direct naar inhoud van Artikel 16 Maatschappelijk-Jeugdzorg en Volwassenenopvang
Plan: Buitengebied Margraten 2009
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0936.BPLBUI01000-VG01

Artikel 16 Maatschappelijk-Jeugdzorg en Volwassenenopvang

16.1 Bestemmingsomschrijving

16.1.1 De voor 'maatschappelijk-jeugdzorg en volwassenenopvang' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke doeleinden op het gebied van jeugdzorg en volwassenenopvang, zowel residentieel, justitieel, open, gesloten als forensisch met tbs-opvang;
  • b. woondoeleinden, voor zover deze noodzakelijk zijn met het oog op de onder a. genoemde doeleinden,

en de daarbij behorende voorzieningen, zoals voorzieningen ter ontsluiting van het terrein, parkeervoorzieningen, sportvoorzieningen, beveiligings- en verlichtingsconstructies en voorzieningen voor de ontvangst van bezoekers.

16.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 46.

16.2 Bouwregels

16.2.1 Algemeen

Op de tot 'maatschappelijk-jeugdzorg en volwassenenopvang' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve van het in 16.1 toegestane gebruik,

en de daarbij behorende andere bouwwerken, welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen, met dien verstande dat:

  • a. gebouwen uitsluitend in het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak tot ten hoogste het aangeduide percentage ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' bebouwd mag worden;
  • c. gebouwen in ten hoogste 4 bouwlagen mogen worden gebouwd;
  • d. de goothoogte van gebouwen ten hoogste 18.00 m mag bedragen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte', waar de goothoogte ten hoogste de aangeduide goothoogte mag bedragen;
  • e. de dakhelling ten hoogste 60° mag bedragen;
  • f. de hoogte van andere bouwwerken ten hoogste 6.00 m mag bedragen, met uitzondering van:
  • de hoogte van erfafscheidingen en de hoogte van kunstwerken en voorwerpen betreffende de beeldende kunsten, die ten hoogste 8.00 m mogen bedragen;
  • de hoogte van voorzieningen voor verlichting, die ten hoogste 16.00 m mag bedragen.

16.2.2 Bestaande bebouwing

Voor zover bestaande maten en hellingen afwijken van de bepalingen in 16.2.1, mogen de bestaande maten en hellingen gehandhaafd worden.

16.3 Nadere eisen

16.3.1 Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
  • de aard, hoogte en de situering van erfafscheidingen en voorzieningen voor verlichting;
  • voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;

een en ander op basis van een landschappelijk inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) en indachtig de regels zoals deze gesteld zijn in de POL-uitwerking BOM+.

16.3.2 De onder 16.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:

  • indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing, of
  • ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden, of
  • ter verbetering van de gebiedskwaliteit.
16.4 Specifieke gebruiksregels

16.4.1 Gebruiksregels van de grond

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 40 wordt tenminste verstaan het gebruik van de grond voor en/of als:

  • a. standplaats of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen;
  • b. staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • c. het beproeven van voertuigen, de beoefening van motorsport, het houden van wedstrijden met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen, al dan niet in wedstrijdverband;
  • d. het racen of crossen met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen, al dan niet in wedstrijdverband;
  • e. opslag, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik.

16.4.2 Gebruiksregels van opstallen

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 40 wordt tenminste verstaan het gebruik van opstallen voor:

  • a. woondoeleinden, anders dan de huisvesting van jeugdigen en volwassenen in het kader van jeugdzorg en volwassenopvang en voor zover verder noodzakelijk met het oog op de toegestane doeleinden;
  • b. detailhandel, anders dan inherent en van ondergeschikte betekenis aan het toegelaten gebruik;
  • c. horecadoeleinden, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegelaten gebruik;
  • d. opslagdoeleinden, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik.