direct naar inhoud van Artikel 18 Wonen
Plan: BP Kleine kernen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0951.BPkleinekernen-VA08

Artikel 18 Wonen

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. behoud, herstel en ontwikkeling van de aanwezige Engelse landschapstuin en cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding 'park';
  • c. duurzaam, bodem- en waterbeheer, tevens wateropvang/buffering en infiltratie.
  • d. met de daarbij behorende voorzieningen.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen n dubbelbestemmingen of aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 34.2

18.2 Bouwregels
18.2.1 Algemeen

Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. vrijstaande, geschakelde en aaneengesloten woningen;
  • b. bijgebouwen;
  • c. en de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.

18.2.2 Regels voor het bouwvlak
  • a. Het hoofdgebouw dient in het bouwvlak te worden gebouwd en bijgebouwen mogen in het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Per bouwvlak mogen niet meer woningen worden opgericht dan het aantal woningen dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' waar het maximaal aantal aangegeven woningen is toegestaan.
  • c. Ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding – nieuwbouw' mag, in afwijking van het bepaalde onder b, één nieuwe woning worden opgericht.
  • d. In het bouwvlak mag in niet meer dan twee bouwlagen worden gebouwd, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' en 'garage' waar een afwijkend aantal bouwlagen is toegestaan.
  • e. De hoogte van een bouwlaag bedraagt maximaal 3,50 m.
  • f. De voorgevel wordt voor ten minste voor 70% in de naar de weg gekeerde bouwgrens gebouwd.
  • g. De voorgevelbreedte van de woning bedraagt tenminste 5,50 m.
  • h. De bouwhoogte bedraagt maximaal 12,50 m., behoudens ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' en 'garage' waar de bouwhoogte maximaal 9,00 m. en respectievelijk 3,50 m. bedraagt.
  • i. Indien niet in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, ten minste 3,00 m. uit de erfscheiding wordt gebouwd.

18.2.3 Bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. Bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde voldoen aan het bepaalde in artikel 29.3 waarbij ter plaatse van de aanduiding 'park' uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht die passen bij een park en erfafscheidingen niet mogen worden opgericht. De ter plaatse van de aanduiding 'park' bestaande kloostermuren dienen behouden te blijven.
18.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, binnen een marge van 5,00 m., nadere eisen stellen ten aanzien van de op grond van in dit artikel toegelaten situering en afmetingen van bouwwerken, ter voorkoming van onevenredige nadelige gevolgen voor de milieusituatie, verkeersveiligheid, parkeerhinder, sociale veiligheid en gebruiksmogelijkheden en/of privacy van aangrenzende gronden.

18.4 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor:

  • a. het overschrijden van de bouwgrenzen respectievelijk het vergroten van het bouwvlak zoals bepaald in artikel 31.11;
  • b. het overschrijden van het toegestane oppervlakte aan bijgebouwen zoals bepaald in artikel 31.12;
  • c. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een grotere bouwhoogte zoals bepaald in artikel 31.13;
  • d. het bouwen van bijgebouwen ter hoogte van de voorgevel zoals bepaald in artikel 31.22;
  • e. het bouwen van bijgebouwen ter hoogte zijdelingse perceelsgrens bij hoekpercelen zoals bepaald in artikel 31.23;

Bij het toepassen van de ontheffingsbevoegdheid wordt de procedure in artikel 33.1 gevolgd.

18.5 Specifieke gebruiksregels
18.5.1 Gebruik van de gronden

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt ten minste verstaan het gebruik van de grond anders dan voor:

  • a. parkeervoorzieningen;
  • b. groenvoorzieningen en/of tuin;
  • c. opslagdoeleinden, in verband met het toegelaten gebruik. Als verboden gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van vuurwerk.

18.5.2 Gebruik van de opstallen

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt ten minste verstaan het gebruik van de opstallen voor:

  • a. bewoning, indien het een vrijstaande bijgebouw betreft;
  • b. beroeps-, bedrijfsmatige werk- en/of opslagruimte voor vuurwerk;
  • c. detailhandel;
  • d. groothandel;
  • e. horeca;
  • f. opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik, waarbij in ieder geval als verboden gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslagruimte voor vuurwerk.
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'garage' voor particuliere opslagdoeleinden, anders dan inherent aan de stalling van motorvoertuigen

18.5.3 Beroep aan huis

Het verbod om de voor 'Wonen' aangewezen gronden en opstallen te gebruiken als beroepsmatige werk- en/of opslagruimte is niet van toepassing op het gebruik van ruimten binnen de woning of in de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. ten minste 50% van het verblijfsgebied met woonfunctie van de woning gehandhaafd blijft alsmede bij woningen met een verblijfsgebied van minder dan 240 m² een verblijfsgebied met woonfunctie van 120 m² behouden blijft;
  • b. degene die de activiteiten uitvoert uitsluitend de bewoner van de woning is;
  • c. dit gebruik mag geen ernstige of onevenredige hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  • d. op eigen terrein in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien overeenkomstig het parkeerbeleid;
  • e. er mag geen detailhandel plaatsvinden.
18.6 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor:

  • a. het inpandig realiseren van extra woningen zoals bepaald in artikel 31.14;
  • b. een kleinschalig dienstverlenend of ambachtelijk bedrijf zoals bepaald in artikel 31.16;
  • c. een kleinschalige kampeervoorziening zoals bepaald in artikel .31.7;

Bij het toepassen van de ontheffingsbevoegdheid wordt de procedure in artikel 33.1 gevolgd.