Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Maastricht Zuidwest
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0935.bpMtrichtZuidwest-vg02

Artikel 10 Maatschappelijk

10.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. maatschappelijke voorzieningen;
  2. een begraafplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' (bp);
  3. nutsvoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' (nv);
  4. een zwembad, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zwembad' (zb); 
  5. vier atelierwoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - atelierwoning' (sw-aw);
  6. zorgwoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning' (zw);
  7. tuinen, erven en verhardingen;
  8. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  9. groenvoorzieningen;
  10. speelvoorzieningen; 
  11. additionele voorzieningen.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen
 
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen mogen alleen binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd;
  2. nieuwbouw is, met uitzondering van vervangende nieuwbouw alsmede de realisatie van vier atelierwoningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - atelierwoning' (sw-aw), niet toegestaan;
  3. de bestaande bebouwing mag niet worden uitgebreid;
  4. de goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte'. In geval de bestaande goothoogte afwijkt, geldt deze hoogte als maximale goothoogte;
  5. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte'. In geval de bestaande bouwhoogte afwijkt, geldt deze hoogte als maximale bouwhoogte.
  
10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
 
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: 
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel niet meer mag bedragen dan 1 meter;
  3. de bouwhoogte van reclamemasten mag niet meer bedragen dan 8 meter;
  4. de bouwhoogte van antennemasten mag niet meer bedragen dan 40 meter;
  5. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 12 meter;
  6. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  7. carports/overkappingen mogen uitsluitend achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw worden gebouwd. Met betrekking tot carports/overkappingen gelden de volgende bepalingen:
    1. de bebouwde oppervlakte aan carports/overkappingen mag niet meer bedragen dan 30m² per bouwperceel;
    2. de bouwhoogte van een carport/overkapping mag niet meer bedragen dan 3,5 meter.
10.2.3 Additionele voorzieningen
 
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen mogen zowel binnen als buiten het aangeduide bouwvlak worden gebouwd.
  2. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
  3. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen mag niet meer bedragen dan 15 m² per gebouw.
10.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van bebouwing ten behoeve van:
  1. het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de brandveiligheid en rampenbestrijding.
10.4 Afwijken van de bouwregels
 
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
  1. artikel 10 lid 2.2 sub b ten behoeve van het bouwen van erf- en terreinafscheidingen hoger dan 1 respectievelijk 2 meter, mits geen afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en er geen stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
  2. artikel 10 lid 2.2 sub g ten behoeve van het bouwen van een carport/overkapping voor de voorgevellijn, mits geen afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en er geen onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit plaatsvindt.
10.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
  1. een ander gebruik van gronden en opstallen die op de verbeelding voorzien zijn van een functieaanduiding, dan conform deze functieaanduiding is toegestaan;
  2. het gebruik van daken ten behoeve van een dakterras.
10.6 Afwijken van de gebruiksregels
 
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10 lid 5 voor het toestaan van een andere maatschappelijke functie dan volgens de functieaanduiding is toegestaan, met dien verstande dat:     
  1. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de normale afwikkeling van het verkeer;
  2. het gebruik geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte mag veroorzaken;
  3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven en rekening wordt gehouden met milieuhygiënische aspecten (geluid, veiligheid).