direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Roermondse Veld
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0957.BP00000226-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding planherziening

De gemeente Roermond is voornemens het bestemmingsplan 'Roermondse Veld' te actualiseren. In het nieuwe bestemmingsplan worden in principe geen nieuwe ontwikkelingen opgenomen. Het vigerende plan vormt het uitgangspunt. Het nieuwe bestemmingsplan legt daarmee de bestaande situatie vast en fungeert als beheersplan.

1.2 Ligging, begrenzing en juridische status van het plangebied

De wijk Roermondse Veld ligt aan de oostzijde van de binnenstad van Roermond. Het bestemmingsplan omvat het gebied dat wordt begrensd door:

  • de Maria Theresialaan en de Spoorlaan Noord in het westen;
  • de spoorlijn Roermond-Mönchengladbach, de Bredeweg en de Terbaansweg in het zuiden;
  • de perceelsgrens tussen de zone langs de Maasnielderbeek en de woonbebouwing van de Donderberg aan de oostzijde en
  • de Oranjelaan aan de noordzijde.

Het plangebied is weergegeven in figuur 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0957.BP00000226-VG01_0001.jpg"

Figuur 1 Overzicht plangebied

Het bestemmingsplan vervangt (gedeelten van) de volgende bestemmingsplannen:

  • Lommerveld, door de gemeenteraad vastgesteld op 7 april 1952 en door Gedeputeerde Staten van Limburg goedgekeurd op 10 november 1952;
  • Donderberg III, door de gemeenteraad vastgesteld op 27 april 1967 en door Gedeputeerde Staten van Limburg goedgekeurd op 11 december 1967;
  • Roermondse Veld, door de gemeenteraad vastgesteld op 21 oktober 2004 en door Gedeputeerde Staten van Limburg is goedgekeurd op 24 mei 2005;
  • Kemp-Kitskensberg/Heide, door de gemeenteraad vastgesteld op 15 maart 2007 en door Gedeputeerde Staten van Limburg goedgekeurd op 9 oktober 2007;
  • Maasniel, door de gemeenteraad vastgesteld op 31 mei 2007, en door Gedeputeerde Staten van Limburg goedgekeurd op 11 december 2007;
  • Gebroek naast 17, door de gemeenteraad vastgesteld op 10 mei 2012;
  • Kerklocatie Hendriklaan, door de gemeenteraad vastgesteld op 16 februari 2012.

Een overzicht van de vigerende bestemmingsplannen is weergeven in figuur 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0957.BP00000226-VG01_0002.jpg"

Figuur 2 Overzicht vigerende bestemmingsplannen

1.3 Bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan 'Roermondse Veld' bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding;
  • regels;
  • toelichting.

De regels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan. Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. Deze bestemmingen zijn gerelateerd aan de in de regels opgenomen juridische regeling. In de regels zijn bepalingen opgenomen teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting, waarin het aan het plan ten grondslag liggende beleid en de planbeschrijving zijn opgenomen. De resultaten van inspraak en overleg zijn eveneens in deze toelichting opgenomen.

1.4 Leeswijzer

Het bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, de planregels en de verbeelding (digitaal en analoog). De toelichting is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 wordt het voor dit plangebied relevante beleid van de verschillende overheden samengevat. In hoofdstuk 3 komt de gebiedsbeschrijving aan de orde met aandacht voor de ruimtelijke en functionele structuur. De verschillende beleidsuitgangspunten vormen de bouwstenen voor dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 4 komen de randvoorwaarden op het gebied van milieu en natuur, archeologie en water aan bod. In hoofdstuk 5 wordt dieper ingegaan op de planbeschrijving. In dit hoofdstuk wordt de wijze van bestemmen verklaard. Daarbij wordt aangegeven hoe een en ander juridisch wordt vastgelegd. Verder wordt in dit hoofdstuk de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op de reacties uit het artikel 3.1.1. Bro-overleg (vooroverleg met diverse instanties) en de inspraakreacties.

Hoofdstuk 2 Gebiedsbeschrijving

2.1 Ontstaansgeschiedenis

Het stedelijk leven van Roermond heeft zich tot het einde van de 19e eeuw afgespeeld binnen de stadsmuren. De stad was ook vanaf de oostzijde toegankelijk. Vanuit dit achterland sloten enkele radiale wegen aan op de stadspoorten. Aan de westzijde vormden de Maas en de Roer tevens de grenzen van de stad, waarbij tussen Roer en Maas de Voorstad Sint Jacob was gelegen, die via de Maria Theresiabrug met Roermond was verbonden.

De radialen hadden veelal een enigszins grillig verloop in verband met de bodemgesteldheid, maar leverden verder een direct mogelijke verbinding op met de dorpen en gehuchten in de omgeving van de stad zoals Maasniel en 't Gebroek. Enkele structuurlijnen zijn nog zichtbaar in het inmiddels stedelijke weefsel.

Infrastructurele ontwikkelingen van met name het spoor in relatie met het gebrek aan ruimte aan de westzijde van de stad hebben de ontwikkelingen aan de oostzijde van Roermond in een stroomversnelling gebracht. Naast de uitbreiding van de parochies Kapel in 't Zand, 't Gebroek en Maasniel is vanaf de twintiger jaren van de 20e eeuw rond het kloostercomplex Sint Laurentius een nieuwe kern gegroeid: het Roermondse Veld. Daarnaast ontstond langs het spoor een relatief grootschalige bedrijvigheid.

2.2 Functionele en ruimtelijke structuur

Het Roermondse Veld is gelegen in het hart van Roermond, tussen het oude stadscentrum aan de westzijde en de naoorlogse uitbreidingswijken aan de oostzijde. Het is een ten dele voor- en ten dele na-oorlogse uitbreidingswijk met een gemengd karakter.

Het Roermondse Veld bestaat zowel in ruimtelijk als in functioneel opzicht uit een aantal deelgebieden.

Ruimtelijke structuur

Grootschalige, multifunctionele zone

Dit betreft het gebied tussen de Oranjelaan, Maria Theresialaan, Nassaustraat en de Lindenlaan. In deze zone, is sprake van grootschalige bebouwing en open ruimten, waarin functies zijn gevestigd met een vaak regionale uitstraling, zoals bijvoorbeeld het Laurentiusziekenhuis en de kantoren van de Sociale Verzekeringsbank, het Waterschap Roer en Overmaas en het voormalige kantoor van het Kadaster. Voor zover in deze zone wordt gewoond, is dat veelal het geval in gestapelde woningbouwcomplexen.

Het tuindorp

In de driehoek tussen Bredeweg, Nassaustraat en Hendriklaan is de oorspronkelijke, stedenbouwkundige tuindorpstructuur uit de plannen van architecten Cuypers en Dupont (1920) nog steeds herkenbaar. Er is sprake van een kleinschalig woongebied met een heldere blokstructuur en een fijnmazig weefsel. De woningen hebben voor- en achtertuinen. Er is sprake van een karakteristieke baksteenarchitectuur met een vaak rijke detaillering.

Centrumgebied

Het gebied aan de Nassaustraat, tussen de Mgr. Driessenstraat en de Koningin Regentesselaan, heeft een gemengde functie met detail, horeca, maatschappelijke voorzieningen en woningbouw. Ook aan de Hendriklaan, op de kruising met de Mauritsstraat en de Burgemeester Rauppstraat ligt een kleinschaliger gebied met een gemengde functie met horeca, detailhandel en woningbouw.

Gemengde zone

In het gebied tussen de Hendriklaan, Prins Bernardstraat, Koninginnelaan en Bredeweg is er sprake van grondgebonden en gestapelde woningbouw maar ook van bebouwing ten behoeve van vele andere, meestal maatschappelijke functies, zoals bijvoorbeeld de multifunctionele accommodatie met een school en moskee aan Hendriklaan/Prins Bernhardlaan en de (voormalige) onderwijsinstelling aan de Spoorlaan Zuid. Dat leidt tot een afwisselend bebouwingsbeeld, dat een ordening vereist in de zin van duidelijke bouwblokken en heldere straatwanden.

Zone langs de spoorlijn

Dit betreft het gebied dat wordt begrensd door de Ijzeren Rijn, de Koninginnelaan en de Bredeweg. In het noordwestelijk gedeelte van deze zone en meer naar het zuiden langs het spoor is sprake van grootschalige bedrijfsbebouwing, met daartussen grote open ruimten. Aan de Spoorlaan Zuid is in 2012 de Maatschappelijke Opvang Voorziening (MOVEOO) gerealiseerd. Langs de Koninginnelaan en de Burgemeester Beerenbroekstraat zijn grondgebonden woningen uit de vijftiger en zestiger jaren van de 20e eeuw aanwezig. Aan de Zandbergstraat is sprake van oude dorpse bebouwing. De woningen uit de vijftiger jaren en een deel van de bedrijfsbebouwing aan de Zandbergstraat zijn gesloopt in verband met een nieuw, inmiddels gerealiseerd woningbouwproject.

Steilrandzone

De steilrandzone is het gebied tussen de Nassaustraat, Bredeweg, Gebroek en de Maasnielderbeek. Deze zone vormt de overgang tussen de hoger gelegen stedelijke bebouwing van Roermond en het dal van de Maasnielderbeek. Het hoogteverschil bedraagt twee tot vier meter. Het meest oostelijke deel (het gebied tussen de Oranjelaan, Bredeweg en Lindelaan/Maasnielderbeek) van de eerder genoemde grootschalige, multifunctionele zone, behoort qua landschapskenmerk eigenlijk ook tot deze zone. Echter de grootschalige bebouwing in dat gedeelte heeft tot indeling in die andere zone geleid.

De bebouwing in deze steilrandzone varieert van stedelijke woonbebouwing in het noordelijke deel van de zone, zowel aan de Bredeweg als aan het Gebroek tot, in het zuiden van de zone, kleinschalige dorpsbebouwing aan de westzijde van het Gebroek, dat als een historisch bebouwingslint langs de Maasnielderbeek loopt. In deze 'dorpse' situatie hebben zich in de loop der tijd ook bedrijfsontwikkelingen voorgedaan, zodat de kleinschalige woonbebouwing wordt afgewisseld door loodsen op een grotere schaal.

Maasnielderbeekzone

Deze zone behoort tot de groene dragerstructuur van Roermond. Zij heeft de vorm van een stedelijk park tussen in eerste instantie de bebouwing van Roermond enerzijds en het stadsdeel Maasniel en de oostelijke nieuwbouwwijken van Roermond anderzijds. Deze zone heeft een belangrijke recreatieve functie voor de aansluitende wijken maar ook voor de gehele stad. Aan de andere kant vormt het dal van de Maasnielderbeek een natuurlijke barrière tussen de westelijke en de oostelijke stadsdelen. De Maasnielderbeek zelf vormt een belangrijke ecologische verbinding tussen de binnenstad en het buitengebied.

Monumentale bebouwing

In het gebied is een aantal monumenten, c.q. monumentale woningcomplexen aanwezig die een verschillende status hebben. Een tweetal woningcomplexen is als rijksmonument aangewezen. Het betreft Koningin Regentesselaan 48-100 en Mauritsstraat 41-53.

Als gemeentelijk monument zijn aangewezen de Heilig Hartkerk, een muurniskapelletje bij het pand Gebroek 1, het reliëf in de zijgevel van het pand Hendriklaan 3, de panden Gebroek 146 en Roermondsestraat 10 en de woningcomplexen Roermondsestraat 9-15 en Vondelstraat 2-36, het kapelletje bij Gebroek 35, het trafohuisje aan de Mgr. Driessenstraat en het woningcomplex Koningin Regentesselaan 61-81.

Woonwagencentrum

Het plangebied kent in de Maasnielderbeekzone aan het Gebroek een woonwagencentrum met vier standplaatsen. Dit centrum werd eind tachtiger jaren van de 20e eeuw gerealiseerd.

Functionele structuur

In het plangebied is sprake van een grote diversiteit aan functies. Het gebied kan worden aangemerkt als een transitzone tussen de multifunctionele binnenstad van Roermond en de verder naar het oosten gelegen meer monofunctionele woonwijken.

In het Roermondse Veld zijn winkels aanwezig in het gebied rond de Nassaustraat en enkele kleine concentraties in de Hendriklaan en de Prins Bernhardstraat. Daartoe kunnen ook enkele bedrijven in de consumentgerichte dienstverlening, zoals een reisbureau, een stomerij en een kapper worden gerekend. Verder treft men, vanuit stedenbouwkundige filosofie van het tuindorp waarin de 'winkel om de hoek' een belangrijke rol speelde, nog verspreid enkele winkels aan.

Horecavestigingen komen voor aan de grotere buurtstraten: Nassaustraat, Hendriklaan, Gebroek en in het uiterste zuiden aan de Bredeweg. Het betreft grotendeels snackbars/fritures en café/bars. In de omgeving van het Gebroek is een tweetal zaalaccommodaties aanwezig. Ook in de wijkaccommodatie aan de Hendriklaan is een horecavestiging opgenomen.

De grootschalige bedrijven zijn geconcentreerd in de zone langs de spoorlijn Roermond-Mönchengladbach en op een kleinere schaal, gemengd met wonen en andere functies in de steilrand tussen Bredeweg en Gebroek. In de rest van het gebied zijn slechts enkele kleine ambachtelijke bedrijven/ateliers aanwezig.

De kantoren zijn in het algemeen grootschalig van aard en gelegen in de grootschalige, multifunctionele zone aan de Oranjelaan en de Maria Theresiastraat. Deze grootschalige kantoren, zoals onder andere de Sociale Verzekeringsbank, hebben hoofdzakelijk een stedelijke tot regionale functie. Kleinere kantoren komen voor in het 'centrumgebied' van de Nassaustraat.

2.3 Ontwikkelingen in het plangebied

In het plangebied zijn (grootschalige) nieuwe ontwikkelingen niet rechtstreeks mogelijk.

In 2012 is aan de Spoorlaan Zuid de nieuwbouw van de Maatschappelijke Opvangvoorziening (MOVEOO) gerealiseerd. Hiervoor is een aparte procedure doorlopen. De opvangvoorziening wordt in het nieuwe bestemmingsplan 'Roermondse Veld' opgenomen.

De herontwikkeling van het terrein van het Laurentiusziekenhuis is in voorbereiding. De plannen zijn nog niet zodanig concreet, dat deze al in het nieuwe bestemmingsplan 'Roermondse Veld' kunnen worden meegenomen. Voor dit project wordt een afzonderlijke procedure doorlopen.

Plannen voor de herontwikkeling van het terrein aan de Dominee Hoogendijkstraat (voormalige onderwijslocatie Mutsaertstichting) ) komen op korte termijn niet tot uitvoering. Voor het voormalige gebouw van het Kadaster aan de Bredeweg, dat nog slechts gedeeltelijk in gebruik is als kantoor, zijn nog geen concrete plannen voor een nieuwe functie. Ook de herontwikkeling van de voormalige GAK-locatie aan de Bredeweg tot woningbouwlocatie komt op korte termijn niet tot uitvoering.

Mochten deze plannen in de nabije toekomst alsnog tot ontwikkeling komen, dan wordt hiervoor een afzonderlijke procedure doorlopen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk is het vigerend beleid dat van belang is voor het bestemmingsplan kort samengevat.

3.1 Europees en Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Op 12 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (verder: structuurvisie) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Overheden, burgers en bedrijven krijgen de ruimte om zelf oplossingen te creëren. Het Rijk richt zich met name op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van nationale belangen.

De structuurvisie vervangt verschillende bestaande nota's zoals de Nota Ruimte, de Nota Mobiliteit, de agenda Landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. Het Rijk zet zich voor wat betreft het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. In de structuurvisie worden drie hoofddoelen genoemd om Nederland concurrerend, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • 1. het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • 2. het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • 3. het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Voor de drie rijksdoelen worden de onderwerpen van nationaal belang benoemd, waarmee het Rijk aangeeft waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. De 13 nationale belangen luiden kort samengevat als volgt:

Versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland

  • Een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren.
  • Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie.
  • Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen.
  • Efficiënt gebruik van de ondergrond.

Verbeteren bereikbaarheid: Slim investeren, Innoveren en Instandhouden

  • Een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen.
  • Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg, spoor en vaarwegen.
  • Het in stand houden van de hoofdnetwerken van weg, spoor en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen.

Waarborgen kwaliteit leefomgeving

  • Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water), bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's.
  • Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling.
  • Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke en cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.
  • Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten.
  • Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten.
  • Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.

Door het beheersmatige karakter van dit bestemmingsplan worden binnen het plangebied geen nieuwe grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Voor het plangebied geldt dat sprake is van een lokale ontwikkeling waarbij geen nationale belangen uit de structuurvisie in het geding zijn. Het plan voldoet daarmee aan het rijksbeleid zoals dit is vastgelegd in de structuurvisie.

3.1.2 IJzeren Rijn

Titel 2.7 van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft invulling aan de ruimtereservering voor het nieuwe deel van het tracé van de Ijzeren Rijn. In de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) is een kaart opgenomen met daarop de ruimtereservering. Het beoogde nieuwe tracé loopt niet door het plangebied van dit bestemmingsplan. Het bestaande tracé van de Ijzeren Rijn loopt deels door dit plangebied en heeft de bestemming Verkeer - railverkeer.

De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Deze zijn opgenomen in het Barro. Van de provincies en de gemeenten wordt gevraagd de inhoud daarvan te laten doorwerken in de ruimtelijke besluitvorming. Zij zijn dus concreet normstellend bedoeld en worden geacht direct of indirect (dat wil zeggen door tussenkomst van de provincie) door te werken tot op het niveau van de lokale besluitvorming, zoals de vaststelling van bestemmingsplannen. Aangezien het nieuwe tracé niet door dit plangebied loopt is de ruimtereservering niet doorvertaald op de verbeelding. Wel is het bestaande tracé bestemd voor railverkeer.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2006 (actualisatie 2011)

Op 22 september 2006 is door Provinciale Staten van Limburg het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2006 (POL 2006) vastgesteld. Het Pol 2006 is een streekplan, het provinciaal waterhuishoudingsplan, het provinciaal milieubeleidsplan en bevat de hoofdlijnen van het provinciaal verkeer- en vervoersplan. Tevens vormt het POL 2006 een economisch beleidskader op hoofdlijnen , voor zover het de fysieke aspecten van zorg, cultuur en sociale ontwikkeling betreft. Het POL 2006 zelf kan eveneens beschouwd worden als de structuurvisie op grond van de nieuwe ruimtelijke wetgeving. De laatste actualisatie dateert van 2011.

Perspectieven

Inspelend op de aanwezige kwaliteiten en ontwikkelingsmogelijkheden zijn in het POL tien perspectieven onderscheiden. Elke zone in Limburg hoort, qua kenmerken en ontwikkelingsrichting, tot één van die perspectieven. Op de perspectievenkaart uit het POL is het plangebied aangeduid als Stedelijke bebouwing (P9). Daarnaast maakt het plangebied onderdeel uit van de grens stedelijke dynamiek.

Het perspectief Stedelijke bebouwing (P9) omvat de aanwezige of als zodanig reeds bestemde woon-, winkel- en voorzieningengebieden, bedrijventerreinen en bijbehorende wegen. Er is hier in veel gevallen nog de nodige ontwikkelingsruimte. De verstedelijkingsopgave wordt voor zover mogelijk hier ingevuld, met inachtneming van de randvoorwaarden vanuit het watersysteem. Binnen dit perspectief is het Limburgs Kwaliteitsmenu niet van toepassing en is het aan de gemeente om zorg te dragen voor een goede balans tussen groen, water en bebouwing.

De zeven stadsregio's in Limburg zijn ieder voorzien van een grens stedelijke dynamiek, de grens waarbinnen in de toekomst een bij het profiel passende veelheid aan functies, milieus en leefstijlen kan worden geaccommodeerd. De grens is bepaald op basis van de aanwezigheid van de natuurlijke waarden in het omliggende gebied, rekening houdend met de verwachte groei van de stedelijke functies. Soms is aangesloten bij aanwezige structuren zoals wegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0957.BP00000226-VG01_0003.jpg"

Figuur 3 Uitsnede kaart 1: Perspectieven POL 2006 (actualisatie 2011)

3.2.2 POL-aanvulling Nieuwe Wet ruimtelijke ordening

De POL-aanvulling Nieuwe Wet ruimtelijke ordening heeft de juridische status van een structuurvisie als bedoeld in artikel 2.1 van de Wro en vormt de uitvoeringsparagraaf van het POL, zoals ook bedoeld in de Wro.

De wetgever heeft bepaald dat de provincie in zijn structuurvisie(s) moet aangeven wat de relevante ruimtelijke belangen zijn. POL 2006 en de bijbehorende POL-aanvullingen vormen op grond van het overgangsrecht de huidige provinciale structuurvisies. Daarin staan de provinciale belangen genoemd en het beleid dat ten aanzien van die belangen worden gevoerd. POL 2006 c.s. bevatten evenwel (veel) meer belangen dan alleen ruimtelijke belangen. Het POL 2006 is immers een integraal strategisch beleidsplan, waarin naast ruimtelijke ook sociale, economische, milieu- en waterstaatsbelangen zijn verenigd. Voor de uitvoering van het POL onder de nieuwe Wro gaat het echter alleen om de provinciale ruimtelijke belangen. Dat zijn aspecten van het provinciaal beleid die geheel of gedeeltelijk een ruimtelijke implicatie hebben. Die belangen zijn in de belangenstaat opgenomen.

De provinciale belangenstaat dient ervoor om vast te stellen of een provinciaal belang bij een bestemmingsplan of een projectbesluit is betrokken. De provincie hoeft niet in alle gevallen waarbij een provinciaal belang aan de orde is bij het vooroverleg betrokken te worden.

3.2.3 POL-aanvulling Verstedelijking, gebiedsontwikkeling en kwaliteitsverbetering

Op 18 december 2009 hebben Provinciale Staten van Limburg de POL-aanvulling Verstedelijking, Gebiedsontwikkeling en Kwaliteitsverbetering vastgesteld. Deze POL-aanvulling bevat een aantal beleidsaanpassingen dat zich concentreert rond drie nauw samenhangende thema's: verstedelijking, gebiedsontwikkeling en kwaliteitsverbetering. Voor deze drie thema's wordt op onderdelen de formulering van het provinciaal belang aangescherpt. Dit is nodig om duidelijk te maken op welke wijze de provincie haar nieuwe bevoegdheden volgens de Wet ruimtelijke ordening zal inzetten.

De doelen van de POL-aanvulling zijn:

  • provinciale regie en sturing op woningvoorraadontwikkeling;
  • provinciale regie en sturing op ontwikkeling werklocaties;
  • selectieve provinciale sturing op verstedelijkingsprocessen;
  • ruimte voor nieuwe clusters van bebouwing in landelijk gebied (nee, tenzij);
  • het verbinden van nieuwbouw- of uitleglocaties met revitalisering en/of herstructurering (woongebieden, werklocaties, glastuinbouw);
  • selectieve provinciale sturing en gebiedsontwikkelingen;
  • het verankeren en overdragen van het Limburgs Kwaliteitsmenu.
3.2.4 Provinciaal Waterplan

Een van de vijf doelen die de provincie stelt op het gebied van water is het realiseren van schoon water. Riooloverstorten vormen een belemmering voor het behalen van de doelen voor waterkwaliteit. Om het risico op riooloverstorten te reduceren gaat de voorkeur uit naar het afkoppelen van het verharde oppervlak. Het beleid is dat voor nieuwbouw 100% van het verharde oppervlak moet worden afgekoppeld en bij bestaande bebouwing en herstructurering is het beleid maximale afkoppeling binnen grenzen van doelmatigheid. De voorkeursvolgorde is vasthouden/infiltreren, bergen en afvoeren van het gescheiden regenwater. De voorkeurstabel afkoppelen uit 'Regenwater schoon naar beek en bodem' is bij afkoppeling een belangrijk hulpmiddel. In aanvulling op de voorkeurstabel moet diepte-infiltratie van hemelwater zeer terughoudend worden toegepast i.v.m. risico's voor verontreiniging van de diepe grondwatervoorraden. Het plangebied is gelegen binnen de Roerdalslenk zone, een van de Kristallen waarden van het POL. De omgevingsverordening Limburg is in dit gebied van kracht. Dit gebied is aangewezen om de openbare drinkwatervoorraden te reserveren. Het betreft hier een milieubeschermingsgebied en boringvrije zone. Het grondwater is geologisch beschermd tegen verontreiniging. Dat wil zeggen dat er een slecht doorlatende kleilaag is gelegen onder het maaiveld waardoor water nauwelijks kan infiltreren.

3.2.5 Provinciale woonvisie

De provinciale woonvisie vormt een nadere uitwerking van het beleid in het POL en een operationeel kader. In afstemming met de belangrijkste regionale actoren worden op basis hiervan overeenkomsten gesloten in de vorm van afsprakenkaders, inclusief regionale programma's gericht op de woningvoorraadontwikkeling voor een periode van 4 (-10) jaar. Gedeputeerde Staten van Limburg hebben de provinciale woonvisie 2010-2015 op 1 februari 2011 vastgesteld. Doel van de provinciale woonvisie is om samen met alle partners in de regio's te bereiken dat de juiste woningen op de juiste plaats en op het juiste moment beschikbaar komen. De woonvisie behandelt de woonbehoeften van verschillende doelgroepen en specifieke aandachtspunten voor de verschillende regio's.

De provincie is ervan overtuigd dat een omslag van een aanbodgerichte naar een vraaggerichte woningmarkt noodzakelijk is en bijdraagt aan 'goed leven in Limburg'. Het gaat er om een goed functionerende woningmarkt (en uiteindelijk leefomgeving) te scheppen en in stand te houden, waarin alle betrokkenen in hun behoeften kunnen voorzien, en waarin dat ook in de toekomst voor de toekomstig betrokkenen mogelijk zal zijn.

Om de doelstelling op de langere termijn te realiseren wordt op de kortere termijn gestreefd naar een kwalitatief goede en passende woningvoorraad met voldoende betaalbare woningen die voor de betreffende doelgroepen in voldoende mate beschikbaar zijn. De provincie constateert dat de bestaande woningvoorraad mede gezien de demografische ontwikkelingen voor een deel niet meer voldoet aan de huidige en toekomstige woningbehoefte. De provincie ziet hier voor Limburg zowel een kwantitatieve als een kwalitatieve opgave.

Kwalitatieve opgave

De regio Midden-Limburg Oost, waaronder Roermond, wil inzetten op versterking van de centrumgemeente Roermond en de leefbaarheid van de kernen op het platteland. Er wordt maximaal ingezet op een tijdige aanpassing van de samenstelling van de woningvoorraad waarbij rekening wordt gehouden met de veranderende bevolkingssamenstelling in de regio.

Anticiperend op de afnemende bevolkingsomvang en wijzigende samenstelling van huishoudens, is het van belang te zorgen voor een tijdige aanpassing van de samenstelling van de woningvoorraad. De kwaliteit van de woningvoorraad wordt steeds belangrijker. Herstructureringsmaatregelen (zoals sloop, verkoop en renovatie) zijn nodig om kwalitatieve mismatch tussen bestaande voorraad en behoefte te herstellen. De behoefte aan 'wonen met zorg' neemt toe. Zelfstandig wonen met zorg op afroep heeft de voorkeur. Levensloopbestendig bouwen vergroot de mogelijkheden om zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen blijven wonen.

Kwantitatieve opgave

De regio heeft ten aanzien van de kwantitatieve opgave afwijkend van de prognoses en de daarbij behorende kwaliteitsslag een onderbouwde ambitie ten aanzien van wonen. De provincie wil op basis van de provinciale woonvisie en de bestuurlijk vastgestelde regionale woonvisies per regio jaarlijks prestatieafspraken maken. Deze prestatieafspraken zullen jaarlijks worden geëvalueerd en zonodig bijgesteld op grond van jaarlijkse prognoses van de bevolkingsontwikkeling en jaarlijkse monitoring van de diverse aspecten van de woningvoorraad.

Conclusie

In dit bestemmingsplan worden de bestaande rechten en plichten opnieuw vastgelegd. Binnen het plan is daarom geen ruimte voor nieuwe grootschalige ontwikkelingen en wijzigingen in gebruik. Kwaliteitsverbetering van bestaande woningen is mogelijk door kleinschalige wijzigingen. Het plan biedt zodoende de mogelijkheid om bij te dragen aan een aantrekkelijk woon- en leefklimaat waarbij kan worden ingesprongen op de veranderingen in de woningbehoefte. Voor de huidige beschikbare (bedrijfs)locaties kunnen kwaliteitsverbetering en veranderingsbehoeften doorgevoerd worden zodat geïnvesteerd kan blijven worden in een duurzaam en kwalitatief vestigingsklimaat. Het bestemmingsplan past daarmee binnen het provinciale beleid.

3.3 Regionaal beleid

3.3.1 Regionale Woonvisie Midden-Limburg oost 2010-2014

De gemeente Roermond ligt binnen de regio 'Midden-Limburg Oost'. De gemeenteraad van Roermond heeft op 16 december 2010 de "Regionale Woonvisie Midden-Limburg oost 2010-2014" vastgesteld.
Deze woonvisie vormt het toetsingskader voor woningbouwontwikkelingen. De regio heeft in deze visie afspraken gemaakt over de kwantitatieve en kwalitatieve aspecten van de woningbouw en de planvoorraad. In kwantitatieve zin wordt door de regio uitgegaan van de huishoudenprognoses van het Etil, aangevuld met regionale ambities op het terrein van economische ontwikkeling en de daarmee samenhangende migratie. De ontwikkeling van het aantal huishoudens (incl. ambities) tot de zgn. huishoudentop (dat is het moment waarop het aantal huishoudens gaat afnemen volgens de Etil prognose) vormen de basis voor afspraken over de ontwikkeling van de omvang van de planvoorraad, waarbij wordt uitgegaan van een planmarge van 150% van de behoefte tot de huishoudentop. Het "teveel" aan plannen voor de gemeente Roermond zal teruggebracht worden in drie planperioden met respectievelijk 40, 40 en 20% van het teveel aan plannen. Bestaande en nieuwe plannen zullen hier aan getoetst worden. In kwalitatieve zin streeft de regio naar de realisatie van woningen die zo goed mogelijk aansluiten bij de resultaten zoals beschreven in het woningmarktonderzoek 2008. De planvoorraad en daarmee ook nieuwe plannen zullen hieraan getoetst worden. De afspraken met betrekking tot de omvang planvoorraad zullen ook getoetst worden aan de hardheid van plannen, naast de kwantitatieve afspraken en de kwalitatieve toets in relatie tot de resultaten van het woningmarktonderzoek.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Strategische Visie

De Strategische Visie Roermond 2020 beschrijft het gewenste toekomstbeeld van de gemeente Roermond en is vastgesteld op 30 oktober 2008. De visie omvat doelstellingen, standpunten, sterke
punten en onderscheidende kenmerken en betreft een koers tot 2020 op hoofdlijnen. In 2020 dient
Roermond een stad te zijn voor mensen van alle leeftijden, voor alle bevolkingsgroepen, waar het goed wonen, werken, vertoeven en recreëren is. De strategische visie is uitgewerkt in zes aandachtsgebieden waarin de komende jaren geïnvesteerd dient te worden:

  • Roermond: Levende stad. Voor alle leeftijdscategorieën dient de stad de juiste voorzieningen te bieden zodat een bijzonder karakter en een grote aantrekkingskracht behouden blijft.
  • Roermond: Regio stad. De functie van Roermond als centrumstad voor de regio dient in de toekomst verder te worden versterkt. Hiervoor wordt onder meer geïnvesteerd in de gezamenlijke ontwikkeling van het toeristisch recreatief potentieel van de Maasplassen. Het huidige voorzieningenniveau van de gemeente dient zoveel mogelijk in stand te worden gehouden en waar mogelijk te worden uitgebreid.
  • Roermond: Sociale stad. Er dient geïnvesteerd te worden in veiligheid en sociale problematiek.
  • Roermond: Economisch sterke stad. In dit kader dient onder meer geïnvesteerd te worden in hoogwaardige (ouderen) zorg, verbetering van vestigingsklimaat voor bedrijven door een kwalitatieve woon-, cultuur-, en leefomgeving te creëren, bereikbaarheid en (duurzaam) toerisme en recreatie in de stad zelf en in de directe omgeving.
  • Roermond: Prachtige stad. Kansen ten aanzien van toerisme en recreatie dienen optimaal te worden benut. Hiertoe dient geïnvesteerd te worden in de kwaliteit van de woon-, cultuur-, en leefomgeving en de ontwikkeling van de Maasoevers tot een hoogwaardige woon- en verblijfsomgeving.
  • Roermond: de gemeente. Betrokkenheid van de burgers bij besluitvorming en de kwaliteit van besluitvorming dient gewaarborgd te blijven.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de aandachtsgebieden die in de Strategische visie zijn uitgewerkt (onder andere een hoogwaardige woon- en leefomgeving in diverse leeftijden).

3.4.2 Wijkontwikkelingsplan 'Balanceren, participeren, renoveren'

Voor het Roermondse Veld is ingezet op revitalisering en herstructurering van de wijk. Voor het Roermondse Veld is in 1999 het Wijkontwikkelingsplan 'Balanceren, participeren, renoveren' opgesteld. Het wijkontwikkelingsplan omvat:

  • het herstructureren van de bestaande woningvoorraad en differentiatie door afname van woningen in de goedkope huursector en een toename van het aantal koopwoningen;
  • herstel van de stedenbouwkundige structuur en groen woonmilieu (tuindorp) met uitzondering van het noordelijke gedeelte waar het streven is gericht op een centrumstedelijk woonmilieu;
  • uitbreiding van ouderenhuisvesting als uitloper van de binnenstad;
  • herinrichten van de openbare ruimte.

Uit het Wijkontwikkelingsplan vloeit een aantal maatregelen voort om het gebied in zijn totaliteit te 'upgraden'. Deze hebben betrekking op een breed terrein: woningbouw, kantorenontwikkeling, detailhandel, volwaardige kleinschalige economische bedrijvigheid op wijkniveau, infrastructuur, openbare ruimte en speelgelegenheden.

De plannen uit het Wijkontwikkelingsplan zijn inmiddels grotendeels uitgevoerd, waarmee de revitalisering en herstructurering van het Roermondse Veld ook nagenoeg is afgerond.

3.4.3 Detailhandel

De gemeente staat open voor sterke marktinitiatieven die Roermond als bovenregionale koopstad nader versterken en daarmee kwalitatief een toegevoegde waarde bieden aan Roermond als retailstad. Voorwaarde hierbij is dat dergelijke initiatieven de huidige detailhandelsstructuur versterken en niet ontwrichtend werken. Het Roermondse beleid is daarom gericht op instandhouding van de huidige structuur en om detailhandel daarom zoveel mogelijk te clusteren in (bestaande) concentraties waaronder (o.a. binnenstad, DOC, buurt- en wijkwinkelcentra, Retailpark, Huis- en Tuinboulevard). Dit om leegstand in de clusters die juist voor detailhandel bedoeld zijn, te voorkomen.

Buurt- en wijkwinkelcentra

De wijk T Veld valt binnen het zogenaamde buurt- wijkwinkelcentra, waarbij de dagelijkse behoefte van de consument centraal staat. Hiervoor is een concentratie van voorzieningen op de locatie Nassaustraat ingericht. De afgelopen jaren zijn er regelmatig verzoeken ingediend om afwijkende functies te vestigen in de panden aan de Hendriklaan. In de wijk 't Veld is meer behoefte en vraag naar winkelpanden waar andere functies mogelijk kunnen worden gemaakt dan nu in het bestaande concentratiegebied aan de Nassaustraat beschikbaar is. De nieuwe verzoeken concentreren zich op de panden rond het kruispunt Hendriklaan/Mauritsstraat. Ook rondom dit kruispunt wordt een concentratie van voorzieningen mogelijk gemaakt.

Centrumfunctie 't Veld

In 't Veld is van oudsher (o.a. Hendriklaan) diverse bedrijvigheid gevestigd waarbij tot op heden detailhandel, maar ook dienstverlening en horeca ondersteuning bieden aan de dagelijks behoefte.

De synergie tussen Wonen en Werken in het bijzonder gericht op creatief ondernemerschap leidt tot meer beleving in de wijk waarmee de wijk naast een wijkfunctie een soort vereenvoudigde centrumfunctie krijgt op de twee eerder vernoemde gebundelde locaties. Er is hier sprake van versterking van de wijk van binnenuit waarbij het aspect Wonen en Werken centraal staat die gezien het bezoekmotief niet concurrerend is met de Roermondse Binnenstad.

3.4.4 Nota integraal horecabeleid (2007)

De Nota integraal horecabeleid beschrijft het horecabeleid van de gemeente Roermond. Het doel van dit beleid is het versterken van toerisme in het kerngebied, een goed evenwicht creëren tussen bedrijvigheid en leefbaar wonen, goede serviceverlening richting ondernemers en streven naar een economisch gezonde en dynamische horecabedrijfstak. In het horecabeleid is aandacht voor de wijze van bestemmen van horecavoorzieningen in nieuwe bestemmingsplannen. In woonwijken worden enkel bestaande horecavoorzieningen positief bestemd zodat uitbreidingsmogelijkheden in de meeste gevallen afwezig zijn.

In dit bestemmingsplan zijn de bestaande horecafuncties positief bestemd. Daarnaast is het toevoegen van nieuwe horecagelegenheden binnen het plangebied niet mogelijk gemaakt, met uitzondering van het centrumgebied aan de Nassaustraat met de bestemming 'Gemengd 1' en het gebied aan de Hendriklaan/Mauritsstraat met de bestemming 'Gemengd 2'.

Bij toevoeging van horecafuncties wordt in de wijken gestreefd naar een concentratie van voorzieningen waardoor detailhandel en horeca elkaar versterken. Met name in de wijken is de bewaking van het woon- en leefklimaat belangrijk bij het bestemmen van horeca. De nadruk ligt dan ook op winkelondersteunende horeca, categorie 1 en cafetaria's en eetcafe's, categorie 2. In het beleid is ruimte voor dynamiek in de sector een belangrijk uitgangspunt evenals de nadruk op vernieuwende en/of hoogwaardige concepten. De horecabestemming zal in de wijk ondergeschikt dienen te zijn aan de andere bestemmingen (detailhandel). Voor het nieuwe concentratiegebied aan de Hendriklaan is dan ook een maximum verbonden aan het aantal bouwpercelen waarin een horecafuncties mag worden gevestigd.

3.4.5 Kleine economie

Op 27 juni 2006 is de beleidsregel 'Aan huis gebonden beroepen en kleine economie' vastgesteld. Hierin wordt aangegeven welke bedrijfsmatige activiteiten als een aan huis gebonden beroep en welke als zogenaamde 'kleine economie' beschouwd kunnen worden.

Aan huis gebonden beroepen

De zogenaamde aan huis gebonden beroepen vallen binnen de woonbestemming als de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft. Voor de toepassing van de beleidsregel wordt als definitie aangehouden: “de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, (para-)medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend. Hieronder dient niet te worden begrepen de uitoefening van detailhandel.”. De zogenaamde vrije beroepen, die onderdeel uitmaken van de aan huis gebonden beroepen, worden geacht binnen de woonbestemming te passen als de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft. Onder vrije beroepen worden onder meer begrepen de beroepen van arts, advocaat, notaris en makelaar.

Kleine economie

Overige bedrijvigheid die niet valt onder de aan huis gebonden beroepen, maar in bepaalde gevallen wel daarmee gelijk te stellen is, wordt aangemerkt als kleine economie. De definitie van kleine economie is: “bedrijfsactiviteiten die wat betreft invloed op de woonomgeving gelijk te stellen zijn aan een aan huis gebonden beroep, waarvan de omvang en de activiteiten zodanig zijn dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende gebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend.”. De activiteiten die tot de kleine economie behoren zijn niet rechtstreeks toegestaan binnen de woonbestemming. Wel is het mogelijk een omgevingsvergunning te verlenen. Voorwaarde daarbij is dat de ruimtelijke uitwerking overeenkomt met die van de aan huis gebonden beroepen. De uitoefening van deze beroepen mag immers niet ten koste gaan van een goed woon- en leefmilieu in de omgeving. Ter invulling hiervan worden bij de afweging om al dan niet een omgevingsvergunning te verlenen, de volgende voorwaarden aangehouden:

  • er mag geen onevenredige hinder worden toegebracht aan de kwaliteit van het woonmilieu;
  • door de uitoefening van de activiteit mag het uiterlijk aanzien van de woning niet zodanig veranderen, dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest; dit houdt onder meer in dat er geen grote reclame-uitingen aan of bij de woning geplaatst mogen worden;
  • de oppervlakte van de woning welke voor de bedrijfsvoering wordt gebruikt, mag niet meer dan 50% van de begane grond en maximaal 30% van het totale vloeroppervlak van de woning en de bijgebouwen bedragen; de totale oppervlakte van de activiteit mag niet meer bedragen dan 25 m². Het te gebruiken oppervlak dient op een tekening te worden aangegeven die bij het besluit wordt gevoegd;
  • er mag geen sprake zijn van een verkeersaantrekkende activiteit die de woonomgeving onevenredig belast en ten gevolge waarvan extra verkeersmaatregelen waaronder extra parkeerplaatsen, noodzakelijk worden, tenzij op eigen terrein gezorgd kan worden voor voldoende parkeervoorzieningen of er in de omgeving voldoende beschikbare plaatsen zijn;
  • de uitvoerder van de activiteit dient ter plaatse te wonen;
  • detailhandel is alleen als ondergeschikte activiteit toegestaan en uitsluitend van goederen die verband houden met de activiteit waarvoor een omgevingsvergunning wordt verleend;
  • activiteiten die op grond van het bepaalde in de Wet milieubeheer meldingsplichtig of op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht vergunningsplichtig zijn, worden in beginsel niet toegestaan, tenzij kan worden aangetoond dat er geen overlast voor de omgeving op zal treden, waarbij maximaal bedrijven uit categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of daarmee vergelijkbare bedrijven worden toegestaan.

De hiervoor beschreven regeling is in de planregels van dit bestemmingsplan verwerkt. In de planregels is een afwijkingsmogelijkheid van de gebruiksregels opgenomen om nieuwe bedrijvigheid, die valt onder de categorie 'kleine economie', toe te staan.

3.4.6 Parkeernota Roermond

De Nota Parkeernormen 2013 is op 13 augustus 2013 door het college van burgemeester en wethouders van Roermond vastgesteld. Doel van deze nota is om voldoende parkeerplaatsen op de juiste locaties in de stad te realiseren. Het parkeerbeleid van de gemeente Roermond vormt zowel een volgend als een sturend beleid. Met een sturend beleid wil de gemeente het selectief gebruik van de auto bevorderen. Dit wordt toegepast op de functies werken, winkelen en recreëren. Bij de functie wonen wordt een volgend beleid toegepast dat inspeelt op de vraag naar parkeerplaatsen. Een sturend beleid weerhoudt burgers in die situatie niet om een tweede auto te kopen waardoor parkeerproblemen ontstaan. Bij het opstellen van bestemmingsplannen en de bouwverordening worden parkeernormen gehanteerd als norm voor het minimum aantal te realiseren parkeerplaatsen voor een gebouw of functie binnen een plangebied. Daarbij gaat het om nieuw te realiseren bestemmingen; bij bestaand gebruik blijft de parkeernorm gehandhaafd die bij het vaststellen van het oorspronkelijke bestemmingsplan is vastgesteld. Het aantal parkeerplaatsen is afhankelijk van de functie en omvang van het gebouw of de functies binnen het plangebied. De normen uit de parkeernota zijn gebaseerd op de parkeerkencijfers van het CROW en het ASVV 2012. Binnen Roermond geldt een omgevingsadressendichtheid van 1.200 adressen/km2. Daarmee wordt Roermond als matig stedelijk aangemerkt. In Roermond worden drie zones onderscheiden:

  • centrum;
  • schil/overloopgebied;
  • rest van de bebouwde kom.

Voor het plangebied gelden de normen uit de categorie 'rest van de bebouwde kom'. De parkeernormen uit de parkeernota zijn verankerd in de regels van dit bestemmingsplan. In paragraaf 4.7 wordt onder andere nader ingegaan op het aspect parkeren.

3.4.7 Nota Archeologie

In de nota Archeologie is de gemeentelijke archeologievisie en het beleid voor de komende jaren geformuleerd (vastgesteld op 7 juli 2011). Leidraad daarbij is dat archeologie een integraal onderdeel vormt bij afwegingen betreffende de ruimtelijke ordening. In 2008 is de Archeologieatlas vastgesteld door de gemeenteraad. Deze Atlas vormt de basis voor het archeologiebeleid dat transparant is voor burgers en investeerders en verantwoord omgaat met het ondergrondse erfgoed. Op basis van de Atlas is de Beleidskaart Archeologie opgesteld. Op deze kaart wordt een onderscheid gemaakt in drie gebieden. In het plangebied zijn de gebieden gelegen die aangeduid zijn als 'historische kern' en 'archeologisch waardevol gebied'. Per gebied worden verschillende eisen gesteld aan het archeologisch onderzoek. In de Nota Archeologie worden de drie fasen van archeologisch onderzoek beschreven. De eerste fase betreft het vooronderzoek. De tweede fase betreft het uitvoeren van vervolgonderzoek in de vorm van een proefsleuvenonderzoek. De laatste fase is een vervolgonderzoek in de vorm van een archeologische opgraving. Uit de in het bestemmingsplan opgenomen dubbelbestemmingen blijkt of een vooronderzoek noodzakelijk is. Uit het vooronderzoek blijkt of verder onderzoek moet plaatsvinden. Voor het archeologisch vervolgonderzoek zijn de in de Nota genoemde onderzoeksthema's van belang.

Voor de vaststelling van het bestemmingsplan is geen archeologisch onderzoek noodzakelijk, omdat het een beheersplan betreft. Mogelijk voorkomende archeologische waarden worden beschermd door de opgenomen dubbelbestemmingen.

3.4.8 Externe Veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water, spoor en door buisleidingen. Op bovenstaande categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Het huidige landelijke beleid voor transport over weg, water en spoor staat beschreven in de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (cRvgs), die op termijn vervangen zal worden door het 'Besluit transportroutes externe veiligheid'. Het rijksbeleid met betrekking tot het gebruik en opslag van gevaarlijke stoffen bij bedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), dat op 1 januari 2011, in werking is getreden is het externe veiligheidsbeleid met betrekking tot het transporteren van gevaarlijke stoffen door buisleidingen weergegeven.

Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen.

Plaatsgebonden Risico (PR)

Het plaatsgebonden risico (PR) geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd onbeschermd op die plaats aanwezig is. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6/jaar contour (welke als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen nieuwe kwetsbare objecten, zoals woningen, scholen, ziekenhuizen, gebouwen met grote aantallen personen, kampeerterreinen en dergelijke, geprojecteerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten, zoals bedrijfsgebouwen, winkels en dergelijke, geldt de 10-6/jaar contour niet als grenswaarde, maar als een richtwaarde.

Groepsrisico (GR)

Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een calamiteit. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt begrensd door de 1% letaliteitsgrens (tenzij anders bepaald): de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Het GR kan niet 'op de kaart' worden weergegeven, maar wordt weergegeven in een grafiek waar de kans (f) afgezet wordt tegen het aantal slachtoffers (N): de fN-curve.

Verantwoordingsplicht

Voor elke significante verandering van het groepsrisico in het invloedsgebied dient verantwoording afgelegd te worden, over de wijze waarop de toelaatbaarheid van de verandering in de besluitvorming betrokken is. Naast de omvang van het groepsrisico dienen andere kwalitatieve aspecten meegewogen te worden in de beoordeling van de aanvaardbaarheid van het groepsrisico. Onder deze aspecten vallen onder andere zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Een verplicht onderdeel in invulling van de verantwoordingsplicht is advies vragen aan de regionale brandweer.

Visie externe veiligheid Roermond

De Visie externe veiligheid Roermond (kortweg Visie) is op 10 juni 2010 door de gemeenteraad vastgesteld. In de Visie zijn de ambities en de visie van de gemeente Roermond geformuleerd die gebruikt worden bij de uitvoering van het externe veiligheidsbeleid binnen de gemeente. Bovendien zijn in de Visie planologische kaders opgesteld voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

Hoofdstuk 4 Omschrijving deelaspecten

4.1 Milieu

4.1.1 Bodem

Inleiding

In verband met de uitvoerbaarheid van het plan dient op grond van de Wet ruimtelijke ordening aangegeven te worden of de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde bestemmingen. Voor het plangebied zijn de bodemkwaliteitsdoelstellingen vastgelegd in de Nota bodembeheer regio Maas & Roer, gedeelte Roermond. Het Roermondse Veld valt in de Nota bodembeheer geheel in het deelgebied landbouw/natuur. Voor de specifieke bodemkwaliteitseisen per deelgebied wordt verwezen naar de Nota bodembeheer. Omdat dit bestemmingsplan een conserverend plan is en niet in directe bestemmingswijzigingen is voorzien, worden geen bodemkwaliteitseisen gesteld.


Bekende bodeminformatie

De afgelopen eeuwen hebben diverse menselijke handelingen geleid tot een beïnvloeding van de bodemkwaliteit. Binnen het plangebied zijn een groot aantal onderzoeksgegevens bekend, waaruit blijkt dat de bodemkwaliteit voor het Roermondse Veld voldoet aan de achtergrondwaarden. Voor sommige locaties geldt dat er sprake is van een restverontreiniging na sanering, waarvoor zorgmaatregelen/gebruiksbeperkingen gelden. Deze locaties zijn als zodanig bekend bij het kadaster. Bij ontwikkelingen dient hiermee rekening te worden gehouden.

Nieuwe ontwikkelingen

In de Nota bodembeheer is opgenomen dat bij nieuwe ontwikkelingen minimaal een vooronderzoek conform NEN 5725 moet worden uitgevoerd al dan niet gevolgd door een bodemonderzoek NEN 5740 en/of NEN 5707. Een (voor)onderzoek is in principe niet nodig bij:

  • kleine bouwwerken zoals trafohuisjes en antennemasten;
  • geringe veranderingen in het gebruik, waarbij er geen risico's zijn bij het beoogde gebruik.


Conclusie

De bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de door te voeren bestemmingsplanprocedure. Bij nieuwe ontwikkelingen (zoals functiewijzigingen die niet rechtstreeks binnen de bestemming zijn toegelaten), bouwplannen en grondverzet geldt de onderzoekssystematiek zoals gedefinieerd in de Nota bodembeheer van de gemeente Roermond en/of de regels zoals opgenomen in dit bestemmingsplan.

4.1.2 Geluid

Geluid in relatie met de Wet geluidhinder


Wegverkeer

Conform de Wet geluidhinder is er aan weerszijde van een weg met een voorgeschreven snelheid van 50 km/uur of meer een zone aanwezig. De breedte van de zone wordt bepaald door de randvoorwaarden welke in art. 74 van de Wet geluidhinder worden gesteld.
Indien er in de toekomst een bestemmingsplanwijziging in de zone plaatsvindt waarbij zogenaamde geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen, scholen en verpleegtehuizen, worden geprojecteerd dient onderzocht te worden of de geluidsbelasting (Lden) t.g.v. de weg de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. Is dit het geval dan dient er een hogere grenswaarde procedure doorlopen te worden zodat het college van B&W een hogere grenswaarde kan verlenen. Het college mag maximaal een hogere grenswaarde verlenen van 63 dB bij gemeentelijke- en provinciale wegen en 53 dB bij autowegen en autosnelwegen.

In het bestemmingsplan Roermondse Veld hebben alleen de Oranjelaan, Bredeweg en de Koninginnelaan een zone. In de zones van deze wegen liggen geluidgevoelige bestemmingen. Op dit moment worden er geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen geprojecteerd en daarmee ook niet in de zones.


Railverkeer

Conform de Wet geluidhinder is er aan weerszijde van verscheidene door de regeling geluidplafondkaart milieubeheer aangewezen spoorwegtrajecten een zone aanwezig. De breedte van de zone is ook per spoorwegtraject aangegeven in het Besluit geluid milieubeheer art. 1.4a.
Indien er in de zone een bestemmingsplanwijziging plaatsvindt waarbij zogenaamde geluidsgevoelige bestemmingen worden geprojecteerd dient onderzocht te worden of de geluidsbelasting t.g.v. het spoorwegtraject de voorkeursgrenswaarde van 55 dB overschrijdt. Is dit het geval dan zal er een hogere grenswaarde procedure doorlopen moeten worden. Het college van B&W kan dan een hogere grenswaarde, tot maximaal 68 dB, verlenen.

In het bestemmingsplan Roermondse Veld zijn geen spoorwegtrajecten aanwezig. Er liggen wel zones van de railtrajecten 832 (Weert - Roermond, zonebreedte 800 meter), 833 (Roermond - Echt, zonebreedte 800 meter) en 834 (Roermond - Duitsland, zonebreedte 100 meter) in het bestemmingsplan. Op dit moment worden er geen geluidgevoelige bestemmingen in de zones geprojecteerd.


Industrielawaai

Als zich op een industrieterrein bedrijven bevinden die door het BOR (Besluit OmgevingsRecht) bijlage 1 onderdeel D worden gezien als grote lawaaimakers dan dient er conform art. 40 van de Wet geluidhinder rond dat industrieterrein een zone aanwezig te zijn waarbuiten de geluidsbelasting ten gevolge van het industrieterrein de 50 dB(A) niet overschrijdt.

Als er geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen en verpleeghuizen in de zone liggen dan is hiervoor in het verleden een ontheffing van 55 dB(A) verleend.

Indien er een bestemmingsplanwijziging in de eerdergenoemde zone plaatsvindt waarbij zogenaamde geluidsgevoelige bestemmingen worden geprojecteerd dient onderzocht te worden of de geluidsbelasting t.g.v. het industrieterrein de 55 dB(A) wordt overschreden. Is dit het geval dan mag hier geen geluidsgevoelige bestemming gebouwd worden. Is de geluidsbelasting lager dan 55 dB(A) dient er een hogere grenswaarde procedure doorlopen te worden zodat het college van B&W een hogere grenswaarde van 55 dB(A) kan verlenen.

In het bestemmingsplan Roermondse Veld bevindt zich geen industrieterrein. Ook vallen er geen zones van gezoneerde industrieterreinen op enig deel van het bestemmingsplan Roermondse Veld zodat industrielawaai hier niet aan de orde is.


Geluid in relatie met de Wet milieubeheer

In de directe omgeving van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen kunnen zich bedrijven bevinden die onder de Wet milieubeheer vallen. De bedrijven moeten voldoen aan de in hun vergunning dan wel in het activiteitenbesluit gestelde geluidsvoorschriften. Wil een bedrijf zich in de buurt van geluidgevoelige bestemmingen zoals woningen vestigen dan zal via een melding en eventueel een akoestisch onderzoek aangegeven moeten worden dat het bedrijf aan de gestelde geluidsnormen kan voldoen.
Als er in de buurt van een bestaand bedrijf woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen worden geprojecteerd dan kan het zijn dat de bedrijfsvoering moet worden aangepast of dat er geluidreducerende maatregelen getroffen moeten worden. Daarom dient er onderzocht te worden of de bedrijven niet worden beperkt in hun bedrijfsvoering.
Op dit moment worden er geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen dan wel bedrijven geprojecteerd.

4.1.3 Luchtkwaliteit

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van mens en milieu, tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5.2 luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). De Wet milieubeheer spreekt van grenswaarden en plandrempels. Grenswaarden zijn normen waaraan in een bepaald jaar voldaan dient te worden. Plandrempels zijn normen die jaarlijks strenger worden en langzaam groeien naar het niveau van de uiteindelijk te bereiken grenswaarde.

De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood en koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in Nederland met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) (jaargemiddelde) en fijn stof (PM10) (jaar- en daggemiddelde) van belang.

De vigerende grenswaarden voor stikstofoxide en fijn stof zijn in onderstaande tabel weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet en op plaatsen die niet toegankelijk zijn voor publiek en waar geen vaste bewoning is, zoals akkerland en de rijbaan en ontoegankelijke middenbermen van wegen.

Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk

stof   toetsing van   grenswaarde   geldig  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   60 µg/m³   2010 tot en met 2014  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³   vanaf 2015  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³   vanaf 11 juni 2011  
fijn stof (PM10)   24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³   vanaf 11 juni 2011  

Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden uitoefenen die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) indien:

  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden;
  • de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of tenminste gelijk blijft;
  • bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert;
  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht;
  • het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat is gericht op het bereiken van de grenswaarden.

Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL)

Op basis van ervaringen in het verleden blijkt dat kleinschalige plannen vrijwel geen invloed hebben op de lokale luchtkwaliteit. Anderzijds betekent dit ook dat met kleinschalige ingrepen nauwelijks een verbetering van de lokale luchtkwaliteit te realiseren is. Doordat in grote gebieden van ons land niet aan de normstelling kan worden voldaan is het zaak om grootschalige verbeteringen door te voeren die een significant effect hebben op de landelijke luchtkwaliteit.

Deze grootschalige maatregelen zijn samengebracht in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). In dit NSL zijn alle 'grote' projecten ondergebracht die een duidelijke invloed hebben op de luchtkwaliteit. Daarnaast zijn hier ook de gezamenlijk te nemen maatregelen in opgenomen.

Met de komst van het NSL komt er ook een eind aan het individueel toetsen van elk nieuw plan aan de normen voor luchtkwaliteit. Dit op basis van de ervaring waaruit blijkt dat o.a. kleine plannen geen of een verwaarloosbare invloed hebben op de lokale luchtkwaliteit.

Besluit niet in betekenende mate (nibm)

In dit Besluit is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Dit is bijvoorbeeld het geval indien een project een effect heeft van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³).

Het voorliggende bestemmingsplan Roermondse Veld is overwegend een beheerplan. De grenswaarden van de Wlk worden niet overschreden en er vinden geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen plaats, waardoor er geen in betekenende mate verslechtering van de luchtkwaliteit plaatsvindt. Nieuwe ontwikkelingen die wel in betekenende mate bijdragen aan de lokale luchtkwaliteit zullen worden getoetst aan de grenswaarden van de Wlk.

4.1.4 Milieuzonering / bedrijvigheid

Milieuzonering is niet wettelijk voorgeschreven met uitzondering van geluidszonering op grond van de Wet geluidhinder en het toepassen van afstandseisen op basis van het Bevi en het Vuurwerkbesluit. Milieuzonering kan echter worden gekoppeld aan het algemene beginsel van een goede ruimtelijke ordening. Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten en gevoelige functies worden hinder en gevaar voorkomen terwijl bestaande bedrijven gehandhaafd kunnen blijven. Het waar nodig ruimtelijk scheiden van bedrijven en woningen bij nieuwe ontwikkelingen dient twee doelen:

  • het reeds in het ruimtelijk spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar voor woningen;
  • het tegelijk daarmee aan de bedrijven voldoende zekerheid bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.


Als richtlijn voor milieuzonering in de ruimtelijke planvorming dient de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering. Dit is een lijst die onderdeel uitmaakt van de planregels waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachting belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Voor de indeling in categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang:

  • geluid
  • geur
  • stof
  • gevaar (met name brand- en explosiegevaar)
  • verkeersaantrekkende werking

Naast de omschrijving van de bedrijfstypen is in deze Lijst aangegeven tot welke milieucategorie een bepaald bedrijfstype wordt gerekend, alsmede welke zogenaamde grootste afstand in meters daarvoor geldt. Dit is de indicatie van de minimale afstand die in beginsel van een dergelijk bedrijf tot een rustige woonwijk aangehouden dient te worden. Al naar gelang de aard van de bedrijvigheid, varieert de aan te houden grootste afstand, bijvoorbeeld van 10 meter bij milieucategorie 1, tot 300 meter bij milieucategorie 4.2. Doordat bij de milieucategorisering uitgegaan moet worden van gemiddelden, dienen de in de Staat van bedrijfsactiviteiten genoemde afstanden niet als vaststaande normen, maar als indicaties te worden gehanteerd. Dit betekent dat de Staat van bedrijfsactiviteiten wel het middel vormt om te toetsen of een bedrijf van een bepaald bedrijfstype op grond van de bestemmingsplanregels toelaatbaar is, maar dat de werkelijk optredende hinder van een bepaald bedrijf, in combinatie met de concrete bedrijfsvoering bepalend is. Daardoor is het mogelijk dat de werkelijk optredende hinder van een bedrijf veel geringer blijkt dan op grond van de milieucategorisering zou mogen worden verwacht. Dit betekent onder andere dat de afstand van een bepaald bedrijf tot een in de omgeving staande woning geringer kan zijn dan de in de Staat van bedrijfsactiviteiten aangegeven 'grootste afstand', indien ten gevolge van de bedrijfsvoering de werkelijk optredende hinder minder ver reikt dan de vermelde 'grootste afstand'.

In het plangebied komen ca. 55 inrichtingen voor als bedoelt in de Wet milieubeheer. Het betreft bedrijvigheden die vallen in de milieucategorie 1 en 2 die in of aan de rand van woongebieden kunnen voorkomen. Binnen het plangebied komen geen categorie 3 bedrijven meer voor.

Verder is er in het plangebied tussen de bestaande woningen een aantal panden met aan huisgebonden beroepen aanwezig. Belangrijkste uitgangspunt hierbij is dat de woonfunctie volledig gehandhaafd blijft en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Deze aan huis gebonden beroepen passen binnen de woonomgeving en zijn als zodanig ook onder een woonbestemming gebracht.

4.2 Externe veiligheid

Inleiding

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water, spoor en door buisleidingen.

Beleidskader

Op bovenstaande categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Het huidige landelijke beleid voor transport over weg, water en spoor staat beschreven in de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (cRvgs), die op termijn vervangen zal worden door het 'Besluit transportroutes externe veiligheid'. Het rijksbeleid met betrekking tot het gebruik en opslag van gevaarlijke stoffen bij bedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) is het externe veiligheidsbeleid met betrekking tot het transporteren van gevaarlijke stoffen door buisleidingen weergegeven.

Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Hieronder worden beide begrippen verder uitgewerkt.

Plaatsgebonden Risico (PR)

Het plaatsgebonden risico (PR) geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd onbeschermd op die plaats aanwezig is. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6/jaar contour (welke als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen nieuwe kwetsbare objecten, zoals woningen, scholen, ziekenhuizen, gebouwen met grote aantallen personen, kampeerterreinen en dergelijke, geprojecteerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten, zoals bedrijfsgebouwen, winkels en dergelijke, geldt de 10-6/jaar contour niet als grenswaarde, maar als een richtwaarde.

Groepsrisico (GR)

Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een calamiteit. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt begrensd door de 1% letaliteitsgrens (tenzij anders bepaald): de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Het GR kan niet ‘op de kaart’ worden weergegeven, maar wordt weergegeven in een grafiek waar de kans (f) afgezet wordt tegen het aantal slachtoffers (N): de fN-curve.

Verantwoordingsplicht

Voor elke significante verandering van het groepsrisico in het invloedsgebied dient verantwoording afgelegd te worden, over de wijze waarop de toelaatbaarheid van de verandering in de besluitvorming betrokken is. Verantwoording is ook noodzakelijk indien de oriënterende waarde van het groepsrisico overschreden wordt. Naast de omvang van het groepsrisico dienen andere kwalitatieve aspecten meegewogen te worden in de beoordeling van de aanvaardbaarheid van het groepsrisico. Onder deze aspecten vallen onder andere zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Een verplicht onderdeel bij de invulling van de verantwoordingsplicht is advies vragen aan de veiligheidsregio (regionale brandweer).

Visie externe veiligheid Roermond 

De Visie externe veiligheid Roermond (kortweg Visie) is op 10 juni 2010 door de gemeenteraad vastgesteld. In de Visie zijn de ambities en de visie van de gemeente Roermond geformuleerd die gebruikt worden bij de uitvoering van het externe veiligheidsbeleid binnen de gemeente. Bovendien zijn in de Visie planologische kaders opgesteld voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

In de Visie is als ambitie geformuleerd om nieuwe extra kwetsbare objecten/groepen zoals kinderdagverblijven, basisscholen, ziekenhuizen, verzorgingstehuizen en andere functies waar groepen verminderd zelfredzame personen verblijven, niet te situeren binnen 200 meter van onder andere de doorgaande spoorlijnen door Roermond. Gelet op het gestelde in de Visie is het wenselijk om nieuwe extra kwetsbare groepen/objecten binnen de bestemming “Maatschappelijk” uit te sluiten voor dat gedeelte dat gelegen is binnen 200 meter van de doorgaande spoorlijnen door Roermond. Van de uitsluiting kan ontheffing worden verleend indien uit een externe veiligheidstoets is gebleken dat het verantwoord is om het extra kwetsbare object in de nabijheid van voornoemde transportroutes te ontwikkelen.

Voor bestaande situaties waarbij extra kwetsbare objecten/groepen gesitueerd zijn binnen 200 meter van de doorgaande spoorlijnen door Roermond wordt gekozen voor een “sterfhuisconstructie”. Dit betekent dat er in principe geen medewerking verleend zal worden aan plannen voor een omvangrijke uitbreiding of nieuwbouw ter plekke.

Verder is in de Visie bepaald dat nieuwe Bevi-bedrijven slechts op een tweetal bedrijventerreinen gesitueerd mogen worden. Derhalve worden deze bedrijven in de overige bestemmingsplannen uitgesloten.

Gelet op het voorgaande worden bedrijven, die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), danwel propaantanks met een inhoud kleiner dan 13 m3, waarvan de veiligheidsafstanden zoals aangewezen in artikel 3.28 van het Activiteitenbesluit buiten de bouwperceelgrens ligt, binnen dit bestemmingsplan uitgesloten. Dit wordt geformaliseerd door deze activiteit aan te merken als strijdig gebruik

Voornoemde bedrijven kunnen eventueel na het doorlopen van een ontheffing-/wijzigingsprocedure alsnog worden toegestaan mits uit een extern veiligheidsonderzoek blijkt dat het aspect externe veiligheid geen belemmeringen oplevert voor de omgeving.

Risicovolle activiteiten

Ten behoeve van het bestemmingsplan heeft er een inventarisatie plaatsgevonden van de risicovolle activiteiten, zoals Bevi-bedrijven, transportroutes voor gevaarlijke stoffen en buisleidingen, in of nabij het plangebied. Tevens is afgewogen of risicovolle activiteiten binnen het plan worden toegestaan. Bij de inventarisatie is gebruik gemaakt van gegevens uit de Risicokaart, de Visie externe veiligheid Roermond en de EV-signaleringskaart van de gemeente Roermond.

Bevi-inrichtingen en andere risicovolle inrichtingen

Binnen de grenzen van het plangebied zijn geen Bevi-inrichtingen aanwezig. Een gedeelte van het plangebied grenst aan de risicovolle inrichting Stationsemplacement Roermond. Het plangebied ligt deels binnen het invloeds- en effectgebied van voornoemd emplacement. In de vigerende milieuvergunning is bepaald dat de plaatsgebonden risicocontour (PR 10-6-contour) afkomstig van de activiteiten binnen de inrichting de perceelsgrens niet mag overstijgen. Verder is bepaald dat de oriënterende waarde voor het groepsrisico ten gevolge van de activiteiten binnen het emplacement niet overschreden mag worden.

Naast voornoemde risicovolle inrichting zijn binnen het plangebied nog diverse gasdrukmeet- en regelstations aanwezig. Met betrekking tot de opstelplaats van een gasdrukmeet- en regelstation ten opzichte van buiten de inrichting gelegen kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten, worden de in onderstaande tabel opgenomen afstanden in acht genomen:

Tabel veiligheidsafstanden gasdrukmeet- en - regelstations

Categorie-indeling   Opstellingswijze   Kwetsbare objecten   Beperkt kwetsbare objecten  
B   Kast
(semi-)Ondergronds station
Kasstation
Open opstelling/vrijstaand gebouw  
4 meter
4 meter
6 meter
10 meter  
2 meter
2 meter
4 meter
4 meter  
C   Alle stations t/m 40.000 normaal kubieke meter per uur aardgas
Alle stations boven 40.000 normaal kubieke meter per uur aardgas  
15 meter

25 meter  
4 meter

4 meter  

Bron: Activiteitenbesluit artikel 3:12

De veiligheidsafstanden uit bovenstaande tabel zijn niet van toepassing op een gasdrukmeet- en regelstation dat voor de inwerkingtreding van artikel 3.12 van het Activiteitenbesluit is opgericht en waarvoor onmiddellijk voorafgaand aan die datum een vergunning in werking en onherroepelijk was. Ten aanzien van een gasdrukmeet- en regelstation als in bovenstaande alinea bedoeld zijn de afstanden die zijn opgenomen in de milieuvergunning van toepassing.

Buisleidingen

Binnen en in de directe nabijheid van het plangebied zijn geen buisleidingen gelegen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het plangebied ligt ook niet binnen het invloedsgebied van verder weg gelegen buisleidingen.

Transport gevaarlijke stoffen over de weg

Binnen het plangebied is geen transportroute voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg gelegen. Op een afstand van circa 900 – 1800 meter van het plangebied ligt de A73. Deze weg is aangewezen als route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. De plaatsgebonden risicocontour (PR 10-6–contour) van de A73 bedraagt ter plaatse van het plangebied 0 meter, deze contour overlapt het plangebied niet.

Het invloedsgebied van de A73, 4000 meter aan weerszijden van de weg, strekt zich uit tot over het plangebied. Het invloedsgebied van de A73 is afgeleid uit de concept Handleiding Risicoanalyse Transport (HART), een uitgave van Rijkswaterstaat (Ministerie Infrastructuur en Milieu, d.d. 1 november 2011). Over de A73 worden onder andere toxische vloeistoffen en – gassen vervoerd. In HART is voor deze stoffen een invloedsgebied vermeld van meer dan 4000 meter.

Uit eerdere uitgevoerde externe veiligheidsonderzoeken in de omgeving van het plangebied is gebleken dat het groepsrisico binnen het plangebied als gevolg van de aanwezigheid van de A73 niet hoger zal zijn dan 10% van de oriëntatiewaarde.

Het invloedsgebied van de N280, 880 meter aan weerszijden van de weg, strekt zich deels uit tot over het plangebied. De N280 ligt op circa 850 meter van het plangebied. Gelet op deze afstand kan worden gesteld dat de plaatsgebonden risicocontour (PR 10-6–contour) van deze weg zich niet uitstrekt tot over het plangebied. Uit de vuistregels die zijn opgenomen in HART kan worden afgeleid dat het groepsrisico ten gevolge van de aanwezigheid van de N280 niet hoger zal zijn dan 10% van de oriëntatiewaarde.

Over de overige wegen in de directe omgeving van het plangebied vindt slechts (zeer) incidenteel vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. De vervoersintensiteiten van gevaarlijke stoffen over de overige wegen blijven ruim onder de vuistregels die zijn opgenomen in HART. In voornoemde handleiding is aangegeven dat wegen binnen de bebouwde kom (maximale snelheid 50 km/uur) geen PR 10-6–contour hebben. Uit de vuistregels kan worden afgeleid dat het groepsrisico ten gevolge van de overige wegen, lager is dan 10% van de oriëntatiewaarde.

Transport gevaarlijke stoffen over het spoor

Binnen het plangebied zijn geen transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de spoorweg aanwezig.

In de directe nabijheid van het plangebied zijn de spoorbaanvakken Roermond-Sittard, Roermond-Weert en Roermond-Venlo gelegen. Over voornoemde spoorbaanvakken worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Het dichtstbijzijnde spoorbaanvak Roermond-Sittard ligt plaatselijk op circa 12 meter van het plangebied. De plaatsgebonden risicocontour (PR 10-6–contour) van dit spoorbaanvak bedraagt volgens bijlage 4 van de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen maximaal 10 meter en strekt zich derhalve niet uit tot over het plangebied. De plaatsgebonden risicocontouren (PR 10-6–contouren) van de overige spoorbaanvakken zijn kleiner van omvang dan die van het spoorbaanvak Roermond-Sittard.

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van bovengenoemde spoorbaanvakken.

De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico wordt momenteel binnen het plangebied overschreden als gevolg van het doorgaande vervoer van brandbare en toxische stoffen over bovengenoemde spoorbaanvakken. Uit berekeningen die zijn uitgevoerd ten behoeve van het Basisnet Spoor blijkt dat in de toekomstige situatie de oriënterende waarde voor het groepsrisico binnen het plangebied niet meer overschreden zal worden. Dit kan onder andere verklaard worden door het feit dat in de berekeningen voor het Basisnet Spoor al rekening is gehouden met het treffen van generieke veiligheidsmaatregelen zoals het “Warme-Bleve-Vrij-rijden” en het aanbrengen van ATB VV (automatische trein beïnvloedingssysteem verbeterde versie). Door het aanbrengen van voornoemde maatregelen wordt de omvang van het groepsrisico aanzienlijk verminderd.

Plasbrandaandachtsgebieden 

Langs spoorlijnen waarover veel wagons met brandbare vloeistoffen worden vervoerd, komen in het kader van het Basisnet Spoor zogenaamde plasbrandaandachtsgebieden (PAG’s). Deze gebieden zijn extra kwetsbaar voor ongelukken waarbij deze wagons omvallen. De inhoud kan dan weglekken en in brand raken.

Een PAG komt overeen met een zone van 30 meter, gemeten vanaf de buitenste spoorstaaf. Voor die zone gaan aanvullende bouwvoorschriften gelden. Het is op dit moment nog niet te zeggen of er langs de doorgaande spoorverbindingen door Roermond plasbrandaandachtsgebieden komen te liggen. Gelet op de hoeveelheid brandbare stoffen die door Roermond worden vervoerd is er een reële kans dat er binnen het plangebied rekening gehouden dient te worden met plasbrandaandachtsgebieden. In verband met de effecten van een plasbrand moeten gemeenten bij hun ruimtelijke planvorming beargumenteren waarom binnen het plasbrandaandachtsgebied wordt gebouwd.

Transport gevaarlijke stoffen over het water

Binnen en in de directe nabijheid van het plangebied zijn geen waterwegen aanwezig voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het plangebied ligt ook niet binnen het invloedsgebied van verder weg gelegen waterwegen.

Saneringssituaties

Op basis van de vigerende regelgeving zijn er geen saneringssituaties met betrekking tot externe veiligheid in het plangebied aanwezig.

Het groepsrisico

Aangezien er binnen de invloedsgebieden van de genoemde risicovolle activiteiten geen nieuwe ontwikkelingen zijn gepland zal er een geen of slechts een (zeer) beperkte toename plaatsvinden van de omvang van het groepsrisico.

Verantwoording 

Gezien het feit dat er met vaststelling van dit bestemmingsplan geen ontwikkelingen van enige betekenis mogelijk worden gemaakt is nadere analyse van de mogelijkheden voor beheersing van de risico's en/of beperking van de gevolgen van een calamiteit vanuit de aanwezige risicobronnen niet aan de orde.

De personendichtheid zal vanwege het consoliderende karakter van dit bestemmingsplan niet significant veranderen. Om deze reden is afgezien van het uitvoeren van berekeningen voor de bepaling van het groepsrisico. De berekeningen leveren bovendien geen bijdrage aan de verbetering van de veiligheid van de bestaande situatie.

Het plangebied is in zijn algemeenheid goed te ontvluchten. Daarnaast zijn er vluchtroutes om van de risicobronnen af te vluchten.

Ten aanzien van de bestrijdbaarheid geldt dat het plangebied goed bereikbaar is voor hulpdiensten. Ook zijn er genoeg opstelplaatsen voor hulpdiensten aanwezig.

Bedrijven, die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), danwel propaantanks met een inhoud kleiner dan 13 m3, waarvan de veiligheidsafstanden zoals aangewezen in artikel 3.28 van het Activiteitenbesluit buiten de bouwperceelgrens ligt, worden binnen dit bestemmingsplan uitgesloten.

Het groepsrisico wordt daarmee in voldoende mate verantwoord geacht.

Conclusie 

Met betrekking tot voorliggend bestemmingsplan, waarin geen nieuwe ontwikkelingen zijn opgenomen, zijn er op basis van de vigerende regelgeving op het moment van vaststellen van het bestemmingsplan geen belemmeringen vanuit het oogpunt van externe veiligheid. De grenswaarde voor het plaatsgebonden risico wordt binnen het bestemmingsplan niet overschreden. Het plangebied ligt binnen de invloedsgebieden van een aantal risicovolle activiteiten. Vanwege de ligging binnen voornoemde invloedsgebieden zal er altijd sprake zijn van een restrisico. Immers, de kans op een ongeval, hoe klein ook, blijft altijd aanwezig.

Het restrisico is in dit geval onder déze omstandigheden en afgezet tegen een breder kader aanvaardbaar.

Om de veiligheid binnen het plangebied te verhogen is het aan te bevelen om nieuwe gebouwen waarin mensen verblijven uit te voeren met een afsluitbare ventilatie en dienen de vluchtmogelijkheden zoveel mogelijk van de doorgaande spoorlijnen door Roermond afgesitueerd te worden.

In de planregels is een nadere eis opgenomen inzake de afsluitbaarheid van mechanische ventilatiesystemen en worden bedrijven, die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), danwel propaantanks met een inhoud kleiner dan 13 m3, waarvan de veiligheidsafstanden zoals aangewezen in artikel 3.28 van het Activiteitenbesluit buiten de bouwperceelgrens ligt, uitgesloten.

Het groepsrisico wordt in voldoende mate verantwoord geacht

4.3 Waterhuishouding

Het Waterschap hanteert het uitgangspunt dat nieuwe verhardingen in principe worden afgekoppeld, met daarbij als richtlijn dat circa 10% van het oppervlak gereserveerd wordt voor water. Het Waterschap streeft naar 100% afkoppelen van het verharde oppervlak bij nieuwbouw, aangezien uit ervaring blijkt dat bij nieuwbouw vrijwel altijd een afkoppelmogelijkheid is. Voor het verantwoord afkoppelen van hemelwater hanteert het waterschap een voorkeurstabel, die aansluit bij de voorkeursvolgorde van de provincie Limburg. Deze voorkeurstabel is opgenomen in de brochure 'Regenwater schoon naar beek en bodem'. Hierin is opgenomen dat de voorkeur voor het afkoppelen van hemelwater uitgaat naar het infiltreren van het hemelwater in de bodem, waarbij het hemelwater afkomstig van schone dakoppervlakken rechtstreeks in de bodem geïnfiltreerd mag worden. Infiltratie van hemelwater afkomstig van overige verharde oppervlakken dient minimaal te geschieden middels een bodempassage of afhankelijk van het grondgebruik niet te worden afgekoppeld.

Grondoppervlakken van bedrijven met de milieucategorie 3, 4 en 5 en daken waarop neerslag van stof- of roetdeeltjes terecht komt, zullen in principe worden aangesloten op de riolering. De terreinen van bedrijven uit de categorie 1 en 2 kunnen hetzelfde worden beoordeeld als woonwijken.

Beleid gemeente

Het beleid van de gemeente bij nieuwbouw en reconstructie van wegen c.q. riolering is gericht op geheel afkoppelen. Daarnaast dient rekening te worden gehouden met de voorkeurstabel die is opgenomen in de brochure 'Regenwater schoon naar beek en bodem'. Er dient altijd te worden gewerkt met de maatgevende buien die door het Waterschap opgesteld worden.

Afvalwater

Het DWA-riool van het plangebied wordt aangesloten op het bestaande gemengde rioolstelsel van de gemeente Roermond.

Waterkwantiteit

In het plangebied is een primair water aanwezig, te weten de Maasnielderbeek.

De Maasnielderbeek is een bronbeek en ontspringt ten noordoosten van Asenray uit 16 bronnen op het middenterras van de Maas. Ter hoogte van de Heisterhof komt de beek het stedelijk gebied van Roermond binnen. De beek vormt de groengordel die dwars door het stedelijk gebied van Roermond loopt.

De Maasnielderbeek vormt een belangrijk element in de groenstructuur van het Roermondse Veld en is aangelegd als groengordel met vrij ondiepe vijvers, omzoomd met bosplantsoen struweel en gazons. Door deze vrij brede vijverpartijen is de natuurlijke barrière die de Maasnielderbeek van oudsher is, versterkt.

Waterkwaliteit

Het plangebied is niet gelegen in een grondwaterwingebied of een grondwaterbeschemingsgebied.

In het plangebied of directe omgeving zijn geen waterkeringen aanwezig.

Conclusie 

Het bestemmingsplan legt de bestaande situatie vast en maakt geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk, daarmee heeft het plan geen wezenlijke invloed op de in het plangebied aanwezige watersystemen. Dit bestemmingsplan is in het kader van het wettelijke verplichte vooroverleg aan het waterschap Roer en Overmaas voorgelegd.

4.4 Archeologie

Roermond is ontstaan in een gebied dat al sinds duizenden jaren bewoond wordt. Deze bewoning heeft in de bodem zijn sporen achtergelaten: het archeologische bodemarchief. Het plangebied kent over het algemeen een hoge archeologische verwachting waarbij delen zijn aangewezen tot historische kern (beleidskaart archeologie behorende bij de Monumenten- en archeologieverordening 2011). De archeologieatlas Roermond laat zien dat het gebied met name een hoge verwachting kent voor aan te treffen sporen van jagers / verzamelaars, landbouwgemeenschappen en aan natte gebiedsdelen gerelateerde activiteiten (beekovergangen, rituele deposities, afvaldumps etc.). Het gebied is daarom van belang voor de archeologie van de prehistorie, via de ijzertijd en de romeinse tijd, de middeleeuwen naar de nieuwe tijd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0957.BP00000226-VG01_0004.jpg"

Figuur 4 Uitsnede uit de archeologische waardenkaart

4.5 Cultuurhistorie

Het Roermondse veld is een van de oudste planmatige stadsuitbreidingen en een van de eerste wijken die aan de oostzijde van het spoor werden gerealiseerd. De wijk wordt gekenmerkt door een voor het interbellum kenmerkende hoogwaardige stedenbouwkundige aanleg en dito arbeiderswoningen. Een aantal van deze laatsten is aangewezen tot rijksmonument. Eveneens aangewezen tot rijksmonument is de karakteristieke en het beeld bepalende H.Hartkerk. Van groot belang is tevens de Maasnielderbeek die ter plaatse het landschap bepaalt en sinds millennia de bron vormt van menselijke activiteit in het gebied.

4.6 Flora en Fauna

Binnen de wijk wordt de groene uitstraling vooral bepaald door de bestaande boombeplanting. De hoeveelheid privégroen is beperkt. De wijk kent twee "groene aders"; de Oranjelaan en de Koninginnelaan. Door de wijze van groenbeheer aan beide lanen ontwikkelt zich een meer kruidenrijk grasland met een hoge waarde voor flora en fauna. Door de toekomstige ontwikkeling op het terrein van het Laurentius ziekenhuis ontstaat aldaar een "groene vlek" met een aansluiting op de Oranjelaan. Het belang voor flora en fauna van deze bestaande situatie en de nieuwe ontwikkeling voor de wijk is groot.

4.7 Verkeer en infrastructuur

Algemeen beschrijving

Het Roermondse Veld wordt begrenst door een aantal psychologische barrières. Zo is de spoorlijn ten westen en ten zuiden van het Roermondse Veld een harde grens die niet gemakkelijk te kruisen is. Daarnaast wordt het gebied doorkruist door verschillende hoofdwegen die een belangrijke functie hebben voor de gebiedsontsluiting, maar ook in de totale wegenstructuur van Roermond. De Bredeweg vormt hierin een belangrijke functie voor het noord - zuid verkeer in Roermond-oost. De Koninginnelaan vormt een belangrijke verbinding tussen het centrum van Roermond en alle wijken, industriegebieden en dorpen ten zuidoosten van Roermond. De Oranjelaan heeft een belangrijke lokale functie voor al het verkeer vanuit het centrum naar de wijken ten oosten van de spoorlijn en visa versa. Hierdoor vormen de tunnels van de Koninginnelaan en de Oranjelaan een belangrijke schakel in het totale verkeersnetwerk. Doordat de Oranjetunnel erg dicht bij het station en het centrum van Roermond ligt heeft deze tunnel ook een belangrijke relatie voor het langzame verkeer. De tunnel is dan ook de drukste tunnel voor alle verkeersdeelnemers van Roermond.

De Bredeweg, Koninginnelaan en de Oranjelaan worden in het gemeentelijk verkeersstructuurplan beschreven als gebiedsontsluitingswegen en hebben een maximale snelheid van 50km/h. Alle andere wegen binnen het Roermondse Veld vallen in het verblijfsgebied en worden betiteld als erftoegangsweg. Deze hebben een maximale snelheid van 30km/h. Het merendeel van alle wegen binnen het Roermondse Veld zijn inmiddels zo ingericht dat functie en gebruik overeen komt.

Verkeersgeneratie

Gebiedsontsluitingswegen

De hoofdwegen binnen het Roemondse Veld (de Bredeweg, Oranjelaan en Koninginnelaan) zijn gebiedsontsluitingswegen. Deze hebben een belangrijke lokale en regionale functie. De gebiedsontsluitingswegen hebben een maximale capaciteit hebben van 15000 mvt/etmaal. In onderstaande tabel zijn de intensiteiten opgenomen zoals deze vermeld staan in het Roermonds verkeersmodel. De intensiteiten zijn uitgedrukt in motorvoertuigen per etmaal.

Verkeersmodel   GOW in mvt/etmaal        
    2011   2020   2030  
Bredeweg   Oranjelaan - Nassaustraat   9800   12100   12000  
Bredeweg   Nassaustraat - Koninginnelaan   7200   10000   10000  
Oranjelaan   Willem II Singel - Mgr. Driessenstraat   12400   10000   10000  
Oranjelaan   Mgr. Driessenstraat - Bredeweg   8800   7900   7900  
Koninginnelaan   Willem II Singel - Prins Bernhardstraat   9800   10100   10100  
Koninginnelaan   Prins Bernhardstraat - Bredeweg   10500   10600   10600  

Als gevolg van het invoeren van het éénrichting op de Singelring (Willem II Singel en Godsweerdersingel) zal het verkeer op de Bredeweg toenemen. Vooral in zuidelijke richting zal het verkeer toenemen. Dit heeft tot gevolg dat er een grotere druk komt te liggen op de kruisingen zoals met de Oranjelaan en de Kasteel Hillenraerdtstraat / Nassaustraat . Deze kruispunten zullen qua verwerkingscapaciteit nader bekeken moeten worden. Ook op de Koninginnelaan zal het verkeer lichtelijk toenemen. Dit lijdt echter dit niet grote problemen omdat de toename op deze weg slechts beperkt is. Wel zal er in de toekomst bekeken moeten worden of het kruispunt Koninginnelaan – Prins Bernhardstraat nog wel kan voldoen met de huidige kruispuntvormindeling. De Oranjelaan zal in tegenstelling juist minder verkeer gaan verwerken. De intensiteiten op dit weggedeelte zakken waardoor de oversteekbaarheid wordt verbeterd.

Met de herontwikkeling van het ziekenhuis zal de hoofdentree van het ziekenhuis voornamelijk op het noordoosten komen te liggen. Ook de ontsluiting van het toekomstige parkeerterrein zal op deze locatie plaats vinden. Door deze verschuiving zal er een grotere druk komen te liggen op de toegankelijkheid van het wegennet aan deze zijde. Door deze verschuiving zal in de achterliggende wijken qua parkeren en verkeersgeneratie meer rust komen. De Nassaustraat wordt in het nieuwe ontwerp wel de ontsluiting van het bevoorradingsverkeer van het ziekenhuis en de ambulance uitrit.

Erftoegangswegen

Alle wegen binnen de gebiedsontsluitingswegen zijn erftoegangswegen. Deze zijn ingericht op een maximale snelheid van 30km/h. Alle wegen hebben een verblijvend karakter, waardoor de interactie tussen verkeer en verblijven vergroot wordt. Erftoegangswegen hebben een maximale capaciteit van 4000 – 5000 mvt/ etm. Gemiddeld genomen heeft een erftoegangsweg 2000 – 3000 mvt/etm. Intensiteiten die boven de 3000 mvt/etm komen worden meestal als hinderlijk ervaren. Overlast wordt pas ervaren op het moment dat ruimtelijke inrichting van het gebied niet meer overeenkomt met de intensiteit. In onderstaande tabel zijn de intensiteiten opgenomen zoals staat vermeld in Roermonds verkeersmodel. De intensiteiten zijn in motorvoertuigen per etmaal.

Verkeersmodel   ETW in mvt/etmaal        
    2011   2020   2030  
Maria Theresialaan   Oranjelaan - Hendriklaan   2500   3900   3900  
Kasteel Hillenraedtstraat   Bredeweg - Lindenlaan   3900   3700   3700  
Nassaustraat   Bredeweg - Mons. Driessenstraat   1100   1200   1200  
Prins Bernhardstraat   Koninginnelaan - Kapellerlaan   2900   4100   4100  
Hendriklaan   Prins Bernhardstraat - Maria Theresialaan   1300   2200   2200  

Als gevolg van het invoeren van het éénrichting op de Singelring (Willem II Singel en Godsweerdersingel) zal er met name op de Maria Theresialaan en de Hendriklaan meer verkeer gaan rijden. Verkeer vanuit het Roermondse Veld wat nu nog via de Oranjelaan naar het zuiden rijdt zal hierin sneller via de wijk rijden naar de Prins Bernhardstraat. Op de Hendriklaan verdubbeld bijna de intensiteit van 1300 mvt/etm naar 2200 mvt/etm. Wel blijft het verkeer hier binnen de normen van een normale erftoegangsweg. Op de Maria Theresialaan en de Prins Bernhardstraat zal het verkeer toenemen. Gezien de inrichting van deze wegen en de locatie (wegen liggen in de nabijheid van veel bedrijven) zal deze toename op deze plaatsen niet tot problemen leiden.

In de wijk zitten ook diverse winkels en kleine bedrijvigheid wat verkeer aantrekt. Dit verkeer is te minimaliseren ten opzichte van de grotere verkeersstromen. Wel dient er met de toename van verkeer op de Hendriklaan en de aanwezigheid van kleine bedrijven-winkels op de Hendriklaan gelet te worden op de verkeersveilig en de leefbaarheid in deze straat. Bij nieuwe ontwikkelingen dient men hier goed rekening mee te houden.

Openbare vervoer

De Oranjelaan is één van de hoofdassen van het openbaar vervoer in Roermond. Dit blijft in de toekomst ook gehandhaafd. Vanuit de Oranjelaan rijden de streekbussen over de Bredeweg richting Montfort. Over de Koninginnelaan en de Prins Bernhardstraat rijdt een stadsdienstlijn.

Langzaam Verkeer

Het station en het centrum van Roermond liggen erg dicht bij de Oranjetunnel. Hierdoor vormt deze tunnel een belangrijke schakel voor het langzame verkeer. Fietsers hebben veelal een bestemming in de achterliggende wijken of een herkomst. Voetgangers hebben een belangrijke relatie met de vele groter bedrijven die zitten rondom de Maria Theresialaan en de Mgr. Driessenstraat. Ook het Laurentius Ziekenhuis heeft hierin een belangrijke aantrekkende werking.

Parkeerbalans

Binnen het Roermondse Veld liggen diverse parkeerterreinen en liggen er aan de meeste straten openbare parkeerplaatsen. Een grote gedeelte van het Roermondse Veld behoort tot de blauwe zone. Binnen dit gebied mag men van 08.00 uur tot 18.00 uur (donderdag tot 21.00 uur) één uur parkeren bij gebruik van de parkeerschijf. Bewoners, bedrijven en bezoekers kunnen een ontheffing krijgen voor de blauwe zone.

In 2012 is in een gedeelte van het Roermondse Veld een parkeeronderzoek uitgevoerd in het kader van evaluatie blauwe zone. Uit dit parkeeronderzoek kwamen de volgende cijfers naar voren:

Parkeerdruk 2012 in %, ( bron rapport blauwe zone, Spark )

  • Oranjelaan heeft vooral 's ochtends een hoge parkeerbezetting van boven de 100%. Dit kan mogelijk veroorzaakt worden door de aanwezigheid van het ziekenhuis en de Gilde opleiding (Bredeweg).
  • Mgr. Driessenstraat kent vooral op de werkdag (maar ook (koop)avond en zondagmiddag) een hoge parkeerbezetting. Gezien de ligging en tijdstip is het aannemelijk dat deze parkeerdruk wordt veroorzaakt door bezoekers van het ziekenhuis of mogelijk zelfs werknemers die langer parkeren dan de gestelde maximale parkeerduur.
  • Vondelstraat (en omgeving: Hendriklaan, Koningin Regentesselaan, Lovaniostraat) worden ook op een aantal momenten hogere parkeerbezettingen geconstateerd tussen de 70% en 95%. Het betreft hier voornamelijk de parkeerdruk door bewonersparkeren.
  • Kapelaan Sarsstraat kent vooral op de werkdag 's ochtends en daarnaast ook op zaterdag- en zondagmiddag een parkeerbezetting van 75% of hoger. Dit patroon duidt erop dat deze parkeerdruk niet door bewoners wordt veroorzaakt maar door andere doelgroepen.
  • Koningin Regentesselaan kent op een aantal meetmomenten een parkeerbezetting van boven de 75%. Hier wordt de parkeerdruk voornamelijk veroorzaakt door werknemers gecombineerd met aanwezigheid van bewoners.
  • De Spoorlaan Noord heeft met name op de werkdag (maar ook (koop)avond en zaterdag- en zondagmiddag) een hoge parkeerbezetting. Hoe dichter bij de Oranjetunnel hoe drukker het wordt.
  • Op het noordelijk deel van de Maria Theresialaan is de parkeerdruk erg hoog. Bij het zuidelijk deel geldt dat hoe dichter bij de Oranjelaan hoe hoger de parkeerdruk is. Gezien de aanwezigheid van kantoren en het station is het goed mogelijk dat dit werknemers en reizigers zijn.

Overal valt op de parkeerdruk op totaalniveau ongeveer gelijk is gedurende verschillende momenten. Verder vallen ook de gebieden Maria Theresialaan (werknemers kantoren, P+R), Koningin Regentesselaan (werknemers kantoren), Oranjelaan (ziekenhuis en school e.d.) en Mgr. Driessenstraat (ziekenhuis) op. De overige gebieden heeft naar alle waarschijnlijkheid met de parkeercapaciteit voor bewoners in de straat te maken (scheve parkeerbalans).

Door deze scheve parkeerbalans is het dus per straat afhankelijk of er een grote parkeerdruk is of niet. Over het algemeen valt in de woonwijk zelf de drukte op de Hendriklaan het meeste op. Met name rond de kruising Hendriklaan / Burg Rauppstraat en de Prins Hendriklaan is de bezettingsgraad erg hoog. Alle ontwikkelingen binnen dit gebied dienen zorgvuldig afgewogen moeten worden.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

5.1 Planvorm

Het bestemmingsplan 'Roermondse Veld' is vervat in een verbeelding en regels en gaat vergezeld van een toelichting.

In de toelichting wordt de opzet van het plan beschreven en zijn de aan het plan ten grondslag liggende gedachten vermeld. Tevens wordt er verslag gedaan van de resultaten van het over het plan gevoerde inspraak en overleg.

5.2 Verbeelding

Op de verbeelding zijn onder meer de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden aangegeven met bijbehorende verklaring, het zogenaamde renvooi. De verklaring ligt in de verbinding tussen de bestemmingen die op de kaart zijn aangegeven en de regels.

5.3 Planregels

De regels bevatten de regeling inzake het gebruik van de gronden, die in het plan zijn begrepen.

De regels zijn als volgt ingedeeld:

Hoofdstuk 1: Inleidende regels (artikel 1 en 2)

Dit hoofdstuk bevat twee artikelen. In artikel 1 zijn omschrijvingen opgenomen van de in de regels voorkomende begrippen. In artikel 2 wordt uiteengezet op welke wijze gemeten dient te worden. Door het geven begripsomschrijvingen en aanwijzingen voor het meten wordt de interpretatievrijheid verkleind en daardoor de duidelijkheid en rechtszekerheid vergroot.

Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels (artikel 3 t/m 18)

Dit hoofdstuk bestaat uit een beschrijving van de in het plangebied aanwezige (dubbel)bestemmingen. Per bestemmingsregel worden de omschrijvingen ten aanzien van de specifieke bestemming met eventuele ondergeschikte functie- en bouwaanduidingen beschreven en is een bebouwingsregeling opgenomen. Daarnaast kunnen er nog afwijkingsregels en wijzigingsregels zijn opgenomen, die de flexibiliteit van het plan vergroten.

Hoofdstuk 3: Algemene regels (artikel 19 t/m 25)

Dit hoofdstuk bevat een aantal algemene regels die gelden voor het hele plangebied. Het betreft onder andere de anti-dubbeltelregel, algemene afwijkings- en wijzigingsregels en algemene gebruiksregels.

Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels (artikel 26 en 27)

In dit hoofdstuk zijn de overgangsregels en de slotregel van het bestemmingsplan opgenomen.

Bestemmingen

Artikel 3 Bedrijf

Binnen deze bestemming is de bestaande bedrijvigheid in de wijk Roermondse Veld opgenomen. In principe zijn alleen bedrijven toegestaan in de milieucategorieën 1 en 2, die passen binnen een woonomgeving.

Artikel 4 Bedrijventerrein

Het gebied dat wordt begrensd door de Ijzeren Rijn, de Koninginnelaan en de Bredeweg is (grotendeels) bestemd tot bedrijventerrein. Binnen deze bestemming zijn categorie 1 e 2 bedrijven zoals opgenomen in Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan.

Artikel 5/6 Gemengd 1 / Gemengd 2

Deze bestemming is toegekend aan het centrumgebied aan de Nassaustraat (Gemengd 1) en een gebied aan de Hendriklaan / hoek Mauritsstraat (Gemengd 2). De functies in deze gebieden variëren van detailhandel tot horeca en dienstverlening. Ook de woonfunctie komt hier voor.

Gestapeld wonen is alleen toegestaan, daar waar dit ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezig is. Het toevoegen van nieuwe woningen is niet rechtstreeks toegestaan.

Artikel 7 Groen

Deze bestemming is opgenomen voor de openbare groenvoorzieningen in het plangebied. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Binnen de bestemming is een omgevingsvergunningenstelsel voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden opgenomen, op grond waarvan ondermeer nieuwe kavelontsluitingswegen kunnen worden gerealiseerd.

Artikel 8 Kantoor

Het Waterschapsbedrijf aan de Maria Theresialaan en een paar panden aan de Oranjelaan hebben de bestemming kantoor.

Artikel 9 Maatschappelijk

Deze bestemming is toegekend aan functies als scholen, gemeenschapshuis, kerk enz. Op grond van de bestemmingsomschrijving zijn meerdere maatschappelijke functies toegelaten. Op de verbeelding zijn maximale goot- en bouwhoogten opgenomen. Gebouwen dienen binnen het opgenomen bouwvlak te worden gerealiseerd.

Ondergeschikt aan de maatschappelijke functies zijn tevens toegestaan, parkeervoorzieningen, verkeersvoorzieningen, nutsvoorzieningen en groenvoorzieningen.

Artikel 10 Verkeer - Wegverkeer

Deze bestemming is toegekend aan de wegen in het plangebied, voorzover deze openbaar toegankelijk zijn en niet binnen een andere bestemming zijn opgenomen. Het betreft met name de doorgaande wegen en de ontsluitingswegen. Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.

Artikel 11 Verkeer - Railverkeer

Deze bestemming is opgenomen voor het spoortraject Antwerpen-Mönchengladbach, de zogenaamde Ijzeren Rijn. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van het railverkeer worden gebouwd.

Artikel 12 Wonen -1

Deze bestemming is toegekend aan gronden aan de Hendriklaan ten behoeve van de bouw van 25 appartementen. Voor dit project is het bestemmingsplan 'Kerklocatie Hendriklaan' vastgesteld. Om de in dit bestemmingsplan opgenomen regels te kunnen overnemen is een afzonderlijke woonbestemming opgenomen.

Artikel 13 Wonen -2

Deze bestemming is toegekend aan een perceel aan het Gebroek ten behoeve van de bouw van 1 woning. Voor dit project is het bestemmingsplan 'Gebroek naast 17' vastgesteld. Om de in dit bestemmingsplan opgenomen regels te kunnen overnemen is een afzonderlijke woonbestemming opgenomen.

Artikel 10 Woongebied

De gronden waar reeds woningen aanwezig zijn in het plangebied worden direct bestemd. De woonbestemming biedt ruimte aan onder andere woonstraten, groenveldjes/speelplekken, parkeerplaatsen enz. De gebiedsgewijze manier van bestemmen komt in deze bestemming tot uitdrukking in de globale en ruime bestemming voor woongebieden. Hierdoor komt het voor dat groenveldjes/speelplekken geen aparte bestemming hebben. Eventuele werkzaamheden op dergelijke locaties, als ook aan woonstraten en parkeerplaatsen passen nu binnen het bestemmingsplan waardoor minder procedures nodig zijn. Het betekent dus niet dat groene plekken zomaar bebouwd kunnen worden, immers uitdrukkelijk is geregeld dat nieuwbouw van woningen niet is toegestaan, tenzij dit middels specifieke regels en daarbij behorende aanduidingen op de verbeelding is toegestaan. Kleine verbouwingen aan woningen zijn wel toegestaan. In de bebouwingsregeling is aangegeven op welke wijze de gronden mogen worden bebouwd. Tot de woonbestemming behoren ook de bijbehorende erven en tuinen, (semi-) openbare zij- en achterpaden en wegen die in principe alleen en erf- of gebiedsontsluitingsfuncties hebben.

Gestapeld wonen is alleen toegestaan, daar waar dit ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezig is. Binnen deze bestemming is wonen toegestaan, alsmede aan huis verbonden beroepen. Bedrijvigheid aan huis is uitsluitend na afwijking door middel van een omgevingsvergunning, overeenkomstig het vigerend beleid in de gemeente Roermond.

Dubbelbestemmingen

Artikel 11 Waarde - Archeologie

De gronden met deze medebestemming zijn, naast de aanwezige functies bestemd voor de bescherming van archeologische waarden met een bijbehorend beschermingsregime met bouwregels.

Artikel 12 Waarde - Archeologie historische kern

Deze dubbelbestemming is opgenomen voor de bescherming en het behoud van de op of in de grond voorkomende archeologische waarden voor de bebouwde gronden aan het Gebroek, tussen Koninginnelaan en Bredeweg.

Binnen deze bestemming mag geen bebouwing worden opgericht, behoudens vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, voor bebouwing waarvoor de grondwerkzaamheden niet dieper reiken dan 40cm of voor bebouwing van minder dan 30m2. Van de bouwregels kan, onder voorwaarden, ontheffing worden verleend. Verder is een vergunningenstelsel opgenomen voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden.

Algemene regels

Artikel 13 Anti-dubbeltelregel

Met deze bepaling wordt beoogd om misbruik van de regels door middel van (privaatrechtelijke) wijzigingen in de eigendomsverhoudingen van gronden te voorkomen. De anti-dubbeltelregel is overgenomen uit het Besluit ruimtelijke ordening.

Artikel 14 Algemene bouwregels

In dit artikel (wordt ingegaan op het rooilijnenbeleid en) zijn beperkte overschrijdingen van de bouwregels verklaard.

Artikel 15 Algemene gebruiksregels

In dit artikel is onder andere bepaald dat met de bestemming strijdig gebruik verboden is. Het artikel vult artikel 7.10 Wro aan. Er is aangegeven wat in ieder geval onder verboden gebruik van gronden en opstallen ten opzichte van het bestemmingsplan wordt verstaan.

Artikel 16 Algemene aanduidingsregels

Binnen deze regels is een aanduiding opgenomen. Het betreft de geluidzone industrie. Voor deze aanduiding geldt dat de gronden naast de daar voorkomende bestemmingen mede bestemd zijn voor een ander doel. De geluidzone industrie is bestemd voor de instandhouding en bescherming van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van een inrichting als bedoeld in artikel 42, lid 1 Wet geluidhinder.

Artikel 17 Algemene afwijkingsregels

Het gaat hierbij om een afwijkingsmogelijkheid van de in de regels gegeven maten en percentages met betrekking tot het bouwen, het oprichten van gebouwen van openbaar nut en het in beperkte mate verschuiven bestemmingsgrenzen. Deze bepaling vindt zijn grondslag in artikel 3.6 lid c Wro. Evenals met de wijzigingsregels wordt hiermee beoogd het plan een zekere mate van flexibiliteit te bieden. In vergelijking met de wijzigingsregels is de mate van flexibiliteit weliswaar kleiner, maar de juridische procedure, voorafgaand aan het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken is eenvoudiger.

Artikel 18 Algemene wijzigingsregels

Dit artikel geeft de mogelijkheid om bestemmingen te wijzigen. Deze bepaling vindt zijn grondslag in artikel 3.6 lid a Wro.

Artikel 19 Algemene procedureregels

Deze regel bevat de procedure welke gevolgd moet worden bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheden.

Artikel 20 Overige regels

Dit artikel bevat enkele algemene regels zoals parkeren, laden en lossen en een nadere eisenregeling in het kader van Externe Veiligheid.

Overgangs- en slotregels

Artikel 21 Overgangsrecht

Bouwwerken welke op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezig zijn, mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment waarop het bestemmingsplan rechtskracht verkrijgt mag gehandhaafd blijven. Het overgangsrecht is overgenomen uit het Besluit ruimtelijke ordening.

Artikel 22 Slotregel

In dit artikel wordt aangegeven onder welke naam de regels aangehaald kunnen worden. Tevens is in dit artikel de vaststellingsverklaring opgenomen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid en Grexwet

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening rust op de gemeente de verplichting tot het verhaal van kosten die tot de grondexploitatie behoren op basis van een exploitatieplan. De gemeente kan hiervan afzien indien:

  • kostenverhaal anderszins verzekerd is; én
  • fasering niet noodzakelijk is; én
  • het stellen van locatie eisen niet noodzakelijk is, óf
  • één van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen van toepassing is, te weten:
    • 1. het totaal der wettelijk te verhalen exploitatiebijdragen bedraagt minder dan € 10.000,00; óf
    • 2. er geen verhaalbare kosten in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening aan de orde zijn; óf
    • 3. de verhaalbare kosten in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening uitsluitend de aansluiting van een bouwperceel op de openbare ruimte of de aansluiting op de nutsvoorzieningen betreffen.

Het bestemmingsplan 'Roermondse Veld' betreft grotendeels een beheersregeling voor reeds bestaande bebouwing en gronden. Voor vervangende nieuwbouw zullen normaal gesproken geen kosten die tot de grondexploitatie behoren aan de orde zijn. Omdat sprake is van vervanging van bestaande bebouwing, zullen de nutsvoorzieningen en voorzieningen in de openbare ruimte aanwezig zijn en zal aanpassing daarvan in de meeste gevallen niet aan de orde zijn. Omdat sprake zal zijn van kleinschalige herbouwplannen is het niet noodzakelijk om een tijdvak of fasering te bepalen.

Voor de nieuwbouw van twee woningen aan het Gebroek en de 25 appartementen aan de Hendriklaan heeft de gemeente met de initiatiefnemers een overeenkomst gesloten, waarin afspraken zijn vastgelegd over het verhaal van kosten en de uitvoerbaarheid. Deze overeenkomsten zijn gesloten voorafgaand aan de start van de bestemmingsplanprocedure. Daarmee is het verhaal van de kosten van de grondexploitatie voor deze locaties anderszins verzekerd.

Gelet op het vorenstaande is de economische uitvoerbaarheid gegarandeerd en kan in het kader van de vaststelling van het bestemmingsplan 'Roermondse Veld' worden afgezien van het vaststellen van een exploitatieplan.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.2.1 Inspraakprocedure

Het voorontwerp bestemmingsplan 'Roermondse Veld' heeft in het kader van de gemeentelijke inspraakverordening ter inzage gelegen van 21 augustus 2013 t/m 1 oktober 2013. Daarnaast is op 10 september 2013 een inloopavond gehouden over het voorontwerp bestemmingsplan. De ter visie legging is gepubliceerd op de gemeentepagina van weekblad 'De Trompetter' dat huis-aan-huis in de gemeente Roermond wordt verspreid. Het voorontwerp bestemmingsplan was digitaal raadpleegbaar op www.ruimtelijkeplannen.roermond.nl en www.ruimtelijkeplannen.nl. Ingezetenen van de gemeente Roermond en belanghebbenden konden inspraakreacties indienen gedurende deze termijn. Van deze mogelijkheid is gebruik gemaakt. Er zijn 4 inspraakreacties ontvangen. Een samenvatting van de binnengekomen inspraakreacties en beantwoording daarvan door het college van burgemeester en wethouders is bijgevoegd als bijlage 1 bij de toelichting van dit bestemmingsplan. De ontvangen reacties hebben niet geleid tot het doorvoeren van aanpassingen in het ontwerpbestemmingsplan.

6.2.2 Overleg ex artikel 3.1.1. Bro

Het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan pleegt daarbij op grond van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) overleg met de besturen van betrokken gemeenten, waterschappen en met de diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in geding zijn. Van deze mogelijkheid is gebruik gemaakt. Er zijn 2 vooroverleg reacties ontvangen. Een samenvatting van de binnengekomen inspraakreacties en beantwoording daarvan door het college van burgemeester en wethouders is bijgevoegd als bijlage 1 bij de toelichting van dit bestemmingsplan. De reacties hebben aanleiding gegeven om op een aantal plaatsen aanpassingen door te voeren in het ontwerpbestemmingsplan.

6.2.3 Ontwerp bestemmingsplan

Het ontwerp bestemmingsplan "Roermondse Veld" heeft van 11 december 2013 tot en met 21 januari 2014 voor een ieder ter inzage gelegen na voorafgaande bekendmaking in de Staatscourant en op de gemeentepagina van weekblad "de Trompetter" van 10 december 2013.

Tijdens de inzagetermijn was het mogelijk om een zienswijze tegen het ontwerpbestemmingsplan bij de gemeenteraad in te dienen.

Gedurende de inzagetermijn is één zienswijze tegen het ontwerpplan ingediend. In de Nota van zienswijzen en wijzigingen is de zienswijze samengevat en is het standpunt van de gemeente weergegeven. De nota van zienswijzen en wijzigingen is als bijlage 2 bij deze toelichting gevoegd.