direct naar inhoud van 4.5 Flora en fauna
Plan: Noordelijke en Oostelijke Stadsrand
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0957.BP00000143-VG01

4.5 Flora en fauna

De Flora- en faunawet heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten (uit de groepen kevers, mieren, schelp- en schaaldieren) en op een honderdtal vaatplanten. Bij de ruimtelijke ontwikkelingen hoeft echter alleen maar rekening gehouden te worden met de juridisch zwaarder beschermde soorten uit 'tabel 2' en 'tabel 3' van de Flora- en faunawet, en met vogels. Voor deze soorten moeten een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet worden aangevraagd wanneer een ruimtelijke ontwikkeling leidt tot schade aan de soort of verstoring van het leefgebied. Indien daarnaast ook andere vergunningen vereist zijn, dan kan de ontheffingsaanvraag Flora- en faunawet geïntegreerd worden in de aanvraag voor de omgevingsvergunning. Voor soorten van tabel 3 en vogels geldt hierbij een strenger afwegingskader dan voor soorten van tabel 2. Voor soorten van "tabel 2" en vogels geldt bovendien dat een ontheffing niet nodig is wanneer gewerkt wordt conform een door EL&I (voorheen LNV) goedgekeurde gedragscode. Verder bevat de wet een algemene zorgplicht (artikel 2) voor dieren, die inhoudt dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende dieren en hun leefomgeving.

Het plangebied maakt voor een belangrijk deel uit van het leefgebied van de das (beschermd diersoort tabel 3) in Roermond-oost en, in groter verband, van Midden-Limburg. Ten behoeve van ontwikkelingen in onderhavig plangebied heeft het Ministerie ontheffingen in het kader van de Flora- en faunawet verleend vanwege de aanwezigheid van de das. Ook heeft er ten behoeve van de das natuurcompensatie plaatsgevonden en zijn er diverse ecologische verbindingszones gerealiseerd in onderhavig plangbebied. Verwezen wordt naar het rapport van Taken inzake het dassenleefgebied dat is opgenomen in bijlage 1 van de toelichting.

Omdat het plan consoliderend is, zullen er geen grootschalige ontwikkelingen plaats vinden, toch dient bij kleinschalige ontwikkelingen, zoals boomkap, sloop van bijgebouwen rekening gehouden te worden met eventuele aantasting van te beschermen natuurwaarden. Voor onderhavig bestemmingsplan is geen omgevingsvergunning of ontheffing op grond van de Flora- en Faunawet nodig.

Conclusie

Aangezien het bestemmingsplan niet rechtstreeks nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, staat de Flora- en faunawet de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg.