Plan: | Noordelijke en Oostelijke Stadsrand |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0957.BP00000143-VG01 |
Roermond wordt gekenmerkt door een hoogwaardig en divers aanbod aan detailhandelsvoorzieningen verdeeld over verschillende gethematiseerde clusters. De stad heeft inmiddels een bovenregionale functie verworven op detailhandelsgebied met een Euregionaal bestedingsoverschot van 388 miljoen (onderzoek van de Kamer van Koophandel d.d. 2009). Het verzorgingsgebied strekt zich inmiddels uit tot ver in België en Duitsland en binnen 90 autominuten zijn ruim 26 miljoen potentiële consumenten woonachtig. Het huidige succes biedt geen garantie voor de toekomst, maar geeft wel aan dat het huidige Roermondse detailhandelsbeleid tot op heden haar vruchten heeft afgeworpen.
Dit blijkt mede uit diverse behaalde titels waaronder: de Beste binnenstad 2009-2011 (middelgrote steden); de MKB vriendelijkste gemeente van Limburg en nummer 3 van Nederland in 2010-2011, de beste Limburgse gemeente 2010 en 2011 op sociaal economisch gebied en een onlangs behaalde 5e plaats in de lijst best presterende gemeenten op economisch gebied binnen een landelijke top 50 van Elsevier, waarbij vermeld moet worden dat de Roermondse retail een belangrijke economische peiler is voor de stad Roermond. Deze titels zijn meetbare resultaten van lef, creativiteit maar veelal ook het resultaat van het maken van duidelijke beleidsmatige keuzes die uniek zijn en passen bij de stad Roermond, waarbij het leveren van maatwerk noodzakelijk is.
Tevens kan worden opgemerkt dat Roermond sinds 2012 binnen de sector detailhandel ruim 230.000 m2 detailhandel voorraad heeft, met een leegstandpercentage van circa 7,9 % binnen de gemeente en circa 7,7 % in de binnenstad zelf. Indien deze cijfers worden afgezet tegen overige Limburgse vergelijkbare en grotere gemeenten, spreken deze cijfers voor zichzelf.
Leegstand
Gemeente | Inwoners | Voorraad m2 | Leegstand % in m2 |
Limburg | 2.144.000 | 10.6 % | |
Venlo | 100.000 | 224.000 | 13.9 % |
Heerlen | 121.000 | 301.000 | 13.2 % |
Sittard-Geleen | 95.000 | 201.000 | 13.8 % |
Roermond | 57.000 | 230.000 | 7.9 % |
Bron: locatus maart 2013 en bewerking E'til en gemeente Roermond
De kracht van de Roermondse detailhandel vloeit voort uit de thematisering die van toepassing is binnen de verschillende clusters en de daarvoor opgenomen passende branchering. Hiermee wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de verschillende clusters en daarmee kunnen de clusters naast elkaar een succesvol bestaan hebben. Indien deze kaders niet van toepassing zijn en retailers zich overal en in elk cluster zonder enige beperking kunnen vestigen, kan dit negatieve gevolgen hebben voor de overige clusters met leegstand als gevolg.
De thematisering is beleidsmatig vastgelegd in de “Ontwikkelingsvisie Noordelijke en Oostelijke Stadsrandzone”, zoals die besproken is in paragraaf 3.3. Uit genoemde visie volgt dat de gemeente staat open voor marktinitiatieven die de ambities van de gemeente ondersteunen. Voorwaarde bij dergelijke initiatieven is dat ze de detailhandelsstructuur niet duurzaam ontwrichten. De gemeente streeft naar een gezonde en complete detailhandelsstructuur. In het beleid worden drie typen winkelconcentraties onderscheiden, welke samenhangen met koopgedrag en bezoekmotief:
Er bestaat geen hiërarchie tussen de drie typen winkelgebieden. Omdat de consument behoefte heeft aan alle drie de centra, kunnen ze naast elkaar functioneren en zijn ze onderling aanvullend.
Het Retailpark, het Outdoor Center en de Huis en Tuin Boulevard zijn allen gerealiseerd op basis van een planologische procedure. Als beleidsmatige basis hiervoor diende de “Ontwikkelingsvisie Noordelijke en Oostelijke Stadsrandzone”, zoals die is besproken in paragraaf 3.3. Uit deze planologische besluiten volgt een branchering met de toegestane aantal vierkante meters.
Conform artikel 3.1.2 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) kan een bestemmingsplan ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening regels bevatten met betrekking tot branches van detailhandel. De bepaling leidt ertoe dat gemeenten ter bevordering van de ruimtelijke kwaliteit in hun bestemmingsplan eisen kunnen stellen ten aanzien van de vestiging van bepaalde winkelbranches en/of winkelvormen. Uit de jurisprudentie volgt dat sprake moet zijn van een goede ruimtelijke ordening en dat nieuwe initiatieven zijn toegestaan, mits er geen sprake is van duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau.
De winkelgebieden in de stadsrand hebben de volgende ruimtelijke kenmerken:
Per winkelgebied geldt een bepaalde branchering en een bepaald aantal winkelmeters per branche die is gebaseerd op de bovengenoemde ruimtelijke kenmerken van de Stadsrand en op de in het beleid opgenomen thematisering. Het gaat hierbij om de ruimte die de locatie biedt om grootschalige gebouwen en detailhandelsvestigingen te realiseren. Juist de ligging aan de rand van het stedelijk gebied, maakt dat de locatie geschikt is voor gebouwen met een grote massa. Er zijn voldoende parkeermogelijkheden en ontsluitingsmogelijkheden voor de lokale en regionale bezoekers.
Beleidsmatig is het doel om gewenste complementaire structuur in de winkelgebieden en tussen de verschillende winkelgebieden niet te verstoren, zoals eerder is aangegeven. Het gebied onderscheidt zich als centrum voor doelgerichte aankopen van andere winkelgebieden voor boodschappen en recreatief winkelen. Juist ten behoeve van de doelgerichte aankopen is het van belang om te zorgen voor voldoende parkeermogelijkheden en een goede ontsluitingsstructuur, zeker gezien de strategische ligging nabij de Duitse grens met een groot consumentenpotentieel. In de stadsrand wordt hierin voorzien.
In de Stadsrand is sprake van een drietal detailhandelsclusters, de Huis en Tuin Boulevard, het Retailpark en het Outdoor Center. De drie gebieden onderscheiden zich van elkaar door de thematisering. De Huis en Tuinboulevard kan volgens de “Ontwikkelingsvisie op de Noordelijke en Oostelijke Stadsrandzone” worden getypeerd als een themacentrum waarbij inrichting van huis en tuin centraal staat. Het Retailpark heeft een bredere thematisering en biedt ruimte aan grootschalige winkels voor doelgerichte aankopen. Het Outdoorcenter richt zich op outdooractiviteiten. De in het bestemmingsplan opgenomen branchering is toegespitst op deze thematisering om de detailhandelsstructuur niet te verstoren, duurzame ontwrichting te voorkomen en leegstand in de winkelgebieden te voorkomen. De kracht van het Roermondse detailhandelsbeleid kenmerkt zich juist door de complementaire structuur tussen de winkelgebieden. Indien de branchering wordt aangepast, is de kans groot dat de structuur wordt aangetast en leegstand in de binnenstad en/of de overige clusters ontstaat. Dit komt de leefbaarheid in en nabij deze clusters niet ten goede.
Uit het provinciaal beleid (Provinciaal omgevingsplan Limburg” en de “Handreiking Ruimtelijke Ontwikkeling Limburg) volgt dat de stedelijke dienstenterreinen uitsluitend ruimte bieden aan detailhandelsfuncties voor minder frequent benodigde, doelgerichte aankopen, die moeilijk inpasbaar zijn in bestaande winkelgebieden vanwege volumineuze aard en dagelijkse bevoorrading. Gezien de functie komen alleen grotere winkels voor vestiging op stedelijke dienstenterreinen in aanmerking, met als ondergrens 1.000 m². Vanwege de omvang van de locatie en het onderscheid ten opzichte van de binnenstad, is deze minimale maat voor het winkelvloeroppervlak opgenomen. Deze maat volgt eveneens uit het gemeentelijk beleid (ontwikkelingsvisie op de Noordelijke en Oostelijke Stadsrand). Hiermee wordt voorkomen dat kleinschalige winkels zich vestigen in de Stadsrand. De centra voor funshoppen (binnenstad) zijn bedoeld en meer geschikt voor dergelijke kleinschalige detailhandelsvestigingen. Het toestaan van kleinschalige winkelvestigingen zou afbreuk doen aan deze beoogde functie van het stadscentrum (funshoppen).
Indien de ondergrens van 1000 m2 wordt losgelaten, kan dit leegstand tot gevolg hebben in de andere hiervoor genoemde centra, hetgeen onwenselijk is. Zoals gezegd moeten alle drie de centra naast elkaar kunnen functioneren en onderling aanvullend zijn.
Het maximaal aantal vierkante meters vloeit voort uit de reeds doorlopen planologische procedures, de distributie planologische onderzoeken die in dat kader zijn uitgevoerd, de ruimtelijke situatie ter plaatse (zoals hierboven omschreven) en de functie van het winkelcluster.
Indien geen maximaal aantal vierkante meters worden benoemd, kan de situatie ontstaan dat een bepaalde winkelvorm een zodanig substantieel aantal vierkante meters invult, dat duurzame ontwrichting ontstaat en dat dit ongewenste ruimtelijke effecten met zich mee brengt, bijvoorbeeld een verstoring van de verkeerssituatie en een gebrek aan parkeerplaatsen alsmede leegstand elders. Bij een dergelijke ontwikkeling moet eerst een belangenafweging plaatsvinden waaruit moet blijken dat er geen ruimtelijke belemmeringen zijn alvorens deze planologisch kunnen worden toegestaan.
Op Bedrijventerrein Broekhin is detailhandel toegestaan in auto’s, motorfietsen, boten en caravans, automaterialen en aanverwante artikelen die ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie van het bedrijf. Daarnaast zijn er een aantal andere branches toegestaan, deze zijn echter enkel toegestaan daar waar een aanduiding specifieke vorm van detailhandel is opgenomen.