direct naar inhoud van 5.1 Water
Plan: Maastricht-West
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0935.bpMtrichtWest-vg01

5.1 Water

Deze waterparagraaf is opgesteld als onderdeel van de actualisatie van bestemmingsplan Maastricht West. Dit is een conserverend plan waar op het gebied van water geen wijzigingen optreden.

5.1.1 Waterbeleid

Nationaal Bestuursakkoord Water

Op basis van het rapport van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw en het kabinetsstandpunt 'Anders omgaan met water' hebben het rijk, de provincies, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) ondertekent. Het NBW is doorgevoerd in de provinciale en regionale beleidsplannen.

Relevante aspecten uit het NBW zijn:

  • Toepassen van de watertoets als procesinstrument op alle waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen.
  • Toepassen van de trits schoon houden - zuiveren - schoon maken, met als eerste insteek het voorkomen van vermenging van schoon hemelwater van dakvlakken en afvalwater en het gebruik van bijvoorbeeld een bodempassage voor hemelwater van druk bereden straatvlakken.
  • Wateropgave (de benodigde bergingscapaciteit voor het opvangen van pieken in neerslag) bepalen aan de hand van de NBW normen regionale wateroverlast. Voor stedelijk gebied geldt een norm van T=100 (neerslaggebeurtenis die statistisch berekend eens in de 100 jaar voorkomt).

Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL)

In het POL2006 (inclusief actualisatie 2008 en 2009) is het omgevingsbeleid van de provincie Limburg beschreven. Naast beleid op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu en water, geeft het POL2006 de hoofdlijnen van het provinciaal verkeers- en vervoersplan. Tevens vormt het POL2006 een economisch beleidskader op hoofdlijnen, voor zover het de fysieke elementen daarvan betreft. Tenslotte is het POL ook een welzijnsplan, voor zover het de fysieke aspecten van zorg, cultuur en sociale ontwikkeling betreft. Het POL heeft een aantal voorheen wettelijk voorgeschreven provinciale beleidsplannen vervangen, namelijk het streekplan, het milieubeleidsplan, het waterhuishoudingsplan.

Het provinciale waterbeleid bevat de volgende strategische doelen:

  • Herstel sponswerking: Het voorkomen van wateroverlast en watertekort in het regionale watersysteem, anticiperend op veranderende klimatologische omstandigheden.
  • Herstel van de natte natuur: Het bereiken van ecologisch gezonde watersystemen en grondwaterafhankelijke natuur.
  • Schoon water: Het bereiken van een goede chemische kwaliteit voor water en sediment.
  • Duurzame watervoorziening: Het beschermen van water voor menselijke consumptie, zodanig dat voldoende water van de vereiste kwaliteit via eenvoudige zuiveringstechnieken beschikbaar is.
  • Een veilige Maas: Het streven naar een acceptabel risico voor overstromingen in het rivierbed van de Maas.

Waterbeheersplan 2010 -2015

Het algemeen bestuur van het Waterschap Roer en Overmaas heeft op 29 september 2009 het waterbeheersplan 2010 - 2015 vastgesteld. Samenwerking, draagvlak, haalbaarheid en betaalbaarheid zijn de kernwoorden die het bestuur voor ogen stonden bij de discussies over het plan. Het waterbeheersplan met de bijbehorende bijlagen bevat concrete maatregelen die het waterschap de komende zes jaar gaat aanpakken. Denk daarbij aan investeringen voor bescherming tegen wateroverlast en verbetering van de waterkwaliteit, de visie van het waterschap op het waterbeheer in Zuid- en Midden-Limburg en beslissingen over de uitvoering van nieuwe projecten.

Klimaatverandering dwingt tot het nemen van maatregelen. Meer regen in de winter, en in de zomers langere droge perioden maar wel met zwaardere buien, kunnen leiden tot wateroverlast, watertekorten en een slechtere waterkwaliteit voor natuur en landbouw. Om duidelijkheid te bieden over de bescherming tegen wateroverlast, worden door de Provincie Limburg aan het eind van dit jaar wateroverlastnormen vastgesteld.

Om aan deze normen te kunnen voldoen gaat het waterschap ongeveer 150 regenwaterbuffers in het hellende gebied van Zuid-Limburg aanpassen of vergroten.

We proberen zoveel mogelijk schoon regenwater uit het riool te weren. Ook vinden er dan minder riooloverstorten plaats (de waterkwaliteit van de beken wordt dan beter) en hoeft er minder geïnvesteerd te worden in bergbezinkbassins of grotere rioolbuizen. Het dakwater van huizen kan bijvoorbeeld naar zinkputten of naar vijverpartijen geleid worden. Om dit te stimuleren is het waterschap van plan om (samen met de Provincie Limburg) een subsidieregeling voor gemeenten in het leven te roepen.

Keur van Waterschap Roer en Overmaas

De Keur van Waterschap Roer en Overmaas betreft de verzameling algemeen geldende verboden en geboden in het werkgebied van het waterschap ten aanzien van het beheer van water. Voor werkzaamheden ter plaatse van een beschermingszone in het kader van de Keur van waterschap Roer en Overmaas dient een vergunning bij het waterschap te worden aangevraagd.

Regenwater schoon van beek naar bodem

In de brochure "Regenwater schoon naar beek en bodem" (november 2009) geven de waterbeheerders richtlijnen om afgekoppeld regenwater op een verantwoorde wijze af te voeren naar beek of bodem. Conform deze brochure dient toename van verhard oppervlak gecompenseerd te worden. Dit betekent dat:

  • Het hemelwater tot een neerslaggebeurtenis (regenbui) van eens per 25 jaar (T=25, 35 mm in 45 minuten), opgevangen dient te worden.
  • Een neerslaggebeurtenis van eens per 100 jaar (T=100, 45 mm in 30 minuten) mag niet leiden tot wateroverlast.
  • Waterhuishoudkundige voorzieningen dienen na een 25-jaars bui binnen 24 uur wederom beschikbaar te zijn voor een volgende neerslaggebeurtenis.
  • Het hemelwater moet, indien de bodem dit toelaat, geïnfiltreerd worden in de bodem of anders geretendeerd (bergen) en vertraagd afgevoerd naar oppervlaktewater.

Waterplan Maastricht 2006-2010

Het Waterplan Maastricht beschrijft een gezamenlijk streefbeeld van het beleid van alle waterbeheerders in de stad. Het streefbeeld inclusief de visie op de ruimtelijke waterstructuur vormt het toetsingskader voor uit te voeren maatregelen en projecten. De watertoets is hierbij een belangrijk instrument.

Het streefbeeld is in het Waterplan vertaald naar concrete maatregelen en een aparte 'leidraad' over hoe om te gaan met water in de majeure projecten. In het waterplan zijn meetbare doelstellingen geformuleerd voor de thema's "Waterkwantiteit en Veiligheid" en "Waterkwaliteit en ecologie".

Voor Waterkwantiteit en Veiligheid geldt dat in normale omstandigheden het watersysteem, de functies en het grondgebruik zoveel mogelijk op elkaar zijn afgestemd. Ook voor extreme omstandigheden is het watersysteem op orde. Voor alle onderdelen van het watersysteem zijn criteria gedefinieerd waarbij het watersysteem op orde is. Voor riolering is dit bijvoorbeeld dat water op straat maximaal eens per twee jaar mag optreden. Voor regionaal oppervlaktewater geldt dat het peil maximaal eens per 100 jaar boven maaiveld mag uitkomen. Centraal staat dat het watersysteem moet aansluiten bij de natuurlijke waterkringloop en de trits vasthouden-bergen-afvoeren. Dit betekent dat schoon hemelwater van verhardingen niet met het huishoudelijk afvalwater wordt afgevoerd naar de zuiveringsinstallatie, maar wordt geïnfiltreerd of geborgen op lokaal niveau. Voor nieuwe bebouwing wordt gestreefd naar een volledig gescheiden rioolstelsel (en maximaal 20% verharding aangesloten op riolering). Voor bestaand stedelijk gebied is het doel om 20% van het bestaand verhard oppervlak op middellange termijn af te koppelen.

Verontreiniging van water en waterbodem moet worden voorkomen door voor de riolering vast te houden aan zowel het emissiespoor (basisinspanning) als het waterkwaliteitsspoor, afkoppelen van verhard oppervlak, saneren van ongezuiverde lozingen (zoals van woonboten) en het terugdringen van diffuse verontreinigingsbronnen door toepassen van duurzaam bouwen.

De belangrijkste ruimtegerelateerde doelstellingen zijn:

  • aansluiten bij de natuurlijke waterkringloop door het afkoppelen van verhard oppervlak van de riolering;
  • zoveel mogelijk voldoen aan de watervraag van de functies. Met name de vijvers en grachten in de landgoederenzone hebben een tekort aan water waar iets aan moet worden gedaan;
  • voor schoon oppervlaktewater is het sanering of verminderen van overstorten uit de riolering ook een belangrijk middel.

In een waterstructuur, ingebed in de ruimtelijke structuur van de stad moet water worden vastgehouden (infiltreren), geborgen en uiteindelijk worden afgevoerd. Voor Maastricht West zijn principes uitgewerkt voor de ruimtelijke waterstructuur. Deze gaat in beginsel uit van vasthouden- bergen-afvoeren. De nadruk ligt op infiltreren, gezien de grote natuurlijke gradiënten in het landschap. Aangezien de grondwaterstand van nature zeer diep onder maaiveld ligt is er weinig kans op grondwateroverlast. De infiltratiecapaciteit van de bodem zal de beperking vormen, hetgeen vraagt om voldoende ruimte voor infiltratie om genoeg water te kunnen infiltreren.

Aan alle wateren, zowel de Rijkswateren als de regionale wateren, zowel stromend als stagnant, zijn in het waterplan één of meerdere functies toegekend. Onderscheid is gemaakt naar watersysteemfuncties (zoals infiltratie, berging, afvoer, aanvoer), ecologische functies en functies voor gebruik en beleving. Deze functies voor de specifieke wateren maken ook onderdeel uit van het streefbeeld.

Watertoets

De watertoets is een procesinstrument dat inhoudt dat de waterbeheerders van begin af aan betrokken zijn bij het ruimtelijk proces. Ingrepen moeten conform de eisen van de waterbeheerders ontworpen worden. Afwijkingen hierop dienen te worden beargumenteerd en mitigerende maatregelen kunnen noodzakelijk zijn. Aangezien dit een conserverend plan betreft is dit plan niet ter toetsing voorgelegd aan de waterbeheerder, waterschap Roer en Overmaas.

5.1.2 Huidige situatie

Geofysische gegevens

De onderstaande kaart toont de bodemtypen voor gemeente Maastricht. Voor het plangebied wordt op de 1:50.000 bodemkaart van Nederland geen bodemtype aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0935.bpMtrichtWest-vg01_0024.png"

1:50.000 bodemkaart van Nederland

De onderstaande kaart toont de hoogte van het gebied. Er zit ongeveer 30 meter verschil tussen het hoogste (89 m +NAP) en het laagste punt (60 m +NAP) in het gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0935.bpMtrichtWest-vg01_0025.png"

AHN (m +NAP)

Grondwater

Het betreft een grondwaterinfiltratiegebied. Er ligt geen grondwaterbeschermingsgebied in het plangebied. Er is geen sprake van grondwateroverlast in het plangebied. Tot 2009 lag er een grondwaterbeschermingsgebied "Caberg" ten noord-westen van het plangebied. Deze grondwateronttrekking is nu gestopt.

Oppervlaktewater / waterkwantiteit

Er ligt het droogdal, 'De Kleine Zouw' in de Daalhof zoals getoond op de onderstaande kaart. Een droogdal is niet permanent watervoerend. Bij hevige neerslag voert deze af op de Zuid-Willemsvaart. In het waterplan van Maastricht heeft de Kleine Zouw deels een agrarische en deels een recreatieve functie toegewezen gekregen. De Kleine Zouw heeft een beschermingszone van 5m. In Daalhof bevindt zich tevens de waterberging Cyprushof, Waterberging Pottenberg ligt vlak buiten het plangebied. Beide waterbergingen zijn weergegeven met een rode stip op de onderstaande kaart. De primaire regenwaterbuffer Cyprushof bestaat uit twee compartimenten en een toestroombaan. Tussen beide delen is een beschermingszone gelegen ter plaatse van het voetpad.

Er liggen geen waterkeringen in het plangebied. Het gehele plangebied ligt buiten het rivierbed van de Maas en Ruimte voor de Rivier maatregelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0935.bpMtrichtWest-vg01_0026.png"

Watersysteem

Wateroverlast

In de onderstaande kaart zijn 3 incidentele wateroverlastlocaties weergegeven. In Maastricht-West komt wateroverlast nauwelijks voor.

afbeelding "i_NL.IMRO.0935.bpMtrichtWest-vg01_0027.png"
Wateroverlastlocaties (rode stippen) in Maastricht-West

Riolering

Het gehele plangebied heeft een gemengde riolering met uitzondering van de wijk Hazendans, waar een verbeterd gescheiden rioleringsstelsel ligt. Er liggen geen RWZI's of persleidingen van waterschap Roer en Overmaas in het gebied.

5.1.3 Toekomstige ontwikkelingen

Waterkwantiteit

Er is mogelijk sprake van de aanleg van een waterberging aan de zuidrand van de wijk de Daalhof. Dit gebied heeft de bestemming "Agrarisch" gekregen.

Riolering

In Caberg, Brusselse Poort en Malpertuis gaan de komende jaren reconstructies lopen waarbij zoveel mogelijk zal worden afgekoppeld.

Omgang met hemelwater in de toekomst

Het plangebied bestaat uit een bestaand bebouwd en gerioleerd gebied. Hieraan zijn
geen grootschalige wijzigingen voorzien. Bij nieuwe ontwikkelingen wordt getracht zoveel mogelijk de uitgangspunten van een duurzaam stedelijk waterbeheer te volgen. Daarbij wordt voorkomen dat de nieuwe ontwikkeling problemen veroorzaakt in andere tijden, op andere plaatsen en in andere compartimenten. Dit geldt zowel voor waterkwaliteit als waterkwantiteit. Daarbij is de gebruikelijke voorkeursvolgorde gevolgd: hergebruik –infiltratie in de bodem – bergen en vertraagd afvoeren – afvoeren naar oppervlaktewater dan wel riolering. Hergebruik van hemelwater kan op kleinschalig niveau door bijvoorbeeld het gebruik van regentonnen. Voor grootschaligere projecten kan gedacht worden aan een grijswatersysteem. Per project dient bekeken te worden of hergebruik zinvol, haalbaar en wenselijk is.


De infiltratiemogelijkheden zijn in Maastricht beperkt door de lösslaag. Deze lösslaag heeft een lage doorlatendheid. Het waterschap is geen voorstander van diepteinfiltratie met oog op de mogelijke verspreiding van bestaande of nieuwe verontreinigingen in het grondwater. Een klein deel van het hemelwater dat op verhardingen valt zal op natuurlijke wijze kunnen infiltreren. Omdat het een infiltratiegebied is, is dit aan te bevelen. Wel wordt geadviseerd om een hemelwatervoorziening altijd te voorzien van een leegloop en noodoverlaat bij calamiteiten. Deze gedoseerde leegloop en noodoverloop worden bij voorkeur aangesloten op oppervlaktewater of een regenwaterbuffer. Indien dit niet mogelijk is, wordt een aansluiting naar de riolering gerealiseerd.

Retentie van hemelwater (bergen en vertraagd afvoeren) behoort tot de mogelijkheden. Zoals hierboven vermeld dient een hemelwatervoorziening altijd te voorzien van een leegloop en noodoverlaat bij calamiteiten. Deze gedoseerde leegloop en noodoverloop worden bij voorkeur aangesloten op oppervlaktewater of een regenwaterbuffer. Indien dit niet mogelijk is, wordt een aansluiting naar de riolering gerealiseerd. De voorkeur gaat uit naar een bovengrondse voorziening. Dit heeft grote voordelen voor het beheer/onderhoud, de beleving en controle bij calamiteiten. Ondergrondse voorzieningen zijn echter ook mogelijk. Dit heeft als voordeel dat de ruimte voor meerdere doeleinden kan worden gebruikt (bijvoorbeeld groen, recreatie of parkeren).

Nieuwe ontwikkelingen dienen voorzien te zijn van een hemelwatervoorziening die voldoet aan de eisen van waterschap Roer en Overmaas. Deze zijn vastgelegd in de “Taakopvatting watersysteembeheer Waterschap Roer en Overmaas” van 24 november 2009. Cornform de eisen van waterschap Roer en Overmaas dient het water tot een neerslaggebeurtenis van eens per 25 jaar (T=25, 35 mm in 45 minuten) gecompenseerd te worden. Een neerslaggebeurtenis van eens per 100 jaar (T=100, 45 mm in 30 minuten) mag geen wateroverlast veroorzaken ter plaatse van bebouwing. Het waterpeil in de hemelwatervoorziening mag stijgen tot aan maaiveld. De hemelwatervoorziening dient binnen 24 uur weer beschikbaar te zijn voor een volgende regenbui.

Wateroverlast

Wateroverlast dient voorkomen te worden door de hemelwatervoorzieningen zo in te richten dat hier ruimte is om T=100 op te vangen. Hierbij mag het waterpeil in de voorziening stijgen tot aan maaiveld. De hemelwatervoorziening is altijd voorzien van een vertraagde leegloop en een noodoverloop naar oppervlaktewater of de riolering. Daarnaast worden de vloeren van de bouwblokken minimaal 0,2 m hoger aangelegd dan het omliggend maaiveld. Zo wordt wateroverlast ter plaatse van de bebouwing door afstromend hemelwater tijdens intensieve neerslaggebeurtenissen voorkomen.

Waterkwaliteit

Het water dat van daken af stroomt, is aan te merken als schoon. Zuivering van dit water is dan ook niet noodzakelijk. Hemelwater dat afstroomt van parkeervoorzieningen en toegangswegen kan vervuild zijn met olie, PAK of zware metalen. Dit water dient dan ook via een zuiverende voorziening, bijvoorbeeld een bermpassage, te worden geleid voordat het water afgevoerd wordt naar oppervlaktewater of riolering.

Het gebruik van uitloogbare materialen (lood, koper, zink) is echter niet toegestaan om de waterkwaliteit te bewaken. Daarnaast worden strooizout en chemische onkruidbestrijding niet of met mate gebruikt.

5.1.4 Watertoets

In het plangebied bevinden zich het primaire water Kleine Zouw en de primaire regenwaterbuffer Cyprushof. In het plangebied zijn geen rioolwatertransportleidingen gelegen. Ook ligt het plan niet in een grondwaterbeschermingsgebied of het beheersgebied van Rijkswaterstaat. Daarnaast zijn de volgende aspecten van belang:

  • In het deelgebied Hazendans is de primaire regenwaterbuffer Cyprushof gelegen. De buffer bestaat uit twee compartimenten en een toestroombaan. Tussen beide delen is een beschermingszone gelegen ter plaatse van het voetpad. Vanwege het grote waterhuishoudkundige belang van de regenwaterbuffer is deze positief bestemd, met de bestemming "Water" en ook de beschermingszone.
  • In het deelgebied Daalhof is het primaire water Kleine Zouw gelegen. De watergang is opgenomen op de verbeelding inclusief de bijbehorende beschermingszone. De beschermingszone bedraagt 5 meter aan weerszijden, gemeten vanuit de insteek van de watergang.
  • Op de primaire watergang, de regenwaterbuffer en de beschermingszones is de Keur van het Waterschap Roer en Overmaas van toepassing.