direct naar inhoud van Artikel 4 Bedrijf
Plan: Maastricht-West
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0935.bpMtrichtWest-vg01

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 4 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de milieucategorieën 1 en 2, met inachtneming van de in deze bijlage opgenomen minimaal aan te houden afstand, met uitzondering van:
    • 1. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
    • 2. risicovolle inrichtingen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - poelier' uitsluitend voor een poelier;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum', uitsluitend voor een tuincentrum;
  • d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' voor een verkooppunt motorbrandstoffen met vulpunt lpg;
  • e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' voor een verkooppunt motorbrandstoffen zonder vulpunt lpg;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf' uitsluitend voor een agrarisch bedrijf met boerderijwinkel;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' uitsluitend voor een nutsvoorziening;
  • h. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
  • i. bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • j. wegen en paden;
  • k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • l. parkeervoorzieningen;
  • m. tuinen, erven en verhardingen;
  • n. groenvoorzieningen;
  • o. additionele voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' is aangegeven.
4.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd.
  • b. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m.
  • c. de goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' is aangegeven.
4.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', waarbij per aanduiding maximaal één bedrijfswoning is toegestaan;
  • b. bestaande bedrijfswoningen mogen niet worden uitgebreid.
4.2.4 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van tenminste 3 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen per bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 80 m2.
  • c. de goothoogte van aan- en/of uitbouwen mag niet meer bedragen dan 3,5 m. De goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen.
  • d. de bouwhoogte mag niet meer dan 3 m hoger zijn dan de goothoogte.
4.2.5 Additionele voorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen mogen zowel binnen als buiten het aangeduide bouwvlak worden gebouwd.
  • b. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • c. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van additionele voorzieningen mag niet meer bedragen dan 15 m2.
4.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • c. de bouwhoogte van antennes en reclamemasten mag niet meer bedragen dan 8 m.
  • d. de bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van de openbare verlichting mag niet meer bedragen dan 12 m.
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van bebouwing ten behoeve van:

  • a. het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de brandveiligheid en rampenbestrijding.
4.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 4.2.3 onder b voor de uitbreiding van een bedrijfswoning aan de achtergevel, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. De goot- en de bouwhoogte van de bedrijfswoning mogen niet worden overschreden en de dakvorm van de bestaande bedrijfswoning dient te blijven gehandhaafd.
    • 2. Als gevolg van de uitbreiding mag de afstand tussen voor- en achtergevel van het hoofdgebouw niet meer dan 15 m bedragen. Hoofdgebouwen, waarvan de afstand tussen voor- en achtergevel reeds in de bestaande situatie 15 m of meer bedraagt, mogen niet worden uitgebreid.
    • 3. Het bebouwingspercentage zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’ mag niet worden overschreden.
    • 4. De uitbreiding mag niet leiden tot onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu.
    • 5. Aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse mag geen afbreuk worden gedaan.
  • b. 4.2.3 onder b voor de uitbreiding van een bedrijfswoning aan de naar de weg gekeerde zijde met een erker, balkon of luifel, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. De overschrijding van de voorgevellijn mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
    • 2. De afstand tot de openbare weg mag na uitbreiding niet minder bedragen dan 2 m.
    • 3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m;.
    • 4. De breedte van een erker mag niet meer bedragen dan 50% van de breedte van de voorgevel van de bedrijfswoning.
    • 5. Aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse mag geen afbreuk worden gedaan.
  • c. 4.2.3 onder b voor de uitbreiding van een bedrijfswoning in de hoogte c.q. het realiseren van een andere dakvorm, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m wanneer de bedrijfswoning zelfstandig is gelegen. Indien geen sprake is van een zelfstandig gelegen woning dan mag de goothoogte niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' is aangegeven;
    • 2. De uitbreiding mag niet leiden tot onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu.
    • 3. Aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse mag geen afbreuk worden gedaan.
  • d. 4.2.4 onder a om aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen maximaal gelijk met de voorgevel te situeren, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. Het bebouwingspercentage zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’ mag niet worden overschreden.
    • 2. De uitbreiding mag niet leiden tot onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu.
    • 3. Aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse mag geen afbreuk worden gedaan.
    • 4. De belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad.
  • e. 4.2.6 onder b ten behoeve van het bouwen van erf- en terreinafscheidingen hoger dan 1 respectievelijk 2 m, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. Er wordt geen afbreuk gedaan aan de verkeersveiligheid.
    • 2. De uitbreiding mag niet leiden tot onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu.
    • 3. Aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse mag geen afbreuk worden gedaan.
    • 4. De belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad.
4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als afhankelijke woonruimte.
  • b. het gebruik van de gronden of gebouwen voor detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel als bedoeld in 4.1 onder h.
  • c. het gebruik van gronden voor permanente buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn.
  • d. het gebruik van gebouwen voor zelfstandige kantoren
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Vergelijkbare bedrijven

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 4.1 ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsactiviteiten die zijn opgenomen in een hogere categorie dan ter plaatse is toegestaan indien deze, gelet op de milieubelasting naar aard en invloed gelijkwaardig zijn aan de ter plaatse toegelaten bedrijfsactiviteiten;
  • a. 4.1 ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsactiviteiten die, hoewel gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de in de Staat van bedrijfsactiviteiten genoemde bedrijfsactiviteiten, maar in de Staat van bedrijfsactiviteiten niet worden genoemd.

Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitwerp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit van het bedrijf, het al dan niet continue karakter van het bedrijf, de visuele hinder en de verkeersaantrekkende werking.

4.6.2 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.5 onder a voor het toestaan dat een vrijstaand bijgebouw wordt gebruikt als afhankelijk woonruimte, mits:

  • a. aangetoond wordt dat inwoning in het hoofdgebouw ter plaatse redelijkerwijs niet tot de mogelijkheden behoort.
  • b. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg.
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven en rekening wordt gehouden met milieuhygiënische aspecten (geur, geluid, veiligheid).
  • d. het gebruik als afhankelijke woonruimte uitsluitend plaatsvindt in één of meer aaneengebouwde bijgebouwen.
  • e. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de toegestane bijgebouwen, met een maximale oppervlakte van 80 m2.
  • f. het bijgebouw is gelegen op een maximale afstand van 10 m van het hoofdgebouw.
  • g. burgemeester en wethouders trekken de vergunning in, indien de bij het verlenen van de vergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Bedrijf' te wijzigen in die zin dat:

  • a. de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' in lid 4.1 uit de regels wordt verwijderd en de aanduiding van de verbeelding wordt gehaald en vervangen door de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' indien vaststaat dat de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.
  • b. de aanduiding als bedoeld in lid 4.1 onder b, c, d, e, f of g, wordt verwijderd indien de activiteit ter plaatse gedurende een half jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet.