direct naar inhoud van Artikel 6 Wonen
Plan: Hoebenakker
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0946.BPhoebenakker-VG02

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het realiseren van maximaal 132 woningen, waarbij ter plaatse van de opgenomen aanduidingen op de verbeelding aaneen gebouwde woningen, patiowoningen, twee-aaneen gebouwde woningen, vrijstaande woningen als vrijstaand geschakelde woningen zijn toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – lintbebouwing', uitsluitend de bestaande lintbebouwing aan de Strateris, Hoebensstraat en Bosserstraat;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf', een garagebedrijf;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - boerderijwinkel', een boerderijwinkel;

met dien verstande dat ten behoeve van het toegestane gebruik op en in deze gronden zijn toegelaten:

  • e. hoofdgebouwen;
  • f. bijbehorende bouwwerken;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • h. tuinen en erven.

6.2 Bouwregels

Op voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de in lid 1 genoemde omschrijving en waarbij de onderstaande bouwregels in acht dienen te worden genomen, met uitzondering voor woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – lintbebouwing':

6.2.1 algemeen:
  • a. per bouwperceel mag maximaal 1 woning worden gebouwd;
  • b. met betrekking tot de maatvoering voor hoofdgebouwen geldt de volgende maximale inhoudsmaat:
  • 1.000 m³ voor vrijstaande woningen;
  • 600 m³ voor aaneen gebouwde woningen, patio's, vrijstaand geschakelde woningen, twee-aaneen gebouwde woningen.
  • c. de hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak en ter plaatse van de opgenomen aanduiding zoals op de verbeelding weergegeven te worden opgericht;
  • d. de voorgevel van een hoofdgebouw dient in de naar weg gekeerde bouwgrens te worden opgericht;
  • e. de bouwgrens mag aan de wegzijde niet door hoofdgebouwen worden overschreden, tenzij in de hierna volgende regels anders is bepaald;
  • f. hoofdgebouwen mogen met de voorgevel tot maximaal 2 m achter de bouwgrens worden gebouwd.

6.2.2 met betrekking tot de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-patio' gelden de bepalingen onder 6.2.1 en het volgende:
  • a. per hoofdgebouw dient binnen het bouwvlak een onbebouwde buitenruimte van ten minste 15 m² aanwezig te zijn;
  • b. de goothoogte van de hoofdgebouwen mag maximaal 3,5 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van de hoofdgebouwen mag maximaal 7 m bedragen;
  • d. ter plaatse van een bouwperceel moet minimaal één parkeerplaats op eigen terrein worden gerealiseerd.

6.2.3 met betrekking tot gronden ter plaatse van de aanduidingen 'aaneengebouwd', 'twee-aaneengebouwd', 'vrijstaand' en 'specifieke bouwaanduiding - vrijstaand geschakeld' gelden de bepalingen onder 6.2.1 en het volgende:
  • a. de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen dient minimaal 3 m te bedragen;
  • b. de afstand van twee-aaneen gebouwde woningen dient aan één zijde minimaal 3 m te bedragen;
  • c. de goothoogte van het hoofdgebouw mag maximaal 7 m bedragen, tenzij anders is aangegeven op de verbeelding;
  • d. de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag maximaal 11 m bedragen, tenzij anders is aangegeven op de verbeelding;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'kap' dienen de woningen te worden afgedekt met een kap;
  • f. ter plaatse van een bouwperceel moet minimaal één parkeerplaats op eigen terrein worden gerealiseerd, met uitzondering ter plaatse van vrijstaande woningen waar minimaal twee parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd.

6.2.4 met betrekking tot de bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw mag maximaal 75 m² bedragen, met uitzondering van levensloopbestendige woningen waar een maximale oppervlakte van 100 m² geldt, met dien verstande dat minimaal 40% van het perceel onbebouwd blijft;
  • b. de goot- en bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag respectievelijk maximaal 3,5 m en 6 m bedragen;
  • c. bijbehorende bouwwerken dienen op minimaal 3 m achter de voorgevel van de hoofdgebouwen te worden gebouwd, met uitzondering van een carport die 0,5 m voor de voorgevel dan wel 0,5 m achter de voorgevel mag worden gebouwd;
  • d. bijbehorende bouwwerken dienen in de zijdelingse perceelsgrens te worden gebouwd, dan wel minimaal 1 m daaruit.

6.2.5 met betrekking tot de bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitgezonderd erf- / terreinafscheidingen, mag maximaal 3 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erf-/terreinafscheidingen mag bij percelen:
  • maximaal 1 m bedragen vóór de naar de wegzijde toegekeerde, op de verbeelding aangegeven bouwgrens;
  • maximaal 2 m bedragen achter de onder het vorige punt bedoelde bouwgrens.

6.2.6 met betrekking tot de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-lintbebouwing' gelden uitsluitend de volgende bepalingen en hetgeen bepaald onder 6.2.7 en 6.2.8:
  • a. de inhoud van hoofdgebouwen inclusief bijbehorende bouwwerken mag maximaal 1.200 m³ bedragen;
  • b. de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen dient minimaal 3 m te bedragen;
  • c. de goothoogte van het hoofdgebouw mag maximaal 7 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag maximaal 11 m bedragen;
  • e. de woningen dienen te zijn afgedekt met een kap;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw mag maximaal 75 m² bedragen, met uitzondering van levensloopbestendige woningen waar een maximale oppervlakte van 100 m² geldt, met dien verstande dat minimaal 40% van het perceel onbebouwd blijft en waarbij het totaal aantal m³ meetelt met het maximaal toegestane aantal m³ zoals gesteld onder 6.2.7. onder a.;
  • g. de goot- en bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag respectievelijk maximaal 3,5 en 6 m bedragen;
  • h. bijbehorende bouwwerken dienen in de zijdelingse perceelsgrens te worden gebouwd, dan wel minimaal 1 m daaruit;
  • i. de bouwhoogte van erf-/terreinafscheidingen mag maximaal 1 m bedragen vóór de naar de wegzijde toegekeerde bouwgrens en maximaal 2 m bedragen achter de bouwgrens;
  • j. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 m bedragen;
  • k. bij de sloop van bestaande bijbehorende bouwwerken mag naast het bepaalde onder f., g., en h. 40% van het meerdere worden teruggebouwd met een maximum van 300 m².

6.2.7 voor de bedrijfsgebouwen behorende bij het perceel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf' gelden de volgende bepalingen:
  • a. de goothoogte mag maximaal 4,5 m bedragen, of maximaal de hoogte zoals bestond ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan;
  • b. de bouwhoogte mag maximaal 8 m bedragen, of maximaal de hoogte zoals bestond ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan;
  • c. het bebouwd oppervlakte van de bedrijfsgebouwen dient maximaal de oppervlakte te bedragen zoals deze bestond ten tijde van de tervisielegging van dit bestemmingsplan;
  • d. voor bouwwerken, geen gebouw zijnde mag de bouwhoogte maximaal 3,5 meter bedragen.

6.2.8 voor de bedrijfsgebouwen behorende bij het perceel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - boerderijwinkel gelden de volgende bepalingen:
  • a. de goothoogte mag maximaal 4,5 m bedragen, of maximaal de hoogte zoals bestond ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan;
  • b. de bouwhoogte mag maximaal 8 m bedragen, of maximaal de hoogte zoals bestond ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan;
  • c. het bebouwd oppervlakte van de bedrijfsgebouwen dient maximaal de oppervlakte te bedragen zoals deze bestond ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan. Van de totale oppervlakte mag maximaal 40 m2 worden gebruikt als verkoop-/winkelruimte. De overige ruimte is ten behoeve van opslag;
  • d. voor bouwwerken, geen gebouw zijnde mag de bouwhoogte maximaal 3,5 meter bedragen;
  • e. het parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein.

6.2.9 onderdoorgang
  • a. met betrekking tot de gronden ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' geldt een vrije doorgang van minimaal 4,20 m.

6.3 Nadere eisen

Ter uitvoering van de doeleinden in lid 1 zijn burgemeester en wethouders bij het verlenen van de omgevingsvergunning, met in achtneming van het bepaalde in lid 2, bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
  • b. de situering en afmetingen van de bouwpercelen,

mits deze eisen blijven binnen de in het plan neergelegde begrenzingen en indien zulks noodzakelijk is in verband met:

  • c. de woonsituatie,
  • d. het straat- en bebouwingsbeeld,
  • e. in verband met de verkeers-, sociale en brandveiligheid,
  • f. de milieusituatie,
  • g. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

6.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 6.2.1 onder e. en lid 6.2.3 onder a., voor het uitbreiden van de woning met een erker vóór de op de verbeelding aangegeven bouwgrens en/of in dan wel aan een zijgevel, met dien verstande dat:
    • 1. de diepte van de uitbreiding maximaal 2 m mag bedragen;
    • 2. de hoogte van de uitbreiding maximaal gelijk is aan de hoogte van de eerste bouwlaag;
    • 3. de breedte van de uitbreiding maximaal 3,5 m mag bedragen;
    • 4. de afstand van de voorkant van de uitbreiding tot aan de bestemming 'Verkeer' minimaal 3 m dient te bedragen.
  • b. lid 6.2.1 onder e. en lid 6.2.3 onder a., voor het uitbreiden van de woning met een aangebouwd bijbehorend bouwwerk met een bouwhoogte die hoger is dan de eerste bouwlaag van die woning, met dien verstande dat:
    • 1. de diepte van de aanbouw mag maximaal 1 m bedragen;
    • 2. de breedte van de aanbouw mag maximaal 3.5 m bedragen;
    • 3. de afstand van de voorkant van de aanbouw tot aan de bestemming 'Verkeer' minimaal 2 m dient te bedragen.
  • c. lid 6.2.2 onder b. voor een maximale goothoogte van 7 m van het hoofdgebouw met dien verstande dat:
    • 1. op de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw een tweede bouwlaag met platte afdekking is toegestaan met een maximum oppervlak van 50% van de eerste bouwlaag;
    • 2. deze tweede bouwlaag minimaal 8 m uit de achterste perceelsgrens is gelegen.
  • d. lid 6.2.3 onder c. voor de (gedeeltelijke) platte afdekking van een hoofdgebouw tot een maximale goothoogte van 9 m, waarbij geldt dat:
    • 1. op de tweede bouwlaag een derde bouwlaag is toegestaan met een maximum oppervlak van 50% van de tweede bouwlaag;
    • 2. deze bouwlaag minimaal 2 m achter de voorgevel is gelegen.
  • e. 6.2.4 onder c. voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk in de bouwgrens bij een tweezijdige oriëntatie van het hoofdgebouw op een hoekperceel;
  • f. lid 6.2.7 onder c., en uitbreiding met 10% toestaan onder de voorwaarden dat:
    • 1. aangetoond wordt dat de ontwikkeling niet op een bedrijventerrein gerealiseerd kan worden;
    • 2. aangetoond wordt dat de ontwikkeling redelijkerwijs niet binnen de bestaande bebouwing gerealiseerd kan worden;
    • 3. aangetoond wordt dat op korte termijn geen zicht is op verplaatsing van het bedrijf;
    • 4. aangetoond wordt dat de uitbreiding noodzakelijk is voor de continuïteit van het bedrijf; de ontwikkeling geen onevenredige hinder op het gebied van milieu, infrastructuur, landschap, ecologie, hydrologie en archeologie oplevert;
    • 5. de uitbreiding qua situering aansluit op bestaande (en reeds geplande) infrastructuur;
    • 6. geen noodzaak is voor aanpassing van het wegennet wegens onvoldoende capaciteit;
    • 7. de ontwikkeling zowel landschappelijk/natuurlijk als stedenbouwkundig en architectonisch dient te worden ingepast;
    • 8. de ontwikkeling een minimaal evenredige bijdrage levert ter bevordering van de ruimtelijke kwaliteit in het buitengebied;
    • 9. een planschade verhaalovereenkomst met de gemeente dient te worden aangegaan;
  • g. de omgevingsvergunning als bedoeld onder a. tot en met f. wordt uitsluitend verleend indien:
    • 1. het doel en de uitgangspunten van het plan niet onevenredig worden aangetast;
    • 2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

6.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. het hoofdgebouw en bijbehorend bouwwerk mag worden gebruikt voor een aan-huis-gebonden beroep, met dien verstande dat:
    • 1. de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd;
    • 2. geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
    • 3. de parkeerbalans in de directe woonomgeving niet onevenredig nadelig mag worden beïnvloed of kan worden beïnvloed;
    • 4. detailhandel slechts is toegestaan voor zover deze beperkt blijft tot een beperkte verkoop en in direct verband staat met het aan huis gebonden beroep.
  • b. het is verboden om de gronden voor zover gelegen voor de voorste perceelsgrens van een woning te gebruiken ten behoeve van het parkeren van motorvoertuigen, tenzij dit geschiedt op een in- of uitrit, gelegen voor een gebouwde stallingsruimte voor motorvoertuigen.
  • c. het is verboden om vrijstaande en aangebouwde bijbehorende bouwwerken, te gebruiken ten behoeve van zelfstandige bewoning.
  • d. het is verboden om gronden en bouwwerken te gebruiken ten behoeve van de uitoefening van enige vorm van handel en/of bedrijf anders dan omschreven in lid 5, onder a.

6.6 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.5 onder d. ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-gebonden bedrijf in het hoofdgebouw en bijbehorend bouwwerk, mits:
    • 1. per bouwperceel het oppervlak aan bebouwing dat hiervoor gebruikt wordt niet meer dan 40 m² bedraagt;
    • 2. de woonfunctie op het bouwperceel primair blijft;
    • 3. het gebruik geen ernstige c.q. onevenredige hinder oplevert voor het woonmilieu en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de buurt;
    • 4. detailhandel alleen plaatsvindt als ondergeschikte nevenactiviteit bij bedrijvigheid aan huis en het uitsluitend betreft de verkoop van ter plaatse vervaardigde producten;
    • 5. de activiteit niet betreft een milieuzoneringsplichtige en/of milieuvergunningplichtige inrichting;
    • 6. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer;
    • 7. op eigen terrein wordt voorzien in de nodige parkeergelegenheid.
  • b. de omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend indien:
    • 1. het doel en de uitgangspunten van het plan niet onevenredig worden aangetast;
    • 2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

6.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone – wijzigingsgebied 2' de bestemming 'Wonen' te wijzigen ten behoeve van woningbouw met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. binnen het wijzigingsgebied zijn maximaal 3 grondgebonden woningen toegestaan, zijnde vrijstaande woningen, vrijstaand geschakelde woningen en/of twee-aaneengebouwde woningen met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen, erven;
  • b. de ontsluiting van de woningen dient plaats te vinden via het ontwikkelde gebied ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied – uit te werken fase 3' of 'specifieke vorm van woongebied – uit te werken fase 5';
  • c. de planregels van artikel 6 zijn overeenkomstig van toepassing;
  • d. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is aangetoond ten aanzien van de relevante (milieu)aspecten;
  • e. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden worden niet onevenredig geschaad;
  • f. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen worden niet onevenredig geschaad.