direct naar inhoud van Artikel 19 Leiding
Plan: BP Kleine kernen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0951.BPkleinekernen-VA08

Artikel 19 Leiding

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

de aanleg, het onderhoud en instandhouding van ondergrondse leidingen voor gas- en riooltransport transport. De hartlijn van de leiding voor gastransport is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas', de hartlijn van de leiding voor riooltransport is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding – riool'..

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse bestemmingen zijn de desbetreffende regels, voor zover niet strijdig met dit artikel, van toepassing.

19.2 Bouwregels

Op de voor 'Leiding' aangewezen gronden mogen, in afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen, uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken van geringe omvang ten dienste van de betreffende leiding,

met dien verstande, dat:

  • 1. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,50 m.
19.3 Ontheffing van de bouwregels
19.3.1 Ontheffing oprichten bouwwerken

Burgemeester en Wethouders kunnen, gehoord de leidingbeheerder, ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 19.2. ten behoeve van het oprichten van bouwwerken welke ter plaatse conform de op de plankaart aangegeven bestemming mogen worden opgericht mits deze geen gevaar opleveren voor de leiding of aan het functioneren van de leiding geen afbreuk doen en/of door het aan de ontheffing verbinden van voorwaarden een en ander kan worden voorkomen.

19.3.2 Procedure ontheffing

Burgemeester en Wethouders volgen bij het toepassen van de ontheffingsbevoegdheid de in artikel 33.1 gegeven procedure.

19.4 Specifieke gebruiksregels
19.4.1 Gebruik van de gronden

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt tenminste verstaan het gebruik van de grond voor en/of als:

  • a. een wijze die gevaar kan opleveren voor de leiding of aan het functioneren van de leiding afbreuk doet;
  • b. het uitvoeren van ontgrondingen, dan wel anderszins het bodemniveau wijzigen;
  • c. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
  • d. het aanbrengen en/of rooien van diepwortelende beplanting;
  • e. het verrichten van grondwerkzaamheden, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • f. het verrichten van grondophogingen;
  • g. het heien of anderszins voorwerpen in de grond aanbrengen.
19.5 Aanlegvergunning
19.5.1 Vergunningsplichtige werken of werkzaamheden

Het is verboden op of in de tot 'Leiding' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van hoogopgaande beplanting of bomen;
  • b. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2,50 m.;
  • c. het opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren;
  • d. het ophogen en egaliseren, bodemverlagen of afgraven of anderszins wijzigen van de maaiveld- of weghoogte.

19.5.2 Het bepaalde in 19.5.1 is niet van toepassing voor:
  • a. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
  • d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd.

19.5.3

De werken of werkzaamheden als bedoeld onder artikel 19.5.1. zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in de aanhef van dit artikel genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind. Een en ander dient met een onderbouwing te worden aangetoond.

19.5.4

Burgemeester en Wethouders volgen bij het toepassen van de aanlegvergunning de procedure zoals vervat in artikel 3.18 Wro.