direct naar inhoud van Artikel 5 Agrarisch - Paardenhouderij
Plan: BP Kleine kernen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0951.BPkleinekernen-VA08

Artikel 5 Agrarisch - Paardenhouderij

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch – Paardenhouderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor paardenhouderijen.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de op de plankaart aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 34.2.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op de voor 'Agrarisch – Paardenhouderij' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen, geen woningen zijnde;
  • b. mestopslagplaatsen, buitenrijbakken, stapmolens, longeercirkels en ondergrondse en/of bovengrondse voorzieningen ten behoeve van de opvang en buffering van water;
  • c. één bedrijfswoning per bouwperceel;
  • d. en de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.

5.2.2 Regels voor het bouwvlak
  • a. Gebouwen worden in het bouwvlak gebouwd.
  • b. De voorgevel wordt in of evenwijdig in de naar de weg gekeerde bouwgrens gebouwd.
  • c. Het bouwvlak mag geheel worden bebouwd;
  • d. De goothoogte van gebouwen, geen woning zijnde, bedraagt maximaal 4,50 m.
  • e. De bouwhoogte van gebouwen, geen woning zijnde, bedraagt maximaal 11,00 m.
  • f. De inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 800 m³.
  • g. De bedrijfswoning voldoet voor het overige aan het bepaalde in artikel 18.2.

5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde voldoen aan het bepaalde in artikel 29.3.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, binnen een marge van 5,00 m., nadere eisen stellen ten aanzien van de op grond van in dit artikel toegelaten situering en afmetingen van bouwwerken, ter voorkoming van onevenredige nadelige gevolgen voor de milieusituatie, verkeersveiligheid, parkeerhinder, sociale veiligheid en gebruiksmogelijkheden en/of privacy van aangrenzende gronden.

5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Gebruik van de gronden

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt tenminste verstaan het gebruik van de grond, anders dan voor:

  • a. paardenhouderijen;
  • b. tuin en/of groenvoorzieningen;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. opslagdoeleinden, ten behoeve van normaal bij de bestemming van de grond behorend gebruik. Als verboden gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van vuurwerk.

5.4.2 Gebruik van de opstallen

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt tenminste verstaan het gebruik van de opstallen voor.

  • a. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • b. detailhandel en groothandel;
  • c. horeca, anders dan ondergeschikt en voortvloeiend uit het toegestane gebruik;
  • d. verblijfsrecreatie;
  • e. wonen;
  • f. opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik, waarbij in ieder geval als verboden gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslagruimte voor vuurwerk.
5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderij' wijzigen in de bestemming:

  • a. 'Agrarsch' of 'Agrarisch met waarden' zoals bepaald in artikel 32.3;
  • b. 'Gemengd – 1' zoals bepaald in 32.4;
  • c. 'Bedrijf' zoals bepaald in artikel 32.5;
  • d. 'Wonen' zoals bepaald in artikel 32.8;

Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de procedure ex artikel 3.6 Wro wordt gevolgd.