direct naar inhoud van Artikel 8 Waarde - Maastrichts Erfgoed
Plan: Nutsbedrijven
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0935.bpNutsbedrijven-oh01

Artikel 8 Waarde - Maastrichts Erfgoed

8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1 Bescherming erfgoed

De voor 'Waarde - Maastrichts erfgoed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van het op die gronden aanwezige cultureel erfgoed met dien verstande dat bij verwijzingen naar aanduidingen in dit artikel, deze aanduidingen zijn opgenomen op de analoge verbeelding B;

8.1.2 Onderverdeling

Het als 'Waarde - Maastrichts erfgoed' bestemd gebied kent de volgende onderverdeling van het op die gronden aanwezige cultureel erfgoed, waarvan a tot en met d aangemerkt worden als zijnde gemeentelijk monument ten behoeve van het bepaalde in de gemeentelijke Erfgoedverordening:

  • a. 'specifieke bouwaanduiding - dominant bouwwerk';
  • b. 'specifieke bouwaanduiding - kenmerkend bouwwerk';
  • c. 'specifieke bouwaanduiding - waardevol cultuurhistorisch element';
  • d. 'specifieke vorm van waarde - waardevol groenelement';
  • e. 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch attentiegebied';
  • f. 'specifieke vorm van waarde - archeologische zone a';
  • g. 'specifieke vorm van waarde - archeologische zone b';
  • h. 'specifieke vorm van waarde - archeologische zone c'; 

 

8.1.3 Wijze van bescherming voor de aangegeven categorieen

De in 8.1.2 aangegeven categorieën van Maastrichts Erfgoed worden in dit plan als volgt beschermd:

  • a. Voor de als 'specifieke bouwaanduiding - dominant bouwwerk' aangewezen bouwwerken geldt dat deze bouwwerken, overeenkomstig het bepaalde in de gemeentelijke Erfgoedverordening de status hebben van gemeentelijk monument en dat van deze bouwwerken zowel het interieur als het exterieur is beschermd, een en ander conform het bepaalde in de als bijlage toegevoegde toelichting op het BAAC-rapport 05.266 "Maastricht; cultuurhistorisch onderzoek Lindenkruis", d.d. november 2005."
  • b. Voor de als 'specifieke bouwaanduiding - kenmerkend bouwwerk' aangewezen bouwwerken, geldt dat deze bouwwerken overeenkomstig het bepaalde in de gemeentelijke Erfgoedverordening de status hebben van gemeentelijk monument en dat van deze bouwwerken slechts het exterieur is beschermd, een en ander conform het bepaalde in de als bijlage toegevoegde toelichting op het BAAC-rapport 05.266 "Maastricht; cultuurhistorisch onderzoek Lindenkruis", d.d. november 2005."
  • c. Voor de als 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch element' aangewezen zaken, geldt dat deze zaken overeenkomstig het bepaalde in de gemeentelijke Erfgoedverordening de status hebben van gemeentelijk monument.
  • d. Voor de als 'specifieke vorm van waarde - waardevol groenelement' aangewezen zaken, geldt dat deze zaken overeenkomstig het bepaalde in de gemeentelijke Erfgoedverordening de status hebben van gemeentelijk monument.
  • e. Voor het als 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch attentiegebied' gebied, geldt dat in deze gebieden behoud voorgaat op vernieuwing.
  • f. Voor de als 'specifieke vorm van waarde - archeologische zone a', 'specifieke vorm van waarde - archeologische zone b', 'specifieke vorm van waarde - archeologische zone c' aangewezen gronden alsmede binnen een straal van 50 m plaatse van een bekende archeologische vindplaats of historisch relict, geldt dat behoud van het bodemarchief in situ voorgaat op behoud ex situ en indien behoud in situ niet mogelijk is, kunnen voorwaarden aan de toepasselijke vergunning worden verbonden met het oog op behoud van het bodemarchief ex situ.


8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Op de voor 'Waarde - Maastrichts erfgoed' aangewezen gronden, met daarop beschermde (gemeentelijke) monumenten mag worden gebouwd indien en voor zover:

  • a. bebouwing mogelijk is krachtens de onderliggende bestemming en;
  • b. de bestaande cultuurhistorische waardestelling niet wordt aangetast door wezenlijke veranderingen in het stedenbouwkundige beeld, bepaald door situering, massa, kapvorm, hoogtematen, gevel- en raamindeling en gevelafwerking met kleur en materiaalgebruik, zulks met inbegrip van waardevolle details en;
  • c. de bouwplannen niet strijdig zijn met de toepasselijke richtlijnen zoals vervat in de als bijlage toegevoegde toelichting op het BAAC-rapport 05.266 "Maastricht; cultuurhistorisch onderzoek Lindenkruis", d.d. november 2005, en worden uitgevoerd met inachtneming van de vorenbedoelde richtlijnen.

8.2.2 Monumenten

Voor zover de bouwvergunning, dan wel de directe of indirecte gevolgen van de in de bouwaanvraag genoemde bouwwerkzaamheden kunnen leiden tot een wijziging van een gemeentelijk monument, kan aan de bouwvergunning de verplichting tot het treffen van maatregelen worden verbonden, waardoor de toegekende cultuurhistorische waardestelling van het betreffende gemeentelijk monument kunnen worden behouden.

8.2.3 Archeologische zones

8.2.3.1.

Op de gronden mag slechts worden gebouwd indien:

  • a. bebouwing mogelijk is krachtens de onderliggende bestemming en;
  • b. de verstoringsoppervlakte dan wel het projectgebied, de oppervlakteondergrens van de betreffende archeologische zone, zoals omschreven in 8.2.6, niet overschrijdt;
  • c. bij overschrijding van de onder b bedoelde ondergrenzen, de bouwwerken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden aantoonbaar niet leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.

8.2.3.2.

Geen verstoring van archeologisch materiaal in de zin van lid 8.2.3.1.c vindt plaats indien:

  • a. door bodemingrepen of werkzaamheden bodemverstoring plaatsvinden op minder dan 0,40 m onder maaiveld;
  • b. het bouwplan of bouwplannen uitsluitend betrekking heeft of hebben op verandering of vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande bebouwde oppervlakte gehandhaafd blijft en de bestaande fundering niet wordt gewijzigd en of uitgebreid. 
  • c. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

8.2.3.3.

Voor zover de bouwvergunning, dan wel de directe of indirecte gevolgen van de in de bouwaanvraag genoemde bouwwerkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan aan de bouwvergunning één of meer van de volgende regels worden verbonden:  

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek, waaronder opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologie die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

8.2.3.4.

De regels als bedoeld in artikel 8.2.2.3. kunnen alleen aan de bouwvergunning worden verbonden indien: 

  • a. de verstoringsoppervlakte dan wel het projectgebied zich bevindt binnen een straal van vijftig meter van een bekende archeologische vindplaats of historisch relict (ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - archeologische zone a') of;
  • b. de verstoringsoppervlakte dan wel het projectgebied zich bevindt binnen de eerste stadsmuur (ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - archeologische zone a') of;
  • c. de verstoringsoppervlakte dan wel het projectgebied zich bevindt tussen de eerste en tweede stadsmuur of binnen de historische dorpskernen (ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - archeologische zone b') én een omvang heeft van minimaal 250 m2 of;
  • d. de verstoringsoppervlakte dan wel het projectgebied (ingeval van een ontheffing of een projectbesluit in de zin van de Wet ruimtelijke ordening) zich bevindt buiten de tweede stadsmuur (ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - archeologische zone c') én een omvang heeft van minimaal 2.500 m2;  

 

8.2.4 Rapportageplicht

8.2.4.1.

Burgemeester en wethouders kunnen de aanvrager van een bouwvergunning verplichten een cultuurhistorisch rapport te overleggen, waarin de cultuurhistorische waardestelling en of zonodig de archeologische (verwachtings)waarden van het op de bouwaanvraag betrekking hebbende terrein en de zich eventueel daarop bevindende opstallen, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

8.2.4.2.

Het cultuurhistorisch rapport als bedoeld in lid 8.2.4.1, wordt vervaardigd met inachtneming van een programma van eisen, welke daartoe is opgesteld of goedgekeurd door een deskundige op het gebied van archeologie en of cultuurhistorie van de gemeente Maastricht. 

8.2.5 Advies

Ten behoeve van de voor 'Waarde - Maastrichts erfgoed' aangewezen gronden met daarop een gemeentelijk monument, alsmede binnen een cultuurhistorisch attentiegebied, worden alle aanvragen om een bouwvergunning alsmede de ontheffingsaanvragen, voor advies aan de gemeentelijke Welstands-/Monumentencommissie voorgelegd.

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen in het kader van de bouw-, aanleg- en sloopvergunning ten aanzien van de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien ter plaatse gemeentelijke monumenten of behoudens- en beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn.

8.4 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen ten aanzien van het bepaalde in 8.2, voor het bouwen ten behoeve van de onderliggende bestemmingen, onder de voorwaarden dat:

  • a. de cultuurhistorische waardestelling alsmede de archeologische waarden niet worden aangetast en;
  • b. de nieuwbouw binnen de cultuurhistorische waardestelling alsmede de archeologische waarden past dan wel een kwalitatieve bijdrage aan de genoemde waarden levert en;
  • c. er geen wezenlijke veranderingen worden aangebracht in het stedenbouwkundige beeld en;
  • d. voor zover het bouwen en of de gevolgen ervan, monumenten en of archeologisch waardevolle locaties treft, dient hierover voorafgaand aan de verlening van de ontheffing, advies te worden ingewonnen bij een terzake deskundige van de gemeente Maastricht.

8.5 Specifieke gebruiksregels

Voor de in artikel 8.1.2 vermelde aanduidingen gelden de volgende gebruiksregels

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – dominant bouwwerk' geldt dat het uitvoeren van (bouw)werkzaamheden in, op, bij of aan deze bouwwerken dient te passen binnen de toegekende cultuurhistorische waardestelling en toepasselijke richtlijnen zoals vervat in het als bijlage opgenomen BAAC-rapport 05.266 "Maastricht; cultuurhistorisch onderzoek Lindenkruis", d.d. november 2005;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – kenmerkend bouwwerk' geldt dat het uitvoeren van (bouw)werkzaamheden in, op, bij of aan deze bouwwerken dient te passen binnen de toegekende cultuurhistorische waardestelling en toepasselijke richtlijnen zoals vervat in het als bijlage opgenomen rapport BAAC-rapport 05.266 "Maastricht; cultuurhistorisch onderzoek Lindenkruis", d.d. november 2005;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'waardevol cultuurhistorisch element' geldt dat het uitvoeren van (bouw)werkzaamheden in, op, bij of aan de als zodanig aangewezen elementen dient te passen binnen de bestaande cultuurhistorische context, de toegekende cultuurhistorische waardestelling en toepasselijke richtlijnen zoals vervat in het als bijlage opgenomen BAAC-rapport 05.266 "Maastricht; cultuurhistorisch onderzoek Lindenkruis", d.d. november 2005;  
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - waardevol groenelement' geldt dat het uitvoeren van (bouw)werkzaamheden in, op, bij of aan de als zodanig aangewezen elementen dient te passen binnen de bestaande cultuurhistorische context, de toegekende cultuurhistorische waardestelling en toepasselijke richtlijnen zoals vervat in het als bijlage opgenomen rapport BAAC-rapport 05.266 "Maastricht; cultuurhistorisch onderzoek Lindenkruis", d.d. november 2005;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorisch attentiegebied' geldt dat het vernieuwen en/of ontwikkelen dient te passen binnen het bestaande cultuurhistorische karakter alsmede binnen de toegekende cultuurhistorische waardestelling zoals vervat in het als bijlage opgenomen rapport BAAC-rapport 05.266 "Maastricht; cultuurhistorisch onderzoek Lindenkruis", d.d. november 2005.

8.6 Aanlegvergunning
8.6.1 Monumenten en cultuurhistorische attentiegebieden

8.6.1.1.

Op de voor 'Waarde - Maastrichts erfgoed' aangewezen gronden, met daarop beschermde gemeentelijke monumenten alsmede binnen cultuurhistorische attentiegebieden, is het verboden zonder, of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het geheel of gedeeltelijk wijzigen, aantasten, vernietigen van dominante en kenmerkende bouwwerken, waaronder begrepen alle detaillering en gevelafwerking alsmede het interieur van de dominante bouwwerken;
  • b. het geheel of gedeeltelijk wijzigen, aantasten, vernietigen van de waardevolle cultuurhistorische elementen;
  • c. het vellen, rooien of anderszins aantasten van waardevolle groenelementen.

8.6.1.2.

Voor zover de aanlegvergunning, dan wel de directe of indirecte gevolgen van de in de aanvraag genoemde werken en of werkzaamheden kunnen leiden tot een wijziging en/of aantasting van een gemeentelijk monument, kan aan de aanlegvergunning de verplichting tot het treffen van maatregelen worden verbonden, waardoor de cultuurhistorische waardestelling van het betreffende gemeentelijk monument kan worden behouden

8.6.2 Archeologische zones

8.6.2.1.

Ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van waarde - archeologische zone a' , 'specifieke vorm van waarde - archeologische zone b' en 'specifieke vorm van waarde - archeologische zone c' is het verboden zonder, of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: 

  • a. werken of werkzaamheden met een bodemverstorende werking op een grotere diepte dan 0,40 m onder maaiveld waartoe ook wordt gerekend: woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage, draineren, ontginnen alsmede het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het graven, aanleggen, verbreden of dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten;
  • c. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan, niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
  • f. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • g. het aanleggen van een boomgaard;
  • h. het scheuren van grasland;
  • i. werken die leiden tot inklinking van de bodem indien en voorzover zulks aantoonbaar leidt tot verstoring van het in situ archeologisch bodemarchief;

 

8.6.2.2.

De in lid 8.6.2.1. genoemde vergunningplicht geldt slechts indien: 

  • a. de verstoringsoppervlakte dan wel het projectgebied (ingeval van een ontheffing of een projectbesluit in de zin van de Wet ruimtelijke ordening) binnen een straal van vijftig meter van een bekende archeologische vindplaats of historisch relict (specifieke vorm van waarde - archeologische zone a) ligt of;
  • b. de verstoringsoppervlakte dan wel het projectgebied binnen de eerste stadsmuur (specifieke vorm van waarde - archeologische zone a) ligt of;
  • c. de verstoringsoppervlakte dan wel het projectgebied tussen de eerste en tweede stadsmuur of binnen een historische dorpskern ligt (specifieke vorm van waarde - archeologische zone b) én een omvang heeft van minimaal 250 m2 of;
  • d. de verstoringsoppervlakte dan wel het projectgebied buiten de tweede stadsmuur (specifieke vorm van waarde - archeologische zone c) ligt én een omvang heeft van minimaal 2.500 m2;

8.6.2.3.

Voor zover de aanlegvergunning, dan wel de directe of indirecte gevolgen van de in de aanvraag genoemde werken en of werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan aan de aanlegvergunning één of meer van de volgende regels worden verbonden:  

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek, waaronder opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologie, die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

8.6.2.4.

Het bepaalde in 8.6.2.1. is niet van toepassing voor:

  • a. werken of werkzaamheden die naar oordeel van burgemeester en wethouders van ondergeschikte betekenis zijn of behoren tot de normale bodemexploitatie en het normale bodemgebruik of;
  • b. werken of werkzaamheden die naar oordeel van burgemeester en wethouders behoren tot kleinschalig onderhoud;
  • c. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd; 

8.6.3 Rapportageplicht

Burgemeester en wethouders kunnen de aanvrager van een aanlegvergunning verplichten een cultuurhistorisch rapport te overleggen, waarin de cultuurhistorische waardestelling en of zonodig de archeologische (verwachtings)waarden van het op de aanvraag betrekking hebbende terrein en de zich eventueel daarop bevindende opstallen, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld

8.6.4 Advies

Ten behoeve van de voor 'Waarde - Maastrichts erfgoed' aangewezen gronden met daarop een gemeentelijk monument, alsmede binnen cultuurhistorische attentiegebieden, kunnen alle aanvragen om een aanlegvergunning, voor advies aan de gemeentelijke Welstands-/Monumentencommissie worden voorgelegd.

8.7 Sloopvergunning
8.7.1 Monumenten en cultuurhistorische attentiegebieden

Op de voor 'Waarde - Maastrichts erfgoed' aangewezen gronden, met daarop beschermde (gemeentelijke) monumenten alsmede ten aanzien van de bouwwerken binnen het cultuurhistorisch attentiegebied is het verboden een bouwwerk geheel of gedeeltelijk af te breken zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (sloopvergunning). 

 

8.7.2 Archeologische zones

8.7.2.1.

De in lid 8.7.1 genoemde vergunningplicht is van overeenkomstige toepassing indien sloop een bodemverstorende ingreep dieper dan 40 cm onder maaiveld met zich brengt en: 

  • a. de bodemverstoring plaatsvindt binnen een straal van vijftig meter van een bekende archeologische vindplaats of historisch relict (specifieke vorm van waarde - archeologische zone a) of;
  • b. de bodemverstoring plaatsvindt binnen de eerste stadsmuur (specifieke vorm van waarde - archeologische zone a) of;
  • c. de bodemverstoring plaatsvindt tussen de eerste en tweede stadsmuur of binnen de historische dorpskernen (specifieke vorm van waarde - archeologische zone b) én een omvang heeft van minimaal 250 m2 of;
  • d. de bodemverstoring plaatsvindt buiten de tweede stadsmuur (specifieke vorm van waarde - archeologische zone c) én een omvang heeft van minimaal 2.500 m2;

8.7.2.2.

Voor zover de sloopwerkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal en of een gemeentelijk monument worden aan de sloopvergunning de volgende regels verbonden: 

  • a. de verplichting tot een door burgemeester en wethouders bepaalde wijze van slopen;
  • b. de verplichting de sloop die tot bodem- en of monumentverstoring leid(t)(en), te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologie en of monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.  

8.7.2.3.

Onverminderd het bepaalde in artikel 3.20, tweede en derde lid Wet ruimtelijke ordening mag de sloopvergunning worden geweigerd indien de sloop, dan wel de sloopwerkzaamheid in strijd is met de toegekende cultuurhistorische waardestelling en/of de archeologische waarden zoals neergelegd in een geldend bestemmingsplan, een projectbesluit daaronder begrepen, of krachtens zodanig plan gestelde eisen dan wel met een voorbereidingsbesluit. 

8.7.3 Rapportageplicht

Burgemeester en wethouders kunnen de aanvrager van een sloopvergunning verplichten een cultuurhistorisch rapport te overleggen, waarin de cultuurhistorische waardestelling en of zonodig de archeologische (verwachtings)waarden van het op de aanvraag betrekking hebbende terrein en de zich eventueel daarop bevindende opstallen, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld

8.7.4 Advies

Ten behoeve van de voor 'Waarde - Maastrichts erfgoed' aangewezen gronden met daarop een gemeentelijk monument, alsmede binnen een cultuurhistorisch attentiegebied, kunnen alle aanvragen om een sloopvergunning, voor advies aan de gemeentelijke Welstands-/Monumentencommissie worden voorgelegd.

8.8 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

  • a. de gebieden ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - dominant bouwwerk', 'specifieke bouwaanduiding - kenmerkend bouwwerk', 'specifieke bouwaanduiding - waardevol cultuurhistorische element', 'specifieke vorm van groen - waardevol groenelement', 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch attentiegebied', 'specifieke vorm van waarde - archeologische zone a', 'specifieke vorm van waarde - archeologische zone b', 'specifieke vorm van waarde - archeologische zone c', de voormelde aanduiding geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van een cultuurhistorisch rapport is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen cultuurhistorische waardestelling en/of archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel deze waarden niet meer als zodanig bescherming behoeven;
  • b. op terreinen en hun opstallen alsnog de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - dominant bouwwerk', 'specifieke bouwaanduiding - kenmerkend bouwwerk', 'specifieke bouwaanduiding - waardevol cultuurhistorisch element', 'specifieke vorm van groen - waardevol groenelement', 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorische attentiegebied', specifieke vorm van waarde - archeologische zone a', 'specifieke vorm van waarde - archeologische zone b', 'specifieke vorm van waarde - archeologische zone c', te leggen, indien de noodzaak hiertoe blijkt uit een nader cultuurhistorisch rapport en/of archeologisch onderzoek.
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dominant bouwwerk' de bestemming te wijzigen, met inachtneming van de regels behorende bij de onderliggende bestemming en voor zover het belang van 'Waarde - Maastrichts erfgoed' zich niet daartegen verzet.