direct naar inhoud van toelichting
Plan: Heerlen Zuid
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0917.BP030300W000006-0401

toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Heerlen wil op korte termijn haar gehele grondgebied voorzien van een moderne en actuele planologisch-juridische regeling. De huidige bestemmingsplannen vigeren vaak reeds geruime tijd en zijn daardoor niet altijd even actueel meer. Soms kunnen deze plannen ongewenste ontwikkelingen niet tegenhouden en vaak zijn ze voor gewenste ontwikkelingen niet voldoende voorwaardenscheppend. Voor het plangebied Heerlen-Zuid geldt momenteel een lappendeken aan verschillende bestemmingsplannen en een aantal tussentijdse aanpassingen hierop.

Door de overgang van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) naar de (nieuwe) Wet
ruimtelijke ordening (Wro) is er een verandering in de bestemmingsplanverplichting opgetreden. Onder de Wro is de gemeente nu verplicht om voor het gehele gemeentelijke
grondgebied bestemmingsplannen op te stellen en deze elke tien jaar te herzien of te
verlengen. Belangrijk onderdeel van de Wro is de digitaliseringsverplichting en de voorgeschreven standaardisering van bestemmingsplannen waardoor de toegankelijkheid van het bestemmingsplan is verbeterd.

Het bestemmingsplan Heerlen Zuid heeft het karakter van een beheerplan. Nieuwe ontwikkelingen worden in beginsel niet meegenomen en zullen een aparte procedure doorlopen.

Actueel vastgesteld beleid en wetgeving kunnen er toe leiden dat vigerende rechten worden ingeperkt dan wel uitgebreid. Waar dit in het plangebied het geval is, wordt in deze toelichting beschreven.

Alle uitgangspunten samen vormen een compleet startpunt voor het opstellen van een actueel juridisch-planologisch kader voor Heerlen Zuid, in de vorm van het nieuwe bestemmingsplan Heerlen Zuid. Middels dit bestemmingsplan worden bestaande kleinere plangebieden tot een groter plan samengevoegd.

1.2 Situering plangebied

Het plangebied Heerlen-Zuid is gelegen in het zuidelijk deel van Heerlen centrum en wordt globaal als volgt begrensd:

in het noorden:   Valkenburgerweg, Kruisstraat, Coriovallumstraat, Raadhuisplein,
Dr. Poelsstraat, Akerstraat en de noordgrens van de begraafplaats tussen
Akerstraat en Groene Boord;  
in het oosten:   St.-Antoniusweg, St.-Franciscusweg, Bongaertslaan, Johannes XXIII-singel, Onderste Caumer, Corisbergweg;  
in het zuiden:   Eisenhowerstraat, John F. Kennedylaan;  
in het westen:   N281 (Keulseweg).  

afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP030300W000006-0401_0002.jpg"

afbeelding: situering plangebied Heerlen Zuid

1.3 Juridische status

Binnen het plangebied Heerlen Zuid zijn tot het in werking treden van het onderhavige bestemmingsplan de volgende bestemmingsplannen van kracht:

Oude WRO plannen

Plannaam   Vaststelling   Goedkeuring  
Bekkerveld   03-06-1986   18 11-1986  
Aarveld - Overlendeken - De Paal
1e herziening
2e herziening  
12-03-1973
6 juli 1976
7 november 1978  
28-01-1974
08-08-1977
12-06-1979  
Lindeveld/Op de Nobel   06-01-1987   30-06-1987  
Caumerveld/De Erk   05-09-1989   03-04-1990  
Douve Weien 1984
Uitwerkingsplan gebied A  
03-07-1984
10-03-1987  
02-07-1985
14-04-1987  
Hoofzakenplan (reststroken)   07-12-1964   21-03-1966  
Woonwagenlocaties   06-06-1994   27-09-1994  
Vrusschemig (reststtook)   04-06-1985   06-05-1986  

De volgende ontwikkelingen binnen het plangebied doorlopen een aparte procedure of zijn reeds voorzien van een actueel bestemmingsplan (zie tabel: Wro plannen). Het in voorbereiding zijnde bestemmingsplannen : "Hoek Molenberglaan – Sint Franciscusweg" zal naar verwachting gedurende de planprocedure van bestemmingsplan Heerlen Zuid eveneens in procedure gaan.

Wro plannen

IMRO identificatienr.   Plannaam   Vaststelling   In werking  
NL.IMRO.0917.BP030300W000001-   kerk aan de Laan van Hövell tot Westerflier   02-11-2010    31-12-2010  
NL.IMRO.0917.BP030300W000002-   MAB   13-11-2012   11-03-2013  
NL.IMRO.0917.BP030300W000003-   Parkeerplaats Oude Lindestraat   08-05-2012   09-08-2012  
NL.IMRO.0917.BP030300W000004-   Hoek Molenberglaan – Sint Franciscusweg   In voorbereidng   n.n.b.  

afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP030300W000006-0401_0003.jpg"

afbeelding: vigerende bestemmingsplannen plangebied Heerlen Zuid

1.4 Planvorm

De regels en de verbeelding vormen de juridische bindende onderdelen van het bestemmingsplan. De toelichting geeft een nadere uitleg van de gemaakte beleidskeuzen en invulling van het bestemmingsplan. De toelichting heeft geen juridische status.

Elk bestemmingsplan is te onderscheiden door een landelijk uniek identificatienummer. Het onderhavige bestemmingsplan is geregistreerd en vindbaar op het landelijke portaal onder www.ruimtelijkeplannen.nl nummer NL.IMRO.0917.BP030300W000006-0401

1.4.1 Toelichting

In de toelichting wordt de opzet van het plan beschreven en zijn de aan het plan ten grondslag liggende gedachten vermeld. Ook wordt verslag gedaan van de resultaten van het over het plan gevoerde overleg en de inspraak.

1.4.2 Regels

Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening worden aan de gronden, die in het plan zijn gelegen, bestemmingen toegewezen met bijbehorende doeleinden en/of functies. Aan deze bestemmingen zijn regels gekoppeld, die regelingen bevatten over het gebruik van deze gronden en van de opstallen die zich daarop bevinden.

Met het oog op de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen schrijft de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (hierna: SVBP) voor de wijze waarop een planregel is opgebouwd en hoe de regels worden ingedeeld (vaste hoofdstukindeling).

1.4.3 Verbeelding

De verbeelding geeft een grafische weergave van het plangebied. In de verbeelding zijn de plangrens, bestemmingen en aanduidingen weergegeven. Het bestemmingsplan onderscheidt een digitale en een analoge verbeelding. Beide verbeeldingen zijn rechtsgeldig, echter bij interpretatieverschillen is de digitale verbeelding beslissend.

De digitale verbeelding is een interactieve raadpleegomgeving via het internet die de gehele inhoud van het bestemmingplan (grafische weergave, regels en toelichting) toont. Door een muisklik op de kaart te geven verschijnen de bijbehorende regels voor die locatie in beeld. Tevens is het mogelijk om te meten op de kaart en door middel van coördinaten (het Rijksdriehoekscoördinatenstelsel) de exacte locatie te bepalen.

De analoge verbeelding bestaat uit 4 bladen en heeft een schaal van 1:1000. De legenda legt een verbinding tussen de bestemmingen, aanduidingen en de regels en geeft een verklaring van de maatvoering, symbolen en topografische ondergrond(en).

Mocht het voorkomen dat er verschil bestaat tussen de analoge en digitale versie van het bestemmingsplan dan is de digitale versie conform het bepaalde in artikel 1.2.3 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening leidend.

1.4.4 Ondergrond

De ondergrond is een samenstelling van de Grootschalige Basiskaart Nederland (landmeetkundig ingemeten topografie) en de kadastrale begrenzingen.

Na de vaststelling van het bestemmingsplan is de gehanteerde ondergrond onlosmakelijk met het bestemmingplan verbonden. De ondergrond is zichtbaar op de analoge verbeelding, deze wordt echter niet standaard getoond in combinatie met de digitale verbeelding. De topografische kaarten en luchtfoto's die worden getoond op www.ruimtelijkeplannen.nl zijn niet altijd up to date en slechts bedoeld als oriëntatiemiddel. Bij interpretatieverschillen is de vastgestelde ondergrond bepalend.

1.5 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 bevat een opsomming van de planologische beleidskaders bestaande uit Europees- en rijksbeleid, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 3 wordt het plangebied beschreven. Hoofdstuk 4 gaat in op de verschillende omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 beschrijft de verschillende hoofdgroepen van bestemmingen en de verschillende juridische regelingen. Hoofdstuk 6 beschrijft de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan en hoofdstuk 7 geeft een beeld van het gevoerde overleg en de doorlopen bestemmingsplanprocedure.

Hoofdstuk 2 Planologisch beleidskader

In dit hoofdstuk wordt het Rijksbeleid, het provinciaal en regionaal beleid en het gemeentelijk beleid, dat van toepassing is op het plangebied Heerlen Zuid, toegelicht. Tevens wordt ingegaan op de consequenties die het beleid heeft voor het bestemmingsplan.

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vormt de overkoepelende rijksstructuurvisie voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2028, met een doorkijk naar 2040. Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland, door middel van een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Om dit doel te bereiken, werkt het Rijk samen met andere overheden. De SVIR is op 13 maart 2012 vastgesteld door de minister van Infrastructuur en Milieu.

Het rijksbeleid richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen. Het Rijk heeft drie hoofddoelen geformuleerd:

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur;
  • het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid, waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.


In totaal zijn 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd, die bijdragen aan het realiseren van de drie hoofddoelen. Het betreft onder meer het borgen van ruimte voor de hoofdnetwerken (weg, spoor, vaarwegen, energievoorziening, buisleidingen), het verbeteren van de milieukwaliteit, ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke ontwikkeling, ruimte voor behoud van unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten, ruimte voor een nationaal netwerk voor natuur en ruimte voor militaire terreinen en activiteiten.

Het beleid met betrekking tot verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk, onder het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet', over aan provincies en gemeenten. Voor Parkstad Limburg geeft het Rijk in de SVIR wel aan dat het aanpakken van de krimpopgave noodzakelijk is om leegstand en verpaupering te voorkomen. Dit beleid is op regionaal niveau verder uitgewerkt.

De Structuurvisie Infrastructuur Ruimte formuleert geen uitgangspunten die direct gevolgen hebben voor het onderhavige plangebied.

2.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is de "ladder voor duurzame verstedelijking" geïntroduceerd. Deze ladder is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten, waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De ladder voor duurzame verstedelijking is per 1 oktober 2012 verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

De ladder voor duurzame verstedelijking is kaderstellend voor alle juridisch verbindende ruimtelijke plannen van de decentrale overheden. Hieronder vallen naast het bestemmingsplan ook het inpassingsplan en de provinciale verordening die een locatie voor stedelijke ontwikkeling aanwijst. Daarnaast kan het verstandig zijn om de ladder voor duurzame verstedelijking ook te gebruiken bij de opstelling van andere ruimtelijke plannen waaronder structuurvisies.

Een bestemmingsplan heeft een looptijd van 10 jaar en moet voor die periode gebaseerd zijn op reële inschattingen van wat zich voor kan doen in de vraag naar ruimte. Daarmee bestaat een directe relatie met de wettelijke eisen die Artikel 3.1.6. van het Bro stelt aan bestemmingsplannen:

  • lid 2: De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden
  • a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Het onderhavige bestemmingsplan heeft het karakter van een zogenoemd beheerplan en bevat in beginsel geen nieuwe ontwikkelingen. Het doorlopen van de procedure zoals voorgeschreven in de ladder is derhalve niet aan de orde.

2.1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Ter bescherming van de nationale belangen is door het Rijk het "Besluit algemene regels ruimtelijke ordening" (hierna: Barro) opgesteld. De regels van het Barro moeten in acht worden genomen bij het opstellen van provinciale ruimtelijke verordeningen en bestemmingsplannen.


In het Barro zijn regels opgenomen voor de volgende nationale belangen:

  • rijksvaarwegen;
  • mainportontwikkeling Rotterdam;
  • kustfundament;
  • grote rivieren;
  • Waddenzee en waddengebied;
  • defensie
  • hoofdwegen en landelijke spoorwegen
  • elektriciteitsvoorziening;
  • buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • ecologische hoofdstructuur;
  • primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
  • IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
  • erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.


Geen van de in het Barro genoemde nationale belangen heeft betrekking op het onderhavige plangebied.

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014

Op 12 december 2014 hebben Provinciale Staten het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL) 2014, de Omgevingsverordening Limburg 2014 en het Provinciaal Verkeers- en Vervoersprogramma 2014 vastgesteld. Gezamenlijk vormen deze beleidsdocumenten een integrale omgevingsvisie, die vier wettelijke functies vervult: structuurvisie (Wet ruimtelijke ordening), provinciaal milieubeleidsplan (Wet milieubeheer), regionaal waterplan (Waterwet), Provinciaal Verkeer- en Vervoersplan (Planwet verkeer en vervoer).


In het POL staan de fysieke kanten van het leef- en vestigingsklimaat centraal. Belangrijke uitdagingen zijn het faciliteren van innovatie, het aantrekkelijk houden van de regio voor jongeren en arbeidskrachten, de fundamenteel veranderde opgaven op het gebied van wonen en voorzieningen, de leefbaarheid van kernen en buurten en het inspelen op de klimaatverandering.

De centrale ambitie komt voort uit de Limburgagenda: een voortreffelijk grensoverschrijdend leef- en vestigingsklimaat, dat eraan bijdraagt dat burgers en bedrijven kiezen voor Limburg: om er naar toe te gaan en vooral ook om hier te blijven.

Verder staat in het POL kwaliteit centraal. Dat komt tot uiting in het koesteren van de gevarieerd-heid van Limburg onder het motto 'meer stad, meer land', het bieden van ruimte voor verweving van functies, in kwaliteitsbewustzijn, en in dynamisch voorraadbeheer dat moet resulteren in een nieuwe vorm van groeien. Algemene principes voor duurzame verstedelijking sluiten hierop aan, zoals de ladder van duurzame verstedelijking en de prioriteit voor herbenutting van cultuurhistorische en beeldbepalende gebouwen.


Visie Zuid-Limburg

De aantrekkelijkheid van Zuid-Limburg wordt in sterke mate bepaald door de aanwezigheid van relatief op korte afstand van elkaar gelegen, dichtbevolkte stedelijke gebieden (vergelijkbaar met de dichtheid in de Randstad) en het daartussen gelegen unieke Nationaal Landschap Zuid-Limburg. Dit heuvellandschap geeft samen met de historische binnenstad van Maastricht een bijzondere kwaliteit aan deze regio. In Zuid-Limburg wonen ruim 600.000 mensen, meer dan de helft van alle inwoners in Limburg. Het maakt onderdeel uit van een Europese regio met een rijk palet van economische topsectoren.

Tegelijkertijd is Zuid-Limburg in economisch opzicht te typeren als een 'tussenregio', tussen de metropoolregio's Randstad, Vlaamse Ruit en Ruhrgebied. Er zijn relatief weinig bereikbare banen binnen de landsgrenzen en daarmee is sprake van een beperkte veerkracht van de regionale en lokale economie. Daarbij kampt Zuid-Limburg met leegstandsproblematiek op het gebied van woningbouw, kantoren, verblijfsrecreatie, bedrijventerreinen en detailhandel: er is van alles teveel, en dat vraagt om een heldere visie en bovenal sturing.


Planspecifieke aspecten

Voor het plangebied Heerlen Zuid zijn de volgende aspecten uit het Pol2014 relevant.

ZONERING LIMBURG

Op kaart 1: Zonering Limburg is het plangebied grotendeels aangeduid als 'Overig bebouwd gebied' het meest noordelijke gelegen deel is aangeduid als 'Stedelijk centrum'. Het plangebied grenst in het oosten aan de Bronsgroene landschapszone van het Caumerbeekdal met aansluitend het Aambos. In het zuiden vormt het bos- en natuurgebied Imstenrade de begrenzing. In het westen raakt het plangebied de Bronsgroene landschapszone van de Geleenbeek. De Keulseweg en de John F Kennedylaan worden aangeduid als 'Buitengebied', echter in het POL wordt het Buitengebied gedefiniëerd als alle andere gronden in het landelijk gebied, vaak met een agrarisch karakter. Met ruimte voor doorontwikkeling van agrarische bedrijven. Hier is in het onderhavige geval geen sprake van.

afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP030300W000006-0401_0004.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP030300W000006-0401_0005.png"  

Uitsnede kaart 1 'Zonering Limburg' van het POL 2014 (plangebied aangegeven met zwarte lijn)

Aanduiding Goudgroene natuurzone (Kaart 1 Zonering Limburg en Kaart 7 Natuur)

De goudgroene natuurzone is een gebied van provinciaal belang In deze gebieden is sprake van een gezamenlijke regie van Provincie en gemeenten.

De opgave is het realiseren van een robuust en duurzaam in stand te houden netwerk van natuurgebieden als basis voor behoud en herstel van de voor Limburg kenmerkende flora, fauna en habitats, met name in de goudgroene en de zilvergroene natuurzone. Daartoe moeten ook de randvoorwaarden op het gebied van milieu en water worden gerealiseerd en worden cultuurhistorische waarden volwaardig meegewogen, beschermd en daar waar mogelijk versterkt.
Tevens wordt toegewerkt naar een evenwichtige balans tussen de instandhouding van natuur en het op een duurzame wijze benutten van deze natuur en de functies die de natuur vervult voor de mens.

De provincie en gemeenten zetten in op vergroting van de maatschappelijke betrokkenheid bij en draagvlak voor natuur en natuurbeleid door zoveel en zo divers mogelijke partijen verantwoordelijkheid te laten nemen voor natuurontwikkeling. In het kader van de vermaatschappelijking van het natuurbeleid wordt – waar dat kan zonder afbreuk te doen aan de Europese en de nationale natuurdoelen - bij de aanleg, de inrichting en het beheer van natuur met name buiten de goudgroene natuurzone rekening gehouden met economische, sociale en culturele wensen. Bijvoorbeeld door het optimaliseren van mogelijkheden voor recreatief gebruik van natuurgebieden, het aanleggen van meer natuur- en landschapselementen in en nabij steden en dorpen, maar ook door vergroening van bedrijventerreinen en van krimpgebieden. Hierbij streven wij naar een in de maatschappij breed gedragen gevoel van eigenaarschap van de natuur en het nemen van verantwoordelijkheid voor natuur en groen, ook in de eigen leefomgeving.

Afspraken over kwaliteitsbehoud en plaatselijke kwaliteitsverbetering in de bestaande natuurgebieden in de goudgroene natuurzone vinden plaats via uitvoeringsovereenkomsten met de terreinbeherende natuurorganisaties en de koepels van particuliere grondeigenaren. Natuurcompensatieverplichtingen worden mede ingezet om areaaluitbreiding van natuur in goudgroene natuurzone te realiseren.


De planologische bescherming van de goudgroene natuurzones krijgt vorm door een nee-tenzijbescherming in de Omgevingsverordening.

Aanduiding Stedelijk Centrum

Het als Stedelijk Centrum aangeduide gebied, gelegen in de grotere binnensteden kenmerkt zich door een mix aan functies die deze gebieden een vitaal, stedelijk karakter geeft. Deze gebieden zijn cruciaal voor de aantrekkingskracht en uitstraling van Limburg.

De accenten liggen op:

  • de ontwikkeling van een centrum-stedelijk woonmilieu;
  • bovenregionale (verzorgend) centrumvoorzieningen en detailhandel;
  • de multimodale bereikbaarheid;
  • de cultuurhistorie.

Het vestigingsklimaat, de kenniseconomie en de inwoners hebben baat bij aantrekkelijke centra met een interessante mix aan kennis, cultuur en voorzieningen, waar men elkaar kan ontmoeten. In deze interactiemilieus draait het om nabijheid, kwaliteit van de openbare ruimte en ‘placemaking’.

Voor de regio Zuid-Limburg zijn de binnensteden van Maastricht, Heerlen en Sittard de belangrijkste ontmoetingsplekken waar deze mix kan worden aangetroffen. Maar ook buiten de binnensteden hebben zich levendige ontmoetingsplekken ontwikkeld. Er is een onderscheid te maken tussen 5 verschillende interactiemilieus: stedelijke centra, campussen, overige regionale voorzieningen, publiekstrekkers en logistieke knooppunten.

Wanneer werk en voorzieningen steeds meer worden gebundeld in een aantal centra en knooppunten, zijn rechtstreekse onderlinge verbindingen en een goede bereikbaarheid vanuit de woongebieden van groot belang. Om de bereikbaarheid (vanwege congestie), maar ook de leefbaarheid en omgevingskwaliteit (vanwege parkeerdruk en milieubelasting) te kunnen garanderen is naast een goede autobereikbaarheid ook een goede bereikbaarheid per regionaal openbaar vervoer noodzakelijk (multimodaliteit).

Ontwikkeling centrum-stedelijk woonmilieu

De noodzakelijke transformatie kan slechts slagen als de regionale partners gezamenlijk invulling weten te geven aan dynamisch voorraadbeheer. Dat omvat het werken aan de kwaliteit van de bestaande voorraad, door kwaliteitsverbetering, herstructurering en waar nodig sloop. Maar ook het terugdringen van nog niet gerealiseerde plannen die niet bijdragen aan de beoogde vernieuwing. En dynamisch voorraadbeheer betekent ook dat er slechts ruimte is voor nieuwe toevoegingen aan de voorraad als deze echt kwaliteit toevoegen en samengaan met het schrappen van slechte voorraad.

Bovenregionaal verzorgend centrum voorzieningen en detailhandel

De meeste beslissingen over de ontwikkeling van de winkelvoorzieningen worden op lokaal niveau genomen. Daarbij gaat het om de vraag hoe we de kwaliteit van de winkelgebieden kunnen behouden of versterken, bijvoorbeeld door verbindingen met andere functies zoals wonen, werken, cultuur, recreatie en horeca. Er zullen keuzes gemaakt worden over het compacter maken van winkelgebieden. Om te zorgen voor blijvend bloeiende winkelgebieden, is een heldere visie nodig op het toekomstige voorzieningenniveau van dorpen en steden.

De aanpak van leegstand vraagt om maatwerk en kan het beste op lokaal niveau opgepakt worden.

Multimodaal bereikbaar

De bereikbaarheid van Limburg is in het algemeen redelijk op orde. Deze gunstige bereikbaarheid willen we in ieder geval behouden. Onbereikbare plekken zijn er niet, met het realiseren van enkele grote infrastructuurprojecten zijn de afgelopen jaren belangrijke stappen gezet om knelpunten aan te pakken en ontbrekende schakels te realiseren. De huidige verkeersdruk op de wegen leidt over het algemeen niet tot grootschalige, structurele congestie.

Op een aantal punten zijn nog verbeteringen gewenst. Die hebben vooral te maken met het verbeteren van de bereikbaarheid van de economische topsectoren via het hoofdwegennet en de internationale bereikbaarheid via het OV. De logistieke sector vraagt in het bijzonder om een goede bereikbaarheid. Belangrijke aandachtspunten daarbij voor de korte termijn zijn de spoorverbinding Roermond – Heerlen – Aken en de decentralisatie van de stoptreindiensten in Zuid-Limburg.

Cultuurhistorie

Een generieke opgave voor heel Limburg is het behoud, beheer en beleving van de hoofdlijnen van de historische gelaagdheid van het landschap. Van belang is dat ons monumentaal erfgoed zoveel mogelijk (her-)gebruikt wordt, met aandacht voor landschappelijke inbedding.

Aanduiding Overig bebouwd gebied

Het overig bebouwd gebied wordt in het POL omschreven als gemengde woon/werkgebieden met voorzieningen, deels met een stedelijk en deels met een dorps karakter.
De volgende accenten worden geformuleerd:
- de transformatie van de regionale woningvoorraad;
- de bereikbaarheid
- een balans tussen voorzieningen en detailhandel
- stedelijk groen en water
- de kwaliteit van de leefomgeving

Transformatie regionale woningvoorraad

De Limburgse woningmarkt biedt voldoende woningen van de juiste kwaliteit op de juiste plek. De woningvoorraad biedt voldoende mogelijkheden voor doorstroming, is toekomstbestendig en kan flexibel inspelen op (veranderende) woonwensen. Kwantitatief ligt er een aanzienlijke opgave om te zorgen dat de woningmarkt aansluit bij de demografische ontwikkeling. De totale behoefte in Zuid-Limburg daalt vanaf 2017. De opgave ligt dan ook vooral in het onttrekken van incourante (particuliere) woningen, het omvangrijk genoeg houden (c.q. maken) van het aanbod aan huurwoningen, en het planologisch niet meer uitbreiden van hetgeen er al in overvloed is.

Bereikbaarheid

Bereikbaarheid en regionale infrastructuur dragen rechtstreeks bij aan de kwaliteit van het vestigingsklimaat van de provincie en daarmee aan de ontwikkelingsmogelijkheden van de regionale economie en het leefklimaat. Het is een belangrijke randvoorwaarde voor bedrijven en burgers om zich hier te (blijven) vestigen. De bereikbaarheid van Limburg is in het algemeen redelijk op orde. Deze gunstige bereikbaarheid willen we in ieder geval behouden.

De fiets kent een snel stijgende populariteit. Daarom wordt de compleetheid en samenhang van het utilitaire fietsnetwerk, dit zijn voornamelijk woon-werkverkeer en schoolroutes, in samenwerking met de gemeenten onderzocht en aangepakt. Verder willen we met de ontwikkeling van snelfietsroutes inspelen op de grotere actieradius en de mogelijkheden van de elektrische fiets.

Balans voorzieningen en detailhandel

De demografische ontwikkeling, gekoppeld aan trends als schaalvergroting, individualisering, vergroting van de mobiliteit, de opmars van digitale apparaten en interactieve applicaties heeft consequenties voor het voorzieningenniveau.Terwijl het accommodatiebeleid van veel gemeenten in de afgelopen decennia gericht was op het realiseren van een fijnmazig netwerk van maatschappelijke voorzieningen, moet deze koers nu drastisch verlegd worden. Het uitgangspunt van ‘gelijke monniken, gelijke kappen’, in iedere wijk of kern dezelfde voorzieningen, is niet langer vol te houden, want het effect hiervan is een versnipperde voorzieningenstructuur met onderlinge concurrentie en met negatieve gevolgen voor de kwaliteit, de functionaliteit en de exploitatie van het maatschappelijk vastgoed.
Dit geldt evenzeer voor commerciële voorzieningen. We zien over de volle breedte van het voorzieningenpalet een gestaag toenemende leegstand, op de locaties waar het draagvlak in de bevolking te gering is. Multifunctionaliteit van voorzieningen blijft van belang. Financiële overwegingen zullen een nog sterkere rol gaan spelen bij het zoeken naar nieuwe combinaties.
Opschaling van bepaalde voorzieningen, zoals sporthallen, cultuur- en onderwijsinstellingen, lijkt onontkoombaar om een verantwoorde exploitatie en kwaliteit te handhaven. Toch blijven lokale voorzieningen cruciaal voor de leefbaarheid.

De centrale opgave is dan ook een groei in kwaliteit bij een afnemende kwantiteit.

Stedelijk groen en water

Afvoer van water uit bebouwd gebied wordt beperkt door het afkoppelen en vervolgens laten infiltreren van regenwater. Gemeenten dienen bij nieuwbouw en herstructurering 100% af te koppelen en bij bestaande bebouwing ‘maximale afkoppeling binnen grenzen van doelmatigheid’ als beleidslijn te hanteren. Met doelmatigheid bedoelen wij dat het afkoppelen bij bestaande bebouwingen wordt uitgevoerd wanneer het eenvoudig te realiseren (bijvoorbeeld veel achterzijden van woningen met een tuin) of te combineren is met andere werkzaamheden in de stedelijke inrichting, zoals riool- en wegenrenovaties. Onze voorkeursvolgorde is: zoveel mogelijk vasthouden/infiltreren, als dat niet kan dan bergen en pas als laatste optie het afvoeren van het gescheiden regenwater. Gemeentelijke overstorten van het riool op het oppervlaktewater dienen sterk verminderd te worden en op de lange termijn zoveel mogelijk te worden opgeheven om aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water te kunnen voldoen. Dit draagt zowel bij aan een gezonder watersysteem en leefklimaat als ook aan de beperking van wateroverlast.

Kwaliteit leefomgeving

Met name de demografische veranderingen en de sociaal-economische ontwikkeling kunnen de kwaliteit van de woon- en leefomgeving onder druk zetten, zowel in de stedelijke als in de landelijke gebieden. Leegstand van vastgoed, verpaupering, stagnerende economische bedrijvigheid en een negatieve impact op de sociale infrastructuur vragen om maatregelen op korte en langere termijn.

LIMBURG REGIONAAL

Op kaart 2: Limburg Regionaal is het plangebied aangeduid als 'Regio Zuid-Limburg'. Het plangebied valt binnen de zone 'Nationaal Landschap Zuid-Limburg'.

Versterken relatie met de aangrenzende stedelijke gebieden

Om de kwaliteiten van het Nationaal Landschap te versterken is het essentieel dat het landelijk gebied en de omliggende stedenring vanuit een gezamenlijke inzet en visie samenwerken. Ook de ruimtelijke relaties tussen het Nationaal Landschap, het aangrenzende stedelijke gebied en het Maasdal dienen hierbij versterkt te worden. Door de aanleg van grootschalige noord-zuidgerichte infrastructuur (snelweg, spoorweg, kanaal) is de relatie tussen het Maasdal en het Zuid-Limburgse landschap voor een deel verloren gegaan. Zowel vanuit het Heuvelland als vanuit de stedelijke gebieden kan de ruimtelijke relatie met het Maasdal worden verbeterd (bijv. ter hoogte van het Geuldal via het programma Landgoederenzone).

Met name in de regio’s Parkstad Limburg en de Westelijke Mijnstreek biedt de transformatieopgave op het gebied van wonen een uitgelezen kans om de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren en landschappelijke structuren te herstellen. In Parkstad kan de regionale bekenstructuur als leidend principe worden gehanteerd.

Conclusie Plangebied:

Bestemmingsplan Heerlen Zuid heeft een conserverend karakter en legt de bestaande situatie vast. Er is geen sprake van toevoeging van nieuwe woningen aan de bestaande planvoorraad. Het huidige gebruik van de gronden is in lijn met het gestelde in de POL2014 en de Omgevingsverordening en als zodanig bestemd.

2.2.2 Omgevingsverordening Limburg 2014

De Omgevingsverordening Limburg 2014 bevat de regels die nodig zijn om het omgevingsbeleid van POL 2014 juridische binding te geven. Specifiek voor de doorwerking van het ruimtelijk beleid is in de verordening een hoofdstuk Ruimte opgenomen. Dit hoofdstuk bevat uitsluitend instructiebepalingen die zijn gericht tot gemeentebesturen. Zij moeten deze regels in acht nemen bij het vaststellen van bestemmingsplannen, beheersverordeningen en bij het verlenen van omgevingsvergunningen.

In het hoofdstuk Ruimte zijn voor een beperkt aantal onderdelen van het POL-beleid regels opgenomen. Daarnaast zijn regelingen opgenomen die naar de mening van het Rijk door de Provincies nader moeten, dan wel kunnen worden uitgewerkt in een provinciale ruimteverordening. Met name gaat het dan om de regels voor de ecologische hoofdstructuur, die zijn ondergebracht in het onderdeel Goudgroene natuurzone.


In de verordening is onder andere bepaald dat nieuwe stedelijke ontwikkelingen in beginsel een plaats moeten krijgen binnen het bestaande stedelijk gebied (overeenkomstig de Ladder voor duurzame verstedelijking). Herbenutting van leegstaande monumentale en beeldbepalende gebouwen krijgt hierbij bijzondere aandacht.

Verder bevat de Omgevingsverordening de bepaling dat een ruimtelijk plan voor een gebied gelegen in de regio Zuid-Limburg niet voorziet in de toevoeging van nieuwe woningen aan de bestaande planvoorraad (ofwel de woningen die zijn opgenomen in de voor 5 juli 2013 vastgestelde ruimtelijke plannen en die nog niet zijn gerealiseerd). Uitzondering hierop vormt een woningbouwplan dat voldoet aan de door Gedeputeerde Staten vastgestelde 'Kwaliteitscriteria nieuwe woningen Zuid-Limburg'.

Doorwerking plangebied

Bestemmingsplan Heerlen Zuid heeft een conserverend karakter en legt de bestaande situatie vast. Er is geen sprake van toevoeging van nieuwe woningen aan de bestaande planvoorraad. Het huidige gebruik van de gronden is in lijn met het gestelde in de POL2014 en de Omgevingsverordening en als zodanig bestemd.


In de Omgevingsverordening is een motiveringsplicht opgenomen die gemeenten vraagt om in de toelichting op nieuwe bestemmingsplannen (voor onderdelen van de bronsgroene landschapszone) aan te geven hoe met de bescherming en versterking van de kernkwaliteiten in het betreffende gebied wordt omgegaan. Het onderhavige plangebied grenst welliswaar aan de bronsgroene landschapszone echter de gronden binnen het plangebied zijn niet als zodanig aangeduid.

Het bestemmingsplan Heerlen Zuid is in lijn met het gestelde in de POL2014 en de Omgevingsverordening Limburg 2014.

2.2.3 Provinciale woonvisie

De Provincie heeft een belangrijke rol als regisseur op de woningmarkt. Gelet op de problematiek op de huidige woningmarkt en de invloed van de demografische transitie op die markt, verlangen gemeenten van de Provincie dat zij die regisseursrol oppakt, met name met het oog op een betere afstemming tussen plekken waar verdund moet worden en plekken waar nog kan worden verdicht, alsmede het beter kunnen verevenen van kosten en opbrengsten binnen de gehele transitieopgave.

Op 1 februari 2011 hebben Provinciale Staten van Limburg de Provinciale Woonvisie 2010-2015 vastgesteld. In deze visie is de ambitie van de provincie op het gebied van wonen uiteengezet en is de rol van regisseur die de provincie binnen dit beleidsveld wil vervullen nader beschreven.


In de woonvisie is nadrukkelijk rekening gehouden met de gevolgen van de bevolkingsdaling voor het woonbeleid van de verschillende woonregio's. Dit leidt tot een gedifferentieerde benadering per regio.


Zuid-Limburg wordt nu al sterk beïnvloed door de krimp. Voor heel Zuid-Limburg wordt voor de periode 2010-2030 een afname van de woningvoorraad met 16.000 woningen verwacht. De Stadsregio Parkstad neemt hierbij binnen Zuid-Limburg een bijzondere positie in. De kwantitatieve sloopopgave in Parkstad is becijferd op ruim 13.000 woningen tot 2020. Om dit te bereiken hanteert de provincie voor Parkstad m.b.t. de woningvoorraadontwikkeling een beleid met als kwantitatief uitgangspunt: "een erbij is twee eraf".


Zowel Heerlen als Parkstad hebben van meet af aan bedenkingen geuit tegen dit kwantitatieve uitgangspunt. Reden daarvoor is, dat een rigide toepassing van dit principe, investeringen in het verbeteren van de woningvoorraad per definitie financieel onhaalbaar maakt.


De regio Parkstad heeft het provinciaal woonbeleid - met uitzondering van dit principe - verder uitgewerkt in haar eigen woonbeleid, dat tevens het woonbeleid voor de gemeente Heerlen vormt. Een samenvatting van dit beleid is opgenomen in paragraaf 2.3.

2.3 Regionaal beleid

2.3.1 Structuurvisie Parkstad Limburg

De regio Parkstad Limburg heeft een eigen intergemeentelijke structuurvisie vastgesteld: 'Ruimte voor park & stad' (2009). De visie beoogt de missie van de regio, 'het in duurzame samenhang ruimtelijk-economisch ontwikkelen van de regio en het verhogen van de ruimtelijke kwaliteit', te verwezenlijken. Als alle partijen hun krachten bundelen, moet het mogelijk zijn om in 2030 deze kwaliteiten in Parkstad Limburg te ervaren:

  • Meer en beter bereikbaar groen, meer ecologische kwaliteit en structuur, onder andere door een groter contrast van stad en land;
  • Een sterke economie, voortbouwend op bestaande kwaliteiten en ontwikkelend op o.a. een innovatieve energiesector, toeristische dag- en verblijfrecreatie, een hoogwaardige zorginfrastructuur en dito opleidingsfaciliteiten;
  • Een geherstructureerd stedelijk gebied met Heerlen-Centrum als Parkstad-centrum; een hoogstedelijke kern die hoge, gevarieerde woonkwaliteit met passende voorzieningen biedt voor bestaande én nieuwe kansrijke doelgroepen;
  • Een uitstekende ontsluiting en bereikbaarheid via de Binnenring en het openbaar vervoer, waardoor Parkstad Limburg ook internationaal een steviger positie verwerft.


De intergemeentelijke structuurvisie zet de toekomstlijnen uit voor twee structuurdragers: ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit en de economisch-maatschappelijke ontwikkeling. Deze dragers zijn uitgewerkt door middel van vier hoofdthema's:


Ruimtelijke identiteit - regionale ontwikkeling met de natuur als goede buur

Natuur en landschap, inclusief het rijke erfgoed, beek- en rivierdalen vormen de basis voor een duurzame versterking van identiteit en vitaliteit. De stad krimpt, verdicht en laat zo de natuur ruimte voor groen en waterstructuren.


Economie - meer vitaliteit vanuit historische en huidige kracht

Hoofdambitie is economische structuurversterking met als strategie ruimtelijke concentratie en revitaliseren van locaties die niet aan moderne eisen voldoen, onder toepassing van de SER-ladder. Bij revitalisering van bestaande locaties krijgt kleinschalige bedrijvigheid nadrukkelijk de ruimte.


Wonen - meer kwaliteit voor een veranderende bevolking

Herstructurering gaat voor uitbreiding: het bedienen van de veranderende wensen van bestaande en nieuwe doelgroepen verloopt dus vooral via een kwalitatieve vervangingsopgave. In principe geen uitbreiding buiten huidige stedelijke contour.


Mobiliteit - meer samenhang, betere bereikbaarheid

De ambitie is een betere bereikbaarheid via de weg en het spoor, zowel regionaal als internationaal. De nieuwe ringstructuur ontlast de oude radiale wegenstructuur. Hierbij hoort een heldere, eenduidige categorisering van wegen naar hun functie. Dit is in de structuurvisie vertaald naar een XL t/m S-aanduiding.

Ontwikkelingen in plangebied:

Op de bij de structuurvisie behorende ontwikkelingskaart kan voor het onderhavige plangebied voor de verschillende thema's het volgende worden geconcludeerd.

Binnen het thema ruimtelijke identiteit zijn de volgende uitgangspunten van belang:
- het versterken en renatureren van de beekdalstructuur van de Caumerbeek;
- de direct aan dit plangebied grenzende groengebieden moeten met elkaar verbonden worden om zo de zogenoemde "groene voegen" te versterken;
- ter plaatse van de Keulseweg (N281) dient de ruimtelijke kwaliteit t.b.v. de Parkstadring te worden versterkt.

Binnen het thema economie zijn de volgende aspecten van belang:
- Binnen het plangebied verdient de "Via Belgica"bijzondere aandacht. Deze Romeinse heirbaan (legerweg) van Keulen naar Boulogne sur Mer doorkruist Parkstad Limburg van oost naar west en kan model staan voor een ‘culturele as’: een cultuurhistorisch aanbod om de Romeinse geschiedenis in samenhang met de buitenlandse onderdelen te beleven. Toeristische projecten om deze functie gestalte te geven zijn o.a. het op de hoek Kruisstraat-Coriovallumstraat gelegen Thermenmuseum;
- Direct grenzend aan het plangebied ligt Heerlen-Centrum. Dit is het hoofd(winkel)centrum van Parkstad. Door de krimp dient de omvang van winkelcentra aan te worden gepast aan demografische ontwikkelingen. Concentratie is uitgangspunt, derhalve wordt ingezet op het vermijden van nieuwe geen solitaire en/of perifere ontwikkelingen. Leegstaande winkellocaties kunnen met zorg en en kleinschalige serviceverlening worden ingevuld.

De vier hoofdthema's uit de structuurvisie zijn concreet uitgewerkt in diverse beleidsnota's, op zowel regionaal als gemeentelijk niveau. Deze komen in de volgende paragrafen aan bod, daarbij wordt tevens aangegeven of en zo ja welke impact zij op het bestemmingsplan Heerlen Zuid hebben.

afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP030300W000006-0401_0006.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP030300W000006-0401_0007.png"  
Uitsnede ontwikkelingskaart Structuurvisie Parkstad Limburg    
2.3.2 Herstructureringsvisie Parkstad

In december 2009 heeft het Parkstadbestuur de "Herstructureringsvisie voor de woningvoorraad Parkstad Limburg 2008-2020" vastgesteld, die in januari 2010 door de raden van de Parkstadgemeenten is bekrachtigd. De Herstructureringsvisie geeft inzicht in de gebieden waar in Parkstad Limburg transformatie van de woningvoorraad nodig is, in het licht van de teruglopende en veranderende woningbehoefte, om te komen tot een duurzame ruimtelijke structuur. Per gemeente en voor geheel Parkstad is de transformatie-opgave tot en met 2020 geformuleerd in de vorm van een ‘envelop’. Deze enveloppen bestaan uit een kwantitatieve en een kwalitatieve transformatieopgave (onttrekkingen ten gevolge van bevolkingsdaling en bouwplannen en vervangingsopgave), zodat de partners gestimuleerd worden om afwegingen te maken: soms kan het verstandiger zijn een ‘papieren plan’ te stoppen dan een daadwerkelijke woning te slopen. Met overzichtskaarten is aangegeven waar de herstructureringsopgave gaat 'landen', waarbij onderscheid is gemaakt in drie typen gebieden:

Beheergebieden

In deze gebieden vindt, buiten de eventuele realisatie van ABC-plannen, geen herstructurering van de woningvoorraad plaats. Binnen beheergebieden kunnen wel overige ontwikkelingen plaatsvinden, niet zijnde woningbouwherstructurering.


Verdunningsgebieden

In verdunningsgebieden zal de verdunningsopgave landen. Dit zijn gebieden waar een kwaliteitsslag gemaakt kan worden door verdunning, voor wat betreft o.a. het wonen, het verminderen van druk op het openbaar gebied, vergroening en verbetering van leefbaarheid in het algemeen. Hierbij kan gedacht worden aan sloop en nieuwbouw, maar ook aan bijvoorbeeld samenvoeging en aanpassing van woningen.

Ontwikkelingsgebieden

Dit zijn gebieden waar door de gemeenten (en partners), in het kader van de krimp, reeds integrale plannen zijn opgesteld die structuur-en functieverandering omvatten en die bekend zijn in de gemeente. Naast ontwikkelingsgebieden in het kader van de krimp, kunnen ook nog andere (grootschalige) ontwikkelingen binnen de gemeenten gepland of in uitvoering zijn die losstaan van de krimpopgave. Tevens kan in een aantal ontwikkelingsgebieden een deel van de verdunningsopgave landen.

De in november 2010 geactualiseerde envelop bevat voor Heerlen tot 2020 een netto verdunningsopgave van 5.000 wooneenheden en een vervangingsopgave van 6.800 wooneenheden.

In paragraaf 2.3.4 wordt ingegaan op de consequenties van de Herstructureringsvisie Parkstad voor het gemeentelijke woningbouwbeleid en het bestemmingsplan Heerlen Zuid.

2.3.3 Regionale woonstrategie

In december 2012 heeft de Parkstadraad de Regionale Woonstrategie Parkstad 2012-2020 vastgesteld. Met deze Woonstrategie willen de Parkstadgemeenten vorm en inhoud geven aan het kwalitatieve aspect van de transitieopgave van de woningvoorraad. Daarbij ligt de focus met name op drie aspecten:

- Terugbrengen volume bouwplancapaciteit
De gemeenten in Parkstad erkennen dat er nog steeds 'te veel' plannen in ontwikkeling zijn. Het beleid is erop gericht om dit aantal in volume terug te brengen op basis van kwaliteitscriteria. Een en ander leidt eind 2013 tot een nieuwe regionale woningbouwprogrammering, waarbij naast nieuwbouwplannen ook sloopplannen inzichtelijk worden gemaakt.

- Aanpak bestaande particuliere woningvoorraad
De leegstand lijkt zich meer en meer te concentreren in de minder courante delen van de particuliere woningvoorraad. Parkstad zal gericht strategieën voor de aanpak van de particuliere voorraad ontwikkelen. Het doel ervan is om woongebieden kwalitatief op een hoger peil te brengen of op het hoge peil te houden zodat de regio aantrekkelijk blijft, ook voor huishoudens van buiten. Een van de thema's is net als bij nieuwbouw om de duurzaamheid ofwel energieprestaties van woningen te vergroten.

- Doorstroming/focus op doelgroepen
Parkstad focust de komende periode op het bevorderen van dynamiek op de woningmarkt en het tegemoet komen aan de wensen van de bevolking die nu in Parkstad Limburg woont. Daarnaast gaat de aandacht uit naar mogelijke toetreders van de woningmarkt in Parkstad, hetgeen nichemarkten betreft zoals arbeidsmigranten, kenniswerkers, HBO en WO studenten en bijvoorbeeld geïnteresseerden voor een tweede woning.

In paragraaf 2.3.4 wordt ingegaan op de consequenties van de Regionale Woonstrategie voor het gemeentelijke woningbouwbeleid en het bestemmingsplan Heerlen Zuid.

2.3.4 Structuurvisiebesluit wonen

Op 31 oktober 2011 heeft het Parkstadbestuur een structuurvisiebesluit genomen, dat ingaat op het thema wonen. Zoals geschetst in het regionale woonbeleid (o.a. Herstructureringsvisie voor de woningvoorraad Parkstad Limburg) is het, mede uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, gelet op de voorziene ontwikkelingen van het aantal huishoudens in Parkstad Limburg, niet gewenst om de regionale woningvoorraad verder te laten toenemen om het (toekomstige) overschot aan woningen niet nog verder te laten toenemen. Wel blijft de noodzaak aanwezig om de samenstelling van de woningvoorraad aan te passen aan de veranderende woonwensen. Daarvoor zullen nieuwe woningen moeten worden gerealiseerd die dienen als vervanging van bestaande voorraad.

Geen verdere toename van de omvang van de regionale woningvoorraad betekent dat het wenselijk is dat nog beschikbare vigerende plancapaciteiten die leiden tot een toename van de regionale woningvoorraad niet per definitie moeten worden gerealiseerd en dat in voorbereiding zijnde uitbreidingen van de regionale woningvoorraad niet altijd worden omgezet in daadwerkelijke additionele plancapaciteit.

Beleidsbesluit

In haar regionaal woonbeleid, gepubliceerd als eigen beleid door de Parkstadgemeenten, geeft de Stadsregio aan wat de opgave in de regionale woningvoorraad t/m 2020 is (regionale kaders). Uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening dient de woningvoorraad binnen de gemeenten in Parkstad Limburg zich te bewegen binnen deze gestelde kaders.

Vigerende bestemmingen die woningbouw mogelijk maken, waarvan op 1 januari 2013 nog geen gebruik is gemaakt, zullen daartoe bij actualisatie van het bestemmingsplan worden herzien tenzij die locaties zijn opgenomen of passen binnen de regionale afsprakenkaders (o.a. de woningbouwprogrammering).

In het onderhavige bestemmingsplan zijn de bestaande woningen positief bestemd, door ze een bouwvlak en/of een functieaanduiding toe te kennen. De bouwtitels die niet zijn benut krijgen geen bouwvlak en/of functieaanduiding en mogen daarmee op basis van het bestemmingsplan niet meer worden gerealiseerd.

Het betreft hier bouwtitels die reeds sedert de jaren zeventig van de vorige eeuw bestaan. Kennelijk heeft er in al die tijd geen zwaarwegende behoefte of belang bestaan deze bouwmogelijkheden ook daadwerkelijk te realiseren.
Voor een opsomming van de locaties waar woningbouwtitels geschrapt worden, verwijzen wij naar de Bijlage 1 te schrappen woningbouwtitels bij deze toelichting.

2.3.5 Retailstructuurvisie

De Parkstad Raad heeft op 21 februari 2011 de Retailstructuurvisie Parkstad Limburg 2010-2020 vastgesteld. Doel van deze visie is te komen tot een duurzame retailstructuur voor Parkstad Limburg die bestand is tegen de demografische ontwikkelingen en ruimte biedt voor de dynamiek in de retailsector, waardoor het een bijdrage levert aan het versterken van de economische structuur.

De huidige retailstructuur in Parkstad Limburg bestaat uit de Heerlense binnenstad en de centra van de satellietsteden, te weten Brunssum centrum, Kerkrade centrum, Hoensbroek centrum en Landgraaf Op de Kamp. Daarnaast zijn er nog verschillende buurt- en wijkverzorgende centra, de dorpscentra en de grootschalige perifere locaties.

Voor de gewenste toekomstige retailstructuur van Parkstad vormt de bestaande retailstructuur het vertrekpunt. Daarbij gaat de beleidsagenda van Parkstad uit van de binnenstad van Heerlen als binnenstedelijk (winkel)centrum voor Parkstad met daaromheen de binnenstedelijke satellietcentra. De overige stedelijke centra richten zich op de lokale consumentenverzorging zonder daarbij de regionale hoofdstructuur nadelig te beïnvloeden.

Vanuit dit gegeven is de toekomstige retailstructuur van Parkstad opgebouwd uit de volgende detailhandelsconcentraties:

  • bovenregionaal verzorgende centra (Heerlen binnenstad, woonboulevard In de Cramer en Parkstad Limburg Stadion);
  • regionaal verzorgende centra (satellietcentra Kerkrade-centrum, Brunssum centrum, Landgraaf en het perifere detailhandelsaanbod op bedrijventerrein Emma);
  • lokaal verzorgende centra (met een verzorgingsgebied ter grootte van een dorp, wijk of buurt).

(Bestaand) winkelaanbod in gebieden buiten de aangewezen locaties (onder andere verspreid en op bedrijfsterrein) is ongewenst.

Tot slot wordt met richtbeelden aangegeven welk type voorzieningen per soort detailhandelsconcentratie passend zijn. Deze richtbeelden maken de consument duidelijk waar het primaat ligt voor de aankoop van dagelijkse artikelen, waar doelgerichte aankopen zijn geclusterd en welk profiel hieraan is gekoppeld en dat Heerlen centrum de primaire functie vervult voor recreatief winkelen binnen de regio Parkstad Limburg.

In paragraaf 2.3.6 wordt ingegaan op de consequenties van de Retailstructuurvisie voor het gemeentelijke retailbeleid en het bestemmingsplan Heerlen Zuid.

2.3.6 Structuurvisiebesluit retail

Op 31 oktober 2011 heeft het Parkstadbestuur een structuurvisiebesluit genomen, dat ingaat op het thema retail. Zoals geschetst in het regionale retailbeleid (Retailstructuurvisie 2010-2020, Parkstad Limburg) is het, mede uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, gezien de voorziene ontwikkelingen van het aantal huishoudens in Parkstad Limburg en de daarmee samenhangende afname van het bestedingspotentieel, niet gewenst om de regionale retailvoorraad nu verder te laten toenemen. Voorkomen moet worden dat het (toekomstige) overschot aan winkelvloeroppervlak nog verder toeneemt.
Echter, ondanks het teruglopen van het omzetpotentieel dient er wel ruimte geboden te worden aan uitbreiding van winkelaanbod op bepaalde locaties. Door deze structuurbepalende gebieden als uitgangspunt te nemen, wordt uitval aan de onderkant van de markt in werking gezet en ontstaat er zodoende schaarste die noodzakelijk is om wenselijke ontwikkelingen ook op wenselijke locaties te laten plaatsvinden.

Geen verdere toename van de omvang van de regionale retailvoorraad betekent dat het wenselijk is dat nog beschikbare vigerende plancapaciteiten die leiden tot een toename van de regionale retailvoorraad niet per definitie moeten worden gerealiseerd en dat in voorbereiding zijnde uitbreidingen van de regionale retailvoorraad niet altijd worden omgezet in daadwerkelijke additionele plancapaciteit.

Beleidsbesluit

In haar regionaal retailbeleid, gepubliceerd als eigen beleid door de Parkstadgemeenten, geeft de Stadsregio aan wat de opgave in de regionale winkelvoorraad t/m 2020 is (regionale kaders). Uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening dient de winkelvoorraad binnen de gemeenten in Parkstad Limburg zich te bewegen binnen deze gestelde kaders.

Vigerende bestemmingen die detailhandel mogelijk maken, waarvan op 1 januari 2013 nog geen gebruik is gemaakt, zullen daartoe bij actualisatie van het bestemmingsplan worden herzien, tenzij die locaties zijn opgenomen of passen binnen de regionale afsprakenkaders (o.a. de beslisboom Retailstructuurvisie).

In het onderhavige bestemmingsplan zijn de bestaande winkels positief bestemd, door ze een bouwvlak in combinatie met een functieaanduiding toe te kennen. De locaties die niet als winkel in gebruik zijn krijgen geen functieaanduiding en mogen daarmee op basis van het bestemmingsplan niet meer worden gerealiseerd of opnieuw in gebruik worden genomen.

Het betreft hier bouwtitels en/of gebruiksmogelijkheden die reeds sedert de jaren zeventig van de vorige eeuw bestaan. Kennelijk heeft er in al die tijd geen zwaarwegende behoefte of belang bestaan deze bouwtitels en/of gebruiksmogelijkheden ook daadwerkelijk te realiseren en het gebruik te continueren.

Voor een opsomming van de locaties waar detailhandelsfuncties worden geschrapt, verwijzen wij naar de Bijlage 2 te schrappen gebruiksmogelijkheden bij deze toelichting.

2.4 Gemeentelijk beleid

2.4.1 Ontwerp-Structuurvisie Heerlen 2035

Op dit moment is de Structuurvisie Heerlen 2035 in voorbereiding. Met dit planologisch instrument kan de gemeente de ruimtelijke sturing beter afstemmen op de ruimtelijke opgaven van de toekomst. De ontwerp-structuurvisie is in december 2014 vrijgegeven voor inspraak en wordt in 2015 ter vaststelling aangeboden aan de gemeenteraad. Tot die tijd is er nog geen sprake van vastgesteld beleid, maar kan er al wel reeds op geanticipeerd worden.


De structuurvisie is opgesteld op basis van een belangrijk kantelpunt in de historie van ruimtelijke ontwikkeling in Nederland. De grenzen van de groei zijn bereikt. Er is een eind gekomen aan een onafgebroken periode van vraag naar ruimte en vastgoed.
Nieuwe ontwikkelvraagstukken hebben nu vooral te maken met de vraag hoe om te gaan met bestaand vastgoed en vrijkomende ruimte. De ruimtelijke opgaven voor de toekomst hebben veel vaker betrekking op bestaand vastgoed in plaats van nieuwbouw en zullen gekenmerkt worden door termen als: flexibel, tijdelijk, duurzaam en kleinschalig. Ook de rol van de gemeente verandert. Heerlen moet de slag maken van een toetsende naar een faciliterende overheid. Niet alles zelf herontwikkelen, maar vooral ook initiatieven van ondernemers, marktpartijen en inwoners mogelijk maken, met de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen in deze structuurvisie als uitgangspunt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP030300W000006-0401_0008.png"  

Deze transitieopgaven lopen als een rode draad door de structuurvisie. In de structuurvisie staan inhoudelijk vier thema’s centraal: Vitale stad, Centrale stad, Innovatieve stad en Verrassende stad.


Vitale stad

In het thema Vitale stad wordt een beeld geschetst van woonwijken in 2035. Aan de ene kant willen we inzetten op minder woningen, maar vooral ook op woningen met meer kwaliteit en variatie. Dus geen grootschalige uitbreidingsnieuwbouw meer, maar inzetten op het doorbreken van de eentonigheid van sommige woonbuurten. Aan de andere kant willen we goede voorzieningen blijven aanbieden. Dat kan soms betekenen dat een voorziening uit de buurt verdwijnt als het verzorgingsgebied voor die voorziening te klein wordt. In die gevallen zetten we in op het vormen van sterke voorzieningenclusters in buurten en stadsdelen.


Centrale stad

In het thema Centrale stad beschrijven we hoe we de rol van Heerlen als centrumgemeente in de regio kunnen versterken. Belangrijke speerpunten daarbij zijn een compact kernwinkelgebied met een compleet en gevarieerd winkelaanbod, het realiseren van een Smart Services Campus en het versterken van het stedelijk woonmilieu. Cultuur in al zijn facetten is daarbij een belangrijke bindende factor.


Innovatieve stad

In het thema Innovatieve stad geven we aan hoe we anders kunnen omgaan met stedelijke ontwikkelopgaven bij veranderende omstandigheden. Het hergebruiken van bestaand vastgoed en vrijkomen van ruimte na sloop spelen daarbij een belangrijke rol. Bovendien willen we mondiale duurzaamheidsvraagstukken verbinden met lokale transitieopgaven. Heerlen heeft de ambitie om in 2040 een klimaat-neutrale stad te zijn. Dat is een stad waarin processen rond wonen, werken en leven, niet op negatieve wijze bijdragen aan klimaatverandering.


Verrassende stad

In het thema Verrassende stad wordt beschreven hoe we bestaande cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten beter zichtbaar en tastbaar kunnen maken in de stad. Door het behoud van deze waarden te integreren in de lokale transitieopgaven, krijgen plekken en panden waarmee mensen zich verbonden voelen nieuwe betekenis. Het resultaat van deze transitie is een verrassende stad, waarin het “Verhaal van Heerlen” tot uitdrukking komt.

Deze structuurvisie geeft richting én ruimte voor toekomstige ontwikkeling, zodat we ook op termijn samen een vitale en dynamische stad kunnen blijven. Deze visie is een koers op hoofdlijnen voor de lange termijn. De visie op de middellange termijn is te vinden in de stadsdeelvisie, masterplannen en vergelijkbare documenten die gemaakt zijn en nog opgesteld zullen worden voor de diverse transititiegebieden in de stad.
Het onderhavige bestemmingsplan staat in zijn algemeenheid niet in de weg aan de gewenste transitie en daarmee aan de realisatie van de in de structuurvisie geformuleerde toekomstvisie.
Gelet op het reeds meermaals aangehaalde beheerskarakter van het onderhavige bestemmingsplan kan het wel voorkomen dat voor de realisatie van concrete plannen een separate planologische procedure moet worden gevolgd.

2.4.2 Stadsvisie Heerlen 2026

In 2008 is de "Stadsvisie 2026" door de raad van de gemeente Heerlen vastgesteld. In deze visie worden de belangrijkste maatschappelijke ontwikkelingen benoemd waar Heerlen mee te maken heeft en die ook in de komende jaren van groot belang zullen zijn: de bevolkingskrimp als gevolg van vergrijzing en ontgroening, de individualisering van de samenleving en de daarmee onder druk staande sociale cohesie in buurten en de mondialisering van de economie. Aan de hand van deze thema.s worden kansen gezocht voor de komende jaren. Deze lijken met name te liggen in samenwerking op regionaal (Parkstad Limburg), nationaal (Tripool Zuid-Limburg, G27) en internationaal (MAHHL, Eurocities, Heerlen-Aken) gebied. Naast deze kansen vorm de belangrijkste bedreiging het verminderen van de aantrekkelijkheid, veiligheid en levendigheid van het stadscentrum, waarbij het van belang wordt geacht dat de inwoners zich samen met de stad ontwikkelen. De afgelopen jaren heeft ten aanzien van veiligheid en levendigheid een duidelijke verbeteringsslag plaatsgevonden, die de komende jaren moet worden doorgezet.

Met het thema "Van Coriovallum naar Corioforum" worden vier speerpunten geformuleerd voor Heerlen: Centrumstad, Ondernemende stad, Jeugdige stad en Netwerkstad. De visie wordt samengevat als "Heerlen 2026: Energiek hart van Parkstad".


Heerlen: Centrumstad
Om haar rol als centrumstad te kunnen vervullen zal Heerlen de regio moeten voorzien van een levendig koop- en verblijfscentrum, leefbare en aantrekkelijke hoogstedelijke woonmilieus, goede regionale bereikbaarheid en werkgelegenheid. Het gaat hier om de aantrekkelijkheid van de stad voor de inwoners van de stad, de inwoners van de regio en bezoekers uit de Euregio met als ultieme trekpleister een binnenstad met een hoog voorzieningenniveau.


Een deel van het plangebied ligt zeer dicht tegen de binnenstad aan. Over de binnenstad zegt de stadsvisie dat de binnenstad van Heerlen het hart van de stad en de regio is. Het is voor Heerlen en Parkstad dus van levenbelang dat het centrum van Heerlen bruist en een enorme aantrekkingskracht heeft. De binnenstad voldoet op dit moment niet aan dat beeld: de diversiteit van het winkelaanbod moet verder uitgebreid worden, de winkels liggen verspreid over een te grote oppervlakte, er liggen te veel winkels op solitaire plekken, er wonen te weinig mensen in het stadshart en de binnenstad heeft last van leegstand en onvoldoende natuurlijke looproutes en hoogwaardige en aantrekkelijke verblijfplaatsen.

Daarom is het van belang dat de in de in 2006 vastgestelde integrale centrumvisie genoemde ambtities met betrekking tot het aantrekken van kleinschalige bedrijvigheid, het realiseren van een natuurlijke "bloedsomloop" van looproutes, het stimuleren van wonen in en direct rondom de binnenstad en het realiseren van hoogwaardige pleinen en verbindingen met duidelijke "groene" structuren worden nagestreefd. Deze hoogwaardigheid moet ook worden doorgetrokken naar de bebouwing in de binnenstad. Ook moet de binnenstad levendiger worden.

Een keuze onder andere voor wat betreft de toelaatbaarheid van functies in het onderhavige bestemmingsplan kan mede bijdragen aan het ontstaan van een duidelijkere begrenzing van de binnenstad.

2.4.3 Kantorenbeleid

In de "Structuurvisie Kantoren Heerlen tot 2010" is het gemeentelijk kantorenbeleid uiteengezet. Hoewel de visie in eerste instantie gericht was tot 2010, geldt deze momenteel nog steeds als uitgangspunt voor het kantorenbeleid. Overigens is nieuw beleid in ontwikkeling, dat zal gaan gelden voor alle Parkstad-gemeenten.

In de structuurvisie wordt aangegeven dat het grootste deel van de Heerlense werkgelegenheid zich in de commerciële en niet-commerciële dienstverlening bevindt. In het algemeen zijn de bedrijfsactiviteiten van deze sectoren hoofdzakelijk gehuisvest in kantoorpanden. Het creëren en het behoud van werkgelegenheid vormt één van de speerpunten van het economisch beleid.

Er wordt uitgegaan van vier schaalniveaus voor kantoorlocaties:

  • Zeer kleinschalige kantoorontwikkelingen in woonwijken, hiermee wordt het economisch speerpunt buurteconomie versterkt;
  • Kleinschalige kantoorontwikkelingen langs de openbaar vervoer assen;
  • Grootschalige kantoorontwikkelingen in de stationsomgeving;
  • Locaties voor bedrijfspanden met een kantoorachtige uitstraling.

Situatie 2012

Heerlen is hét kantorencentrum van Parkstad Limburg. Dankzij de samenstelling van bedrijven en instellingen (voornamelijk (semi)overheid en voormalige overheidsbedrijven) kent Heerlen een andere kantorenmarkt dan andere kantoorsteden. Het leegstandspercentage ligt onder het landelijk gemiddelde.

Het probleem in Heerlen is echter dat sprake is van relatief veel incourante leegstaande kantoorgebouwen. Voor een incourant pand geldt dat het leeg staat en er geen zekerheid is dat het in de toekomst weer verhuurd zal worden, met structurele leegstand tot gevolg.

Heerlen zet daarom in de realisatie van courante kantoorgebouwen (zoals in het Maankwartier en het Schinkelkwadrant) én de transformatie van incourante kantoorgebouwen (bijvoorbeeld het CBS-gebouw). Bij de locatiekeuze voor nieuwe kantoren zal uitgegaan worden van het kantoorlocatiebeleid, zoals het hiervoor beschreven is.

Met betrekking tot het onderhavige plangebied geldt het beleidsmatige uitgangspunt dat alleen aan de OV-assen kleinschalige kantoorontwikkelingen kunnen plaatsvinden. Ook zijn in het plangebied veel advocatenkantoren gelegen vanwege (voorheen) de aanwezigheid van het kantongerecht aan de Akerstraat.

2.4.4 Groenbeleidsplan

Het gemeentelijk Groenbeleidsplan is op 14 mei 2013 vastgesteld en vormt sindsdien het gemeentelijk groenbeleid. In dit plan is het vorige groenstructuurplan geïntegreerd.


Het Groenbeleidsplan geeft een middellange termijnvisie (2010-2025) op de gewenste ontwikkeling van het (semi-)openbare groen van de gemeente Heerlen. Behalve een visie op de gemeentelijke groenstructuur bevat het Groenbeleidsplan ook een kader voor het groenbeheer en is er tevens een uitvoeringsprogramma aan gekoppeld. Het Groenbeleidsplan heeft als hoofddoelstelling een integrale, samenhangende en tevens duurzame groenstructuur te realiseren, die recht doet aan de identiteit en eigenheid van Heerlen als onderdeel van Parkstad Limburg en voldoende robuust van karakter is waar het gaat om behoud en verbetering van leefbaarheid en groene kwaliteit.


In de visie op de groenstructuur van de gemeente Heerlen is uitgegaan van de volgende integraal samenhangende componenten:

  • Het landschappelijke kader van Heerlen;
  • De hoofdgroenstructuur van Heerlen;
  • Steenbergen als symbool voor een grenzeloze regio;
  • Schakels tussen Heerlen en het omliggende Euregionale landschap;
  • De hoofdinfrastructuur als uithangbord voor 'park' en 'stad';
  • De historische structuur als (groene) parels in het stedelijke weefsel;
  • Stadsombouw Heerlen: robuust groen met nieuwe functies.
afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP030300W000006-0401_0009.png"  
Groenvisie Heerlen  

De hoofdgroenstructuur van Heerlen kadert de ligging van de verschillende stadsdelen in. Om een goede aansluiting te vormen op de gemeentelijke hoofdgroenstructuur is per stadsdeel de gewenste ontwikkeling van de hoofdgroenstructuur verder uitgewerkt.

Vervolgens is nog verder ingezoomd en is de gewenste groenstructuur in de buurten en buurtschappen beschreven. Hierbij is onderscheid gemaakt in verschillende buurttypen. De visies voor de verschillende buurttypen zijn vertaald in een gereedschapskist voor de groenstructuur per buurttype, waarin de karakteristieken en functies van de hoofd- en subgroenstructuur van een buurttype zijn vastgelegd. Onderscheid wordt gemaakt in structuurgroen en snippergroen, waarbij het uitgangspunt geldt dat snippergroen kan worden afgestoten zonder dat er afbreuk wordt gedaan aan de kwaliteit van de openbare ruimte.

Het plangebied
Hierna wordt, vanuit het groenbeleid geredeneerd een beschrijving van het plangebied gegeven. Daar waar dat nodig is worden uitgangspunten en/of eisen geformuleerd.
 
Op de Nobel – Lindeveld:

  • De Nobelstraat bezit geen openbare groenstructuur. Deze is overigens ook nooit aanwezig geweest. Door krimp komen ruimten vrij die ingevuld kunnen worden als kleine groene parels in de stad;
  • De huidige representatieve uitstraling van pleinen en kleine groengebieden dient op deze wijze in stand te worden gehouden;
  • Bij de straten waarin geen ruimte is voor een (doorgaande) boomstructuur ook geen gedwongen structuur willen implementeren. In het oude straatprofiel kwamen ook alleen bomen voor op plekken waar voldoende ruimte beschikbaar was, zoals bij kruisingen en bij verspringingen in de gevels;
  • Herinrichten van het plein op de kruising Kortstraat / Laan van Hövel tot Westerflier;
  • Rekening houden met de duurzaamheid van de bomen bij deze beperkte ruimte zowel bovengronds als wellicht ondergronds;
  • Soortkeuze van de boomstructuur aansluiten op het sortiment uit de aanlegperiode van de wijk.
afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP030300W000006-0401_0010.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP030300W000006-0401_0011.png"  
huidige groenstructuur   gewenste groenstructuur:
(rood is hoofdgroenstructuur; groen is subgroenstructuur)  

Aarveld – Bekkerveld:

  • Door consequent toepassen van dezelfde soort bomen in een straat of doorgaande weg, kan de herkenbaarheid van wegen en wijken versterkt worden;
  • De centraal gelegen parkgebieden van Aarveld en Bekkerveld dienen hun groene karakter duurzaam te behouden. Het rozarium aan de Celsusstraat vormt een pareltje van de buurt;
  • De groenstructuur in beheer bij de woningcorporatie vormt een wezenlijk deel van het openbaar groen, met name bij de portiekflats. Een gezamenlijk streven naar het behoud van kwaliteit van de openbare ruimte is dan ook wenselijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP030300W000006-0401_0012.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP030300W000006-0401_0013.png"  
huidige groenstructuur   gewenste groenstructuur  

Douve Weien:

  • De doorgaande weg van de Vrusschemigerweg, Zandweg (en Benzenraderweg) moet beter benadrukt worden middels de groenstructuur. Per straatdeel moet er één boomsoort komen met één type onderbeplanting. Per straatdeel mag de onderbeplaning variëren in soort maar niet in vorm en hoogte;
  • De bestaande groenstructuren hebben op sommige plekken een dicht en afschermend karakter, hierbij moet rekening worden gehouden met de sociale veiligheid. Een gelaagde opbouw van plantvakken of strak geschoren plantvakken geven een overzichtelijk verzorgd beeld;
  • De herkenbaarheid van de groenstructuur dient vergroot te worden door een betere afwisseling tussen open en gesloten te creëren, waardoor doorzichten ontstaan en de oriëntatie/routing vereenvoudigd wordt. Op deze wijze kan ook de herkenbaarheid van de hoofdgroenstructuur worden verbeterd.
afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP030300W000006-0401_0014.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP030300W000006-0401_0015.png"  
huidige groenstructuur   gewenste groenstructuur  
2.4.5 Inrichtingsvisie beken

In Heerlen ontspringen vier beken. Twee daarvan, de Geleenbeek en de Caumerbeek, vormen samen bijna 20 kilometer beekdal in de stad. Deze beekdalen spelen een belangrijke rol in de stedenbouwkundige opbouw van de stad, ze leveren een belangrijke bijdrage aan de identiteit van de stad en de buurten en wijken, ze hebben een interessante natuur- en landschapswaarde en een belangrijke functie voor het bergen en afvoeren van water.

Op 2 november 2004 heeft de gemeenteraad de Inrichtingsvisie beken vastgesteld. Primair uitgangspunt van de visie is de beekdalen als een robuuste structuur in het stedelijk weefsel herkenbaar te maken en waar mogelijk te accentueren. Daarmee kunnen de beken weer hun oorspronkelijke functie van dragers van de ruimtelijke structuur krijgen. Er zijn drie hoofdlijnen van ingrepen om dit te bereiken:

  • versterken van de eigen identiteit van de vier beken;
  • barrières opheffen en continuïteit visualiseren;
  • de beekdalen in hun langsrichting herkenbaar en beleefbaar maken.


Binnen het plangebied zijn geen waterlopen aanwezig. Echter in de directe nabijheid van het plangebied zijn de stroomgebieden van de Caumer- en de Geleenbeek gelegen. Vooral aan de oostzijde van het plangebied in het Caumerbeekdal is sprake van bijzondere landschappelijke en natuurlijke waarden. Heerlen ligt op de glooiende hellingen tussen de dalen van de Caumer- en Geleenbeek. Beide beken ontspringen op haar grondgebied en vormen een groene ring om de stad. Ze vinden hun oorsprong in en nabij de hellingen van het hoger gelegen achterland, dat het grote keteldal, waarin Heerlen ligt, omringt. De meanderende beken zijn in de Middenterrastijd ontstaan en daarna uitgeslepen in het vroeger hier aanwezige hoogterras van de Maas. Beide beken zijn voor de economische geschiedenis altijd al van groot belang geweest. Ze zorgden voor de watervoorziening van de Heerlenaren van Prehistorie en Romeinse Tijd tot ver in de twintigste eeuw.
Voor het Caumerbeekdalgebied is een herinrichtingsplan in uitvoering. Tevens ligt langs de Eisenhowerstraat (voormalige Kookerstraat) en de John F. Kennedylaan (voormalige Maarten Luther Kingweg) een stedelijke groenzone die deel uitmaakt van een verbindingszone tussen het Caumerbeekdal en het Geleenbeekdal.

2.4.6 Structuurvisie horeca en evenementen

Op 12 maart 2003 heeft de gemeenteraad het horecabeleid vastgesteld, beschreven in de visie 'Heerlen heeft 't!'. Belangrijk uitgangspunt voor de visie is dat Heerlen de hoofdkern is in Parkstad Limburg en dat deze functie verder uitgebouwd moet worden. Binnen de gemeente is het centrum van Heerlen het gebied waar horeca met een bovenlokale functie is gesitueerd. In de stadsdelen en buurten heeft de horeca een buurtfunctie, is ondersteunend aan andere voorzieningen en wordt optimaal gefaciliteerd.

Horecabedrijven in de (woon)buurten hebben naast een horecafunctie vaak ook een maatschappelijke functie (ontmoetingsfunctie, verenigingsleven). Omdat deze horeca belangrijk is voor de bewoners van Heerlen, dient deze gekoesterd te worden en zoveel mogelijk te worden gefaciliteerd.

Wat betreft de ontwikkelingsmogelijkheden voor de horeca in de buurten buiten het centrum geldt dat er in principe geen uitbreiding van het aantal horecazaken wordt toegestaan. Voor de leefbaarheid is het belangrijk het huidige aanbod te behouden.

In bestemmingsplan Heerlen Zuid worden de bestaande horecazaken positief bestemd. Waar op grond van het huidig vigerend bestemmingsplan mogelijkheden tot vestiging van horeca bestaan, maar die momenteel niet zijn benut, worden deze verwijderd om uitbreiding van het horecaaanbod te voorkomen.

2.4.7 Verkeersveiligheidsplan

In het Verkeersbeleidsplan (vastgesteld 2 augustus 1999) wordt gestreefd naar een significante afname van het aantal verkeersongevallen en verkeersdoden en -gewonden. Bij de aanpak van de problemen werkt Heerlen toe naar duurzaam verkeersveilige wegen.

Een duurzaam veilig verkeerssysteem is gericht op:

  • het organiseren van de verkeersonveiligheidsaanpak;
  • het aanpassen van het wegennet;
  • het inpassen van verkeersveiligheid in het mobiliteitsbeleid;
  • het inpassen van de verkeersveiligheid in de ruimtelijke ordening;
  • het intensiveren van gedragsbeïnvloeding.


De verkeersproblemen in Heerlen zijn het gevolg van onder andere de ontsluiting van het centrumgebied, de bedrijventerreinen, alsmede de ligging van Heerlen ten opzichte van de buurgemeenten en de rijkswegen. Doorgaand en woon-werkverkeer rijden door en langs het centrum en door de woonbuurten. De belangrijkste punten in de verkeersonveiligheid liggen binnen de bebouwde kom op de hoofdwegen met een snelheidslimiet van 50 km/u, in de verblijfsgebieden en bij het vrachtverkeer. In het verkeersveiligheidsplan is een aantal speerpunten en maatregelen benoemd.

In het verkeersveiligheidsplan is op kaart 10 een categorisering van het hoofdwegennet aangegeven. In dit plan worden voor iedere wegfunctie functiekenmerken (m.b.t. vormgeving en gebruik) voorgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP030300W000006-0401_0016.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP030300W000006-0401_0017.png"

Het plangebied omvat verschillende routes met een duidelijke bovenlokale functie:

  • De N281 is als stadsautoweg van belang en heeft twee verbindingen met het plangebied en daarbuiten, via de Welterlaan en de J.F.Kennedylaan. De Welterlaan, uitvalsweg in westelijke richting vormt tezamen met de Burg. Gijzelstraat, de Ruys de Beerenbroucklaan, Franciscusweg en de Groene Boord een onderdeel van de ring van wegen direct rond het centrum.
  • De Akerstraat/Heesbergstraat, overgaand in de Heerlerbaan, is naast de N281 de belangrijkste uitvalsweg naar het zuiden.
  • De J.F. Kennedy-laan vormt onderdeel van een in een wijdere cirkel getrokken ringweg en geeft zowel toegang tot de N281 als ook tot de A79 (autoweg Maastricht-Heerlen).

Alle genoemde wegen hebben de status 'ontsluitingsweg categorie A' .

Enkele andere wegen die (deels) in het plangebied liggen hebben een functie als (wijk)ontsluitingswegen categorie B, bijvoorbeeld de Molenberglaan, de Benzenraderweg, de Burgemeester Waszinkstraat en de Bekkerweg.

De overige wegen hebben over het algemeen het karakter van een erftoegangsweg en zijn veelal ingericht als 30- km wegen. De Johannes XXIII-singel is inmiddels, in afwijking van het Verkeersveiligheidsplan, ingericht als 30km-weg.

In het onderhavige bestemmingsplan hebben deze wegen een bij hun functie passende bestemming gekregen.

2.4.8 Parkeernota Heerlen 2010

Op 2 november 2010 heeft de gemeenteraad de Parkeernota Heerlen 2010 vastgesteld. Aan de hand van deze parkeernota zet de gemeente Heerlen onder meer in op een bruisend en levendig stadscentrum, aantrekkelijke leefbare woonmilieus, een goede bereikbaarheid, een krachtig ondernemersklimaat en hoogwaardig onderwijs. Het parkeerbeleid moet bijdragen aan de totstandkoming van deze speerpunten. De visie op parkeren is dan ook als volgt geformuleerd:

'Heerlen streeft naar een evenwichtige balans tussen parkeervraag en -aanbod waarbij aan de parkeerbehoefte van diverse doelgroepen (bewoners, bezoekers en bedrijven) zoveel mogelijk wordt voldaan, zonder dat dit ten koste gaat van de leefbaarheid in de wijk en de kwaliteit van de openbare buitenruimte.'

De parkeerbalans is in evenwicht op het moment dat de parkeerbezetting ligt tussen de 50 en de 80 procent. Per gebied kan het moment waarop deze parkeerbezetting wordt gemeten verschillen. Uitgangspunt is dat de parkeerbezetting gemeten dient te worden als de gemiddelde parkeerbehoefte het hoogst is.

Voor een optimaal parkeerbeleid is het van belang dat er sprake is van een adequaat openbaar vervoer, dat de bereikbaarheid per fiets optimaal is en (zonodig) de omliggende woonbuurten afgeschermd worden middels parkeren voor vergunninghouders.

Binnen de wegen die het centrumgebied ontsluiten: Welterlaan, Benzenraderweg, Ruys de Beerenbroucklaan en Groene Boord, is vooral sprake van bewonersparkeren. Tevens zijn er in dit gebied enkele grotere parkeerfaciliteiten gelegen, gekoppeld aan specifieke functies zoals het APG, het voormalige kantoor Stienstra of verbonden grote wooncomplexen soms in de vorm van parkeergarages, soms in de vorm van parkeren op maaiveld.
Voor het overige is er merendeels sprake van langsparkeren of van parkeren op eigen erf. Duidelijke parkeerproblemen zijn er niet. Wel wordt in sommige woonwijken geparkeerd ten behoeve van nabijgelegen kantoren (Aarveld en Bekkerveld); reden waarom in de gemeentelijke Parkeernota het gebied ten noorden van de Burg.Waszinkstraat in principe is aangewezen voor vergunninghoudersparkeren.


afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP030300W000006-0401_0018.png"


In het onderhavige bestemmingsplan hebben de bestaande parkeervoorzieningen een passende bestemming gekregen.

Hoofdstuk 3 Gebiedsbeschrijving

Voor het opstellen van een bestemmingsplan is het van belang dat de uitgangssituatie, de bestaande situatie in het plangebied, goed in beeld wordt gebracht. In dit hoofdstuk is een beschrijving opgenomen van het plangebied Heerlen Zuid en zijn directe omgeving. Zowel de historie van het plangebied als de huidige ruimtelijke en functionele structuur worden beschreven.

3.1 Historie

algemeen

Heerlen is ontstaan op de Romeinse nederzetting Coriovallum waar zich twee belangrijke heerbanen kruisten: de weg van Xanten naar Trier en de weg van Boulogne sur Mer naar Keulen. Het diende tot halte en wisselstation voor de Keizerlijke post. De oudste bewoningssporen wijzen op een ontstaan rond het begin van onze jaartelling.

Tot in de vorige eeuw beperkte de bebouwing zich tot de grote weg Aken - Maastricht, de Oude Veemarkt en de uitmonding van de Gasthuisstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP030300W000006-0401_0019.png"

Heerlen omstreeks 1866

3.2 Ruimtelijke structuur

De voormalige oostelijke mijnstreek waarvan Heerlen deel uit maakt, ligt in een attractief glooiend Zuid-Limburgs landschap. Het is tevens de hoogst gelegen stedelijke regio van Nederland. Door de snelle stedenbouwkundige ontwikkeling, die vooral gericht was op de verspreid liggende mijnzetels, kenmerkt de regio zich door een verbrokkelde stedenbouwkundige structuur. Binnen een - wat bevolkingsdichtheid betreft - zeer sterk verstedelijkt gebied is daardoor toch een grote hoeveelheid groen aanwezig. Het gebied omvat de volgende wijken:

- Lindeveld;
- Op de Nobel;
- Bekkerveld;
- Aarveld;
- Douve Weien (De Hees);
- Caumerveld (Heeserveld/De Erk).

Het is een heterogeen samengesteld gebied, waarin onderdelen van het centrumgebied zijn opgenomen. Het zijn woongebieden uit de periode 1950-1970 met een menging van grondgebonden en gestapelde woningen, zowel in de sociale als in de private sector gebouwd (Aarveld/ Heeserveld), oudere vooroorlogse buurten met een sociaal karakter (Bekkerveld) en royale villawijken, zoals Douve Weien, de Erk en Bongaertslaan en omgeving. Hierna worden de buurten kort beschreven en de ontwikkelingen per buurt aangegeven. Niet alle ontwikkelingen zijn uitgekristalliseerd. Daar waar de ontwikkelingen nog niet duidelijk zijn wordt de bestaande toestand geregeld.

LINDEVELD

Het deelgebied Lindeveld is gelegen ten zuidwesten van het centrum van Heerlen en vormt een overgangszone tussen het centrum en de woongebieden in het zuiden van de stad. Het stedenbouwkundige beeld van het gebied wordt gedomineerd door enerzijds het ABP-complex en anderzijds een woongebied waarbinnen een verscheidenheid aan functies voorkomt. Aan de Kruisstraat en de Valkenburgerweg zijn, naast woonbebouwing, tevens kantoren gevestigd. Het beeld van de woonbebouwing is divers. Langs de Welterlaan liggen vooral grote, vrijstaande woningen op soms diepe kavels. In het overige deel van het woongebied zijn met name aaneengesloten vooroorlogse woningen gelegen met aanzienlijke architectonische waarde. De bouwkundige staat van de woningen is over het algemeen goed. Aan de zuidzijde van het plangebied is de bebouwingsstructuur ruim opgezet zodat hier sprake is van omvangrijke binnenterreinen. Het binnenterrein tussen de Oude Lindestraat en de Welterlaan is in gebruik bij een basisschool voor speciaal onderwijs in twee bouwlagen met speelterreinen. Het binnenterrein tussen de Oude Lindestraat, de Hamerstraat, het Burgemeester De Hesselleplein en de Kruisstraat wordt gedomineerd door parkeerterreinen en een kerk. Eén van deze parkeerterreinen is opgenomen in het bestemmingsplan "Parkeerterrein Oude Lindestraat" en maakt geen deel uit van de onderhavige planherziening.

De kerk is gevestigd in een voormalig bedrijfspand. (Burgemeester de Hesselleplein huisnummer 26a). Om het huidig gebruik te regelen is gekozen om op deze locatie een maatschappelijke bestemming toe te kennen. Om de voormalige bedrijfsactiviteiten, opslag ten behoeve van groothandel, voor de toekomst toe te staan, wordt aan deze bestemming een specifieke aanduiding toegekend. Ten behoeve van de ontsluiting van dit perceel is ter plaatse van de woning van huisnummer 27 een aanduiding opgenomen voor onderdoorgang.


Andere afwijkingen in bebouwingsstructuur worden gevormd door de kantoren aan de Kruisstraat, de appartementengebouwen in 4 à 5 bouwlagen gelegen aan de Coriovallumstraat en het daar tussen in gelegen, ten tijde van de planvaststelling, braakliggende terrein.

Een van de pleinen in dit deelgebied is het Burgemeester De Hesselleplein. Aan dit plein bevindt zich de voormalige Ambachtsschool. Het plein heeft een parkfunctie voor de buurt. Het is een van de weinige plekken waar de spelende jeugd terecht kan en kent een grote verblijfskwaliteit. De voormalige Ambachtsschool is gerenoveerd, waardoor de waardevolle karakteristiek van het plein behouden is gebleven. Het pand is nu als kantoor in gebruik.

Aan de westzijde van het plangebied is het ABP-complex (inmiddels APG) gesitueerd met bebouwing in een parkachtige omgeving. Het terrein ligt aan de rand van het Geleendal. De twee hoge kantoortorens bepalen voor een belangrijk het beeld van het complex alsmede het stadsbeeld van Heerlen in het algemeen. Aan de noordzijde van het APG-complex zijn enkele kantoren gevestigd in karakteristieke voormalige woonpanden. Door de groei van het ABP is binnen het complex een gebrek aan kantoorruimte ontstaan. De voormalige Ambachtsschool is als kantoorgebouw ingericht. De fraai vormgegeven en ingerichte tuin met waterpartij (de zgn. “Ingenieur Dingertuin”) aan de achterzijde van de voormalige Ambachtsschool vormt een bijzonder element.
Op het terrein van het APG bevindt zich, gelegen aan de Valkenburgerweg, een recent ontwikkelde fitnessvoorziening met praktijkruimten. Aan de zuidzijde van het APG-complex ligt een speeltuin met een kinderdagverblijf. Door middel van het voornamelijk ondergronds situeren van de parkeervoorziening heeft men, gebruik makend van de ligging van het APG-complex op de helling van het Geleendal, kans gezien een parkachtige omgeving rondom de kantoorbebouwing te creëren met veel groen en wandelpaden. Deze buitenruimten hebben een belangrijke extensief-recreatieve functie voor de omliggende woonwijken en kantoorlocaties, omdat ze voor eenieder toegankelijk zijn.

(Potentiële) ontwikkelingen

In het gebied zijn enkele locaties gelegen waar ontwikkelingen gaande of in voorbereiding zijn. Deze locaties, voor zover bij ons bekend, worden hieronder genoemd en daar waar mogelijk wordt een indicatieve stedenbouwkundige handreiking gedaan.

Gelet op het beheerskarakter van het onderhavige bestemmingsplan kan geen recht op realisatie van dit aangereikte stedenbouwkundige beeld worden ontleend. Iedere aanvraag zal te zijner tijd op al zijn merites worden beoordeeld.

  • A. Voormalige Mijnschool
    Dit gebouw, gelegen tussen de Bekkerweg, Benzenraderweg en Burg. Gijzelslaan, wil onze gemeente graag handhaven daar het onderdeel is van de zogenaamde ‘’Boostendriehoek’’. Die bestond uit de mijnschool, de brandweerkazerne en het politiebureau. Laatstgenoemde is een aantal jaren geleden gesloopt.
    Het onlangs afgeronde en vastgestelde “visiedocument herbestemming Arcus locaties” van 12 maart 2013 geeft een ontwikkelingsrichting aan waarbij sloop gezien het beeldbepalende karakter van het pand ten alle tijden moet worden voorkomen. Bestemming ten behoeve van grootschalige detailhandel en/of retail is geen optie. Andere functies zouden denkbaar moeten zijn, maar zijn afhankelijk van initiatieven vanuit de markt. Om de hiervoor genoemde redenen is naar een gebouwrespecterende bestemming gezocht en gevonden in de vorm van de bestemming Maatschappelijk aan de Benzenraderweg 1 (Stichting Arcuscollege) Binnen deze "ruime" bestemming is onder andere de bestaande functie onderwijsvoorzieningen toegestaan. de Zijvleugel gelegen aan de Bekkerweg 6-10 krijgt de bestemming Dienstverlening.
  • B. Locatie "voormalig politiebureau"
    De locatie aan de burgemeester Gijzelslaan is eveneens gelegen in de zg. “Boosten driehoek”. Op deze locatie is jaren geleden een prijsvraag uitgeschreven, waarbij werd uitgegaan van een nieuwe bestemming voor woningbouw en/of kleinschalige kantoorfuncties en/of dienstverlenende functies. Het winnende ontwerp is echter nooit gerealiseerd en andere initiatieven zijn tot op heden op niets uitgelopen. Op dit moment het terrein tijdelijk ingericht als park.
    Aangezien reeds één van de “Boosten” gebouwen is gesloopt is van een “Boosten driehoek” geen sprake meer. Het herstellen van dit stedenbouwkundig ensemble levert geen extra kwaliteit op. Echter het bebouwen van deze locatie aan een belangrijke invalsweg van Heerlen wel en is zeer wenselijk. In het licht van de beschrijving van de Voormalige Mijnschool, verdient een multifunctionele bestemming de voorkeur. Gelet op het beheerskarakter van het onderhavige plan hebben wij ervoor gekozen voor een maatschappelijke bestemming. Binnen deze bestemming past ook de huidige tijdelijke parkfunctie.afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP030300W000006-0401_0020.png"Ten tijde van de planvaststelling is wel een kansrijk initiatief voor de bouw van een gezondheidscentrum bij onze gemeente ingediend.

OP DE NOBEL

Het gebied gelegen tussen de Kruisstraat, de Ruys de Beerenbroucklaan en de Akerstraat heeft een gemengd karakter. Het sluit aan op het winkelgebied van Heerlen centrum dat direct ten noorden van het plangebied ligt. Enkele uitlopers daarvan zijn te vinden aan de Dr. Poelsstraat, de Nobelstraat en de Akerstraat . Daarnaast bevinden zich verspreid over het gebied enkele kantoorcomplexen, zoals op de hoek Nobelstraat/ Kruisstraat / Bekkerweg en het AZL–gebouw aan de Akerstraat. In veel straten is sprake van een zekere "verkantorisering", maar de nadruk ligt toch nog steeds op de woonfunctie.
De kwaliteit van de bebouwing is over het algemeen goed. Opmerkelijk stedenbouwkundig element is het Tempsplein dat in samenhang met het Burgemeester De Hesselleplein ontworpen is en daarop in de as-vorming ook aansluit. De bebouwing rondom het plein is architectonisch hoogwaardig, met als bijzondere elementen de voormalige bibliotheek in de stijl van de Amsterdamse-School, de Nederlands Hervormde Kerk en het kenmerkende gebouw hoek Deken Nicolayestraat en Tempsplein (alle drie rijksmonumenten). Opvallend is ook het Thermenmuseum met zijn eigentijdse vormgeving. Ofschoon met name de functies kantoren en dienstverlening toenemen, is er in de jaren 80 van de vorige eeuw ook een aanzienlijk wooncomplex tot stand gekomen in het binnengebied tussen Nobelstraat en Akerstraat.

Tussen de Akerstraat en de Groene Boord ligt de grote algemene begraafplaats. Zuidelijk hiervan, tot aan de St.-Franciscusweg, ligt een woongebied (Oliemolenstraat e.o.) met grondgebonden woningen uit de jaren 30 en 50 van de vorige eeuw. Aan de Akerstraat zelf liggen winkels en woonhuizen, waaronder drie woonhuizen met de status van rijksmonument (nrs. 65a, 65b en Oliemolenstraat 1)

(Potentiële) ontwikkelingen

In het gebied zijn enkele locaties gelegen waar ontwikkelingen gaande of in voorbereiding zijn. Deze locaties, voor zover bij ons bekend, worden hieronder genoemd en daar waar mogelijk wordt een indicatieve stedenbouwkundige handreiking gedaan.

Gelet op het beheerskarakter van het onderhavige bestemmingsplan kan geen recht op realisatie van dit aangereikte stedenbouwkundige beeld worden ontleend. Iedere aanvraag zal te zijner tijd op al zijn merites worden beoordeeld.

Hoek Kruisstraat-Deken Nicolayestraat
Op de hoek Deken Nicolayestraat/Kruisstraat ligt een verhard terrein dat momenteel dienst doet als parkeerplaats. In het verleden waren er plannen om op deze locatie een aantal appartementen te realiseren. Gelet op de in het Structuurvisiebesluit wonen Parkstad vastgelegde uitgangspunten denken wij niet meer aan appartementen. Aangezien de locatie ligt binnen de contouren van het beschermd stadsgezicht bestaat uit stedenbouwkundig oogpunt de wens om deze hoek af te bouwen middels bebouwing die past bij het karakter van de belendende bebouwing.
In dit plan krijgt de locatie de bestemming Gemengd, waarbij de functie wonen voor deze locatie in beginsel wordt uitgesloten.

BEKKERVELD

Het deelgebied Bekkerveld wordt begrensd door de Burgemeester Gijzelslaan en de Ruys de Beerenbroucklaan, de St.-Franciscusweg en de Bongaertslaan, de Caumerbeeklaan en de Burgemeester Waszinkstraat en tot slot de Benzenraderweg.
Het gebied wordt ruimtelijk bepaald door de radialen vanuit het centrum: de Benzenraderweg, de Bekkerweg en de Akerstraat en de deze wegen verbindende dwarswegen. Ofschoon de woonfunctie in dit gebied overheerst, is er ook sprake van enkele grootschalige complexen: de brandweerkazerne aan de Burg. Gijzelslaan, de onderwijsvoorzieningen en bestuurslocatie van de katholieke stichting voor primair en speciaal onderwijs in Zuid- en Midden-Limburg aan de Ruys de Beerenbroucklaan 29 en 29a, het kantongerecht aan de Akerstraat 108, en aan het Bekkerveld nr. 30 de voormalige HTS met de uitbreiding grenzend aan de Dr. Jaegerstraat, de voormalige Kweekschool (nr. 1), de kerk en de Thermenschool (nr. 4). De hoeve de Bek Bekkerweg 113-115 ). Met name aan de Ruys de Beerenbroucklaan, de Akerstraat en de Bekkerweg is sprake van een aanzienlijk aantal kantooractiviteiten. Deze zijn vooral gehuisvest in voormalige woonvilla’s en herenhuizen.

De appartementencomplexen aan de Bekkerweg 85-87G en de Akerstraat 150 t/m 160 zijn aanzienlijk in omvang. Daarnaast omvat het gebied twee grote scholencomplexen voor voortgezet onderwijs. De noordelijkste van beide, het Bernardinuscollege, beslaat samen met de bijbehorende sportvelden een groot deel van het gebied tussen de Molenberglaan, de St.- Franciscusweg en de Akerstraat. Ook aan de Akerstraat, maar dan iets zuidelijker, ligt het Grotiuscollege met eveneens een aanzienlijk ruimtebeslag. Het Grotiuscollege heeft onlangs uitgebreid. Deze uitbreiding is in dit bestemmingsplan meegenomen.

De aanwezige woningbouw westelijk van de Akerstraat bestaat vooral uit grondgebonden vooroorlogse woningen met tussen de Leonard Stassenstraat en de Burgemeester Waszinkstraat enkele stroken portiek-etagewoningen in 3 bouwlagen. Het woningbestand is divers. Aan de uitvalswegen is merendeels sprake van lintbebouwing uit de eerste helft van de vorige eeuw. Zuidelijk van het Bekkerveld gaat het om strokenbouw uit de jaren ’50 en ’60, terwijl tussen de Sonsbeekstraat en de St.-Annalaan (zuidelijk van de voormalige Kweekschool aan het Bekkerveld nr. 1) tamelijk recent een omvangrijk woningbouwcomplex is gerealiseerd. Aan de westzijde van het gebied is sprake van volkswoningbouw met een eigen karakteristiek. Kenmerkend zijn ook de soms monumentale herenhuizen aan de Akerstraat, waaronder de beeldbepalende villa Haex (nr. 126). Het Bekkerveld zelf draagt als groen plein, omringd met een dubbele rij bomen, bij aan het positieve beeld.
Ook het gedeelte oostelijk van de Akerstraat is voornamelijk woongebied, waarbij aan de noordkant (hoek Ruys de Beerenbroucklaan en Akerstraat) enkele herenhuizen in gebruik zijn ten behoeve van kantoorfuncties. Zuidelijk van de Molenberglaan ligt de nadruk op villabouw uit de jaren 30 van de vorige eeuw en op vrijstaande woningen uit latere perioden.
Uit diezelfde periode stamt de Caumerbeeklaan die vooral bebouwd is in strokenbouw.

Met name in het gebied zuidelijk van de begraafplaats is sprake van architectonisch in het oog springende gebouwen. Dat geldt voor enkele woningen aan de Akerstraat met Jugendstilgevels, de bijzondere vormgeving van grote delen van het Bernardinuscollege met zijn typerende gevels en bijbehorende kapel en individuele herenhuizen aan de Molenberglaan en de Akerstraat.

(Potentiële) ontwikkelingen

In het gebied zijn enkele locaties gelegen waar ontwikkelingen gaande of in voorbereiding zijn. Deze locaties, voor zover bij ons bekend, worden hieronder genoemd en daar waar mogelijk wordt een indicatieve stedenbouwkundige handreiking gedaan.

Gelet op het beheerskarakter van het onderhavige bestemmingsplan kan geen recht op realisatie van dit aangereikte stedenbouwkundige beeld worden ontleend. Iedere aanvraag zal te zijner tijd op al zijn merites worden beoordeeld.

  • A. Voormalige HTS
    Het voormalige HTS-gebouw bestaat uit een oudbouw en een nieuwbouw. De oudbouw ligt aan het Bekkerveld (tussen huisnummers 17 en 31), de nieuwbouw loopt door tot aan de Dr. Jaegerstraat (tussen huisnummers 32 en 50). De huidige eigenaar is op zoek naar een andere invulling. In het voorliggende plan is de bestaande toestand geregeld.
  • B. Voor de hoek Molenberglaan/St. Franciscusweg is een bestemmingsplan in voorbereiding waarin de mogelijkheid wordt geboden een aantal woningen te realiseren.
  • C. Burg. Van Rooystraat
    Op de locatie aan de Burgemeester van Rooystraat heeft een tijd geleden aan de achterzijde van de voormalige meisjes kweekschool gedeeltelijke sloop plaats gevonden waardoor een braakliggend perceel is ontstaan. Tegenover deze locatie is een nieuwbouwproject (woningen) gerealiseerd. De locatie ligt in een typische woonstraat in een zeer karakteristieke woonwijk en is daardoor zeer interessant voor bebouwing. Eerder bouwinitiatieven onder andere appartementen op deze locatie zijn niet doorgegaan. Het laatste bouwinitiatief betrof een CPO project (collectief particulier opdrachtgever schap). Deze CPO projecten zijn zeer interessant maar in Limburg nog niet erg bekend. Het initiatief betrof 10 aaneengesloten woningen.
    Stedenbouwkundig gezien was dit voor deze locatie veel te dicht bebouwd. Bij ons is geen actueel en concreet bouwinitiatief bekend. In dit bestemmingsplan is voor deze locatie de bestemming Maatschappelijk en voor het beschermen van groenstructuur aan de Hoek van de Burgemeester van Rooystraat- Sint Annalaan een groenbestemming toegekend.

AARVELD

Het gebied Aarveld wordt begrensd door de Welterlaan, Benzenraderweg, de verlengde Burgemeester Waszinkstraat en de N281. Het is, afgezien van de nog herkenbare lintbebouwing aan de Benzenraderweg, tot stand gekomen in de jaren 60 en 70 van de vorige de eeuw naar een ontwerp van de Architect Holt. Aan de Benzenraderweg is sprake van verspreide winkels en kleinere kantoren. Daarnaast is er nog steeds sprake van een aanzienlijke woonfunctie. Het gebied is te omschrijven als een woongebied met een menging van grondgebonden en gestapelde woningen. De gestapelde woningen zijn merendeels gebouwd als portiek-/etagewoningen in 3 of 4 bouwlagen. De grondgebonden woningen zijn deels gebouwd als sociale woningbouw en vooral gelegen aan de zuidzijde van de Vergiliusstraat De particuliere bouw aan de noordzijde daarvan. In beide gebieden liggen verspreid de gebouwen met gestapelde woningen. Het voormalige bejaardenhuis Tobias aan de Marcus Aureliushof vormt het enige complex van een zekere omvang. Het is inmiddels ingericht voor reguliere bewoning.
Aan de westzijde van de Benzenraderweg is sprake van een menging van functies, waaronder enkele winkels die een buurtverzorgend karakter hebben. Ook op de hoek Benzenraderweg/Vergiliusstraat zijn enkele winkelfuncties gelegen.
Midden in het deelgebied ligt de basisschool "Tarcisius" (Aarweg), met aan de westrand (Celsusstraat) de dependance van deze school. Aan de Ovidiusstraat is een huisartsenpraktijk/medisch centrum en een voorziening voor kinderopvang gevestigd.
Voor wat betreft stedenbouwkundige opzet is sprake van een heldere structuur met omvangrijke groenelementen, o.a. tussen de Cicerostraat en de Vergiliusstraat en aan de Celsusstraat.

DOUVE WEIEN

Het deelgebied Douve Weien wordt begrensd door de Heesbergstraat, de John F. Kennedylaan (voormalige Martin Luther Kingweg), de N281 en de Burgemeester Waszinkstraat. Het is een omvangrijk woongebied, dat in verschillende fasen is gebouwd. Tussen de Burgemeester Waszinkstraat en de Gerben Sondermanstraat liggen portieketageflats uit de jaren zestig van de vorige eeuw en grondgebonden woningen, in stroken gebouwd, uit diezelfde periode. Het winkelcentrum aan de Van Weerden Poelmanstraat heeft een duidelijke buurtfunctie.

Zuidelijk van de Gerben Sondermanstraat ligt Douve Weien, een royale woonbuurt met hoofdzakelijk vrijstaande grondgebonden woningen in de koopsector uit de jaren tachtig van de vorige eeuw. Aan de randen bevinden zich gestapelde woningen, met name aan de westzijde tussen de Benzenraderweg en de N281 ook uit de jaren tachtig, in een voor die tijd typerende vorm. Verspreid in het gebied liggen clusters van patiowoningen.

Het gebied tussen de Parmentierstraat, de Vrusschemigerweg, de Zandweg en de Van der Hoopstraat wordt eveneens gekenmerkt door grondgebonden vrijstaande woningen, met 'Villabouw'. Aan de Parmentierstraat, de Zandweg en de K.L.M.-straat is de bebouwing deels van oudere datum, deels recenter. Het gebied is zeer geaccidenteerd en maakte onderdeel uit van een oude landschappelijke holle weg. Het gebruik van deze landschapskenmerken in de architectuur levert een spannend maar ook een afwijkend beeld op. Dit is ter plekke van een aantal woningen duidelijk herkenbaar. In dit bestemmingsplan is dan ook om die reden voor een aantal woningen een afwijkende bebouwingsregeling opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP030300W000006-0401_0021.png"

locatie Parmentierstraat

Dwars op de Heesbergstraat liggen stroken portieketagewoningen in de particuliere huursector in 3 bouwlagen.
De historische (lint)bebouwing is herkenbaar aan de Benzenraderweg, de Eurenderweg, de Nieuwhuisstraat en delen van de bebouwing aan de Zandweg. Tamelijk recent zijn de woongebiedjes hoek Zandweg/ Heesberg en nabij de basisschool Windekind (Van Weerden Poelmanstraat 192) tot stand gekomen.
Ten noorden van de Tichelbeekstraat liggen de sportvelden van de vereniging Bekkerveld met direct daarop aansluitend een klein woonwagenkampje. Naast het eerder genoemde winkelcentrum en de sportaccommodatie beschikt de buurt over een bejaardenhuis, twee basisscholen (katholiek en openbaar onderwijs) en een scoutinggebouw. Er zijn geen bedrijven in het gebied aanwezig, de milieuvergunning van het agrarisch bedrijf aan de Nieuwhuisstraat is per 1 januari 2005 ingetrokken, waardoor er vanaf die datum geen enkele milieuhinder veroorzakende bedrijvigheid meer plaatsvindt in het gebied.

(Potentiële) ontwikkelingen

Winkelcentrum De Hees
In het gebied is één locatie bij ons bekend waar een ontwikkeling in voorbereiding is en wel voor het winkelcentrum De Hees en de directe omgeving (Van Weerden Poelmanstraat en Wijnmalenstraat). Dit plan is nog niet afgerond. In het bestemmingsplan is de bestaande toestand opgenomen.

CAUMERVELD - DE ERK

De wijk Caumerveld - De Erk wordt globaal begrensd door de Akerstraat/Heesbergstraat, de Caumerbeeklaan, de achterste perceelgrens van de woningen aan de Johannes de XXIIIste -singel, de Onderste Caumer en de Eisenhowerstraat. Het betreft voornamelijk woningbouw in de vorm van grondgebonden woningen. De wijk bestaat uit twee deelgebieden die min of meer worden gescheiden door de Kaldebornweg: De Erk (in het noordoosten) en Heeserveld (in het zuidwesten). De Erk is in de jaren zeventig gebouwd en omvat enerzijds vrijstaande woningen op ruime percelen, anderzijds twee–aaneen-woningen. Het deelgebied Caumerpark is in de jaren negentig gebouwd in een menging van vrijstaande, twee-aaneen-woningen, stroken- en patiowoningen. Beide deelgebieden zijn ruim van opzet en maken een groene indruk. Op verschillende plaatsen zijn oudere lintbebouwingselementen te vinden, zoals aan de Heesbergstraat en de Kaldebornweg, of oudere bebouwingsclusters, zoals aan de Onderste Caumer. Als entree naar de stad zijn op het hoekpunt Johannes de XXIIIste-singel en de Heesbergstraat enkele appartementencomplexen opgericht in de dure koopsector. Aan de Eisenhowerstraat gelegen aan de zuid-oostzijde van het plangebied zijn vanaf medio 2000, ruime grondgebonden vrijstaande woningen gebouwd in het duurdere marktsegment. Het plangebied is groen van opzet, deels door de grote particuliere tuinen die aan de straat grenzen, maar deels ook door het openbaar groen dat in soms grotere oppervlakken in het plangebied te vinden is. Met name aan de zuid-oostzijde grenst het deelplangebied aan de ecologische zone die gevormd wordt door het Caumerbeekdal. Aan de zuidzijde grenst het gebied aan de ecologische oost-west verbinding die het Caumerbeekdal verbindt met het Geleenbeekdal.

3.3 Verkeer

Het gebied omvat verschillende routes met een duidelijke bovenlokale functie. De N281 is als stadsautoweg van belang en heeft twee verbindingen met het plangebied en daarbuiten, via de Welterlaan en de J.F.Kennedylaan (voormalige Maarten Luther Kingweg). De Welterlaan, uitvalsweg in westelijke richting vormt tezamen met de Burg. Gijzelstraat, de Ruys de Beerenbroucklaan, Franciscusweg en de Groene Boord een onderdeel van de ring van wegen direct rond het centrum.

De Akerstraat/Heesbergstraat, overgaand in de Heerlerbaan, is naast de N281 de belangrijkste uitvalsweg naar het zuiden. De J.F. Kennedy-laan vormt onderdeel van een in een wijdere cirkel getrokken ringweg en geeft zowel toegang tot de N281 als ook tot de A79 (autoweg Maastricht-Heerlen). Alle genoemde wegen hebben de status ‘ontsluitingsweg categorie A’ (bibeko). Enkele andere wegen die (deels) in het plangebied liggen hebben een functie als '(wijk)ontsluitingsweg categorie B', bijvoorbeeld de Molenberglaan, de Benzenraderweg, de Burgemeester Waszinkstraat en de Bekkerweg. De overige wegen hebben over het algemeen het karakter van een erftoegangsweg en zijn veelal ingericht als 30- km wegen. De Johannes XXIII-singel is inmiddels, in afwijking van het Verkeersveiligheidsplan, ingericht als 30km-weg.
Binnen de wegen die het centrumgebied ontsluiten: Welterlaan, Benzenraderweg, Ruys de Beerenbroucklaan en Groene Boord, is vooral sprake van bewonersparkeren. Tevens zijn er in dit gebied enkele grotere parkeerfaciliteiten gelegen, gekoppeld aan specifieke functies zoals ABP, voormalige kantoor Stienstra-Bonnema of verbonden aan nieuw tot standgekomen wooncomplexen soms in de vorm van parkeergarages, soms in de vorm van parkeren op maaiveld. Voor het overige is er merendeels sprake van langsparkeren of van parkeren op eigen erf. Duidelijke parkeerproblemen zijn er niet. Wel wordt in sommige woonwijken geparkeerd ten behoeve van nabijgelegen kantoren (Aarveld); reden waarom in de gemeentelijke Parkeernota het gebied ten noorden van de Burg.Waszinkstraat in principe is aangewezen voor vergunninghoudersparkeren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP030300W000006-0401_0022.png"

3.4 Functionele structuur

Het plangebied kan behoudens enkele invullingen als afgerond worden beschouwd. De stedenbouwkundige structuur is met name bepaald door de in zuidelijk richting lopende infrastructuur: Groene Boord en N281 als oostelijke respectievelijk westelijke begrenzing, de Akerstraat, Kruisstraat/Bekkerweg en Benzenraderweg en door de oost-west lopende dwarsverbindingen die tevens op globale wijze stedenbouwkundige / architectonische tijdzones weergeven. Van hoge stedenbouwkundige kwaliteit zijn het Tempsplein, het Burgemeester de Hesselleplein en het Bekkerveld. Wat de aanwezige functies betreft hebben er in de loop van de tijd verschuivingen plaatsgevonden, waarbij met name de kantoorfunctie uitwaaiert. Dat is het geval langs de Kruisstraat, de Ruys de Beerenbroucklaan, Bekkerweg, Vlotstraat en Akerstraat. In het navolgende worden per sector (functie) de uitgangspunten geformuleerd. Op grond hiervan wordt vervolgens een integrale visie voor het plangebied gegeven.

In het algemeen is het beleid ten aanzien van het plangebied gericht op beheer en handhaving. Er kunnen in het kader van het onderhavige plan de volgende doelstellingen worden geformuleerd. Gestreefd wordt naar:

  • een duurzame, functionele en evenwichtige stedenbouwkundige structuur;
  • een gedifferentieerd woningenbestand;
  • een passend voorzieningenniveau;
  • bescherming van de waardevolle bebouwingselementen en straatbeelden.

Doelstellingen als verbetering van de integrale veiligheid en het sociaal maatschappelijk beheeraspecten die op buurtniveau van belang zijn, vragen om aanvullende activiteiten die buiten het kader van een bestemmingsplan vallen. In het navolgende wordt eerst per sector aangegeven wat de gemeentelijke beleidsdoelstellingen zijn, waarna de ruimtelijk-stedenbouwkundige vertaling van deze uitgangspunten voor het plangebied aan de orde komt.

3.4.1 Bedrijven

Bedrijvigheid in de zin van industriële bedrijvigheid komt in het gebied niet voor. Bedrijvigheid die is gericht op productvervaardiging en andere bedrijfsmatige activiteiten van industriële aard, wordt in de buurt - gezien de overwegende woonfunctie - minder passend geacht. Nieuwvestiging van bedrijven, anders dan kleinschalig en milieuvriendelijk, is dan ook niet wenselijk. Voor het vestigen van een bedrijf aan huis zijn criteria vastgelegd in de gemeentelijke beleidsregel Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in de woonomgeving.

3.4.2 Centrumvoorzieningen

In de gebieden, direct aansluitend aan het stadscentrum van Heerlen, zijn in het verleden centrumvoorzieningen ontstaan. Het betreft voornamelijk verspreide winkels en verschillende vormen van zakelijke of maatschappelijke dienstverlening. Bedoelde locaties worden positief bestemd. Daarnaast wordt daar wonen op de verdieping gestimuleerd.

3.4.3 Horeca

Horeca komt in het plangebied nauwelijks voor. Voor zover aanwezig worden horeca-vestigingen als zodanig bestemd, maar krijgen deze geen verdere uitbreidingsruimte.

3.4.4 Kantoren en Dienstverlening

In de loop der jaren heeft de kantoorfunctie zich sterk uitgebreid (zoals eerder aangegeven). Deels is dat gebeurd door de vestiging van grootschalige kantoorcomplexen (ABP, AZL) in de vorm van nieuwbouw of uitbreiding van bestaande kantoren. Deels echter heeft die uitbreiding plaatsgevonden door verdringing van bestaande (woon)functies, vooral in die gebieden die het dichtst tegen het centrum aan liggen alsook in de uitvalsstraten, waar vaak sprake is van grotere panden. Dergelijke ontwikkelingen doen zich met name voor aan de Kruisstraat, het Tempsplein, het Burg. De Hesselleplein, de Oude Lindestraat, de Ruys de Beerenbroucklaan, de St.-Franciscusweg, de Vlotstraat en de Akerstraat. Het gaat om advocaten- en notariskantoren, accountants, makelaars, uitzendbureaus, architectenbureaus en medische praktijken.

3.4.5 Maatschappelijke voorzieningen

Onderwijs

Binnen het plangebied ligt een vijftal basisscholen, verspreid over zes locaties, te weten:

  • a. Openbare basisschool Hoensbroeck Alineos aan de Oude Lindestraat 37;
  • b. Alg. christelijk basisonderwijs Talmaschool aan de Celsusstraat 99;
  • c. St. Tarcisius, een locatie aan de Aarweg 26 en een locatie aan de Bekkerweg 62 (deze laatste is voorgedragen als gemeentelijk monument);
  • d. Openbare basisschool De Tovercirkel aan de Benzenraderweg 270;
  • e. Rooms-Katholieke basisschool Windekind aan de Van Weerden Poelmanstraat 192.
  • f.
    Verder liggen in het gebied drie scholen voor voortgezet onderwijs:
  • g. Bernardinuscollege (Akerstraat 95), rijksmonument;
  • h. Grotiuscollege (Akerstraat 115-117);
  • i. Herlecollege (locatie de Thermen, Bekkerveld 4), rijksmonument.


Opvallend aanwezig zijn tot slot de verschillende voormalige scholencomplexen. Een aantal daarvan heeft een monumentenstatus. Het beleid is dan ook zoveel mogelijk gericht op behoud van deze karakteristieke gebouwen.

Dit stelt uiteraard grenzen aan de mogelijkheden tot herontwikkeling, maar er zijn reeds enkele goed geslaagde voorbeelden aan te wijzen:

  • j. de ULO-school (Laan van Hövell tot Westerflier 23), voorgedragen als gemeentelijk monument: deze is toegevoegd aan het kantoorcomplex van AZL (Akerstraat);
  • k. de Ambachtschool (Burgemeester De Hesselleplein), bijzonder welstandsniveau: deze is herontwikkeld als kantoorgebouw ten behoeve van APG/Loyalis;
  • l. de Kweekschool (Bekkerveld 1), rijksmonument: deze is ingevuld als peuterspeelzaal en kinderdagverblijf.


Voor de overige twee voormalige scholen zijn plannen om te komen tot herontwikkeling in combinatie met een gebouwrespecterende invulling:

  • m. het HTS-gebouw (Bekkerveld tussen nrs. 17 en 31), voorgedragen als gemeentelijk monument;
  • n. de Mijnschool (Benzenraderweg/Bekkerweg/Burgemeester Gijzelslaan).
3.4.6 Wonen

Heerlen-Zuid is vooral te beschouwen als een woongebied waarin verspreid verschillende andere grootschalige functies te vinden zijn, met name onderwijsvoorzieningen, voorzieningen in de publieke sector of kantoorcomplexen (ABP/AZL). De stedenbouwkundige structuur van het gebied is vrijwel afgerond. Met uitzondering van enkele locaties die nog ontwikkeld kunnen worden of waar een herstructurering plaatsvindt. Ter waarborging van het bestaande woonklimaat moet de woonfunctie behouden en waar mogelijk versterkt worden.

Bepaalde functies kunnen, binnen de woning worden toegestaan. Het betreft beroeps- en bedrijfsuitoefening aan huis. Aan het toelaten van deze functies is onder meer de voorwaarde verbonden dat de overwegende woonfunctie van een woning in stand wordt gehouden. De uitgangspunten voor het beleid inzake beroeps- en bedrijfsuitoefening aan huis zijn neergelegd in de Beleidsregel Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in de woonomgeving.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

In dit hoofdstuk worden de diverse relevante omgevingsaspecten aangehaald en wordt aangegeven hoe deze in het bestemmingsplan zijn ingepast.

4.1 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Sinds 1 april 2011 is een wijziging van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) in werking getreden. Eén van de wijzigingen in dit Besluit is dat in elk initiatief dat betrekking heeft op activiteiten die voorkomen op de D-lijst (m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten) van het Besluit m.e.r., aandacht moet worden besteed aan de vraag of er al dan niet belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu als gevolg van uit te voeren activiteit(en) zijn. Daarom moet er voortaan bij elk planologisch besluit, maar ook bij bepaalde vergunningen, over activiteiten die voorkomen de D-lijst van het Besluit m.e.r., een zogenaamde "vormvrije m.e.r.-beoordeling" opgesteld worden.

In dit geval is er sprake van een conserverend bestemmingsplan. In beginsel lijkt het opstellen van een millieueffectrapportage hierdoor niet noodzakelijk.

4.2 Akoestiek

De Wet geluidhinder bepaalt dat bij de voorbereiding van de vaststelling van een bestemmingsplan akoestisch onderzoek moet plaatsvinden naar de geluidsbelasting van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen vanwege de invloed van wegverkeerslawaai. Tevens dient daarbij onderzoek te worden gedaan naar de doeltreffendheid van verkeersmaatregelen en andere maatregelen om te voorkomen dat eventueel optredende geluidsbelasting vanwege het wegverkeerslawaai de wettelijke waarden te boven gaat. Bij de vaststelling van een bestem-mingsplan moeten immers de ten hoogst toelaatbare waarden voor woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en terreinen vanwege het wegverkeerslawaai in acht worden genomen (artikel 76, eerste lid, Wet geluidhinder).

Indien echter - zo bepaalt artikel 76 tweede lid onder punt 3. - op het tijdstip van de vaststelling of herziening van een bestenmmingsplan een weg reeds aanwezig of in aanleg is dan behoeven die waarden niet in acht te worden genomen voor in de zone van een weg gelegen woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, die op dat tijdstip reeds aanwezig of in aanbouw zijn.

Dit betekent dat bij een beheersplan, dat dus niet in nieuwe ontwikkellingen voorziet zoals de aanleg van een nieuwe weg of het bouwen van nieuwe woningen, maar betrekking heeft op bestaande wegen en bestaande woningen en andere geluidgevoelige gebouwen/terreinen, die waarden niet in acht behoeven te worden genomen. In een zodanige situatie behoeft evenmin een akoestisch onderzoek naar de invloed van wegverkeerslawaai behoeft plaats te vinden.

Railverkeer is verder niet relevant voor het onderhavige plangebied. Industrielawaai als bedoeld in de Wet geluidhinder is evenmin aan de orde.

4.3 Water

In het kader van de Watertoets moet elk bestemmingsplan een waterparagraaf bevatten, waarin wordt aangegeven hoe in het bestemmingsplan wordt omgegaan met water. In deze paragraaf is dit beschreven. Voordat wordt ingegaan op de locatiespecifieke kenmerken van het plangebied, is eerst het relevant beleid samengevat.

4.3.1 Europees en Rijksbeleid

Kaderrichtlijn Water

De Kaderrichtlijn Water (KRW) heeft als doel om de kwaliteit van de Europese wateren te verbeteren ("goede toestand") en die kwaliteit goed te houden. Het belangrijkste middel om dit doel te bereiken is het stroomgebiedbeheersplan (SGBP). In een dergelijk plan worden de waterkwaliteitsdoelen en de daarvoor benodigde maatregelen beschreven om deze goede toestand te bereiken. Nederland maakt deel uit van vier internationale stroomgebieden, waarbij de gemeente Heerlen in het stroomgebied van de Maas is gelegen.

Het stroomgebiedbeheersplan Maas is op 27 november 2009 vastgesteld en heeft een looptijd tot eind 2015. Een belangrijk onderdeel van het SGBP is een maatregelenprogramma. Het maatregelenprogramma bestaat enerzijds uit maatregelen die worden genomen in het kader van reeds bestaande nationale en/of Europese wetgeving (bijv. Europese Nitraatrichtlijn) en anderzijds een groot aantal regionale en locatiegebonden maatregelen.


Waterwet

De Waterwet (december 2009) stelt integraal waterbeheer op basis van de 'watersysteem-benadering' centraal. Deze benadering gaat uit van het geheel van relaties binnen watersystemen. Denk hierbij aan de relaties tussen waterkwaliteit, -kwantiteit, oppervlakte- en grondwater, maar ook aan de samenhang tussen water, grondgebruik en watergebruikers. Hiernaast kenmerkt integraal waterbeheer zich ook door de samenhang met de omgeving. Dit komt tot uitdrukking in relaties met beleidsterreinen als natuur, milieu en ruimtelijke ordening.

Met de Waterwet is de gemeente beter uitgerust om onder andere wateroverlast tegen te gaan.


Wet ruimtelijke ordening en de Watertoets

De watertoets is per 1 november 2003 wettelijk verplicht (en vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening). De watertoets betekent dat ruimtelijke plannen die vanaf deze datum ter inzage worden gelegd, voorzien moeten zijn van een waterparagraaf. Ruimtelijke plannen van de initiatiefnemer worden overlegd met de waterbeheerder.

In de waterparagraaf geeft de initiatiefnemer aan welke afwegingen in het plan ten aanzien van water zijn gemaakt. Het is een toelichting op het doorlopen proces en maakt de besluitvorming ten aanzien van water transparant. In geval van locatiekeuzes en bij herinrichting van bestaand bebouwd gebied geeft de initiatiefnemer expliciet aan welke rol de kosten en risico's van verdroging, verzilting, overstroming en overlast hebben gespeeld bij de besluitvorming. De waterparagraaf grijpt zichtbaar terug op de afsprakennotitie en het wateradvies van de waterbeheerder.


Nationaal Waterplan 2009-2015

Onderdeel van de bovengenoemde Waterwet is het zesjaarlijkse Nationaal Waterplan. Dit plan is de opvolger van de 4e Nota Waterhuishouding (1998) en heeft de status van structuurvisie binnen de Wet ruimtelijke ordening. Tevens maken de (vier) stroomgebiedsbeheersplannen (SGBP's) onderdeel uit van het Nationaal Waterplan. Op deze wijze ontstaat er een heldere koppeling tussen Europees beleid (KRW) en Rijksbeleid.

Duurzaam waterbeheer is het devies van het Nationaal Waterplan. Gemeenten hebben hierin specifieke taken op het gebied van omgaan met afvalwater, hemelwater en grondwater. Daarnaast kunnen gemeenten faciliterend optreden bij het nemen van bepaalde ruimtelijke maatregelen. Gemeenten en waterschappen informeren de provincies over voortgang van het uitvoeringsbeleid en knelpunten bij de uitvoering. Het Beleidsplan Stedelijk Watermanagement van de gemeente Heerlen speelt daar een belangrijke rol in (zie paragraaf 4.3.2).


Waterbeleid 21e eeuw: anders omgaan met water

Door de opgetreden wateroverlast heeft de regering de commissie Waterbeheer 21e eeuw in het leven geroepen. De commissie geeft advies over de problemen en hoe die in de toekomst te voorkómen zijn. Op 31 augustus 2000 bracht de commissie het advies Waterbeleid voor de 21e eeuw "Geef water de ruimte en de aandacht die het verdient" uit. De commissie concludeerde dat de manier waarop wij nu met water omgaan niet voldoende is voor de verwachte klimaatsveranderingen. De bevindingen van de commissie zijn verwoord in de hedendaagse wetgeving en beleidsnota's. In grote lijnen ligt de nadruk op de kwantiteitstrits vasthouden-bergen-afvoeren en de kwaliteitstrits schoonhouden-scheiden-schoonmaken.


Nationaal Bestuursakkoord Water

Met het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) (2008) onderstrepen het Rijk, het Interprovinciaal Overleg, de Unie van Waterschappen en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten de gezamenlijke opgave om het watersysteem op zo kort mogelijke termijn en tegen de laagste maatschappelijke kosten op orde te brengen en te houden. Samenwerken is de rode draad van het geactualiseerde Nationaal Bestuursakkoord.

Het NBW is een uitwerking van het waterbeleid 21e eeuw (WB21) en de KRW. De belangrijkste doelen en taken zijn:

  • het teveel (overlast) of tekort (onderlast) aan water aanpakken;
  • verbetering van de waterkwaliteit.
4.3.2 Regionaal en gemeentelijk beleid

Provinciaal Waterplan Limburg 2010-2015

Het waterbeleid in het Provinciaal Waterplan 2010-2015 omvat de strategische hoofdlijnen voor het provinciale waterhuishoudkundig beleid. De operationele uitwerking vindt plaats via POL-aanvullingen en beleidsregels. Samen met deze uitwerkingen vormt het waterbeleid in het Provinciaal Waterplan 2010-2015 het nieuwe provinciale waterhuishoudingsplan.


Waterbeheersplan Waterschap Roer en Overmaas 2010-2015

Het Waterbeheersplan Waterschap Roer en Overmaas 2010-2015 is het centrale beleidsplan van het waterschap. Het bevat de beleidsvoornemens voor de periode 2010-2015. Daarnaast wordt een globale doorkijk geboden naar de verdere toekomst.

Het watersysteem moet op de toekomst worden voorbereid. In het Nationaal Bestuursakkoord Water is afgesproken dat het watersysteem in 2015 op orde moet zijn. Daarvoor moet het waterschap nog aanzienlijke inspanningen leveren. Voor een belangrijk deel gebeurt dit in de planperiode van dit beheersplan. Bij de waterkeringszorg staat veiligheid voorop. De waterkeringen langs de Maas blijven daarvoor op de afgesproken hoogte en sterkte. Tevens zorgt het waterschap voor een goede bescherming van de bebouwde omgeving tegen wateroverlast. Een omvangrijke stedelijke wateropgave maakt hier deel vanuit.

Water is ook een belangrijke drager van het landschap en het ecologisch functioneren. Het waterschap realiseert zich ook ten volle dat een gezond ecosysteem een absolute randvoorwaarde is voor de leefbaarheid maar ook het economisch belangrijke recreatie en toerisme. Met onder andere een verdere verbetering van de waterkwaliteit (zuiveren) en een natuurlijke inrichting van beken wordt getracht om de doelstellingen vanuit de Kaderrichtlijn Water zoveel mogelijk te realiseren.


Beleidsplan Stedelijk Watermanagement gemeente Heerlen 2011-2015

Vanuit de Wet milieubeheer zijn gemeenten wettelijk verplicht een vigerend rioleringsplan te hebben. Het Beleidsplan Stedelijk Watermanagement van de gemeente Heerlen is daar het gevolg van en heeft een looptijd van 2011 tot en met 2015. Het BSW is de opvolger van het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) 2006-2010.

Het BSW heeft een strategisch en beleidsmatig karakter, en vormt de basis voor het bestuur bij besluiten over de aanpak van aanleg en beheer van het stedelijk watermanagement binnen de planperiode.

Hoofddoelstelling van het BSW is invulling geven aan de gemeentelijke zorgplichten voor afvalwater, overtollig hemel water en overtollig grondwater. Het BSW geeft inzicht in:

  • de mate waarin de doelen uit het GRP 2006-2010 zijn behaald;
  • belangrijkste ontwikkelingen op het gebied van beleid en plannen;
  • de stand van zaken van de uitvoering;
  • de nog uit te voeren maatregelen met tijdsplanning;
  • de gekozen strategie om het resultaat (uitvoeren maatregelen) te behalen;
  • middelen en de kostendekking.
4.3.3 Plangebied

Het bestemmingsplan heeft het karakter van een beheerplan. Dat betekent dat de functies behouden blijven en er geen veranderingen optreden in de huidige functies en het gebiedsgebruik. Het hele plangebied is van oudsher gemengd gerioleerd, alleen de John F Kennedylaan is gedeeltelijk gescheiden uitgevoerd.
In het kader van anders omgaan met regenwater zijn bij een aantal rioolrenovaties delen van het gemengde stelsel vervangen en omgebouwd naar een gescheiden stelsel al dan niet met infiltratievoorzieningen ter plaatse.
De Coriovallumstraat is gedeeltelijk gescheiden uitgevoerd en voert het regenwater af via de Valkenburgerweg naar een regenwaterbuffer met een first-flush doorlaat.
De jaargetijdenbuurt is gescheiden uitgevoerd en loost via een bodempassage op de Caumerbeek.
Voor de Welterlaan is op de lange termijn voorzien dat hier een regenwaterriool wordt bijgelegd op een geschikt moment in de toekomst. Een aantal aanvoerende straten is al voorzien van een gescheiden stelsel, waaronder: de Hamerstraat, de Laan van Hövel tot Westerflier e.o. via de Benzenraderweg, en de Ruys de Beerenbroucklaan.
In het kader van de rioolrenovatie Vlotstraat en een stukje Bekkerweg wordt ook waterscheiding toegepast.
Een deel van de Bekkerweg/Bekkerveld is gescheiden uitgevoerd en loost in een infiltratievoorziening met overloop in het Bekkerveld. Op korte termijn de St. Annalaan daaraan toegevoegd.
Een bouwplan tussen de Burgemeester van Rooystraat en de Van Sonsbeeckstraat is voorzien van een eigen infiltratievoorziening met grindpalen.
Naast de Eisenhowerstraat is een infiltrerende regenwaterbuffer aangelegd waarin het wegwater in verzameld wordt.
Langs de John F Kennedylaan is een serie infiltrerende regenwaterbuffers aanwezig waarin het regenwater van de Zandweg opgevangen wordt.
Bij de Molenaarshof is een regenwaterriool aangelegd met infiltrerende putten.


In de gescheiden delen zijn meestal de weg en openbare ruimte en een klein deel van daken voor zover de regenpijpen aan de voorzijde op de erfgrens liggen van het gemengde riool ontkoppeld. Bij vernieuwbouw wordt volledige waterscheiding op de percelen nagestreefd.


In het nieuwe gemeentelijke rioleringsplan (GRP) wordt uitgegaan van het standstill principe met betrekking tot het aankoppelen van hemelwater op het gemengd riool. Tijdens rioolrenovaties wordt ook een scheiding van waterstromen toegepast voor zover dit technisch zinvol/uitvoerbaar en financieel haalbaar is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP030300W000006-0401_0023.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP030300W000006-0401_0024.png"

4.4 Bodem

Bij een bestemmingsplanprocedure moet het bevoegd gezag Wet bodembescherming voldoende inzicht hebben om de vraag te kunnen beantwoorden of de bodem geschikt is voor de in het bestemmingsplan toe te kennen functie.

4.4.1 Beleidskader

Bodembeleidsplan

Voor de gemeente Heerlen is sinds 1 januari 2011 het bodembeleidsplan Heerlen van toepassing. In dit bodembeleidsplan wordt het gemeentelijk bodembeleid beschreven en het beleidsplan is derhalve het richtinggevend kader (uiteraard naast de wettelijke regelingen) voor zowel bodembescherming als bodemsanering. Bij het actualiseren van bestemmingsplannen wordt de bestaande functie veelal gehandhaafd. Dan vindt geen grondverzet plaats en worden geen saneringen opgestart. Bij de actualisatie van een bestemmingsplan, zoals in onderhavige procedure, vinden geen functiewijzigingen plaats. Daarom kan volstaan worden met een globale toets van het bodeminformatiesysteem op knelpunten en middels de bodemkwaliteitskaart. Bij toekomstige ontwikkelingen in deze gebieden zal beoordeeld worden of een bodemonderzoek uitgevoerd moet worden.

Besluit bodemkwaliteit

Het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) geeft invulling aan het op duurzaamheid gerichte bodembeleid. De nota bodembeheer beschrijft hoe de gemeente Heerlen invulling geeft aan het Bbk. Op 5 juli 2011 is de nota bodembeheer en de bodemkwaliteitskaart gemeente Heerlen vastgesteld. Heerlen heeft gekozen voor een zogenaamd gebiedsspecifiek beleid. Op basis van dit beleid zijn Lokale maximale waarden opgesteld. De gemiddelde kwaliteit van de bodem is ingedeeld in drie algemene categorieën te weten: industrie, wonen en achtergrondwaarde. Voor gebieden waar lokale maximale waarden zijn opgesteld gelden de benamingen uit de algemene categorieën niet meer.

4.4.2 Plangebied

Kwaliteit en functie

De gemiddelde kwaliteit van de bodem in het plangebied kan op basis van de bodemkwaliteitskaart als volgt beschreven worden:

  • Voor de bovengrond (0,0-0,5 m-mv) van deelgebied “Ontwikkeling na 1970 wonen” is een Lokale maximale waarde voor PAK van 16,3 mg/kg ds vastgesteld.
  • Voor de bovengrond (0,0-0,5 m-mv) van deelgebied “Ontwikkeling voor 1925” is een Lokale maximale waarde voor PAK van 11,2 mg/kg ds vastgesteld.
  • Voor de bovengrond van deelgebied “Romeins Heerlen” is een Lokale maximale waarde voor PAK van 9,4 mg/kg ds en voor zink van 169 mg/kg ds vastgesteld.
  • De bovengrond (0,0-0,5 m-mv) van het resterende gebied heeft de gemiddelde kwaliteit “wonen en achtergrondwaarde”.
  • De ondergrond (0,5-2,0 m-mv) van het hele plangebied heeft de gemiddelde kwaliteit “wonen en industrie”.
  • Het hele plangebied heeft als bodemfunctie “wonen en natuur”.
afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP030300W000006-0401_0025.png"Gemiddelde kwaliteit bovengrond (0,0-0,5 m-mv)   afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP030300W000006-0401_0026.png"Gemiddelde kwaliteit ondergrond (0,5-2,0 m-mv)  
afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP030300W000006-0401_0027.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP030300W000006-0401_0028.png"  

afbeelding: uitsnede Bodemkwaliteitskaart plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP030300W000006-0401_0029.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP030300W000006-0401_0030.png"  

afbeelding: uitsnede Bodemfunctieklassenkaart plangebied

Knelpunten

Een uitgevoerde globale inventarisatie naar locaties waar sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging heeft het volgende knelpunt opgeleverd:

  • Coriovallumstraat 43 t/m 51

Ter plaatse van deze adressen mogen pas graafwerkzaamheden plaatsvinden nadat het bevoegd gezag Wet bodembescherming (Wbb) ingestemd heeft met een saneringsplan.

Een uitgevoerde globale inventarisatie naar registraties conform de WKBP (Wet Kenbaarheid Publiekrechterlijke Beperkingen) heeft de volgende knelpunten opgeleverd:

  • Akerstraat 148 – nazorg van toepassing
  • Molenaarshof 29 t/m 47 – nazorg van toepassing
  • Wegbermen N281 – nazorg van toepassing
  • Tankstation Keulseweg-Oost – nazorg van toepassing

Op bovengenoemde locaties zijn graafwerkzaamheden alleen toegestaan met toestemming van bevoegd gezag Wbb van de gemeente Heerlen. De reden hiervoor is dat in de bodem restverontreiniging aanwezig is.

Conclusie

Voor wat betreft bodemaspecten zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen actualisering. Voorwaarde hierbij is dat rekening gehouden wordt met de voorwaarden die bij de knelpunten zijn vermeld.

4.5 Ecologie, flora en fauna

4.5.1 Gebiedsbescherming: Natura 2000 en de Natuurbeschermingswet 1998

De Europese Unie (EU) wil de biodiversiteit in Europa beschermen met Natura 2000. Dat is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. In Nederland zijn meer dan 160 natuurgebieden aangemeld. Deze liggen allemaal binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Oorspronkelijk zijn deze gebieden aangewezen als Habitat- of Vogelrichtlijngebied. Al deze gebieden zijn geselecteerd op grond van het voorkomen van planten- en diersoorten en habitattypen die vanuit Europees oogpunt bescherming nodig hebben.


In Nederland zijn de Europese regels voor gebiedsbescherming vertaald in de Natuurbeschermingswet. De Minister van Economie, Landbouw & Innovatie (EL&I) wijst de gebieden aan. In dat traject kunnen provincies, gemeenten, eigenaren en gebruikers van het aan te wijzen gebied hun zienswijze kenbaar maken. In het aanwijzingsbesluit van het betreffende Natura 2000-gebied wordt de exacte ligging aangegeven, evenals de soorten en habitattypen die in het gebied moeten worden beschermd.


Het plangebied Heerlen Zuid ligt op circa 320 tot 1280 meter afstand van de Natura 2000-gebieden Geleenbeekdal en Kunderberg. Voorgenomen ruimtelijke ingrepen in de nabijheid van Natura 2000-gebieden moeten - in principe en afhankelijk van de aard van de ingreep - worden getoetst op hun mogelijke effect op het gebied. De uitkomst van deze zogenaamde voortoets/habitattoets dient te worden kortgesloten met de provincie Limburg.

In het nieuwe bestemmingsplan “Heerlen Zuid ” worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die leiden tot verslechtering van habitattypes in omliggende Natura 2000-gebieden of tot een significante verstoring van vogels of habitatsoorten in deze Natura 2000-gebieden. Het onderhavige bestemmingsplan heeft geen kenmerkende negatieve gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van beiden gebieden. Derhalve hoeft geen voortoets/habitattoets te worden uitgevoerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP030300W000006-0401_0031.png"  















afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP030300W000006-0401_0032.png"  

Natura 2000 gebieden in de omgeving van het plangebied Heerlen Zuid

4.5.2 Soortenbescherming: Flora- en Faunawet

Het soortenbeleid uit de Vogel- en Habitatrichtlijn is in Nederland vertaald in de Flora- en Faunawet. Deze wet kent een zorgplicht voor alle in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving. Dat betekent dat iedereen die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat zijn (nalaten tot) handelen nadelige gevolgen heeft voor de aanwezige natuurwaarden, verplicht is dit achterwege te laten. Men dient alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem/haar kunnen worden verwacht om nadelige gevolgen te voorkomen, zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.

Verder dient in geval van een voorgenomen ingreep tijdig vooraf te worden nagegaan of zich (mogelijk) strenger beschermde soorten in het gebied bevinden, of en welk effect de ingreep heeft op deze soorten, of mitigerende danwel compenserende maatregelen moeten worden genomen en of bij het Ministerie van EL&I ontheffing in het kader van de Flora- en Faunawet moet worden aangevraagd.

4.6 Duurzaamheid en energie

Visie op duurzaamheid

In het Meerjarig Bestuurlijk programma 2011-2014 is o.a. bepaald dat in bestemmingsplannen en herstructureringsplannen een duurzaamheidsparagraaf wordt opgenomen. In het programma wordt de aandacht gevraagd voor duurzaamheid als leidend principe in herstructurering en integrale afweging van energie, groen, geluid, klimaat en luchtkwaliteit om een aantrekkelijke stad met een eigen karakter te realiseren en behouden.

Duurzaamheid betreft een integrale afweging van belangen voor de korte en de lange termijn, voor alle relevante stakeholders in het gebied en binnen de tijdshorizon. Uitgaande van de 'Triple PPP'-benadering (people-planet-prosperity) betekent duurzaamheid voor gebiedsinrichting en herstructurering dat de gebiedsinrichting zelf en het gebruik van het gebied toekomstbestendig moeten zijn. Daarbij dient de balans van voorraadgebruik (materiaal, energie) en belasting van de omgeving (lokaal, klimaat) waarde toe te voegen aan een of meer duurzaamheidsbelangen, rekening houdend met alle relevante stakeholders.

De belangrijkste duurzaamheidsbelangen zijn:

  • klimaat en energie (adaptatie en mitigatie)
  • leefomgeving (traditionele milieuthema's, zoals bodem, lucht, geluid, water en groen)
  • duurzaam inkopen
  • duurzame gebiedsinrichting
  • duurzame mobiliteit
  • duurzaam bouwen
  • cradle-to-cradle en economische kringlopen
  • social return on investment

Niet alle thema's hebben ruimtelijk relevante consequenties.

Er zijn géén wetten van kracht die normen bevatten voor de term 'duurzaamheid'. Voor enkele genoemde belangen is sectorale wet- en regelgeving werkzaam op verschillende hiërarchische niveaus. Voor de thema's klimaat en energie, duurzaam inkopen is gemeentelijk beleid vast-gesteld.


Klimaatbeleidsplan (gemeentelijk beleid)

Het Klimaatbeleidsplan 2010-2020 gaat in op klimaatmitigatie en heeft naast een algemene ambitie een aanpak voor de thema's gemeentelijke organisatie, wonen, mobiliteit en bedrijven.

algemene ambitie voor 2020:

  • terugdringen van de CO2-uitstoot met minimaal 20% (ten opzichte van 1990);
  • verhogen van de energie-efficiëntie met 20%;
  • inzetten van duurzame energiebronnen met 20%;

én door zelf het goede voorbeeld geven en anderen uit dagen en stimuleren hier een bijdrage aan te leveren.

thematische aanpak gemeentelijke organisatie:

  • klimaatambities vanaf het beginstadium meenemen in het planproces.
  • op de lange termijn (2020) streven voor de eigen gebouwen naar de ambitie Energieneutraal.
  • In de tussentijd worden alle nieuwe gemeentelijke gebouwen gerealiseerd met een energieprestatie die tenminste 50% lager ligt dan de wettelijke norm (50% verscherpte EPC).


thematische aanpak wonen:

  • Nieuwe woningen in Heerlen voldoen uiteraard allemaal aan de EPC-eisen van het Bouwbesluit (ook na de aangekondigde aanscherpingen in 2011 en 2015).
  • De energetische kwaliteit van de bestaande woningvoorraad verbetert jaarlijks met 2% (tot 2020). Hierdoor neemt het gasverbruik in de bestaande bouw in de periode 2008-2018 met 20% af.
  • Voor de gehele woningvoorraad schrijft de EPBD (Energy Performance of Building Directive) voor dat er sinds 1 januari 2008 een energielabel verplicht is bij bouw, verkoop of verhuur in woningbouw en utiliteitsbouw.


thematische aanpak mobiliteit:

  • De CO2-emissie veroorzaakt door mobiliteit in Heerlen neemt tot 2012 jaarlijks met 1% af, door brandstofbesparing en de inzet van duurzame vervoersmiddelen.


thematische aanpak bedrijven:

  • De CO2-emissie van de Heerlense bedrijven neemt tot 2020 jaarlijks met 2% af, door energiebesparing en de toepassing van duurzame energie.
    Voor klimaatadaptatie is geen specifiek beleidskader geformuleerd. De verschillende aspecten die hierbij relevant zijn worden vanuit de thema's water, bodem en groen meegenomen.


Voor klimaatadaptatie is geen specifiek beleidskader geformuleerd. De verschillende aspecten die hierbij relevant zijn worden vanuit de thema's water, bodem en groen meegenomen.

Mijnwater

Als laatste is het Mijnwaterproject vermeldenswaardig, een alternatief duurzaam energieconcept gebaseerd op aardwarmte in combinatie met de bestaande mijngangen. Het is ontwikkeld als experiment onder beheer van gemeente Heerlen en met steun van de Europese Unie. Nu heeft het Mijnwaterproject de fase bereikt dat het een zelfstandige onderneming wordt. Door B&W is besloten (2012/34344) in te stemmen met de voorgenomen uitbreidingen en aanpassingen van het Mijnwaternetwerk. Voor gemeentelijke gebouwen zal onderzocht moeten worden of aansluiting op het Mijnwatersysteem mogelijk en haalbaar is. Het mijnwater is beoogd als aanjager en hefboom voor een grootschalige energietransitie in Heerlen.

Conclusie Plangebied

Het bestemmingsplan heeft het karakter van een beheerplan. Dat betekent dat de functies behouden blijven en er geen veranderingen optreden in de huidige functies en het gebiedsgebruik. Omdat het een beheerplan is, zijn duurzaamheidsmaatregelen met ruimtelijke consequenties uitgesloten. Verandering van gedrag zijn uiteraard wel mogelijk maar kunnen niet worden geregeld in een bestemmingsplan.

Energie Efficiëntie Richtlijn: energiebesparingsmaatregelen met ruimtelijke consequenties op de schaal van het plangebied worden niet getroffen door de gemeente of een andere overheid. Er zijn enkele overheidsgebouwen (m.n. sport) in het gebied aanwezig.

Klimaatbeleidsplan: in het plangebied is overwegend aanwezig de functie wonen, in mindere mate bedrijven, sport en cultuur/ontspanning. Relevant voor duurzaamheid in relatie tot klimaatbeleid zijn gebouwen. Indien bestaande bebouwing van particulieren of corporaties wordt verbouwd, zijn de EPC-eisen van het Bouwbesluit van toepassing.

Mijnwater: Binnen het plangebied ligt het Mijnwatertracé 4á

afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP030300W000006-0401_0033.jpg"  
afbeelding: Mijnwater tracé 4a, locatie ABP/APG  

4.7 Luchtkwaliteit

De Wet milieubeheer bepaalt dat bij de voorbereiding van de vaststelling van een bestemmingsplan luchtonderzoek moet plaatsvinden naar de kwaliteit van de omgeving. In het plangebied Heerlen Zuid zijn geen nieuwbouwplannen voorzien waarvoor een luchtonderzoek nodig is. Overigens blijkt uit een quickscan dat overal in het gebied de normen voor luchtkwaliteit worden gerespecteerd.

Op basis van artikel 5.16, lid 1, sub a Wm kan worden gesteld dat het voorliggende bestemmingsplan niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

4.8 Externe veiligheid

4.8.1 Landelijk beleidskader

Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van de opslag van of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is landelijke wet- en regelgeving van toepassing.


In de landelijke regelgeving zijn kwaliteitseisen en normen op het gebied van externe veiligheid geformuleerd. Doel is om bepaalde risico's, waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld, tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Deze bedoelde risico's hangen vooral samen met:

  • activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen;
  • transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
  • transport van gevaarlijke stoffen over de weg, spoor en water.

Ook zijn er onder meer landelijke regels voor de opslag en verkoop van vuurwerk. Verder wordt bij de plaatsing van windmolens tegenwoordig ook de externe veiligheid in ogenschouw genomen.


De risico's voor externe veiligheid komen tot uitdrukking via het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht. Afhankelijk van de ruimtelijke ontwikkeling en beschikbare gegevens is deze noodzakelijk, beperkt of ruim van opzet.


Plaatsgebonden risico (PR)

Het plaatsgebonden risico (PR) geeft de afstand weer vanaf een risicobron waar de kans op overlijden van een individu, ten gevolge van een ongewoon voorval van deze risicobron, 1 op de miljoen is gedurende een onafgebroken en onbeschermd verblijf van 1 jaar op die plaats. De aanwezigheid van het individu is fictief. Niet wordt beoordeeld hoe groot de kans op de aanwezigheid feitelijk is maar de overlijdenskans. Het PR kan op de kaart van een gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Via het PR wordt een basisbeschermingsniveau gewaarborgd.


Groepsrisico (GR)

Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans per jaar dat een groep van bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen het slachtoffer wordt van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR wordt ook beschouwd als een maat voor de maatschappelijke ontwrichting. Bij het GR wordt wel beoordeeld hoeveel personen zich, redelijkerwijs, feitelijk in de omgeving kunnen bevinden. Voor het GR geldt geen grenswaarde, maar een oriëntatiewaarde. Dit is een ijkwaarde waaraan veranderingen getoetst kunnen worden. Deze oriëntatiewaarde mag overschreden worden, mits goed verantwoord door het bevoegd gezag. Deze argumentatie is een onderdeel van de verantwoording van het groepsrisico.


Verantwoordingsplicht groepsrisico

Voor het bevoegd gezag geldt een verantwoordingsplicht, wanneer binnen het invloedsgebied van een risicobron kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten via het bestemmingsplan worden toegelaten. Dit betreft ook de al bestaande (beperkt) kwetsbare objecten, zoals al gebouwde woningen.'

Een risicobron is bijvoorbeeld een vulpunt van een LPG tankstation. Met het invloedsgebied wordt gedoeld op het gebied waarbinnen minimaal 1% van de aanwezige personen overlijdt als gevolg van een calamiteit met gevaarlijke stoffen ter plaatse van de risicobron. Het invloedsgebied van een risicobron is soms vastgelegd in de wet. In de andere gevallen kan het worden berekend aan de hand van vastgelegde rekenregels.

De verantwoording van het groepsrisico is één van de onderdelen van een goede ruimtelijke ordening. De omvang en diepgang van de verantwoording is daarbij afhankelijk van de gevolgen voor het groepsrisico. Dit wordt per ruimtelijk plan beoordeeld.

Externe veiligheid inrichtingen

Het huidige beleid voor inrichtingen (bedrijven) is opgenomen in het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi). Hierin staat beschreven welke bedrijven onder de werking van het Besluit vallen. Ter uitvoering van het Bevi geldt de 'Regeling externe veiligheid inrichtingen' (Revi). Hierin zijn aan te houden afstanden opgenomen voor zogenaamde categoriale inrichtingen. Daarnaast zijn in het Revi regels opgenomen voor de berekening van de aan te houden afstanden voor de niet-categoriale inrichtingen.


Externe veiligheid buisleidingen

Voor het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het 'Besluit externe veiligheid buisleidingen' (Bevb). De aanwijzing van buisleidingen, de risicoafstanden en de aanwijzing van de rekenmethodiek zijn opgenomen in de 'Regeling externe veiligheid buisleidingen' (Revi). De toetsingssystematiek uit het Bevi wordt ook toegepast bij buisleidingen.


Externe veiligheid transport

Het beleid voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, via het spoor en via het water staat beschreven in de 'Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (cRnvgs). Deze circulaire is de voorbode van een wettelijke verankering van de risiconormen.

Op 10 juli heeft de Eerste kamer ingestemd met het wetsvoorstel “Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen”. Het Basisnet wordt naar verwachting 1 juli 2014 van kracht en hierin is vastgelegd wat de maximale risico's zijn die mogen worden veroorzaakt door het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, spoor en water. De risicoplafonds zullen juridisch geborgd worden door wijziging van de Wet Vervoer gevaarlijke stoffen. De bouwbeperkingen worden vastgelegd in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Hierin staan regels op het gebied van externe veiligheid voor de ruimtelijke inrichting rondom wegen, waterwegen en spoorwegen met vervoer van gevaarlijke stoffen. Bijvoorbeeld verplichte veiligheidsafstanden tot deze transport routes.


Externe veiligheid en vuurwerk

Het vuurwerkbesluit reguleert handelingen met vuurwerk, o.a. vervaardiging/assemblage, verhandeling, in- en uitvoer, opslag, bewerken en afsteken voor zowel professioneel als voor consumenten vuurwerk. Doel hiervan is een betere waarborging voor de bescherming van mens en milieu tegen de mogelijke effecten die deze handelingen met vuurwerk kunnen veroorzaken.


Externe veiligheid en windturbines

In 2002 is het Handboek Risicozonering Windturbines uitgebracht. Hierin is de risicozonering betreffende het plaatsgebonden risico voor windturbines naar aanleiding van de toen geldende externe veiligheidswetgeving opgesteld.

4.8.2 Gemeentelijk beleidskader

In de nota 'Beleid externe veiligheid 2011-2015' heeft de gemeente Heerlen het beleid voor externe veiligheid geformuleerd. Dit beleid is op 1 november 2011 door de gemeenteraad vastgesteld. Het doel van het externe veiligheidsbeleid van de gemeente Heerlen is het behouden van een verantwoord en aanvaardbaar veiligheidsniveau. Het beleid in deze nota leidt tot een gebiedsgerichte aanpak van externe veiligheid en het beperken van de risico's van de bronnen waar dat nodig is. Dit beleid kan worden doorgevoerd in de gemeentelijke structuurvisie en bestemmingsplannen.

Het gevolg van dit beleid is dat bepaalde bedrijven, die zijn gevestigd op locaties waar dat op grond van dit beleid ongewenst is, zullen worden beperkt in hun mogelijkheden. Ook zal de ontwikkeling van bepaalde gebieden anders moet worden beoordeeld vanwege de aanwezige risico's. Dit beleid zal ertoe leiden dat op de langere termijn in Heerlen de risico's door het gebruik en de toepassing van gevaarlijke stoffen binnen aanvaardbare grenzen kunnen blijven. Het beleid is niet bedoeld als een keurslijf. Het biedt een afwegingskader om optimaal met externe veiligheid in samenspel met andere belangen en andere instanties rekening te houden.

4.8.3 Advies Veiligheidsregio

Als onderdeel van de Veiligheidsregio beoordeelt de brandweer de bereikbaarheid van het plangebied en de daaraan verbonden objecten of inrichtingen. Dit doet de brandweer aan de hand van de 'Handleiding bluswatervoorziening en bereikbaarheid'. Er wordt specifieke aandacht gevraagd voor de hoofdaanrijroutes en de wijkontsluitingswegen van de brandweer. Op grond van de Wet ruimtelijke ordening kunnen planregels opgenomen worden die aanvullende eisen stellen aan de bluswatervoorziening en/of bereikbaarheid.

Ook maakt de brandweer een inschatting van de risico's binnen het zogenaamde effectgebied. Het effectgebied wijkt af van het invloedsgebied. Het effectgebied is het gebied waar de effecten van de calamiteit merkbaar zijn, exclusief het gebied van de risicobron (brongebied). Het effectgebied is in de regel groter dan het invloedsgebied. Echter, bij de verantwoording van het groepsrisico speelt het effectgebied, in tegenstelling tot het invloedsgebied, formeel geen rol. Niettemin worden door de brandweer wel maatregelen voorgesteld om de effecten van een calamiteit binnen het effectgebied te beperken. Het is aan de gemeente om te bepalen in hoeverre hiermee redelijkerwijs rekening kan worden gehouden bij de ruimtelijke planvorming.

4.8.4 Plangebied

De risicobronnen in en nabij de omgeving van het plangebied zijn geïnventariseerd. Daarbij is gekeken naar de aanwezigheid van de volgende risicovolle activiteiten:

  • 1. Inrichtingen, welke onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) vallen;
  • 2. Transport van gevaarlijke stoffen over de weg;
  • 3. Hogedruk aardgasleidingen, K1,K2,K3-vloeistofleidingen en overige leidingen.
  • 4. Inrichtingen/activiteiten die niet onder het Bevi vallen: vuurwerkopslag en –verkooppunten, windmolens en bovengrondse hoogspanningslijnen.

Voor de inventarisatie van de risicobronnen is gebruik gemaakt van de volgende bronnen:

  • Bijlage 5 en 6 van de wijziging Circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' van 22 december 2009
  • Risicokaart via www.risicokaart.nl
  • MpM4all (bedrijvenbestand)
  • Stroomlijn

Externe veiligheid inrichtingen

Binnen het plangebied bevindt zich geen inrichting welke onder het BEVI valt. Wel ligt aan de westgrens van het plangebied een LPG tankstation, Texaco Servicestation, Keulseweg N281-1.

Uit de gegevens van de vergunninghouder blijkt dat de doorzet minder is dan 1000 m3 per jaar. Voor categoriale inrichtingen, waartoe dit station behoort na limitering in de milieuvergunning, gelden voor het PR 15 meter vanaf de afleverzuil, 25 meter vanaf het ondergronds reservoir en 45 meter vanaf het vulpunt. Deze limitering is in de milieuvergunning opgenomen en mag rekening worden gehouden met de afstand van 45 meter.

Het dichtstbijzijnde kwetsbare object (woonwagenlocatie) is op 90 meter van het vulpunt gelegen dus ruim buiten de PR-contour.

Op ca 35 meter, buiten de 10-5 maar binnen de 10-6 contour, ligt een beperkt kwetsbaar object namelijk een sportveld. Het betreft een bestaande situatie en wordt derhalve als toelaatbaar aangemerkt conform BEVI.

Verder bevinden zich in en nabij het gebied geen inrichtingen die onder het BEVI vallen.

Het invloedsgebied van dit tankstation, zoals genoemd in het besluit, bedraagt 150 meter en valt over een deel van het plangebied. Ontwikkelingen, zoals bedoeld in artikel 12 en/of 13 van het Besluit, die van invloed zijn op het aantal aanwezigen in dit gebied zijn niet bij voorbaat uitgesloten, maar het groepsrisico dient dan verantwoord te worden.

Omdat het een beheersplan betreft is er geen verandering in de hoogte van het GR te verwachten en wordt derhalve ook niet verder ingegaan op het GR.

Externe veiligheid buisleidingen

Binnen en nabij het plangebied komen geen buisleidingen voor die van invloed zijn op het plangebied.

Externe veiligheid transport

Aan de westzijde grenst het plangebied aan de N281. Deze wordt gebruikt voor het transport van gevaarlijke stoffen. Volgens de vervoersgegevens uit de Risicoatlas wegvervoer uit 2003 levert de PR contour geen knelpunt op en zal dit ook niet opleveren bij de geprognosticeerde vervoerstoename.

Rekening houdend met het Basisnet en het Bevt bestaat er geen aanleiding om bovenstaande constatering aan te passen.

Omdat het een beheersplan betreft en er geen aanwijzingen en/of ontwikkelingen zijn dat het aantal aanwezigen in het plangebied nabij de risicobron zal toenemen wordt het GR verder buiten beschouwing gelaten.

Externe veiligheid en vuurwerk

Binnen het plangebied komen geen inrichtingen voor die onder het besluit vallen.

Externe veiligheid en windturbines

Binnen en nabij het plangebied komen geen windturbines voor die van invloed zijn op het plangebied.

 

Advies veiligheidsregio

Bereikbaarheid

Er zijn geen opmerkingen met betrekking tot de bereikbaarheid op basis van het bestemmingsplan.

Bluswater

Bij de beoordeling of er voldoende bluswatervoorhanden is, wordt uitgegaan van de richtlijnen anno 2003. Het plangebied is echter gerealiseerd in een periode dat deze richtlijnen nog niet golden en kent een aantal mogelijke knelpunten. Deze worden momenteel verder onderzocht door de gemeente Heerlen in samenwerking met Brandweer Parkstad-Limburg en aan de hand van die studie worden oplossingsrichtingen gezocht. 

Omdat het een beheersplan betreft en er geen PR knelpunten en veranderingen van het GR in het plangebied te verwachten zijn is voor dit plan verder geen advies gevraagd aan de veiligheidsregio.

4.9 Technische infrastructuur

Kabels, hoogspanningsleidingen, straalpaden etc, niet behorende tot externe veiligheid.

Bovengrondse hoogspanningslijnen

Op grond van de woningwet en de bouwverordening geldt een verbod voor bouwvergunningplichtige bouwwerken binnen een afstand van 6 meter van de voor stroomgeleiding bestemde draden.

Privaatrechtelijk is er sprake van een zakelijke rechtstrook (2 maal 30 meter gerekend vanuit het hart van de lijn) die moet worden vrijgehouden van bouwwerken. In onderling overleg kan de beheerder van de hoogspanningslijn de terreineigenaar geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen.

Uit een advies van VROM uit 2005, met betrekking tot hoogspanningsleidingen, wordt voor nieuwe situaties aangeraden om een gebied rondom de lijnen te vermijden waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla ( de magneetveldzone) berekend overeenkomstig de door het RIVM opgestelde handreiking.  

Binnen en nabij het plangebied komen geen hoogspanningsleidingen voor die van invloed zijn op het plangebied.

kabels, hoogspanningsleidingen, straalpaden etc, niet behorende tot externe veiligheid

4.10 Bedrijfshinder

 

Bestaande bedrijven

Het plangebied kan getypeerd worden als overwegend stedelijk woongebied. Bedrijvigheid komt niet veel voor. Gelet op het overwegende woonkarakter van de wijken is ervoor gekozen in het gehele gebied voor elk bedrijfsperceel maximaal categorie 2 toe te staan. met in achtnemening van Staat van Bedrijfsactiviteiten in bijlage 4 van de regels.

Reeds voorkomende bedrijven met een hogere milieucategorie dan 2, zijn via de aanduiding 'bedrijf' op de verbeelding aangegeven met de voor deze bedrijven maximaal toegestane milieucategorie.

4.11 Archeologie

Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. De Wet op de archeologische monumentenzorg is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van Malta. De wet regelt hoe het Rijk, provincies en gemeenten bij hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem. De gemeenten zijn in deze wet tot bevoegd gezag aangewezen en dienen de archeologische belangen op een goede manier te verweven in het ruimtelijk beleid.

4.11.1 Gemeentelijk beleid

In dit kader heeft een archeologisch onderzoeksbureau voor heel Parkstad Limburg een archeologische verwachtings- en cultuurhistorische advieskaart opgesteld, die door de gemeenteraad op 23 september 2008 is vastgesteld. In 2013 is deze kaart geactualiseerd en zijn hierin tevens de onderzoekbevindingen van de afgelopen jaren verwerkt. Op 1 oktober 2013 heeft de gemeenteraad de geactualiseerde 'archeologische verwachtings- en beleidskaart Heerlen' en de daarbij behorende nieuwe ondergrenzen voor de archeologische onderzoeksplicht vastgesteld.

Het doel van de archeologische verwachtings- en beleidskaart is het zichtbaar maken waar archeologische waarden aanwezig zijn of kunnen worden verwacht, en het daaraan koppelen van een onderzoeksplicht. Hiermee wordt tevens duidelijk bij welke werkzaamheden wel en bij welke geen archeologisch onderzoek noodzakelijk zal zijn.

In de kaart worden de volgende zes categorieën onderscheiden.


Categorie 1: beschermde Rijksmonumenten

Voor werkzaamheden is hier altijd een vergunning volgens de Monumentenwet 1988 vereist.


Categorie 2: gebieden van zeer hoge waarde en de historische dorpskernen

Voor deze gebieden is voor de oppervlakte het wettelijk minimum van 100 m2 genomen. Projecten die over een groter oppervlak de bodem verstoren zijn onderzoeksplichtig. De monumentenwet geeft geen minimum voor de diepte van verstoring. Voor de gemeente Heerlen is voorgesteld geen onderzoeksplicht op te leggen voor werkzaamheden minder dan 40 cm diep.


Categorie 3 en 4: gebieden met een hoge en middelhoge verwachtingswaarde

Voor deze gebieden zijn de ondergrenzen nog verder verruimd (respectievelijk 250 m2 en 2500 m2 oppervlakte, bij meer dan 40 cm diepte). Hierdoor zijn alleen de grotere projecten onderzoeksplichtig en geldt voor de meeste kleinere (particuliere) vergunningaanvragen geen onderzoeksplicht.


Categorie 5: gebieden met een lage verwachtingswaarde

In gebieden met een lage trefkans, geldt alleen voor grotere projecten (10.000 m2 en meer dan 40 cm diepte) een onderzoeksplicht.


Categorie 6: gebieden zonder verwachtingswaarde

In deze gebieden geldt geen onderzoeksplicht.


In het algemeen geldt dat een ontheffing van de onderzoeksplicht mogelijk is wanneer blijkt (na archeologisch advies van een gekwalificeerde archeoloog) dat het project een gering risico vormt voor het "bodemarchief".

4.11.2 Plangebied

Op basis van de gemeentelijke verwachtingskaarten, blijkt dat binnen het besluitgebied sprake is van diverse categorieën archeologische gebieden. Het noordelijke deel van het besluitgebied ligt binnen het Romeinse centrum van Heerlen, genaamd Coriovallum, een gebied met een zeer hoge archeologische waarde (waardecategorie 2). In het noorden, langs de Coriovallumstraat bevindt zich een wettelijk beschermd monument (Monumentnr. 15097, waardecategorie 1), met name de resten van een Romeins badgebouw, waarschijnlijk gebouwd in de 2eeeuw na Chr. en bewaard gebleven tot in de 4e eeuw en tegenwoordig geconserveerd en overdekt zichtbaar als museum. Ten zuiden van het Romeinse Coriovallum kent het besluitgebied een overwegend lage (waardecategorie 5) en middelhoge verwachtingswaarde (waardecategorie 4). In mindere mate bevinden zich binnen het besluitgebied gebieden met een hoge verwachtingswaarde (waardecategorie 3). Binnen de grenzen van het bestemmingsplan zijn diverse archeologische onderzoeken uitgevoerd (gearceerd).

Mochten tijdens graafwerkzaamheden archeologische resten of sporen aangetroffen worden, moet hiervan volgens artikel 53 en 54 van de Monumentenwet 1988 terstond melding worden gemaakt bij de gemeente Heerlen of de regioarcheoloog.

afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP030300W000006-0401_0034.png"  
afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP030300W000006-0401_0035.png"  
Uitsnede archeologische verwachtings- en beleidskaart Heerlen  

4.12 Cultuurhistorie

Onder cultuurhistorie verstaan we de geschiedenis van alles dat door de mensen is gemaakt oftewel niet (altijd) op natuurlijke wijze is ontstaan. Hiertoe behoren stedelijke (waaronder
bouwwerken)- en landschapspatronen. Deze overblijfselen zijn een deel van onze beschaving en gelden als historische boodschappers. In het bestemmingsplan is, betreffende de aspecten archeologie, monumenten en historie, geïnventariseerd in hoeverre de cultuurhistorische
waarden nog, al of niet herkenbaar, aanwezig zijn.

Het gemeentelijk monumentenbeleid is opgesteld in 2001. De gemeentelijke monumentenzorg heeft korte lijnen met aanverwante beleidsvelden als ruimtelijke ordening, architectuurbeleid en welstandszorg. De wettelijke kaders worden gevormd door de Monumentenwet 1988, de Erfgoedverordening en de ontwikkelde jurisprudentie. Heerlen heeft een heel eigen identiteit, die de gemeente in stand wil houden en zo mogelijk verder wil ontwikkelen en die uitgangspunt is voor het monumentenbeleid. De meeste karakterbepalende objecten, complexen en structuren zijn rond de eeuwwisseling van de vorige eeuw ontstaan en bieden een grote variatie aan bouwstijlen en stedenbouwkundige verkavelingen. De bouwplanbeoordeling is een cruciaal moment in de handhaving van het monumentenbeleid. Tot slot moet het monumentenbeleid zich niet alleen beperken tot de strikte zorg voor het cultuurhistorisch en architectonisch erfgoed, maar dient het ook te fungeren als aanjaagmotor voor het op gang brengen van het bewustwordingsproces door middel van informatie, advies en zo nodig regelgeving.

Op 7 februari 2012 heeft de gemeenteraad de Erfgoedverordening Heerlen vastgesteld. In deze verordening zijn voorschriften en regels met betrekking tot het cultuurhistorisch erfgoed (archeologie, cultuurlandschap en monumenten) op gemeentelijk niveau vastgelegd. Ook de wettelijke taken met betrekking tot rijksmonumenten (bepaald in de Monumentenwet 1988) zijn in deze verordening nader uitgewerkt. Behalve bepalingen ten aanzien van rijksmonumenten en rijks beschermde stadsgezichten zijn regels opgenomen over onder andere de aanwijzing van gemeentelijk erfgoed, de vergunningaanvraag met betrekking tot het gemeentelijk erfgoed, bijbehorende adviestermijnen en verbodsbepalingen. Hiermee speelt deze verordening in op de nieuwe ontwikkelingen binnen onze zorg voor ons cultureel erfgoed. De verordening geeft de mogelijkheid om naast gemeentelijke monumenten ook gemeentelijke stadsgezichten, groen- en landschapsmonumenten en archeologische verwachtingszones aan te wijzen. In de verordening is, mede in het kader van de deregulering, waar mogelijk een koppeling gelegd tussen deze verordening en de bescherming van het cultuurhistorisch erfgoed in bestemmingsplannen. De verordening voorziet in een voorbescherming, die door het bestemmingsplan wordt overgenomen zodra een beschermend bestemmingsplan is vastgesteld.

Rijksbeschermde stadsgezichten

TEMPSPLEIN

Binnen het plangebied liggen twee gebieden die, conform het bepaalde in de artikelen 35 en 36 van de monumentenwet 1988, zijn aangewezen als beschermd Stadsgezicht.

In 2008 is het gebied van het Tempsplein, Burgemeester de Hesselleplein en Laan Van Hövell Tot Westerflier aan gewezen als "beschermd Stadsgezicht Tempsplein". (Bijlage 1 Besluit aanwijzing Tempsplein e.o.) Dit gebied wordt gekenmerkt door de twee rechthoekige pleinen met aansluitende straten: het Tempsplein en het Burgemeester De Hesselleplein (voorheen Lindeplein)en een derde 'rechthoekige verbreding in de Laan van Hovell tot Westerflier. De twee grootste pleinen liggen op een van west naar oost lopende as, die begint bij de ingang van de voormalige ambachtschool (nr. 1 op de oriënteringskaart beschermd stadsgezicht Tempsplein) en eindigt op de Nobelstraat.

Het De Hesselleplein werd een rechthoekig plein met straten die uitkomen in de hoeken. Het Tempsplein daarentegen kreeg gesloten hoeken. Niet iedereen was daar gelukkig mee, omdat deze gesloten hoeken tot 'bijna onoverkomelijke moeilijkheden bij de planindeling' leidden. De bouwblokken rond de pleinen en de daarop uitkomende straten werden grotendeels in de jaren twintig en begin jaren dertig gerealiseerd. De gerealiseerde bebouwing is hier gemiddeld van bijzonder hoge kwaliteit. Het gezicht telt een relatief groot aantal objecten, die tot rijksmonument zijn verheven. Beide pleinen werden ingericht met plantsoenen. Het plantsoen op het Tempsplein kreeg in 1924 een monumentaal Heilig Hartbeeld op een gemetselde sokkel. In 1931 werd het Tempsplein afgerond met de bouw van de Nederlands-hervormde kerk (nr. 2 op de oriënteringskaart beschermd stadsgezicht Tempsplein).

Langs de Laan van Hövell tot Westerflier verrezen in de jaren twintig monumentale woningen in Amsterdamse School-stijl. Centraal in de laan ligt de voormalige ULO-school.

Op het terrein tussen het Tempsplein en De Hesselleplein werden in 1941 de fundamenten blootgelegd van een badhuis van de Romeinse nederzetting Corriovallum uit de 2e eeuw na Christus. Deze nederzetting lag op het kruispunt van de Romeinse heerbanen Boulogne-sur- Mer - Keulen en Trier-Aken. In 1978 werd op deze plek het Thermenmuseum gebouwd. (nr. 3 op de oriënteringskaart beschermd stadsgezicht Tempsplein). Het Romeins badhuis is een rijksbeschermd archeologisch monument.

afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP030300W000006-0401_0036.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP030300W000006-0401_0037.png"  
oriëntatiekaart beschermd stadsgezicht Tempslein e.o.    

MOLENBERG

In Oktober 2013 is het gebied Molenberg, vanwege het historisch-ruimtelijk karakter dat nog voldoende gaaf en herkenbaar is, aangewezen als beschermd Stadsgezicht. (Besluit aanwijzing Molenberg)

afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP030300W000006-0401_0038.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP030300W000006-0401_0039.png"  
waarderingskaart Molenberg    

De grens van het beschermd stadsgezicht Molenberg (voormalige mijnkolonie) overlapt het plangebied aan de Oostkant. De villa Haex aan de Akerstraat 126 , het huis van de directeur van de staatsmijnen (in paars aangegeven op de Waarderingskaart), ligt aan de entree van het Molenbergpark, het Villapark en de arbeiderswijk. De Molenberglaan is bedoeld als de centrale verbindingsas tussen de directeursvilla en het centrum van de 'arbeiderswijk'. Aan deze weg liggen de woningen die bewoond werden door de bovenklasse, zoals het hoger mijnpersoneel.

In de jaren twintig werden, onmiddelijk grenzend aan de mijnkolonie, een aantal nieuwe scholen en kerken gebouwd, waaronder de aan de Akerstraat gelegen voormalige RK Hogere Burgerschool die wij nu kennen als het Bernardinuscollege en de naast naastgelegen Paterskerk St. Bernardinus. Dit van oudsher zijnde Franciscanenklooster, is momenteel in gebuik is door geloofsgemeenschap 'Samen Onderweg'.

De Caumerbeeklaan is een aftakking van de Molenberglaan die door de aanleg een uitbreiding bebouwing mogelijk maakte. Aan deze weg zijn met name villabebouwing en herenhuizen gesitueerd, met op de hoek Caumerbeeklaan-Bongaertslaan een aantal naoorlogse noodwoningen, beter bekend als de Oostenrijkse woningen. Vanwege de directe relatie met het stedenbouwkundige ontwerp maakt het beekdal onderdeel uit van het beschermd gezicht, inclusief de Oliemolen, de molenhoeve De Molenberg en de Caumermolen. Het oorspronkelijke beekdallandschap en de daarmee verweven villawijk Molenbergpark worden hiermee in samenhang beschermd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP030300W000006-0401_0040.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0917.BP030300W000006-0401_0041.png"  
uitsnede waarderingskaart Molenberg plangebied Heerlen Zuid  

Rijksmonumenten

In het plangebied liggen de volgende rijksmonumenten:

  • 5. Neoclassiciste kerkhofkapel op de Algemene Begraafplaats Akerstraat.
  • 6. Grafherdenkingsmonument Belgische geïnterneerden op de Algemene Begraafplaats Akerstraat.
  • 7. Akerstraat 110 en 112.
  • 8. Akerstraat 126.
  • 9. Akerstraat 65 a en 65 b.
  • 10. Akerstraat 90
  • 11. Akerstraat 97A, kapel Bernardinuscollege.
  • 12. Burg. De Hesselleplein 25
  • 13. Op het achter terrein van het Thermenmuseum, Coriovallumstraat 9 staat een grenspaal met Oostenrijks wapen en een grenspaal met Hollands wapen.
  • 14. Deken Nicilaijstraat 1/Tempsplein 21.
  • 15. Deken Nicolaijstraat 3.
  • 16. Ds. Jongeneelstraat 2, 4 en 6.
  • 17. Laan van Hövell tot Westerflier 19 en 21.
  • 18. Laan van Hövell tot Westerflier 23 (voormalige ULO-school).
  • 19. Oliemolenstraat 1.
  • 20. Oude Lindestraat 1.
  • 21. Schoolstraat 1.
  • 22. Tempsplein 10
  • 23. Tempsplein 14/Ds. Jongeneelstraat 1, Protestantse kerk en pastorie.
  • 24. Tempsplein 18.
  • 25. Tempsplein 19, 19A, 20 en 20A.

Hoofdstuk 5 Structuur bestemmingsplan

Dit hoofdstuk beschrijft de uitgangspunten en randvoorwaarden die de basis vormen voor het voorliggende bestemmingsplan Heerlen Zuid.

Een van de uitgangspunten van dit plan is dat het een actualiserend plan is, waarbij de bestaande planologische situatie wordt vastgelegd. Ontwikkelingen in het plangebied worden slechts meegenomen indien de bestuurlijke besluitvorming met betrekking tot deze ontwikkeling is afgerond.

Daarnaast beperkt dit hoofdstuk zich tot een beschrijving van de keuzes gemaakt bij het opstellen van de regels.

Voor de leesbaarheid en raadpleegbaarheid dienen de regels in hoofdstukken te worden geplaatst. Daarbij dient een vaste volgorde te worden aangehouden, die in dit hoofdstuk wordt toegelicht.

5.1 Opbouw van de regels

De regels van dit bestemmingsplan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen.

5.1.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat twee artikelen.

In artikel 1 zijn een aantal noodzakelijke begripsbepalingen, die in de overige regels worden gebruik, opgenomen en in artikel 2 is uiteengezet op welke wijze gemeten dient te worden.

5.1.2 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Dit hoofdstuk bestaat uit een beschrijving van de in het plangebied voorkomende bestemmingen en/of dubbelbestemmingen. In het onderhavige bestemmingsplan zijn dit de artikelen 3 tot en met 23. Deze regels zijn opgesteld conform de vaste structuur van hoofdgroepen zoals de SVBP die voorschrijft.

De opbouw van de bestemmingen ziet er in beginsel als volgt uit:

  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels;
  • afwijken van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels;
  • afwijken van de gebruiksregels;
  • omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden.

In paragraaf 5.2 worden de in dit bestemmingsplan voorkomende bestemmingen kort toegelicht. Hierna volgt wel al een korte toelichting van de opbouw per bestemmingsonderdeel.

Bestemmingsomschrijving
De bestemmingsomschrijving bevat de omschrijving van de doeleinden die met de bestemming aan de grond worden toegekend. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies zoals wonen, bedrijven, detailhandel, recreatie, horeca etc. De aard van de toegelaten inrichtingen van gronden (bouwwerken en werken, geen bouwwerken zijnde) vloeit dan voort uit de toegelaten functies.
De hoofdfuncties worden als eerste genoemd. Indien van toepassing worden ook de aan de hoofdfuncties ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. Tevens wordt aangegeven welke functies bij de bestemming behoren door middel van de zin 'met daarbij behorende'. Het betreft hier meestal functies als paden, groen, erven, etc. De bestemmingsomschrijving is niet alleen functioneel, maar bevat ook inrichtingsaspecten.


Bouwregels
In de bouwregels wordt aangegeven welke bebouwingsmogelijkheden er op een perceel bestaan. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Afwijken van de bouwregels

Door het opnemen van een afwijkingsregeling bestaat de mogelijkheid af te wijken van de algemeen toegestane bouwregelingen. Voor elke afwijking wordt aangegeven waarvan afgeweken wordt, de maximale afwijking die met de afwijking kan worden toegestaan en eventueel de situaties of voorwaarden waaronder vrijstelling wordt verleend.

Het gaat hier om afwijkingbevoegdheden voor specifieke bestemmingen. Als afwijkingsbevoegdheden gelden voor meerdere bestemmingen, dan wel een algemene strekking hebben, zijn ze opgenomen in hoofdstuk 3 (de algemene regels).

Specifieke gebruiksregels

In dit onderdeel kan worden aangegeven welke vormen van gebruik men in ieder geval strijdig acht met de bestemming. Hierin worden niet alle mogelijke strijdige gebruiksvormen genoemd, maar alleen die waarvan het niet op voorhand duidelijk is dat deze in strijd zijn met de bestemming. Het gaat hierbij in feite om een aanvulling op de bestemmingsomschrijving.


Afwijken van de gebruiksregels

Een afwijking van een gebruiksregel mag niet leiden tot een feitelijke wijziging van de bestemming. Dat wil zeggen dat wel afwijking kan worden verleend ten behoeve van functies, die inherent zijn aan de in de bestemmingsomschrijving opgenomen functies. Via afwijking kunnen geen 'nieuwe' functies worden toegestaan. Met andere woorden: de afwijkingsregeling kan worden opgenomen voor kleinere, planologisch minder ingrijpende, onderwerpen.


Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden

Specifieke inrichtingsactiviteiten, niet bestaande uit bouwen, dienen soms aan een omgevingsvergunning gebonden te worden.

5.1.3 Hoofdstuk 3 Algemene regels

Deze algemene regels bestaan uit een aantal algemene, niet aan specifieke bestemmingen gekoppelde, bepalingen.

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels en is opgebouwd uit:

Artikel 24 Anti-dubbeltelregel

Dit artikel is ingevolge artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt, bijvoorbeeld ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen.

Artikel 25 Algemene bouwregels

Dit artikel bevat algemene bouwregels voor alle voorkomende bouwwerkzaamheden in dit plangebied.

Artikel 26 Algemene gebruiksregels

In dit atrikel is een verbodsbepaling opgenomen met betrekking tot strijdig gebruik prostitutie

Artikel 27 Algemene aanduidingsregels

In dit artikel is een gebiedsaanduidingen vrijwaringszone-straalpad opgenomen. Deze gebiedsaanduiding valt samen met diverse bestemmingen maar is niet aan te merken als dubbelbestemming.

Artikel 28 Algemene afwijkingsregels

Voor ondergeschikte afwijkingen van de bestemmingsplanbepalingen (de bouwregels) zijn in paragraaf 26.1, Afwijkingsregels en in paragraaf 26.2, een Inperking afwijkingsbevoegdheid opgenomen

Artikel 29 Algemene wijzigingsregels

Dit artikel regelt de procedure die burgemeester en wethouders dienen te volgen indien toepassing wordt gegeven aan de in dit plan opgenomen wijzigingsregels.

Artikel 30 Overige regels

In dit artikel zijn de navolgende overige regels opgenomen met betrekking tot:

  • Dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen - enkelvoudige bestemmingen;
    in dit sublid wordt aangegeven hoe dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen zich verhouden tot enkelvoudige bestemmingen.
  • Dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen onderling
    Dit sublid geeft de onderlinge verhouding aan tussen dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen.
  • Andere wettelijke bepalingen
    Dit sublid geeft aan hoe andere regelsdienen te worden geinterpreteerd.
5.1.4 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 31 Overgangsrecht
In artikel 3.2.1. van het Bro zijn standaardregels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik. Deze regels zijn opgenomen in 30.1 en 30.2 Overgangsrecht gebruik en maken onderdeel uit van dit bestemmingsplan.

Artikel 32 Slotregel
In de slotregel is aangegeven onder welke naam de regels kunnen worden aangeduid.

5.2 Toelichting van de bestemmingsregels

5.2.1 Algemeen

Deze paragraaf beschijft de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of doeleinden zijn aangegeven.

In het kader van de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP) dient een vaste volgorde en indeling van het bestemmingsplan aangehouden te worden. De bestemmingen zijn in hoofdgroepen ondergebracht. Deze zijn hieronder aangegeven.

5.2.2 Hoofdgroep Bedrijf

Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening regelt de bestemming van de gronden bedoeld voor nutsvoorzieningen. Binnen deze bestemming mogen voorzieningen van openbaar nut worden gerealiseerd. De grotere nutsvoorzieningen binnen het plangebied zijn op deze wijze bestemd.

5.2.3 Hoofdgroep Detailhandel

Artikel 4 Detailhandel, regelt de bestemming van de twee binnen het plangebied gelegen supermarkten. Naast supermarkten zijn hier ook andere vormen van detailhandel toegestaan.

5.2.4 Hoofdgroep Dienstverlening

Artikel 5 Dienstverlening, regelt de bestemming van de gronden bedoeld voor dienstverlening, waarbij wij de volgende vormen onderscheiden:
- commerciële dienstverlening, het beroeps- of bedrijfsmatig verlenen van diensten,
- publieke dienstverlening, het verlenen van diensten voortvloeiend uit de overheidstaken;
- maatschappelijke dienstverlening, het verlenen van diensten in de medische, sociale, educatieve, culturele, religieuze sfeer en andere vormen van dienstverlening, die een min of meer openbaar karakter hebben.

5.2.5 Hoofdgroep Gemengd

Artikel 6 Gemengd, regelt in beginsel de bestemming van de gronden bedoeld voor een combinatie van dienstverlening en wonen.

5.2.6 Hoofdgroep Groen

Artikel 7 Groen, regelt de bestemming van de gronden bedoeld voor groenvoorzieningen en voorzieningen voor de opvang, berging, infiltratie en afvoer van water, alsmede voor fiets- en/of voetpaden, parkeren en voorzieningen ten behoeve van openbaar nut.

Artikel 8 Groen - Landschappelijk, regelt de bestemming van de gronden bedoeld voor landschappelijk waardevol groen. In het onderhavige plangebied is dat het landschappelijk waardevolle groengebied rondom het beekdal van de Caumerbeek. Deze bestemming verschilt in die zin van de bestemming Groen, dat binnen deze bestemming geen parkeervoorzieningen zijn toegestaan.

5.2.7 Hoofdgroep Kantoor

Artikel 9 Kantoor, regelt de bestemming van de gronden bedoeld voor grootschalige kantoorgebouwen. Binnen dit plangebied betreft dit de kantorenlocaties van APG en Loyalis.

5.2.8 Hoofdgroep Maatschappelijk

Artikel 10 Maatschappelijk, regelt de bestemming van de gronden bedoeld voor maatschappelijke voorzieningen.

5.2.9 Hoofdgroep Recreatie

21.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning, regelt de bestemming van de gronden bedoeld voor recreatieve voorzieningen.

5.2.10 Hoofdgroep Sport

Artikel 12 Sport, regelt de bestemming van de gronden bedoeld voor sportvoorzieningen. Binnen het plangebied betreft dit de sportvelden van Bekkerveld.

5.2.11 Hoofdgroep Tuin

Artikel 13 Tuin, regelt de bestemming van dat gedeelte van het woonperceel dat grenst aan het openbaar gebied. Deze bestemming wordt toegepast voor voor- en zijtuinen, waar het oprichten van bebouwing niet gewenst is. De bestemmingsbepalingen van Tuin sluiten de realisatie van bebouwing uit. De grens tussen de bestemmingen Tuin en Wonen ligt bij elk woonperceel op de voorgevelrooilijn. Voor erkers is in de bestemming Tuin een regeling opgenomen. Zolang een erker qua maatvoering past binnen deze regeling, kan hier zonder problemen de bestemming Tuin op worden gelegd. Als dit echter niet het geval is (bijvoorbeeld bij een aanbouw van twee lagen hoog), wordt dit gedeelte van de woning tot de hoofdmassa gerekend en ligt deze dus binnen de bestemming Wonen en binnen het bouwvlak.

5.2.12 Hoofdgroep Verkeer

Artikel 14 Verkeer - Verblijfsgebied, regelt de bestemming van de gronden bedoelt voor wegen met hoofdzakelijk een verblijfskarakter en parkeerterreinen.

Artikel 15 Verkeer - Wegverkeer, regelt de bestemming van de gronden bedoelt voor wegen met een doorgaande functie.

5.2.13 Hoofdgroep Wonen

Artikel 16 Wonen, regelt de bestemming van de gronden bestemd voor woondoeleinden. Wij hechten belang aan een eenduidige systematiek van bestemmen. Om die reden hanteren wij een standaard-woonbestemming.
In deze standaard-woonbestemming wordt uitgegaan van een bouwvlak per woning of totaal aaneengesloten woningen, waarbij met een bouwaanduiding het woningtype wordt bepaald. De bouwmogelijkheden hangen af van het woningtype. Zo wordt bij elk woningtype uitbreiding van een woning op de begane grond direct mogelijk gemaakt. Voor de woningtypes rijwoning, halfvrijstaande woning en vrijstaande woning wordt een standaard bouwdiepte voor de hoofdmassa (maximaal twee lagen met kap) gehanteerd: respectievelijk 10 meter, 12 meter en 15 meter. Voorwaarde hierbij is dat de afstand tussen achtergevel en achterste perceelsgrens altijd minimaal 5 meter bedraagt. Uitgangspunt bij de opzet van de verbeelding is dat het bouwvlak de volledige hoofdmassa van een woning omvat.

Verder is in de woonbestemming een standaard maximale goot- en bouwhoogte (7 meter respectievelijk 12 meter) opgenomen, gebaseerd op een woning van twee lagen met kap. Daar waar vanuit een bestaand recht, een verruiming van de standaard regeling dient te worden opgenomen, is maatwerk toegepast.

Afwijkingen van de standaard bouwmogelijkheden worden op de verbeelding door middel van maatvoeringsaanduidingen, zoals maximale bouw- en goothoogte, maximaal bebouwd oppervlak en bebouwingspercentage, weergegeven.

Maatwerk is sowieso nodig bij alle woningtypes, anders dan rij-, half vrijstaande of vrijstaande woningen. Ook waardevolle bebouwing kan om maatwerk vragen. Te denken valt aan beeldbepalende bebouwing (bijvoorbeeld met cultuurhistorische waarde zoals het door het Rijk aangewezen beschermd stadsgezicht 'Tempsplein e.o.') of de regeling voor een gebied waar een specifiek doordacht stedenbouwkundig plan aan ten grondslag ligt.

Ondanks de ruime directe bouwmogelijkheden kunnen bewoners behoefte hebben aan uitbreiding over twee lagen aan de zijkant van hun woning óf hun woning willen slopen en op een andere plek op het perceel herbouwen. Voor deze twee gevallen zijn binnen de woonbestemming afwijkingsbevoegdheden opgenomen, zodat (indien voldaan wordt aan de bijbehorende voorwaarden) via een versnelde procedure een omgevingsvergunning kan worden verkregen.

5.2.14 Hoofdgroep Waarde

Voor de verschillende aanwezige archeologische verwachtingswaarden (Artikel 17 Waarde - Archeologie 1 (monument), Artikel 18 Waarde - Archeologie 2 (zeer hoge waarde), Artikel 19 Waarde - Archeologie 3 (hoge waarde), Artikel 20 Waarde - Archeologie 4 (middelhoge waarde), Artikel 21 Waarde - Archeologie 5 (lage waarde), Artikel 22 Waarde - Beschermd Stadsgezicht in het plangebied is per waarde een aparte dubbelbestemming Waarde - Archeologie opgenomen. Dit is toegelicht in paragraaf 4.11 Archeologie.

Waarde - Beschermd Stadsgezicht, biedt een beschermende regeling ten behoeve van het behoud van de beschermde stadsgezichten "Tempsplein" en een deel van "Molenberg".

5.2.15 Hoofdgroep Waterstaat - Waterlopen met een waterhuishoudkundige en/of waterstaatkundige functie

Artikel 23 Waterstaat - Waterlopen met een waterhuishoudkundige en/of waterstaatkundige functie biedt een beschermde regeling ten behoeve van het beheer van de watergang (Caumerbeek), met inbegrip van een strook van 4,00 meter aan weerszijden van de watergang.

5.3 Bijzondere regelingen

5.3.1 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in de woonomgeving
5.3.1.1 Inleiding

De gemeente ontvangt regelmatig verzoeken om een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit te mogen uitoefenen in een woning. De gemeente moet vervolgens beoordelen of de desbetreffende activiteit past binnen de woonomgeving. Dit gebeurt thans aan de hand van de desbetreffende bestemmingsplanregels, die echter op dit punt nogal eens verschillen. Daarnaast is het mogelijk om een verzoek tot vrijstelling van de gebruiksregels in te dienen (artikel 3.23 Wet ruimtelijke ordening en artikel 4.1.1 Besluit ruimtelijke ordening). Dit heeft de gemeente ertoe doen besluiten om de uitgangspunten voor het al dan niet toestaan van beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in woningen eenduidig en helder vast te leggen in de voorliggende beleidsnotitie.

5.3.1.2 Welke activiteiten

Bij welke activiteiten is er nu sprake van handhaving van de woonfunctie? Vrije beroepen worden van oudsher geacht binnen de woonbestemming te passen; andere beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in beginsel niet. Moderne beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten worden op grond van de bestaande bestemmingsplannen vaak niet toegestaan, ondanks het feit dat deze qua aard, karakter en hinder niet wezenlijk afwijken van de vrije beroepen.
Zoals hiervoor al kort is aangegeven, kan bedrijvigheid in de woonomgeving in een tweetal subcategorieën worden onderverdeeld:

a. de vrije beroepen, beroepen aan huis, oftewel aan-huis-gebonden beroepen (deze begrippen worden synoniem gebruikt);
b. de consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten.

5.3.1.3 Vrij beroep / beroep aan huis

Definitie: Onder aan-huis-gebonden beroepen wordt verstaan: de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen kan worden uitgeoefend, waaronder in ieder geval niet wordt begrepen de uitoefening van detailhandel of consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten en prostitutie.

Onder de aan huis gebonden beroepen worden in ieder geval begrepen:

architect, advocaat, acupuncturist, beeldhouwer, belastingadviseur, fysiotherapeut, grafisch ontwerper / desktop publisher, huisarts, hypotheekadviseur, juridisch adviseur, kunstschilder, makelaar, notaris, psycholoog, tandarts, verloskundige, dierenarts (kleine huisdieren), zakelijke dienstverlener, logopedist.

5.3.1.4 Consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten

Definitie: onder consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten wordt verstaan: het beroepsmatig uitoefenen van dienstverlenende bedrijvigheid gericht op consumentverzorging doch niet zijnde een aan huis gebonden beroep, dan wel ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, waarbij de omvang van de activiteiten zodanig is dat, wanneer deze in een woning en daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en de ruimtelijke uitwerking of uitstraling in overeenstemming is met die woonfunctie.

Randvoorwaarden: Bij de beoordeling of een bepaalde activiteit is toegestaan dan wel op welke schaal de activiteit mag


worden uitgeoefend, dienen - naast hetgeen in de bestemmingsplanvoorwaarden omtrent de toelaatbaarheid van consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten is opgenomen - de volgende regels in acht te worden genomen:

a. de dienstverlenende bedrijfsactiviteit betreft het bedrijfsmatig verlenen van diensten;
b. de ambachtelijke bedrijfsactiviteit betreft het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen alsook het - als ondergeschikte activiteit - verkopen en/of leveren van goederen die verband houden met het ambacht;
c. de volgende activiteiten zijn in beginsel toelaatbaar: fotograaf/videograaf, autorijschool (geen theorielessen aan huis), bloemschikker, decorateur, fietsenreparateur, goud- en zilversmid, hoedenmaker, hondentrimmer, pottenbakker, instrumentenmaker, kaarsenmaker, klompenmaker, lijstenmaker, loodgieter, meubelmaker, computerservice (o.a. systeembouw/-analyse), schoonheidsspecialist/kapsalon, traiteur, muziekinstrumentenmaker, zadelmaker, nagelstudio, reisorganisatie (kleinschalig), koeriersdienst (zonder afhalen aan huis), prothesemaker, reparatie van kleine consumentenartikelen (smartphones e.d., radio's-tv's, horloges, antiek, etc.), glazenwasser, webshop: administratie/opslag/logistiek (zonder afhalen aan huis),
d. de woonfunctie van het betreffende pand blijft in overwegende mate behouden, hetgeen ondermeer inhoudt dat in totaal maximaal 30% van de grondvloeroppervlakte, maar nooit meer dan 80 m² mag worden gebruikt;
e. alleen eenmanszaken zijn toegestaan;
f. detailhandelsactiviteiten zijn uitgesloten, tenzij deze van ondergeschikte aard zijn;
g. er kan of wordt geen onevenredige hinder toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
h. voor zover de bedrijfsactiviteit onder de categorieën B of C van het Activiteitenbesluit is deze activiteiten in beginsel niet toegestaan, tenzij er geen overlast voor de omgeving op zal treden;
i. de bedrijfsactiviteit brengt geen onevenredige hinder voor wat betreft de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
j. de bedrijfsactiviteit mag niet zodanig verkeersaantrekkend zijn, dat er verkeersoverlast ontstaat, of dat verkeersmaatregelen, zoals het creëren van extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk worden;
k. aan of bij de woning mogen geen grote bedrijfs- of reclameborden (groter dan 0,5 m) worden bevestigd of geplaatst;
l. degene die de bedrijfsactiviteit verricht dient bewoner van de woning in kwestie te zijn.

5.3.1.5 Werkwijze

Naar aanleiding van een verzoek van een initiatiefnemer die een bepaalde activiteit in de woonomgeving wil ontplooien, dient op grond van de hiervoor genoemde definitiebepalingen te worden onderzocht of de activiteit gekenmerkt dient te worden als (a.) aan huis gebonden beroep, of (b.) consumentverzorgende bedrijfsactiviteit.

5.3.2 Prostitutie- en seksinrichtingen

Door het verdwijnen van het algemeen bordeelverbod uit het Wetboek van Strafrecht kan de vestiging van een bordeel niet meer verboden worden. Het is derhalve noodzakelijk om middels beleid en een adequate planologische regeling de vestiging van prostitutiebedrijven te reguleren. De planologische regeling heeft betrekking op de bestemmingen die - volgens de jurisprudentie - het gebruik ten behoeve van prostitutie niet geheel uitsluiten. Gedoeld wordt op de bestemmingen die wonen, horeca, dienstverlening en bedrijven toelaten.

De gemeenten in Parkstad Limburg hebben een gezamenlijk regionale visie met betrekking tot het prostitutiebeleid ontwikkeld. Het opstellen van de “Parkstadnota regionale visie prostitutiebeleid” werd noodzakelijk geacht omdat een zeer stringent lokaal beleid kan leiden tot verplaatsing van de in de gemeenten aanwezige prostitutiebedrijven naar omringende gemeenten, die een minder stringent beleid voeren. Door regionaal beleid wordt voorkomen dat ongewenste bewegingen ontstaan in de vestiging van prostitutiebedrijven en kunnen gemeenten beargumenteerd bepaalde vormen van prostitutiebedrijven uitsluiten.

In de “Beleidsnota Seksinrichtingen, sekswinkels en escortbedrijven Heerlen” (oktober 2000) is het gemeentelijk beleid neergelegd. In deze nota is ruimtelijk beleid geïntegreerd in het totale beleid. Eén van de zes hoofddoelstellingen die ten grondslag lagen bij de opheffing van het algemeen bordeelverbod was: de beheersing en regulering van exploitatie van prostitutie.

In de huidige situatie liggen er 9 locaties voor seksinrichtingen verspreid over het gemeentelijk grondgebied. Voor deze locaties is een parapluplan opgesteld, bestemmingsplan prostitutie (onherroepelijk per 24 april 2007).

Binnen het plangebied zijn geen seksinrichtingen gelegen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid en Handhaving

Het bestemmingsplan heeft verscheidene functies.
De belangrijkste functie betreft wellicht de normerende functie.
Het bestemmingsplan geeft bindende regels voor het gebruik van de in het betreffende plan opgenomen gronden. Dit betreft gebruik in ruime zin. Niet enkel het feitelijke gebruik, maar ook de bebouwing van deze gronden en het gebruik van opstallen worden door het bestemmingsplan gereguleerd.
Om recht te doen aan deze functie, is tijdens het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan ruime aandacht te besteed aan de handhaafbaarheid van de opgestelde regels.

Er is sprake van een inzichtelijke en realistische juridische regeling. Dat wil zeggen, dat het plan niet onnodig beperkend of inflexibel is. De regels dienen niet meer, maar ook niet minder te regelen dan noodzakelijk is. Daarnaast is er sprake van een ondubbelzinnige en juridisch juiste regeling, die voor eenieder duidelijk is en weinig procesrisico kent.

6.1 Handhavingsbeleid

Binnen de gemeente Heerlen vormt de handhaving van bestemmingsplannen een expliciet onderdeel van het handhavingsbeleid en is opgenomen in de beleidsnota
"Handhaving bouw- en ruimtelijke regelgeving". In deze nota wordt onder meer aandacht besteed aan de wijze, waarop handhaving zal plaatsvinden. Uitgangspunt is dat tegen iedere overtreding wordt opgetreden. Verder wordt in deze nota de wijze van prioritering weergegeven. Op basis van jaarlijks vast te stellen uitvoeringsprogramma's vindt vervolgens het uitvoeren van toezicht en daadwerkelijke handhaving plaats.

Bij het overtreden van de regels van het bestemmingsplan kan het college de volgende sanctionerende maatregelen toepassen: bestuursrechtelijke handhaven (bestuursdwang of dwangsom) of strafrechtelijk handhaven (economisch delict).

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Ingevolge het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in de toelichting van een bestemmingsplan inzicht te worden gegeven over de uitvoerbaarheid van het plan. Hiermee wordt mede de financieel economisch uitvoerbaarheid bedoeld."


Bestemmingsplanplan Heerlen-Zuid is een beheersplan, waarin enkel de bestaande situatie en het geldende recht is overgenomen. Er zijn geen nieuwe ontwikkelingen in dit plan opgenomen.Het bestemmingsplan heeft derhalve geen financiële gevolgen. Het is daarom ook niet nodig een exploitatieplan vast te stellen."

Hoofdstuk 7 Overleg en Procedure

7.1 Gevoerd overleg

Het bestemmingsplan is in verband met het vooroverleg naar diverse instanties gestuurd en heeft met ingang van 5 juni 2014 gedurende zes weken in het kader van de inspraak en het vooroverleg ter inzage gelegen.

In totaliteit zijn 23 schriftelijke reacties binnengekomen. Deze reacties zijn samengevat en opgenomen in bijlage 3. Daarbij is ook het standpunt van het college van burgemeester en wethouders opgenomen.

Behalve de wijzigingen voortvloeiend uit de ingediende inspraak- en overlegreacties zijn ook enkele ambtshalve reacties doorgevoerd. Zo is onder andere een gewijzigde regeling opgenomen voor de binnen het plangebied gelegen bedrijfspercelen.

7.2 Procedurestappen

Een bestemmingsplan kent de volgende procedurestappen:

7.2.1 Voorontwerp

Een voorontwerp bestemmingsplan ligt op grond van de Inspraakverordening van de gemeente Heerlen gedurende zes weken voor eenieder ter inzage. Gedurende deze termijn kan men een inspraakreactie indienen bij het College van burgemeester en wethouders.

7.2.2 Ontwerp

De ingediende inspraakreacties worden verwerkt, wat eventueel kan leiden tot aanpassing van het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan wordt behandeld in de vergadering van het College van burgemeester en wethouders. Een ontwerp bestemmingsplan ligt vervolgens gedurende zes weken ter inzage met de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen bij de gemeenteraad. Het ontwerp bestemmingsplan heeft met ingang van 29 januari 2015 gedurende zes weken ter inzage gelegen.

7.2.3 Vastgesteld

De gemeenteraad stelt het bestemmingsplan vast. Gedurende de terinzageleggingstermijn van het ontwerp bestemmingsplan zijn 10 zienswijzen ingediend. De ingediende zienswijzen hebben geleid tot een gewijzigde vaststelling ten opzichte van het ontwerp. Voor een uitgebreide weergave van de zienswijzen, de gemeentelijke reactie en de wijzigingen in het plan wordt verwezen naar de als Bijlage 4 Zienswijzennota bestemmingsplan "Heerlen Zuid" opgenomen zienswijzennota.

7.2.4 Beroep

Nadat de raad het bestemmingsplan heeft vastgesteld, wordt het besluit tot vaststelling bekend gemaakt. Daarna bestaat nog de mogelijkheid tot het indienen van een beroepsschrift bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

7.3 Data procedurestappen

7.3.1 Voorontwerp

B&W hebben ingestemd met het voorontwerp bestemmingsplan Heerlen Zuid:

behandeling door Burgemeester & Wethouders: 6 mei 2014
Betreffende de voortgang van de procedure zullen in het 2e kwartaal van 2014 de volgende activiteiten plaatsvinden/hebben plaatsgevonden:

  • eerste tervisielegging t.b.v. de inspraak vanaf: 5 juni 2014
  • voorontwerp toesturen naar de Provincie en overige instanties, artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening: week 22 2014
7.3.2 Ontwerp

B&W hebben ingestemd met het ontwerp bestemmingsplan Heerlen Zuid:

  • behandeling door Burgemeester & Wethouders: 11 november 2014
  • tervisielegging ontwerp bestemmingsplan, artikel 3.8 Wro (zes weken),
    met ingang van: 29 januari 2015
  • hoorzitting gemeente: 28 mei 2015
7.3.3 Vaststelling

Betreffende de voortgang van de procedure hebben in het <datum> de volgende planactiviteiten plaatsgevonden (zullen plaatsvinden):

  • behandeling door Burgemeester & Wethouders: [datum]
  • behandeling in de commissie Ruimtelijke Structuur: [datum]
  • vaststelling bestemmingsplan door de gemeenteraad en innemen
    standpunt ten aanzien van de zienswijzen: [datum]
  • bekendmaking van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan,
  • artikel 3.8 Wro: [datum]
7.3.4 Beroep

Belanghebbenden kunnen, gedurende de beroepstermijn van zes weken, beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De beroepstermijn begint met ingang van de dag, na die waarop het vaststellingsbesluit is bekend gemaakt.