Plan: | Bestemmingsplan Lus van Linne |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0957.BP00000205-VG01 |
De Structuurvisie Roermond is op 29 maart 2001 door de gemeenteraad vastgesteld en vormt het ruimtelijke integratiekader voor (sectorale) ontwikkelingen en visies voor de komende tien jaar met een doorkijk naar de langere termijn.
De structuurvisie is hiermee een belangrijke basis voor het uit te voeren ruimtelijk beleid van de gemeente. De visie bestaat uit een gewenst toekomstbeeld voor Roermond op hoofdlijnen, een ontwikkelingsvisie tot 2010 en enkele indicatieve ruimtelijke uitwerkingen voor belangrijke projecten in de stad.
Het toekomstbeeld voor Roermond is vervat in een streefbeeld tot 2030, getiteld Roermond Nieuwe Hanzestad, waarin wordt ingezet op de verdere ontwikkeling van Roermond tot dynamische, compacte kwaliteitsstad aan het water.
Een stad die haar culturele en natuurlijke waarden koestert en die het zoekt in haar centrumfunctie, innovatieve herstructurering en hoogwaardige voorzieningen op het gebied van toerisme en recreatie.
De ontwikkelingsvisie is gebaseerd op het ontwikkelingsconcept 'compacte kwaliteitsstad aan het water' en de uitgangspunten van dit concept zijn onder meer:
De meanderende Maas en de Lus van Linne daarin is aangeduid als 'ecologische verbinding volgend uit Provinciale Ecologische Structuur/Ecologische Hoofdstructuur'. Aan de westzijde van het plangebied voorziet de Structuurvisie 2010 in 'aanvullende ecologische verbindingen als gevolg van 'Natuurontwikkeling buiten de Provinciale Ecologische Structuur (via compensatie).
Uit de rapportage Complete stad met allure (Masterplan Toerisme) (juli 2002) blijkt dat de gemeente Roermond een extra impuls geeft aan haar toeristisch-recreatief beleid. In het masterplan formuleert de gemeente een visie op toerisme. Met betrekking tot de Maasplassen geeft het Masterplan aan dat de gemeente de ontwikkeling van het gebied moet blijven stimuleren en dat zij planologische randvoorwaarden moet scheppen om ontwikkelingen te 'sturen/stimuleren'. Momenteel werkt men aan een Masterplan Maasplassen om te komen tot een samenhangende ontwikkeling.
In de Natuurvisie Roermond-West (2004) worden knelpunten en kansen aangewezen voor de bescherming en/of ontwikkeling van natuurwaarden in Roermond-West. De Natuurvisie betreft een uitwerking van de ecologische aspecten van de ruimtelijke Structuurvisie voor Roermond.
De Lus van Linne, in combinatie met de Linnerheide, is een belangrijke verbinding tussen het Maasdal en het achterland en op grotere schaal de gebieden Meinweg en de Weerterbossen en Bergderheide bij Weert.
Het belang van deze verbinding geldt met name de landgebonden soorten waarvoor de stedelijke Roer en haar randzone geen migratiemogelijkheden biedt. Deze verbinding wordt onder andere door dassen gebruikt, wat blijkt uit verkeersslachtoffers die hier zijn aangetroffen. Ook voor reewild, en op langere termijn Wild zwijn en eventueel Edelhert, is deze verbinding tussen het Roerdal, de Linnerheide en de uiterwaarden van de Maas gewenst binnen het kader van het realiseren van en duurzame ecologische structuur. De verbinding kan voor landgebonden fauna worden verbeterd indien de groenstructuur langs de rand van de Oolderplas meer omvang krijgt.
Het streven is om ter hoogte van de Maasplassen-Zuid een meer natuurlijk rivierdalsysteem te ontwikkelen. Op sommige plaatsen, onder meer ter hoogte van de Lus van Linne, heeft de rivierdynamiek in de vorm van erosie en sedimentatie invloed op het landschap. Minimaal wordt hier gestreefd naar behoud van de bestaande rivierdynamiek, waar mogelijk moet de invloed van rivierdynamiek worden bevorderd. Om de invloed van rivierdynamiek te bevorderen wordt zowel langs de Maasplassen als langs de Maas zelf over enkele trajecten de oeververdediging verwijderd, zodat flauwe en brede oevertaluds ontstaan. Met name ten westen van Merum zijn mogelijkheden om, door het realiseren van een geleidelijk oplopende rivieroever, ook extra ruimte voor de rivier te creëren. De Maasplassen kunnen van geleidelijk overgaande natuurlijke oevers worden voorzien. Het streven is om de uiterwaarden van de Maas tot een mozaïekachtig landschap te ontwikkelen, waarin plassen, grazige vegetaties, ruigtes en bos elkaar afwisselen. Dit mozaïekachtige landschap kan worden gerealiseerd door jaarrond begrazing. De grazige vegetaties bestaan uit natte, vochtige en droge schrale graslanden, die afgewisseld worden door ruigtevegetatie, struweel en uit hardhout- en zachthoutooibos bestaan. Indien aaneengesloten beheerseenheden worden gerealiseerd, wordt de verbinding naar de stroomafwaarts gelegen Maasplassen versterkt. Met name de overwinterende watervogels en soorten van stroomdalgraslanden zijn hier als doelsoortgroepen te beschouwen. Mogelijk dat ook een soort als Bever zich op termijn in dit gebied vestigt.
Door een deel van het gebied als kleinschalig agrarisch cultuurlandschap in beheer te houden, gedijen hier ook de aan agrarisch cultuurlandschap gebonden broedvogels en een soort als de das. Op de dijken langs het Lateraalkanaal Linne-Buggenum kunnen, door een ecologisch beheer, de relicten van waardevolle vegetaties zich uitbreiden. Daar waar ruimte hiervoor aanwezig is, kan in het kanaal zelf worden gestreefd naar de ontwikkeling van oevervegetaties door de aanleg van oevers met een flauw talud.
Naast het plangebied zelf kunnen ook de volgende ruimtelijk ontwikkelingen in de omgeving van belang zijn:
De voorgestane ontwikkeling van het plangebied sluit aan op het gemeentelijk beleid, zoals dat in de Structuurvisie geformuleerd is.
Op 30 oktober 2008 is de Strategische visie Roermond 2020 'Roermond investeert in haar toekomst' vastgesteld door de gemeenteraad van Roermond.
De gemeente Roermond heeft in 2008 een visie opgesteld voor meerdere beleidsterreinen. Hierin komen onder andere voor als beoogde ontwikkelingsrichtingen:
Aan deze ontwikkelingsrichtingen wordt door middel van de voorgestane ontwikkeling van het plangebied invulling gegeven. Het initiatief vormt derhalve een goede invulling van delen van het gemeentelijk beleid, zoals dat geformuleerd is in de Strategische visie Roermond 2020.
Eind 2004 is de Natuurvisie Roermond-West vastgesteld. Deze natuurvisie is afgestemd op de ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied (van de natuurvisie). In deze visie komt duidelijk naar voren wat voor knelpunten, maar ook wat voor kansen er ontstaan voor de bescherming en/of ontwikkeling van natuurwaarden in Roermond-West.
Op de kaart behorend bij de Natuurvisie is het plangebied aangeduid als systeemgerichte natuur. Dergelijke gebieden staan (potentieel) onder invloed van rivierdynamiek, er treedt kwel op en deze gebieden hebben zodanige omvang dat een natuurlijke ontwikkeling of het toepassen van extensieve begrazing als beheersvorm mogelijk is. Deze gebieden vormen de basis voor de meest natuurlijke onderdelen van de Ecologische Infrastructuur van Roermond. Binnen het plangebied zijn de plassen en de Lus aangeduid als ecologisch water.
Het streven is om ter hoogte van de Maasplassen-Zuid een meer natuurlijk rivierdalsysteem te ontwikkelen. Op sommige plaatsen, onder meer ter hoogte van de Lus van Linne, heeft de rivierdynamiek, in de vorm van erosie en sedimentatie, invloed op het landschap. Minimaal wordt hier gestreefd naar behoud van de bestaande rivierdynamiek, waar mogelijk moet de invloed van rivierdynamiek worden bevorderd. Om de invloed van rivierdynamiek te bevorderen, wordt zowel langs de Maasplassen als langs de Maas zelf over enkele trajecten de oeververdediging verwijderd, zodat flauwe en brede oevertaluds ontstaan.
De Maasplassen kunnen van geleidelijk overgaande natuurlijke oevers worden voorzien. Het streven is om de uiterwaarden van de Maas tot een mozaïekachtig landschap te ontwikkelen, waarin plassen, grazige vegetaties, ruigtes en bos elkaar afwisselen. Dit mozaïekachtige landschap kan worden gerealiseerd door jaarrond begrazing. De grazige vegetaties bestaan uit natte, vochtige en droge schrale graslanden, die afgewisseld worden door ruigtevegetatie, struweel en hardhout- en zachthoutooibos. Indien aaneengesloten beheerseenheden worden gerealiseerd, wordt de verbinding naar de stroomafwaarts gelegen Maasplassen versterkt.
Binnen het plangebied ligt project 17 'Natuurontwikkeling Lus van Osen'. De Spoorplas, de Gerelingsplas en aangrenzend gebied zijn begrensd ten behoeve van particulier natuurbeheer. Het totale gebied is als landgoed in particulier eigendom. Nu 'na-ontgrinding' geen optie meer is, is de eigenaar mogelijk bereid om op het landgoed natuurwaarden te ontwikkelen. Voor overwinterende watervogels is het van belang om recreatie in tijd en ruimte te zoneren. Inmiddels is dit project achterhaald, door voorliggend plan, waarin op een goede wijze rekening is gehouden met zonering van recreatie en natuur.
De voorgestane ontwikkeling van het plangebied sluit aan op het gemeentelijk beleid, zoals dat in de Natuurvisie Roermond-West geformuleerd is.
De Gemeente Roermond heeft in juni 2006 het Groenstructuurplan Roermond vastgesteld. In het plan wordt een visie gegeven op de 'groene waarden', zoals deze op samenhangende wijze en in functie tot het omringende stedelijke en landelijke gebied worden vormgegeven.
Dit alles voor een langere termijn van zo'n 15 a 20 jaar. Door gewenste structuren te kennen, kunnen gefundeerde beslissingen worden genomen.
Enkele belangrijke uitgangspunten in de visie zijn:
Deze uitgangspunten zijn tevens het uitgangspunt voor de voorgestane ontwikkeling van het plangebied, die derhalve uitstekend aansluit op het gemeentelijke beleid, zoals dat in het Groenstructuurplan geformuleerd is.
In de Monumenten- en archeologieverordening 2011 is het gemeentelijk archeologie- en monumentenbeleid vastgelegd. Hierbij kan onder andere gedacht worden aan de aanwijzing van panden tot gemeentelijk monumenten, en de wijze waarop subsidies worden toegewezen. In de verordening is daarnaast bepaald hoe in bestemmingsplannen omgegaan moet worden met het aspect archeologie.
In door de gemeente vast te stellen of te wijzigen bestemmingsplannen moet een paragraaf opgenomen worden waarin wordt aangegeven welke archeologische verwachting voor het plangebied geldt en welke eventuele maatregelen voor het behoud van eventuele archeologische relicten worden voorgeschreven. Voorafgaande aan grondwerkzaamheden moet in principe een archeologisch vooronderzoek plaats vinden, waar uit moet blijken wat de archeologische verwachting is. In paragraaf 4.4 wordt nader ingegaan op het in het plangebied uitgevoerde archeologische onderzoek.