direct naar inhoud van Artikel 5 Bedrijventerrein
Plan: Maastricht-West
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0935.bpMtrichtWest-vg01

Artikel 5 Bedrijventerrein

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 4 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de milieucategorieën 1 en 2, met inachtneming van de in deze bijlage opgenomen minimaal aan te houden afstand, met uitzondering van:
    • 1. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
    • 2. risicovolle inrichtingen;
  • b. bedrijfswoningen;
  • c. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  • d. paden en parkeervoorzieningen;
  • e. een ontsluitingsweg ter plaatse van de aanduiding 'verkeer';
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. tuinen, erven en verhardingen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. additionele voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' is aangegeven.
  • b. uitbreiding van gebouwen is uitsluitend toegestaan aan de achtergevel van het hoofdgebouw.
  • c. de gebouwen dienen een gesloten wand te vormen aan de zijde van de voorgevellijn.
5.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd.
  • b. hoofdgebouwen, waaronder mede begrepen de bedrijfswoningen, alsmede representatieve ruimten zoals kantoorruimten en showrooms, dienen met de voorgevel te zijn gesitueerd in de voorgevellijn;
  • c. de goothoogte van een gebouw mag niet meer en niet minder bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte';
  • d. de hoofdgebouwen dienen met een platdak te worden uitgevoerd;
  • e. de minimale verdiepingshoogte voor de begane grond bedraagt 3,5 meter;
  • f. de diepte van gebouwen bedraagt ten minste 5,5 meter.
5.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Per bedrijfsvestiging is maximaal één bedrijfswoning toegestaan;
  • b. De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3;
  • c. de goothoogte van een gebouw mag niet meer en niet minder bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte'.
5.2.4 Additionele voorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen mogen zowel binnen als buiten het aangeduide bouwvlak worden gebouwd.
  • b. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • c. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen mag niet meer bedragen dan 15 m2.
5.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • b. de bouwhoogte van antennes en reclamemasten mag niet meer bedragen dan 8 m.
  • c. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 12 m.
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van bebouwing ten behoeve van:

  • a. het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de brandveiligheid en rampenbestrijding.
5.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 5.2.5 onder a ten behoeve van het bouwen van erf- en terreinafscheidingen hoger dan 1 respectievelijk 2 m, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. Er wordt geen afbreuk gedaan aan de verkeersveiligheid.
    • 2. De uitbreiding mag niet leiden tot onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu.
    • 3. Aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse mag geen afbreuk worden gedaan.
    • 4. De belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad.
5.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
    • 1. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als afhankelijke woonruimte.
    • 2. detailhandel, behoudens ondergeschikte detailhandel in ter plaatse vervaardigde of bewerkte producten.
    • 3. het gebruik van gronden voor permanente buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn.
    • 4. het gebruik van gebouwen voor zelfstandige kantoren.
  • b. parkeren voor personeel dient op eigen terrein plaats te vinden.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.6.1 Vergelijkbare bedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd door middel van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 5.1 sub a, ten behoeve van de vestiging c.q. uitoefening van een bedrijf dat, hoewel het gelijkwaardig is aan categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, niet in de Staat van bedrijfsactiviteiten wordt genoemd, met dien verstande dat de bedrijven naar milieubelasting gelijk zijn te stellen aan de toegestane milieucategorie zoals aangegeven op de verbeelding.

5.6.2 Hogere categorie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd door middel van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 5.1 sub a, teneinde bedrijven toe te staan uit een hogere categorie als genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in de Bijlage 4, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. Er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden plaats.
  • b. Er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woon- en leefmilieu.
  • c. Geluidzoneringsplichtinge bedrijven zijn niet toegestaan.
  • d. Bedrijven uit maximaal categorie 3 zijn toegestaan.