijke woonruimte mag niet worden gerealiseerd in een tijdelijke woonunit (bijv. een stacaravan);
  • f. er mag geen tweede zelfstandige woning ontstaan;
  • g. per bouwperceel kan op enig moment slechts één omgevingsvergunning van kracht zijn voor het gebruik van een gebouw als afhankelijke woonruimte;
  • h. de omgevingsvergunning vervalt van rechtswege op het moment dat de behoefte aan mantelzorg voor de desbetreffende persoon komt te vervallen;
  • i. in zeer uitzonderlijke situaties kan van bovenstaande voorwaarden worden afgeweken.
12.6 Wijzigingsbevoegdheid
12.6.1 Woningbouw

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 2' nieuwe woonbebouwing wordt gerealiseerd, met dien verstande dat:

  • a. het aantal woningen niet meer bedraagt dan ter plaatse van de aanduiding 'maximaal aantal woningen' op de verbeelding is weergegeven;
  • b. de nieuwe woningen passen in het omringende gebied, waarbij een goed woon- en leefklimaat van de nieuwe woningen is gegarandeerd en aanwezige bedrijven en/of inrichtingen niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' bedraagt de bouwhoogte van hoofdgebouwen ten hoogste de op de verbeelding weergegeven maat;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' bedraagt de goothoogte van hoofdgebouwen ten hoogste de op de verbeelding weergegeven maat;
  • e. de regionale Woonvisie in acht wordt genomen;
  • f. uit een ingesteld bodemonderzoek blijkt dat de bodem ter plaatse geschikt is voor het beoogde gebruik;
  • g. wordt voldaan aan de eisen van de Wet geluidhinder;
  • h. geen belemmeringen aanwezig zijn in het kader van externe veiligheid;
  • i. een archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd, tenzij vaststaat dat geen archeologische relicten worden verstroord of de geplande grondwerkzaamheden een gebied beslaan kleiner dan 2500m2 eb de werkzaamheden plaatsvinden minder dan 50 meter verwijderd van een archologische vindplaats;
  • j. geen belemmeringen optreden voor eventuele aanwezige beschermde flora en faunasoorten op en rondom het perceel;
  • k. hemelwater afkomstig van schoon oppervlak, voor zover mogelijk, wordt afgekoppeld en geïnfiltreerd in de bodem;
  • l. wordt voldaan aan de parkeernormen zoals opgenomen in Bijlage 4 Parkeernormen van deze regels, waarbij parkeren op eigen terrein uitgangspunt is;
  • m. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt belemmerd;
  • n. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
  • o. de overige regels van artikel 12 Woongebied van overeenkomstige toepassing zijn.
12.6.2 Woningbouw met toepassing van Structuurvisie kwaliteitsbijdrage gemeente Roermond

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 3' nieuwe woonbebouwing wordt gerealiseerd, met dien verstande dat:

  • a. het aantal woningen niet meer bedraagt dan ter plaatse van de aanduiding 'maximaal aantal woningen' op de verbeelding is weergegeven;
  • b. de nieuwe woningen passen in het omringende gebied, waarbij een goed woon- en leefklimaat van de nieuwe woningen is gegarandeerd en aanwezige bedrijven en/of inrichtingen niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' bedraagt de bouwhoogte van hoofdgebouwen ten hoogste de op de verbeelding weergegeven maat;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' bedraagt de goothoogte van hoofdgebouwen ten hoogste de op de verbeelding weergegeven maat;
  • e. de regionale Woonvisie in acht wordt genomen;
  • f. uit een ingesteld bodemonderzoek blijkt dat de bodem ter plaatse geschikt is voor het beoogde gebruik;
  • g. wordt voldaan aan de eisen van de Wet geluidhinder;
  • h. geen belemmeringen aanwezig zijn in het kader van externe veiligheid;
  • i. wordt voldaan aan de eisen die zijn gesteld in de Structuurvisie kwaliteitsbijdrage gemeente Roermond;
  • j. een archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd, tenzij vaststaat dat geen archeologische relicten worden verstroord of de geplande grondwerkzaamheden een gebied beslaan kleiner dan 2500m2 eb de werkzaamheden plaatsvinden minder dan 50 meter verwijderd van een archologische vindplaats;
  • k. geen belemmeringen optreden voor eventuele aanwezige beschermde flora en faunasoorten op en rondom het perceel;
  • l. hemelwater afkomstig van schoon oppervlak, voor zover mogelijk, wordt afgekoppeld en geïnfiltreerd in de bodem;
  • m. wordt voldaan aan de parkeernormen zoals opgenomen in Bijlage 4 Parkeernormen van deze regels, waarbij parkeren op eigen terrein uitgangspunt is;
  • n. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt belemmerd;
  • o. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
  • p. de overige regels van artikel 12 Woongebied van overeenkomstige toepassing zijn.

Artikel 13 Leiding - Riool

13.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een rioolwatertransportleiding met bijbehorende beschermingszone.
  • b. Waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
13.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

13.2.1 Gebouwen

Op de als 'Leiding - Riool' bestemde gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. op de als 'Leiding - Riool' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van onder 13.1 genoemde leiding;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 5 meter.
13.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 13.2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke zijn toegelaten krachtens de aan de gronden gegeven bestemming, dan wel gebouwen ten dienste van de leiding, mits:

  • a. geen aantasting ontstaat van de onder 13.1 genoemde leiding met bijbehorende beschermingszone;
  • b. door de bouw en situering van het bouwwerk geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de onder 13.1 genoemde leiding;
  • c. vooraf advies wordt ingewonnen bij de desbetreffende leidingbeheerder.
13.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:

a. het permanent opslaan van goederen.

13.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.5.1 Aanlegverbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Riool' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, ophogen of egaliseren;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en bomen;
  • c. het rooien van diepwortelende beplanting en bomen;
  • d. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond;
  • f. het aanbrengen van bovengrondse leidingen met de daarbij behorende apparatuur en installaties.
13.5.2 Uitzonderingen

Het in 13.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn of waarvoor reeds een omgevingsvergunning is verleend op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  • c. worden uitgevoerd ten dienste van de in lid 13.1 bedoelde leiding.
13.5.3 Voorwaarden voor verlening

De in 13.5.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien en voor zover geen aantasting van de belangen van de leiding en de daarbij behorende beschermingszone ontstaat of kan ontstaan. Dienaangaande wordt voor verlening van de omgevingsvergunning advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.

Artikel 14 Waarde - Archeologie

14.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
  • b. Waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
14.2 Bouwregels

Op de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden mag geen bebouwing worden opgericht, met uitzondering van:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering, of;
  • b. bebouwing waarvoor de grondwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm reiken, of;
  • c. bebouwing waarvoor de grondwerkzaamheden een oppervlak beslaan van minder dan 100 m².
14.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 14.2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien:

  • a. bebouwing plaatsvindt ter plaatse van een evident eerder verstoorde bodem, of;
  • b. op basis van een archeologisch vooronderzoek blijkt dat geen verstoring plaatsvindt van archeologische waarden of mogelijke verstoring van archeologische waarden kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem of het verrichte van archeologisch vervolgonderzoek, of;
  • c. de voorgenomen werkzaamheden plaatsvinden binnen de bebouwde kom, op een terrein dat kleiner is dan 1.000 m² en het terrein niet is gelegen binnen 50 meter van een beschermd archeologisch monument, of;
  • d. de voorgenomen werkzaamheden plaatsvinden buiten de bebouwde kom, op een terrein dat kleiner is dan 2.500 m² en het terrein niet is gelegen binnen 50 meter van een beschermd archeologisch monument.
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.4.1 Aanlegverbod

Het is verboden op of in gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen, waaronder ontgronden, afgraven, diepploegen en het aanbrengen van leidingen, op een grotere diepte dan 40 centimeter, behalve indien deze in het kader van onderzoek naar mogelijke archeologische vindplaatsen worden uitgevoerd;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere wijze voorwerpen in de grond drijven.
14.4.2 Uitzondering

Het onder 14.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een reeds verleende vergunning mogen worden uitgevoerd.
14.4.3 Voorwaarden voor verlening

De werken of werkzaamheden als bedoeld onder 14.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. de werken of werkzaamheden plaatsvinden in een evident eerder verstoorde bodem, of;
  • b. op basis van een archeologisch vooronderzoek blijkt dat geen verstoring plaatsvindt van archeologische waarden of mogelijke verstoring van archeologische waarden kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem of verrichten van archeologisch vervolgonderzoek.
14.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming (deels) komt te vervallen, indien als gevolg van archeologisch onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 15 Waarde - Archeologie historische kern

15.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Waarde - Archeologie historische kern' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
  • b. Waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
15.2 Bouwregels

Op de voor 'Waarde - Archeologie historische kern' aangewezen gronden mag geen bebouwing worden opgericht, met uitzondering van:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering, of;
  • b. bebouwing waarvoor de grondwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm reiken, of;
  • c. bebouwing waarvoor de grondwerkzaamheden een oppervlak beslaan van minder dan 100 m2.
15.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 15.2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien:

  • a. bebouwing plaatsvindt ter plaatse van een evident eerder verstoorde bodem, of;
  • b. op basis van een archeologisch vooronderzoek blijkt dat geen verstoring plaatsvindt van archeologische waarden of mogelijke verstoring van archeologische waarden kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem of het verrichte van archeologisch vervolgonderzoek.
15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.4.1 Aanlegverbod

Het is verboden op of in gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie historische kern' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen, waaronder ontgronden, afgraven, diepploegen en het aanbrengen van leidingen op een grotere diepte dan 40 centimeter, behalve indien deze in het kader van onderzoek naar mogelijke archeologische vindplaatsen worden uitgevoerd;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere wijze voorwerpen in de grond drijven.
15.4.2 Uitzondering

Het onder 15.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een reeds verleende vergunning mogen worden uitgevoerd.
15.4.3 Voorwaarden voor verlening

De werken of werkzaamheden als bedoeld onder 15.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. de werken of werkzaamheden plaatsvinden in een evident eerder verstoorde bodem, of;
  • b. op basis van een archeologisch vooronderzoek blijkt dat geen verstoring plaatsvindt van archeologische waarden of mogelijke verstoring van archeologische waarden kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem of verrichten van archeologisch vervolgonderzoek.
15.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming (deels) komt te vervallen, indien als gevolg van nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 16 Waterstaat

16.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Waterstaat' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
  • 1. dijken, kaden en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering;
  • 2. de bescherming, het beheer en het onderhoud van watergangen;
  • b. Waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
16.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de onder 16.1 genoemde functies;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3,5 meter.
16.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 16.2 ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de basisbestemming, mits:

  • a. het belang van de watergang niet wordt aangetast;
  • b. vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de watergang.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 17 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 18 Algemene bouwregels

18.1 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten
18.1.1 Overschrijding voorgeschreven maten

Indien afstanden tot, bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

18.1.2 Minimaal toelaatbare maten

In die gevallen dat afstanden tot, bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

18.1.3 Heroprichting van gebouwen

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 18.1.1 en 18.1.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

Artikel 19 Algemene gebruiksregels

19.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik voor een seksinrichting;
  • b. het permanent bewonen van recreatiewoningen, kampeermiddelen en andere onderkomens en gebouwen die niet voor permanente bewoning bestemd zijn;
  • c. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
  • d. het gebruik van niet-bebouwde staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden;
  • e. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
  • f. het gebruik van niet-bebouwde grond voor het opslaan, storten of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.

Artikel 20 Algemene afwijkingsregels

20.1 Algemene afwijking

Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van Hoofdstuk 2 reeds kan worden afgeweken – met een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  • a. het afwijken van de maatvoering (inclusief percentages) met ten hoogste 15%;
  • b. het oprichten van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals wachthuisjes, telefooncellen en naar de aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, voor zover deze bouwwerken geen grotere bouwhoogte dan 3,50m en geen grotere oppervlakte dan 20m2 hebben;
  • c. het oprichten van gebouwtjes ten dienste van de verkoop van kranten en tijdschriften, bloemen, ijs, frisdranken en straatconsumpties, voor zover deze bouwwerken geen grotere bouwhoogte dan 3,50m en geen grotere oppervlakte dan 12m2 hebben;
  • d. geringe afwijkingen, van de op de verbeelding aangegeven bestemmingsgrenzen, welke in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking niet meer dan 2,00m bedraagt;
  • e. het oprichten van zend; ontvangst; en/of sirenemasten voor zover deze van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de hoogte, gemeten vanaf het peil tot het hoogste punt van het bouwwerk, niet meer bedraagt dan 15 meter voor privégebruik en niet meer dan 40 meter voor gemeenschappelijk gebruik;
  • f. het oprichten van waterretentiebekkens, met dien verstande dat:
    • 1. de inhoud niet meer bedraagt dan 4000m3;
    • 2. ingeval van ondergrondse bekkens:
      • de bovenzijde van de bekkens minimaal 0,50 meter onder het aangrenzende maaiveld blijft;
      • de putdeksels op maaiveldniveau gelegen zijn.
  • g. evenementen voor zover de bestemming niet onevenredig wordt aangetast;
20.2 Voorwaarden
20.2.1 Voorwaarden ten aanzien van de situering

Het bevoegd gezag kan bij verlening van de omgevingsvergunning voorwaarden stellen ten aanzien van de situering van de in 20.1 bedoelde bouwwerken, teneinde een ruimtelijk verantwoorde plaatsing van deze bouwwerken ten opzichte van de omgeving te waarborgen.

20.2.2 Geen onevenredige afbreuk aan gebruiksmogelijkheden

De in artikel 20.1 genoemde vergunning mag slechts worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 21 Algemene wijzigingsregels

21.1 Algemene wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van:

  • a. het wijzigen van de voorgeschreven maatvoering voor bouwwerken met ten hoogste 25%;
  • b. een enigszins andere situering en/of begrenzing van de bestemmingsgrenzen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen in verband met de uitvoering van een bouwplan waarvan realisering wenselijk of noodzakelijk wordt geacht;
  • c. het wijzigen van de lijst van bedrijfsactiviteiten, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
  • d. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

Artikel 22 Algemene procedureregels

Bij het stellen van nadere eisen als bedoeld in deze regels gelden de volgende procedureregels:

  • a. het ontwerpbesluit ligt gedurende tenminste twee weken voor belanghebbenden ter inzage ter gemeentesecretarie;
  • b. burgemeester en wethouders maken de ter inzage legging van het ontwerpbesluit tevoren bekend in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze;
  • c. de bekendmaking houdt in de bevoegdheid van belanghebbenden tot het schriftelijk indienen van zienswijzen bij burgemeester en wethouders tegen het ontwerpbesluit gedurende de onder a. genoemde termijn;
  • d. burgemeester en wethouders delen aan hen, die zienswijzen hebben ingediend, de beslissing daaromtrent mede.

Artikel 23 Overige regels

23.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

23.2 Parkeren
23.2.1 Bepaling met betrekking tot het aantal parkeerplaatsen op eigen terrein

Bij het oprichten van gebouwen of het veranderen van gebruik dient de inrichting van elk perceel zodanig te zijn dat voldoende ruimte aanwezig is om zowel het parkeren als het eventueel laden en lossen op eigen terrein te kunnen afwikkelen. Op eigen terrein dient voorzien te zijn in voldoende parkeeraccommodatie, inclusief parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers, conform de parkeernormen zoals opgenomen in Bijlage 4 Parkeernormen. Voor de toepassing dienen de norm uit de kolom 'rest bebouwde kom' gebruikt te worden.

23.2.2 Afwijken van het benodigd aantal parkeerplaatsen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 23.2.1 bepaalde indien anderszins in voldoende parkeergelegenheid is voorzien.

23.3 Nadere eis

Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het aspect externe veiligheid, ter beheersing van de blootstelling aan giftige stoffen en uitpandige vluchtroutes, nadere eisen te stellen aan:

  • a. de situering van bouwwerken (gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde);
  • b. de inrichting van terreinen;
  • c. de bruto vloeroppervlakte (bvo) en de hoogte van gebouwen;
  • d. de wijze van afsluitbaarheid van mechanische ventilatiesystemen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 24 Overgangsrecht

24.1 Overgangsrecht bouwen
24.1.1 Algemeen overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
24.1.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van 24.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 24.1.1 met maximaal 10%.

24.1.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 24.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

24.2 Overgangsrecht gebruik
24.2.1 Algemeen overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

24.2.2 Wijzigen strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 24.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

24.2.3 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 24.2.2, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

24.2.4 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 24.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 25 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Kern Boukoul'.