9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn, met inachtneming van het bepaalde in artikel 10, 11 en 12, voorzover het betreft de beschermingszone van een gasleiding, en/of Beschermd Stadsgezicht en/of het Maastrichts Erfgoed, bestemd voor:
- wonen;
- aan-huis-verbonden beroepen;
- tuinen, erven en verhardingen;
- groenvoorzieningen;
- parkeervoorzieningen;
- parkeergarage voorzover aangegeven middels de functieaanduiding ‘parkeergarage’;
- zorggerelateerde commerciële functies voorzover aangegeven middels de functieaanduiding ’specifieke vorm van maatschappelijk-zorggerelateerde commerciële functies’
- nutsvoorzieningen;
- waterhuishoudkundige voorzieningen;
- plofkasten voorzover aangegeven middels de functieaanduiding ’specifieke vorm van wonen-plofkasten’.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen
De volgende algemene bouwregels zijn van kracht:
- op de voor ‘wonen’ aangewezen gronden mogen uitsluitend grondgebonden woningen worden gebouwd, met uitzondering van:
- de gronden met de ‘bouwaanduiding-woningtype gestapeld’, waar alleen gestapelde woningen mogen worden gebouwd;
- de woonblokken met de ‘specifieke bouwaanduiding-woonblok a’, ‘specifieke bouwaanduiding-woonblok b’ en ‘specifieke bouwaanduiding-woonblok c’, waar zowel grondgebonden als gestapelde woningen mogen worden gebouwd.
- binnen de voor ‘wonen’ aangewezen gronden mogen in totaal 152 woningen worden gebouwd, waarvan 98 gestapelde woningen en 54 grondgebonden woningen;
- binnen de op de verbeelding aangegeven gebiedsaanduiding ‘Veiligheidszone-gasdrukregelstation’ mogen geen woningen worden gebouwd, voordat het gasdrukregelstation is verwijderd;
- de entree van de parkeergarage dient te worden gerealiseerd ter plaatse van de op de verbeelding aangegeven functieaanduiding ‘specifieke vorm van verkeer-ingang parkeergarage’.
9.2.2 Bouwregels voor gestapelde woningen
De maximale goot- of bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding ‘maximale goothoogte’ of ‘maximale bouwhoogte’ is aangegeven.
9.2.3 Bouwregels voor grondgebonden woningen
Voor het bouwen van grondgebonden woningen gelden de volgende bepalingen:
Algemeen:
- gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd;
- bestaande panden mogen niet worden vergroot.
Hoofdgebouwen: - de diepte van de nieuw te bouwen woningen dient gelijk te zijn aan de diepte van het bouwvlak;
- de nieuw te bouwen woningen dienen te worden voorzien van een kap over minimaal 2/3 van de gevelbreedte, waarbij de kaprichting parallel loopt aan de voorgevel;
- de breedte van het hoofdgebouw mag maximaal 10,00 meter bedragen;
- de maximale goot- of bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding ‘maximale goothoogte’ of ‘maximale bouwhoogte’ is aangegeven.
Aan- en uitbouwen en/of bijgebouwen: - aan- en uitbouwen en/of bijgebouwen dienen binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak te worden gebouwd;
- aan- en uitbouwen en/of bijgebouwen dienen te worden gerealiseerd in maximaal één bouwlaag;
- het maximale oppervlakte aan aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 60 m² per perceel bedragen, met dien verstande dat het erf voor maximaal 40% mag worden bebouwd;
- de goothoogte van aan- en uitbouwen en/of bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3,00 m;
- aan- en uitbouwen en/of bijgebouwen dienen te worden voorzien van een plat dak.
9.2.4 Bouwregels specifieke bouwaanduiding-woonblok a
Op de op de verbeelding met ‘specifieke bouwaanduiding-woonblok a’ aangegeven gronden gelden de volgende bepalingen:
- gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd;
- binnen het bouwvlak mag één woongebouw worden gerealiseerd;
- de buitenste gevels van het woonblok dienen op de grenzen van het bouwvlak te worden gesitueerd;
- op de begane grond mogen alleen grondgebonden woningen worden gebouwd;
- op de verdiepingen mogen alleen gestapelde woningen worden gebouwd;
- op de met de functieaanduiding ‘parkeergarage’ aangegeven gronden mogen maximaal drie ondergrondse bouwlagen ten behoeve van de parkeergarage worden gebouwd;
- op de met de met de functieaanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk-zorggerelateerde commerciële functies’ aangegeven gronden mogen op de begane grond zorggerelateerde commerciële functies worden gerealiseerd;
- de maximale bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding ‘maximale bouwhoogte’ is aangegeven, met dien verstande dat deze bouwhoogte alleen wordt bereikt aan de meest westelijk gesitueerde gevel van het gebouw; vanaf deze gevel dient de dakopbouw te passen binnen een denkbeeldige dakhelling gelijk aan de ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding ‘maximale dakhelling’ aangegeven waarde, waarvan het hoogste punt wordt gevormd door de op de verbeelding aangegeven maximale bouwhoogte op de grens van de meest westelijk gesitueerde gevel van het gebouw; de denkbeeldige dakhelling loopt af in de richting van de meest oostelijk gesitueerde gevel van het gebouw.
9.2.5 Bouwregels specifieke bouwaanduiding-woonblok b
Op de op de verbeelding met ‘specifieke bouwaanduiding-woonblok b’ aangegeven gronden gelden de volgende bepalingen:
- gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd;
- binnen het bouwvlak mag één woongebouw worden gerealiseerd;
- de buitenste gevels van het woonblok dienen op de grenzen van het bouwvlak te worden gesitueerd;
- op de begane grond mogen alleen grondgebonden woningen worden gebouwd;
- op de verdiepingen mogen alleen gestapelde woningen worden gebouwd;
- op de met de functieaanduiding ‘parkeergarage’ aangegeven gronden mogen maximaal drie ondergrondse bouwlagen ten behoeve van de parkeergarage worden gebouwd;
- op de met de met de functieaanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk-zorggerelateerde commerciële functies’ aangegeven gronden mogen op de begane grond zorggerelateerde commerciële functies worden gerealiseerd;
- de maximale bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding ‘maximale bouwhoogte’ is aangegeven, met dien verstande dat deze bouwhoogte alleen wordt bereikt aan de meest westelijk gesitueerde gevel van het gebouw; vanaf deze gevel dient de dakopbouw te passen binnen een denkbeeldige dakhelling gelijk aan de ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding ‘maximale dakhelling’ aangegeven waarde, waarvan het hoogste punt wordt gevormd door de op de verbeelding aangegeven maximale bouwhoogte op de grens van de meest westelijk gesitueerde gevel van het gebouw; de denkbeeldige dakhelling loopt af in de richting van de meest oostelijk gesitueerde gevel van het gebouw.
9.2.6 Bouwregels specifieke bouwaanduiding-woonblok c
Op de op de verbeelding met ‘specifieke bouwaanduiding-woonblok c’ aangegeven gronden gelden de volgende bepalingen:
- gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangeduide bouwvlak worden gebouwd;
- binnen het bouwvlak mag één woongebouw worden gerealiseerd;
- de buitenste gevels van het woonblok dienen op de grenzen van het bouwvlak te worden gesitueerd;
- op de begane grond mogen alleen grondgebonden woningen worden gebouwd;
- op de verdiepingen mogen alleen gestapelde woningen worden gebouwd;
- op de met de functieaanduiding ‘parkeergarage’ aangegeven gronden mogen maximaal drie ondergrondse bouwlagen ten behoeve van de parkeergarage worden gebouwd;
- op de met de met de functieaanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk-zorggerelateerde commerciële functies’ aangegeven gronden mogen op de begane grond zorggerelateerde commerciële functies worden gerealiseerd;
- de maximale bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding ‘maximale bouwhoogte’ is aangegeven; de binnen het bouwvlak aangegeven maatvoeringsgrens geeft het onderscheid aan tussen de maximale bouwhoogte van het noordelijke en het zuidelijke gebouwdeel.
- de dakopbouw van het gedeelte van het noordelijke gebouwdeel dat is gelegen tussen de op de verbeelding aangegeven maatvoeringsgrenzen aan de oostzijde en zuidzijde, kent zijn maximale bouwhoogte ter plekke van de oostelijk gesitueerde maatvoeringsgrens, met dien verstande dat de dakopbouw vanaf deze grens tot aan de grens de op de verbeelding met de functieaanduiding ‘plein’ aangegeven gronden moet passen binnen een denkbeeldige dakhelling waarvan de hellingshoek niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding ‘maximale dakhelling’ is aangegeven; de denkbeeldige dakhelling loopt af in de richting van de grens van de op de verbeelding met de functieaanduiding ‘plein’ aangegeven gronden.
- de dakopbouw van het gedeelte van het zuidelijke gebouwdeel dat is ingeklemd tussen de twee op de verbeelding aangegeven maatvoeringsgrenzen kent zijn maximale bouwhoogte aan de westelijk gesitueerde maatvoeringsgrens, met dien verstande dat de dakopbouw vanaf deze maatvoeringsgrens tot aan de oostelijk gesitueerde maatvoeringsgrens moet passen binnen een denkbeeldige dakhelling waarvan de hellingshoek niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding ‘maximale dakhelling’ is aangegeven; de denkbeeldige dakhelling loopt af in de richting van de oostelijk gesitueerde maatvoeringsgrens.
9.2.7 Bouwregels bij nutsvoorzieningen
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen geldt dat de nutsvoorzieningen dienen te worden geïntegreerd in de woongebouwen.
9.2.8 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
- de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,00 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel niet meer mag bedragen dan 1,00 meter;
- de bouwhoogte van kunstobjecten, palen en masten mag niet meer dan 8 meter bedragen.
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4,00 meter.
9.3 Specifieke gebruiksregels
9.3.1
Binnen de woonfunctie is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen toegestaan als ondergeschikte activiteit, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
- de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 30 m²;
- het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
- detailhandel is niet toegestaan;
- de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
9.3.2
De binnen de functieaanduiding ‘parkeergarage’ aangegeven gronden mogen niet worden gebruikt als openbare parkeergarage, maar dienen als stallingsgarage voor de toegestane functies binnen alle bestemmingen in dit bestemmingsplan.