direct naar inhoud van Artikel 14 Wonen - 1
Plan: Kern Asenray
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0957.BP00000124-VG01

Artikel 14 Wonen - 1

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, alsmede aan huis verbonden beroepen;

met de daarbij behorende:

  • b. gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. tuinen en erven;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen (ondergrondse) infiltratie- en bergingsvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';

  • a. er mogen niet meer woningen worden gebouwd dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' ;
  • b. het bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' bedraagt ten hoogste 80%;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' zijn uitsluitend twee aaneen gebouwde woningen toegestaan;
  • d. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt ten minste 3,00m;
  • e. de goothoogte bedraagt ten hoogste 6,50m;
  • f. de dakhelling ligt tussen 35º en 55º.
14.2.2 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen bedraagt ten hoogste 100m2, met dien verstande dat in geval van het oprichten van bijgebouwen binnen het bouwvlak het gestelde onder 14.2.1 onder b in acht wordt genomen;
  • c. bijgebouwen worden tenminste 5,00m achter de voorgevel van het hoofdgebouw gesitueerd;
  • d. de goothoogte bedraagt ten hoogste 3,00m;
  • e. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 7,00m.
14.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldende volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2,00m, mits ze op een afstand van 5,00m achter de voorgevel van het hoofdgebouw worden gerealiseerd;
  • b. indien erf- en terreinafscheidingen op een kortere afstand dan 5,00m achter de voorgevel van het hoofdgebouw worden gerealiseerd, dan wel vóór de voorgevel van het hoofdgebouw worden gerealiseerd, bedraagt de bouwhoogte ten hoogste 1,00m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3,00m.
14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op het aspect externe veiligheid, ter beheersing van de blootstelling aan giftige, brandbare en explosieve stoffen en uitpandige vluchtroutes, nadere eisen stellen aan:

  • a. de situering van bouwwerken (gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde);
  • b. de inrichting van terreinen;
  • c. de bruto vloeroppervlakte (b.v.o.) en de hoogte van gebouwen;
  • d. de wijze van afsluitbaarheid van mechanische ventilatiesystemen.
14.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik van (vrijstaande ) bijgebouwen als zelfstandige woonruimte en als afhankelijke woonruimte;
  • b. voor bedrijfsactiviteiten.
14.5 Afwijken van de gebruiksregels
14.5.1 Kleine economie

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 14.4 lid b voor de uitoefening van bedrijven, vallende onder kleine economie, met dien verstande dat:

  • a. geen onevenredige hinder wordt toegebracht aan de kwaliteit van het woonmilieu;
  • b. door de uitoefening van de activiteit het uiterlijk aanzien van de woning niet zodanig verandert, dat het karakter van de woning geheel of gedeeltelijk verloren gaat. Dit houdt onder meer in dat er geen grote reclame-uitingen aan of bij de woning geplaatst mogen worden;
  • c. de oppervlakte van de woning die voor de bedrijfsvoering wordt gebruikt, niet meer dan 50% van de begane grond en ten hoogste 30% van het totale vloeroppervlak van de woning en de bijgebouwen bedraagt en de totale oppervlakte van de activiteit bedraagt ten hoogste 25m2;
  • d. het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft, die de woonomgeving onevenredig belasten en ten gevolge waarvan extra verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeerplaatsen, noodzakelijk worden, tenzij op eigen terrein gezorgd kan worden voor voldoende parkeervoorzieningen of in de omgeving voldoende beschikbare plaatsen zijn;
  • e. de uitvoerder van de activiteiten op hetzelfde perceel woont;
  • f. detailhandel alleen als ondergeschikte activiteit is toegestaan en uitsluitend van goederen die verband houden met de activiteit waarvoor de omgevingsvergunning wordt verleend;
  • g. activiteiten die op grond van het bepaalde in de Wet milieubeheer meldingsplichtig zijn of activiteiten die op grond van artikel 2.1 lid 1 onder e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht vergunningplichtig zijn, in beginsel niet worden toegestaan, tenzij kan worden aangetoond dat geen overlast voor de omgeving op zal treden, waarbij maximaal bedrijven uit categorie 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten of daarmee qua aard en invloed op de woonomgeving vergelijkbare bedrijven worden toegestaan (Bijlage 1).
14.5.2 Afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 14.5 voor het gebruik van een (vrijstaand) bijgebouw of een gedeelte van het hoofdgebouw als afhankelijke woonruimte, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. er is sprake van een objectieve indicatiestelling waaruit de noodzaak van zorg blijkt;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en omliggende bedrijven;
  • c. er moet sprake zijn van een ruimtelijke eenheid tussen hoofdgebouw en afhankelijke woonruimte;
  • d. de vloeroppervlakte van de afhankelijke woonruimte bedraagt maximaal 70m2;
  • e. de situering van de afhankelijke woonruimte dient, indien van toepassing, binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • f. de afhankelijke woonruimte mag niet worden gerealiseerd in een tijdelijke woonunit (bijvoorbeeld een stacaravan);
  • g. er mag geen tweede zelfstandige woning ontstaan;
  • h. per bouwperceel kan op enig moment slechts één omgevingsvergunning van kracht zijn voor het gebruik van een gebouw als afhankelijke woonruimte;
  • i. de omgevingsvergunning vervalt van rechtswege op het moment dat de behoefte aan mantelzorg voor de desbetreffende persoon komt te vervallen;
  • j. in zeer uitzonderlijke situaties kan van bovenstaande voorwaarden worden afgeweken.